Johann Wolfgang von Goethe, Rita Dove

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Johann Wolfgang von Goethe op dit blog.

Herbstgefühl

Fetter grüne, du Laub,
Am Rebengeländer
Hier mein Fenster herauf!
Gedrängter quellet,
Zwillingsbeeren, und reifet
Schneller und glänzend voller!
Euch brütet der Mutter Sonne
Scheideblick; euch umsäuselt
Des holden Himmels
Fruchtende Fülle;
Euch kühlet des Mondes
Freundlicher Zauberhauch,
Und euch betauen, ach!
Aus diesen Augen
Der ewig belebenden Liebe
Vollschwellende Tränen.

 

Abschied

Zu lieblich ists, ein Wort zu brechen,
Zu schwer die wohlerkannte Pflicht,
Und leider kann man nichts versprechen,
Was unserm Herzen widerspricht.

Du übst die alten Zauberlieder,
Du lockst ihn, der kaum ruhig war,
Zum Schaukelkahn der süssen Torheit wieder,
Erneust, verdoppelst die Gefahr.

Was suchst du mir dich zu verstecken!
Sei offen, flieh nicht meinen Blick!
Früh oder spät musst ichs entdecken,
Und hier hast du dein Wort zurück.

Was ich gesollt, hab ich vollendet,
Durch mich sei dir von nun an nichts verwehrt;
Allein verzeih dem Freund, der sich nun von dir wendet
Und still in sich zurücke kehrt.

 

Rastlose Liebe

Dem Schnee, dem Regen,
Dem Wind entgegen,
Im Dampf der Klüfte,
Durch Nebeldüfte,
Immer zu! Immer zu!
Ohne Rast und Ruh!

Lieber durch Leiden
Möcht ich mich schlagen,
Als so viel Freuden
Des Lebens ertragen.
Alle das Neigen
Von Herzen zu Herzen,
Ach, wie so eigen
Schaffet das Schmerzen!

Wie soll ich fliegen?
Wälderwärts ziehen?
Alles vergebens!
Krone des Lebens,
Glück ohne Ruh,
Liebe bist du!

 

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832) De jonge Goethe, geschilderd door Angelica Kauffmann 1787

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook alle tags voor Rita Dove op dit blog.

 

Dageraad opnieuw bekeken

Stel je voor dat je wakker wordt
met een tweede kans: de blauwe gaai
vent zijn mooie waar uit
en de eik staat er nog steeds, verspreidt
glorieuze schaduw. Als je niet terugkijkt

komt de toekomst nooit.
Hoe goed om op te staan in zonlicht,
in de overdadige geur van koekjes –
eieren en worst op de grill.
het hele uitspansel is van jou

om in te schrijven, open geblazen
op een lege pagina. Kom op,
schiet eens op! Je zult nooit weten
wie daar beneden die eieren bakt
als je niet opstaat om te gaan kijken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e augustus ook mijn blog van 28 augustus 2019 en ook mijn blog van 28 augustus 2018 en ook mijn blog van 28 augustus 2016 deel 2.

Johann Wolfgang von Goethe, Maria Barnas, A. Moonen, C. J. Kelk, Frederick Kesner, Rita Dove, John Betjeman, Elmar Schenkel, Harro Harring

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Johann Wolfgang von Goethe op dit blog.

 

Uit: Faust I

DER HERR:
Hast du mir weiter nichts zu sagen?
Kommst du nur immer anzuklagen?
Ist auf der Erde ewig dir nichts recht?
Mephistopheles:
Nein Herr! ich find es dort, wie immer, herzlich schlecht.
Die Menschen dauern mich in ihren Jammertagen,
Ich mag sogar die armen selbst nicht plagen.
DER HERR:
Kennst du den Faust?
MEPHISTOTELES:
Den Doktor?
DER HERR:
Meinen Knecht!
MEPHISTOTELES:
Fürwahr! er dient Euch auf besondre Weise.
Nicht irdisch ist des Toren Trank noch Speise.
Ihn treibt die Gärung in die Ferne,
Er ist sich seiner Tollheit halb bewußt;
Vom Himmel fordert er die schönsten Sterne
Und von der Erde jede höchste Lust,
Und alle Näh und alle Ferne
Befriedigt nicht die tiefbewegte Brust.
DER HERR:
Wenn er mir auch nur verworren dient,
So werd ich ihn bald in die Klarheit führen.
Weiß doch der Gärtner, wenn das Bäumchen grünt,
Das Blüt und Frucht die künft’gen Jahre zieren.
MEPHISTOTELES:
Was wettet Ihr? den sollt Ihr noch verlieren!
Wenn Ihr mir die Erlaubnis gebt,
Ihn meine Straße sacht zu führen.
DER HERR:
Solang er auf der Erde lebt,
So lange sei dir’s nicht verboten,
Es irrt der Mensch so lang er strebt.
MEPHISTOTELES:
Da dank ich Euch; denn mit den Toten
Hab ich mich niemals gern befangen.
Am meisten lieb ich mir die vollen, frischen Wangen.
Für einem Leichnam bin ich nicht zu Haus;
Mir geht es wie der Katze mit der Maus.
DER HERR:
Nun gut, es sei dir überlassen!
Zieh diesen Geist von seinem Urquell ab,
Und führ ihn, kannst du ihn erfassen,
Auf deinem Wege mit herab,
Und steh beschämt, wenn du bekennen mußt:
Ein guter Mensch, in seinem dunklen Drange,
Ist sich des rechten Weges wohl bewußt

 

 
Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Faust und Mephisto im Kerker door Joseph Fay, 1848

 

De Nederlandse schrijfster, dichter en beeldend kunstenaar Maria Barnas werd geboren in Hoorn op 28 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Maria Barnas op dit blog.

 

Het regent op het Frederiksplein

Ze staat aan de rand van wat er staat
te gebeuren en omringende bomen verstarren

rechtop. Ze vouwt beloften aan anderen
op en spuugt twee woorden in het resolute

witte water. Een hond springt
over de rand als het begint

te regenen in de fontein.
Liefde had ermee te maken

maar het is alleen de taal die neigt.
En neigen blijft.

Fonteinen maken vergelijkbare gebaren
en de hond schudt zich nog uit zijn vacht

als dit zo door blijft gaan. Haar hand aarzelt
en waar haar woorden het water raken

beginnen twee honden te dagen.
Een zonder vacht de ander zonder hart.

 

Er staat een stad op

Vanaf de hoogste verdieping de stad in.
Beneden razen de straten van Buenos Aires.

De stad waar alles goed komt.

Ze nemen je mee in hoeken
van negentig graden. Maar het waait hier

schaduwen en het wentelt kiezelstenen
gebouwen. Er is er één

met een hart van geschaafde rode steen.

En om niet te zien hoe een hart zich uitstort
ga je naar beneden. Hou je schaduw bij je.

De rode zoom langs je hals mondt uit
in een rode rivier. Denk waterval.

Watervallen.

De klep van een piano slaat een huis stevig dicht.
Mept een gebouw tegen de muur.

In de lift struikel je over de drempel uit een zeker huis.
Een plafond van sterren stijgt.

Zo storten twintig verdiepingen. Languit.
Er staat een stad op.

 

 
Maria Barnas (Hoorn, 28 augustus 1973)

 

De Nederlandse schrijver A. Moonen, (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937. Zie ook alle tags voor A. Moonen op dit blog.

Uit: Eigen weg

“Voor verdere natuurbeschrijvingen sleept u maar enkele muffe streekromans onder uw keurige nest vandaan.
In de verdere loop der dag zal de serene stilte wel overstemd worden door bovenal een zwarte groeperingskliek met vetspekkig overzees oerwouddialect, vermoedelijk afkomstig uit Senegal en omstreken, een niet door mij thuis te brengen kreetlachtaaltje door voornamelijk manspersonen, soms begeleid via geboor en gehamer hunnerwege of andere buurtbevuilers, waar ik tijdens ‘genezingsproces’ de ganse zomer nogal nerveus – tegen overspanning aan – door raakte en slechts een ondernomen fietstocht bij schaars zonnig weertype afweer aan kon bewerkstelligen.
Ik fietste er een halfuurtje over om Kralingen te bereiken. Mij ontbloot te presenteren op toegestaan naaktrecreatiegedeelte der Kralingse plas begint zowaar een liefhebberij te worden. Rond een uur of halftwaalf op een eindelijk eens zonnige zondag bleek ’t nog vrij rustig, en waar ik mij bevond, zittend op een bankje met vóór mij een strook nat strandzand en in de verte enkele zeilscheepjes over wijdse plas varend, ontdaan mijner kleren, was ik de enige naturist. Mijn vreugdebron zwol geleidelijk aan tot volle stramme wasdom, bewoog brutaal van plezier met vurige, flinke kop. De stille omgeving leek speciaal voor mijn persoon ontworpen. Ge zou er zo een bordje eigen weg plaatsen. Soms werd de zon overwolkt. Bespiedde iemand mij links in het struikgewas? Teleurgesteld soms dat ik geen elfjarige ruige knaap betrof? Toch bleef ik niet langer dan een halfuur, kleedde mij weer aan en ondernam een fietstocht door het bos. Snoof de geur van lover en moeder aarde op.
Een week eerder had ik op het naaktgrasstrandje gelegen, bracht het zelfs zover dat een Marokkaan van middelbare leeftijd, zelf aangekleed zijnde, me nabijgekomen begon te aanschouwen. Net als bij mijn nog in z’n vaderland verblijvende vaste partner scheen m’n witte lichaam prikkelend op hem te werken, al waren er verderop tevens platte damesreten plus bungelende uiers te zien. Er volgde rap een afspraak ter samenvoeging in het bos. Hij popelde van ongeduld, leek me publiekelijk reeds te willen bespringen. Terwijl ik mij rustig begon aan te kleden, zag ik hem naast zijn fiets staan wachten op rijwielpad met achter hem zondaggangers over voetgangersgedeelte lopend, zich vergapend aan onverhoeds en door veler verrassing toegestane blootlijvigheid der geringe schaamtelozen in hun ogen waarschijnlijk. Een groepje jeugdige Marokkanen lachte mij samenzwerend toe; het afspraakje was hen op korte afstand van het nog overleggende duo niet ontgaan. Het tweetal zocht fietsend ’t bos af voor een geschikte plek. Fietsen tegen een boom.”

 


A. Moonen (28 augustus 1937 – 24 januari 2007)
Cover

 

De Nederlandse dichter, schrijver, letterkundige en literatuurcriticus Cornelis Jan (Cees) Kelk werd geboren in Amsterdam op 28 augustus 1901. Zie ook alle tags voor C. J. Kelk op dit blog.

 

Diana

In ’t najaar aangeland en zelf tot herfst geworden
vol spinnewebben, vocht en rottend loof,
ontwaar ‘k eerst nu de ondoorwaadbre kloof,
die mij gescheiden hield van Diana’s naakte horden.

De pijlen, die zij op zoo menig hert verschoten
snorden mijn levenlooze droom voorbij.
Hier kruipt een siepelend vocht door de vallei
en ginds aan d’overzij hoor ik ’t trappelen van de pooten.

Zij vluchten in het woud, maar worden toch gevangen
en vrouwen drukken ze aan haar boezems rijk.
Straks staan hun koppen op een disch te prijk,
waar zwoele monden hun de bouten prangen.

O zoo geschoten zijn, gejaagd en overwonnen,
o zoo te sterven aan het druppelende bloed,
maar toch ééns lust te zijn, verzadiging en gloed,
hoe snel ook al het vloeiende is geronnen!

Diana spant haar boog, haar benden volgen,
de herten tuimelen en het woud weerschalt!
Wanneer de nacht van blad en regen valt,
is reeds de buit gebraden en verzwolgen.

Die toch zijn hert geweest met trillende geweien
zonder ontkomen aan het mannelijke lot.
Getroff’nen van ’t godinnelijke schot
bleef niets hun over dan zich nedervlijen.

Nu zelf een herfst, in ’t najaar aangeland
vol spinnewebben, vocht en rottend loover,
doorschouw ik pas de onvervangbre toover
van ’t goddelijk jachtbedrijf aan de overkant.

 


C. J. Kelk (28 augustus 1901 – 25 december 1981)
Hier op het boekenbal in 1964

 

De Australische dichter Frederick Kesner III werd geboren op 28 augustus 1967 in Manilla op de Filippijnen Zie ook alle tags voor Frederick Kesner op dit blog.

 

To Write

often it is the only
etched thing
between you and
improbability.
no stink kicked up,
no feigning love,
no affluence
can
hatch it.

 

One Child

Child of the outside
on the inside
one foot out
one foot in
never belonging
never apart

Child of the inside
on the outside
one foot in
one foot out
never apart
never belonging

Child of both sides
on neither side
both feet out
both feet in
never apart
never a part

Heart & soul divided
Mind & hands confused
Ears & nose demanding
Eyes & tongue confiding
Child of both
Child of none

 

 
Frederick Kesner (Manilla, 28 augustus 1967)
Manilla

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook alle tags voor Rita Dove op dit blog.

 

The Canefields

There is a parrot imitating spring
in the palace, its feathers parsley green.
Out of the swamp the cane appears
to haunt us, and we cut it down. El General
searches for a word; he is all the world
there is. Like a parrot imitating spring,
we lie down screaming as rain punches through
and we come up green. We cannot speak an R—
out of the swamp, the cane appears
and then the mountain we call in whispers Katalina.
The children gnaw their teeth to arrowheads.
There is a parrot imitating spring.
El General has found his word: perejil.
Who says it, lives. He laughs, teeth shining
out of the swamp. The cane appears
in our dreams, lashed by wind and streaming.
And we lie down. For every drop of blood
there is a parrot imitating spring.
Out of the swamp the cane appears

 

November For Beginners

Snow would be the easy
way out—that softening
sky like a sigh of relief
at finally being allowed
to yield. No dice.
We stack twigs for burning
in glistening patches
but the rain won’t give.

So we wait, breeding
mood, making music
of decline. We sit down
in the smell of the past
and rise in a light
that is already leaving.
We ache in secret,
memorizing

a gloomy line
or two of German.
When spring comes
we promise to act
the fool. Pour,
rain! Sail, wind,
with your cargo of zithers!

 


Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

De Engelse dichter en literatuurcriticus Sir John Betjeman werd geboren in Londen op 28 augustus 1906. Zie ook alle tags voor John Betjeman op dit blog.

 

How To Get On In Society

Phone for the fish knives, Norman
As cook is a little unnerved;
You kiddies have crumpled the serviettes
And I must have things daintily served.

Are the requisites all in the toilet?
The frills round the cutlets can wait
Till the girl has replenished the cruets
And switched on the logs in the grate.

It’s ever so close in the lounge dear,
But the vestibule’s comfy for tea
And Howard is riding on horseback
So do come and take some with me

Now here is a fork for your pastries
And do use the couch for your feet;
I know that I wanted to ask you-
Is trifle sufficient for sweet?

Milk and then just as it comes dear?
I’m afraid the preserve’s full of stones;
Beg pardon, I’m soiling the doileys
With afternoon tea-cakes and scones.

 

Business Girls

From the geyser ventilators
Autumn winds are blowing down
On a thousand business women
Having baths in Camden Town

Waste pipes chuckle into runnels,
Steam’s escaping here and there,
Morning trains through Camden cutting
Shake the Crescent and the Square.

Early nip of changeful autumn,
Dahlias glimpsed through garden doors,
At the back precarious bathrooms
Jutting out from upper floors;

And behind their frail partitions
Business women lie and soak,
Seeing through the draughty skylight
Flying clouds and railway smoke.

Rest you there, poor unbelov’d ones,
Lap your loneliness in heat.
All too soon the tiny breakfast,
Trolley-bus and windy street!

 

 
John Betjeman (28 augustus 1906 – 19 mei 1984)
Portret door Grahame Laver, 2003

 

De Duitse schrijver en vertaler Elmar Schenkel werd geboren in Hovestadt (Westfalen) op 28 augustus 1953. Zie ook alle tags voor Elmar Schenkel op dit blog.

Uit: Geisterzüge

„Auch die Gespenster sind nicht mehr das, was sie einmal waren oder vorgaben zu sein: neblige Gespinste, die aus der dunklen Nacht auftauchen oder ein kühler Hauch Jenseits in einer warmen Finsternis.
Die Ungeheuer, mögen sie auch dank special effects in den Kinos noch tier- oder menschenförmig weiterleben, haben längst ganz neue Gestalt angenommen: in technischen Großkatastrophen, im Börsenkrach oder als Terrorsysteme.
Die Gespenster (nicht die Mystik, wie Musil es sich wünschte) sind taghell geworden, je weiter die Technik voranschreitet und je mehr die analoge Welt von einer digitalen abgelöst wird. Das Flimmern, die unerklärliche Verdoppelung von Symbolen auf dem Bildschirm, der Computer, der sich nicht mehr ausschalten, das elektronische Wagenfenster, das sich nicht mehr per Hand öffnen lässt, sind nur die geringsten Beispiele einer Technik, die sich als eine Parallelwelt zu der unsrigen entwickelt hat und zu der wir nur mittels Helfer und Magier, die wir Spezialisten nennen, noch Zugang haben. Selbst Kfz-Mechaniker sind inzwischen auf sie angewiesen. Wenn Technik zurückschlägt, so nur auf eigenartig zufällige Weise, wie es einem Despoten entspricht.
Ernst Bloch hat einmal geschrieben, dass nicht die Aufklärung die Gespenster und den Aberglauben vertrieben habe, sondern schlicht und einfach das elektrische Licht: „Die Glühbirne im schattenarm gewordenen Zimmer hat die Anfechtungen des Nachtgrauens weit gründlicher geheilt als etwa Voltaire.“ Er hat recht, wenn er die alten Gespenster damit meint, jene lichtscheuen Gestalten aus den Dämmerungszonen der Welt und des Bewusstseins. Und doch hat Technik schon im Zeitalter der ersten industriellen Revolution es nicht vermocht, uns die Gespenster auszutreiben. Vielmehr haben diese es verstanden, sich in die neuesten Errungenschaften der Zeit einzunisten und sie sozusagen von innen her aufzulösen mit der Botschaft: ihr wisst nicht, wohin euch diese Maschinen tragen werden, keiner von euch weiß, in welche Richtung der Fortschritt geht. Auch Bloch gesteht schließlich ein, dass nach dem kostümierten Spuk der Vergangenheit uns noch weiterer und echter Spuk ins Haus steht in einer Welt, „deren Technik das Urböse geradezu ungeahnt elektrifiziert hat.“
Nirgendwo ist der Zweifel am Fortschritt sinnfälliger geworden als bei jener technischen Errungenschaft, die in ihren Auswirkungen noch am ehesten mit unserer digitalen Revolution vergleichbar ist.“

 


Elmar Schenkel (Hovestadt, 28 augustus 1953)

 

De Duitse dichter, schilder en revolutionair Harro Paul Harring werd geboren op 28 augustus 1798 op de Ibenshof in Wobbenbüll in Noord-Friesland. Zie ook alle tags voor Harro Harring op dit blog.

 

Der Bundestag

In Frankfurt, da sitzt der deutsche Bund
Und macht Verbote auf Verbote kund!

Das wird dem deutschen Bund recht schwer –
Denn er findet gar wenig zu verbieten mehr.

Drum stöbert er emsig in jedem Mist,
Wenn nur irgend was drin zu verbieten ist.

Und nächstens wird er mächtig schrei’n:
Es darf in den Straßen kein Pflaster sein!

Denn so lang’ das Volk auf’m Pflaster geht;
Eine Waff’ ihm noch zu Gebote steht.

Ein gefährlich’ Ding; – so’n Pflasterstein!
Drum muß das Pflaster verboten sein!

Der Bundestag fürchtet sich sehr vor’m Tod,
Drum arbeitet er – an dem Pflaster-Verbot.

 

 
Harro Harring (28 augustus 1798 – 15 mei 1870)
Portret door Hermann Wilhelm Bissen, 1820

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e augustus ook mijn blog van 28 augustus 2016 deel 2.

Rita Dove, John Betjeman, Elmar Schenkel, Janet Frame, William Robertson Davies, Joeri Trifonov

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook alle tags voor Rita Dove op dit blog en ook mijn blog van 28 augustus 2009 en ook mijn blog van 28 augustus 2010.

Lines Composed On The Body Politic

Less than the charting of each dawn’s resolutions,
less than each evening’s trickle of doubt,
less than a crown’s weight in silver, a diamond’s
scratch against glass, less than the touted

ill luck of my rich beginnings—and yet
more than Eve’s silence, my mute ingratitude.
More than music’s safe passage, its rapturous net,
more than this stockpile of words, their liquid solicitude;

more desired than praise (the least-prized of my dreams),
less real than dreaming (castle keep for my sins),
more than no more, which seems
much less than hoped-for, again—
one mutiny, quelled; one wish lost, a forgotten treasure:
to live without scrutiny, beyond constant measure.

 

“Teach Us To Number Our Days”

In the old neighborhood, each funeral parlor
is more elaborate than the last.
The alleys smell of cops, pistols bumping their thighs,
each chamber steeled with a slim blue bullet.

Low-rent balconies stacked to the sky.
A boy plays tic-tac-toe on a moon
crossed by TV antennae, dreams

he has swallowed a blue bean.
It takes root in his gut, sprouts
and twines upward, the vines curling
around the sockets and locking them shut.

And this sky, knotting like a dark tie?
The patroller, disinterested, holds all the beans.

 
Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

Lees verder “Rita Dove, John Betjeman, Elmar Schenkel, Janet Frame, William Robertson Davies, Joeri Trifonov”

Johann Wolfgang von Goethe, A. Moonen, Maria Barnas, Frederick Kesner, Rita Dove

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Goethe werd de afgelopen week tot grootste Duitser aller tijden verkozen. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Johann Wolfgang von Goethe op dit blog.

 

Uit: Faust I

„Prolog im Himmel.

Der Herr. Die himmlischen Heerscharen. Nachher Mephistopheles. Die drei Erzengel treten vor.

Raphael:

Die Sonne tönt, nach alter Weise,
In Brudersphären Wettgesang,
Und ihre vorgeschriebne Reise
Vollendet sie mit Donnergang.
Ihr Anblick gibt den Engeln Stärke,
Wenn keiner sie ergründen mag;
die unbegreiflich hohen Werke
Sind herrlich wie am ersten Tag.

Gabriel:

Und schnell und unbegreiflich schnelle
Dreht sich umher der Erde Pracht;
Es wechselt Paradieseshelle
Mit tiefer, schauervoller Nacht.
Es schäumt das Meer in breiten Flüssen
Am tiefen Grund der Felsen auf,
Und Fels und Meer wird fortgerissen
Im ewig schnellem Sphärenlauf.

Michael:

Und Stürme brausen um die Wette
Vom Meer aufs Land, vom Land aufs Meer,
und bilden wütend eine Kette
Der tiefsten Wirkung rings umher.
Da flammt ein blitzendes Verheeren
Dem Pfade vor des Donnerschlags.
Doch deine Boten, Herr, verehren
Das sanfte Wandeln deines Tags.

Zu drei:

Der Anblick gibt den Engeln Stärke,
Da keiner dich ergründen mag,
Und alle deine hohen Werke
Sind herrlich wie am ersten Tag.

Mephistopheles:

Da du, o Herr, dich einmal wieder nahst
Und fragst, wie alles sich bei uns befinde,
Und du mich sonst gewöhnlich gerne sahst,
So siehst du mich auch unter dem Gesinde.
Verzeih, ich kann nicht hohe Worte machen,
Und wenn mich auch der ganze Kreis verhöhnt;
Mein Pathos brächte dich gewiß zum Lachen,
Hättst du dir nicht das Lachen abgewöhnt.
Von Sonn’ und Welten weiß ich nichts zu sagen,
Ich sehe nur, wie sich die Menschen plagen.
Der kleine Gott der Welt bleibt stets von gleichem Schlag,
Und ist so wunderlich als wie am ersten Tag.
Ein wenig besser würd er leben,
Hättst du ihm nicht den Schein des Himmelslichts gegeben;
Er nennt’s Vernunft und braucht’s allein,
Nur tierischer als jedes Tier zu sein.
Er scheint mir, mit Verlaub von euer Gnaden,
Wie eine der langbeinigen Zikaden,
Die immer fliegt und fliegend springt
Und gleich im Gras ihr altes Liedchen singt;
Und läg er nur noch immer in dem Grase!
In jeden Quark begräbt er seine Nase.“

 

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)

Portret (olieverf) door Joseph Karl Stieler, 1828.

Volgens Stieler luidde Goethes commentaar: „Sie zeigen mir, wie ich sein könnte. Mit diesem Manne auf dem Bilde ließe sich wohl gerne ein Wörtchen sprechen. Er sieht so schön aus, dass er wohl noch eine Frau bekommen könnte.“ Geciteerd naar: Emil Schaeffer, Jörn Göres: Goethe – seine äußere Erscheinung, p. 179.

Lees verder “Johann Wolfgang von Goethe, A. Moonen, Maria Barnas, Frederick Kesner, Rita Dove”

Johann Wolfgang von Goethe, A. Moonen, Frederick Kesner, Rita Dove, John Betjeman, Elmar Schenkel, Joeri Trifonov, Janet Frame, William Robertson Davies

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook mijn blog van 31 augustus 2006 en ook mijn blog van 28 augustus 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2008 en ook mijn blog van 28 augustus 2009.

Uit: Faust I

 Nacht.

In einem hochgewölbten, engen gotischen Zimmer Faust,
unruhig auf seinem Sessel am Pulte.

FAUST:
Habe nun, ach! Philosophie,
Juristerei und Medizin,
Und leider auch Theologie
Durchaus studiert, mit heißem Bemühn.
Da steh ich nun, ich armer Tor!
Und bin so klug als wie zuvor;
Heiße Magister, heiße Doktor gar
Und ziehe schon an die zehen Jahr
Herauf, herab und quer und krumm
Meine Schüler an der Nase herum-
Und sehe, daß wir nichts wissen können!
Das will mir schier das Herz verbrennen.
Zwar bin ich gescheiter als all die Laffen,
Doktoren, Magister, Schreiber und Pfaffen;
Mich plagen keine Skrupel noch Zweifel,
Fürchte mich weder vor Hölle noch Teufel-
Dafür ist mir auch alle Freud entrissen,
Bilde mir nicht ein, was Rechts zu wissen,
Bilde mir nicht ein, ich könnte was lehren,
Die Menschen zu bessern und zu bekehren.
Auch hab ich weder Gut noch Geld,
Noch Ehr und Herrlichkeit der Welt;
Es möchte kein Hund so länger leben!
Drum hab ich mich der Magie ergeben,
Ob mir durch Geistes Kraft und Mund
Nicht manch Geheimnis würde kund;
Daß ich nicht mehr mit saurem Schweiß
Zu sagen brauche, was ich nicht weiß;
Daß ich erkenne, was die Welt
Im Innersten zusammenhält,
Schau alle Wirkenskraft und Samen,
Und tu nicht mehr in Worten kramen.

O sähst du, voller Mondenschein,
Zum letzenmal auf meine Pein,
Den ich so manche Mitternacht
An diesem Pult herangewacht:
Dann über Büchern und Papier,
Trübsel’ger Freund, erschienst du mir!
Ach! könnt ich doch auf Bergeshöhn
In deinem lieben Lichte gehn,
Um Bergeshöhle mit Geistern schweben,
Auf Wiesen in deinem Dämmer weben,
Von allem Wissensqualm entladen,
In deinem Tau gesund mich baden!

goethe

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Buste van Alexander Trippel in de Anna-Amalia-Bibliothek in Weimar

 

De Nederlandse schrijver A. Moonen, (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937. Zie ook mijn blog van 31 januari 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2008 en ook mijn blog van 28augustus 2009.

Uit: Levensvreugde

„Tenslotte belandde hij op de ‘s-Gravendijkwal van zijn woonplaats (Rotterdam). Een verouderde wel wat van een open gevangenis weghebbende dependance. Hij kreeg een tweepersoons slaapkamer twee hoog. Dag en nacht klonk het opbeurende lawaai van doorgaand verkeer uit en naar de Maastunnel. Binnen de recreatieruimtes vernam hij Skyradio met ordinaire zangstemmen en optimistische reclames en praatjes.

Zeer besteed aan het gewone volk plus medepatiënten schijnbaar, doch een ware hel voor zijn zich traag herstellend gemoed. Er was een rookhok met uitzicht op een binnenplaats. Feitelijk sinds zijn longontsteking tot de niet-rokers behorend voor ruim een maand, kwam hij in de verleiding af en toe een sigaret te bietsen. Eerst werd hij daar misselijk van, allengs echter ging dat over, zeker naarmate hij er diverse zelf gekochte pakjes op liet volgen. Van zijn vroegere sprankelendheid was niks meer over. Hiervoor in de plaats was een via lithiummedicatie getemperde desgeïnteresseerde stemming gekomen. Twee grote witte tabletten moest hij zelf beneden komen ophalen rond tien uur ’s avonds, terwijl hij toch al uren lang in bed wezenloos het verkeerslawaai lag te beluisteren.

Kortom, hij zakte in een uitzichtloze diepte weg.

Nog in de kliniek te Capelle verblijvend, mocht hij op een avond zich naar zijn huisadres begeven per openbaar vervoer. Maar hij bezat geen huissleutels. De groene gordijnen waren gesloten. Noch de bovenbuurman bleek thuis, noch de zich over zijn katten ontfermd hebbende overbuurman. Ontmoedigd liep hij de donkere straat weer uit en belde bij de stuurman om de hoek aan. Deze leeftijdgenoot, een goeie kennis, was alweer ettelijke jaren met een veel jongere Caboverdiaanse gehuwd. Gastvrij werd hij ontvangen en zelfs door de heer des huizes vergezeld richting Capelle. Er stond een venijnige oostenwind. Het lopen werd bemoeilijkt wegens de in linkerschoen knellende pijnlijke kleine teen. Bovendien bleek hij te licht gekleed op deze barre maartse kou. De stuurman sprak hem moed in. Moeilijk bereikbaar was de kliniek en beide voetgangers wisten, na bij een bushalte vergeefs gewacht te hebben, de juiste weg niet meer.“

 moonen

A. Moonen  (28 augustus 1937 – 24 januari 2007)

 

De Australische dichter Frederick Alexander III Kesner werd geboren op 28 augustus 1967 in Manilla op de Filippijnen. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2008 en ook mijn blog van 28 augustus 2009.

A web has been spun

A web has been spun
around the world
wide as imagination
making possible what
before hand took years

Many other modes of
communication and
intercourse have fallen
almost by the way side
and flies come in droves
thirsting for much more

What spider lurks we
can only conceptualise
What dangers we
can scarce visualise

But what remains as
it was in antiquated
human conversation
is that in all this closeness
in each others’ faces
we are trully still alone.

A web has been spun
around the world
wide, wild conflagration
forging herculeaic
the marriage of hearts
and souls and minds.

 

Bemused Rumination

Forget
the balm of barometric exuberance.
This night
no longer young, dissipates.

Recall
the dewy welcome of sun-quaffed green.
Yesterdays
revive severed umbilical dreams.

Peruse
the present with fleeting acumen.
Today
ceases yet emerges again tomorrow.

Ignite
the kindling of autumnal reticence.
Perhaps
genial kindnesses shall spring.

 kesner

 Frederick Kesner (Manilla, 28 augustus 1967)

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2008 en ook mijn blog van 28 augustus 2009.

My Mother Enters the Work Force

The path to ABC Business School
was paid for by a lucky sign:
Alterations, Qualified Seamstress Inquire Within.
Tested on Sleeves, hers
never puckered — puffed or sleek,
Leg o’ or Raglan —
they barely needed the damp cloth
to steam them perfect.

Those were the afternoons. Evenings
she took in piecework, the treadle machine
with its locomotive whir
traveling the lit path of the needle
through quicksand taffeta
or velvet deep as a forest.
And now and now sang the treadle,
I know, I know….

And then it was day again, all morning
at the office machines, their clack and chatter
another journey — rougher,
that would go on forever
until she could break a hundred words
with no errors — ah, and then

no more postponed groceries,
and that blue pair of shoes!

Wiring Home

Lest the wolves loose their whistles
and shopkeepers inquire,
keep moving, though your knees flush
red as two chapped apples,
keep moving, head up,
past the beggar’s cold cup,
past the kiosk’s
trumpet tales of
odyssey and heartbreak-
until, turning a corner, you stand,
staring: ambushed
by a window of canaries
bright as a thousand
golden narcissi.

dove

Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

De Engelse dichter en literatuurcriticus Sir John Betjeman werd geboren in Londen op 28 augustus 1906. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2009.

 

 Verses Turned…

The church is bright with candlelight
And waiting Evensong.
A single bell with plaintive strokes
Pleads louder than the stirring oaks
The leafless lanes along.

It calls the hoirboys from their tea
And villagers, the two or three,
Damp down the kitchen fire,
Let out the cat, and up the lane
Go paddling through the gentle rain
Of misty Oxfordshire.

How warm the many candles shine
Of Samuel Dowbiggin’s design
For this interior neat,
These high box pews of Georgian days
Which screen us from the public gaze
When we make answer meet;

How gracefully their shadow falls
On bold pilasters down the walls
And on the pulpit high.
The chandeliers would twinkle gold
As pre-Tractarian sermons roll’d
Doctrinal, sound and dry.

From that west gallery no doubt
The viol and serpent tooted out
The Tallis tune to Ken,
And firmly at the end of prayers
The clerk below the pulpit stairs
Would thunder out “Amen.”

But every wand’ring thought will cease
Before the noble alterpiece
With carven swags array’d,
For there in letters all may read
The Lord’s Commandments, Prayer and Creed,
And decently display’d.

On country morningd sharp and clear
The penitent in faith draw near
And kneeling here below
Partake the heavenly banquet spread
Of sacremental Wine and Bread
And Jesus’ presence know.

And must that plaintive bell in vain
Plead loud along the dripping lane?
And must the building fall?
Not while we love the church and live
And of our charity will give
Our much, our more, our all.

 

Five O’Clock Shadow

This is the time of day when we in the Mens’s ward
Think “one more surge of the pain and I give up the fight.”
Whe he who strggles for breath can struggle less strongly:
This is the time of day which is worse than night.

A haze of thunder hangs on the hospital rose-beds,
A doctors’ foursome out of the links is played,
Safe in her sitting-room Sister is putting her feet up:
This is the time of day when we feel betrayed.

Below the windows, loads of loving relations
Rev in the car park, changing gear at the bend,
Making for home and a nice big tea and the telly:
“Well, we’ve done what we can. It can’t be long till the end.”

This is the time of day when the weight of bedclothes
Is harder to bear than a sharp incision of steel.
The endless anonymous croak of a cheap transistor
Intesifies the lonely terror I feel.

 betjeman

John Betjeman (28 augustus 1906 – 19 mei 1984)
Beeld door Martin Jennings bij St Pancras station, Londen

 

De Duitse schrijver en vertaler Elmar Schenkel werd geboren in Hovestadt (Westfalen) op 28 augustus 1953. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2009.

Uit: Leise Drehung

Scheidungen, Taufen, Firmenjubiläen. Es hatte sich wohl herumgesprochen, dass man auf mich bauen konnte, was die Bilder anging. Ich sorgte für die gute Erinnerung. Darin erkannte ich nach und nach die Aufgabe meines Lebens. Man war ja für irgendetwas angetreten, die Gene wussten Bescheid. Meine Gene sagten: Mach ihnen etwas, damit sie bestimmte Momente im Leben nicht vergessen. Gib ihnen etwas in die Hand, damit sie zumindest glauben, dass dies ein wichtiger Moment war. Mache ihnen den Moment wichtig. Ich war kein Philosoph, jedenfalls nicht in dieser neu entstandenen Vergangenheit, ich war kein Kfz-Mechaniker, ich war kein Vertreter von biologisch

geprüften landwirtschaftlichen Produkten. Alle diese Leute versuchten, den Leuten bestimmte Momente schmackhaft zu machen: gute Autos, gute Gedanken, gutes Essen. Aber eigentlich waren das alles Ablenkungen vom Augenblick. Ich dagegen sage einfach:

»Moment mal « und schon ist etwas geschehen.

» Das mag ja alles sein «, sagte Manja. » Aber wie gesagt, ich hatte den Eindruck, dass deine letzten Bilder dich irgendwie von diesen fixierten Momenten des gesellschaftlichen Lebens abgerückt haben. Auf dem letzten Bild eines Geburtstags habe ich gesehen, dass du dem alten Mann einen Zopf angedichtet hast und seiner Mamsell einen Schnurrbart. Dich scheint der Hafer zu stechen! Ich sehe dich abstürzen mit heiß genähten Flügeln aus Wachs. Also hab ich dich angesprochen, damit du wieder für die Gesellschaft im positiven Sinne produktiv wirst. «

schenkel

Elmar Schenkel (Hovestadt, 28 augustus 1953)

 

De Russische schrijver Joeri Valentinovitsj Trifonov werd geboren in Moskou op 28 augustus 1925. Nadat zijn vader in 1937 slachtoffer werd van Jozef Stalin’s zuiveringen verhuisde het gezin Trifonov echter naar een onderkomen communale woning (welke later model zou staan voor het “huis aan de kade”), tegenover het Kremlin. Tijdens de oorlog diende Trifonov bij een Moskouse vliegtuigfabriek. Van 1944 tot 1949 studeerde hij literatuur en vervolgens wierp hij zich op het schrijverschap. Trifonov staat bekend om zijn zogenaamde “stadse proza” en schetst de alledaagse problemen van het leven in de Sovjet-Unie. In de psychologische uitwerking liet hij zich sterk inspireren doos Anton Tsjechov. Bekende romans van Trifonov (ook in het Nederlands vertaald) zijn “Het huis aan de kade” (1972), “Het andere leven” (1976) en “De oude man” (1978). In “Het huis aan de kade” beschrijft Trifonov” het intellectuele klimaat tijdens de laatste jaren van Stalin’s bewind. Hij behandelt het leven van alledag van een Sovjet-geleerde die het uiteindelijk in de jaren zeventig tot een aanzienlijke post heeft gebracht. Daarnaast is het een geschiedenis van meerdere generaties in het huis aan de kade, hun vechten en compromissen, hun cynisme en illusies, hun zuiverheid en omgang, symbolisch voor een tijdperk.

Uit: Zeit des Zögerns (Bespreking van „Die Zeit der Ungeduld” door Heinrich Böll in Die Zeit, 1975)

„Eine Zigeunerin in Paris hatte dem Zaren Alexander II. prophezeit, sieben Attentate würde er überleben. Das sechste fand im Februar 1880 statt und bestätigte die Wahrsagerin: Es war dem Tischler Stepan Ghaltürin gelungen, sage und schreibe 150 Kilogramm Dynamit in das Winterpalais zu schmuggeln, und der Zar hatte diese fürchterliche Explosion überlebt. Chalturin entkam, während die Zündschnur noch schwelte; Wachsoldaten und Personal entkamen nicht. Und obwohl die Zeichen ungünstig standen (er hatte am Abend vorher beim Whist sein eigenes Bild vom Tisch gestoßen), ließ Alexander II. sich schon .wenige Wochen später, am 1. März 1880, ausfahren, um eine Parade abzunehmen und bei deiner Lieblingskusine Tee zu trinken. Wie konnte er ahnen, daß im siebten Attentat das achte enthalten war? (Ein Zwillingsattentat, das als Drilling geplant war, denn als neuntes Attentat war Scheljabows Dolchstoß in Reserve gewesen, doch war Scheljabow im letzten Augenblick verhaftet worden.) So entging der Zar dem siebten Anschlag, Ryssakows Schuß, und erlag dem achten, Grinewitzkijs Bombe, die wenige Sekunden später geworfen wurde.

Vorbereitungen und Ausführungen des geglückten Anschlags und einiger mißglückter Attentate bilden den Handlungsfaden dieses erstaunlichen Buches von —- ‘ Jurij Trifonow: „Die Zeit der Ungeduld”. Trifonow begibt sich: in die spannungsgeladene Tradition russischer „Langatmigkeit” und wird doch weder konventionell noch spekulativ. Man muß den Glücksfall der Übersetzung von Alexander Kaempfe hinzuzählen, wenn man sich fragt: was ist das für ein Land, für ein Volk, eine Sprache, die nicht nur den Stoff für einen solchen Roman vor der Tür liegen haben, sondern wo ein solcher Roman auch noch geschrieben wird? Wir sollten uns, denke ich, auf einiges gefaßt machen, nicht nur von Trifonow oder Woinowitsch. In Trif onows Roman wird vom Autor weder gerichtet noch hingerichtet; Trifonow hält sich an keinerlei Klischee, weder ideologisch noch in seinen Formalitäten. Er bietet keine Revolutionärs- Ikonographie und hält sich an kein gängiges Kritiker-Klischee, nach dem ein Roman in eine.bestimmte Kategorie zu gehören hat.“

 trifonov

 Joeri Trifonov (28 augustus 1925 – 28 maart 1981)

 

De Nieuw-Zeelandse dichteres en schrijfster Janet Frame werd geboren in Dunedin en groeide op in Oamaru. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2006 en ook mijn blog van 28 augustus 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2008 en ook mijn blog van 28 augustus 2009.

Uit: Towards Another Summer

Upstairs in the attic Grace wondered at the nature of those who allow others to enter a room where their deepest secrets lie.

She sat before Philip’s huge desk, considering the drawers and pigeonholes crammed with papers and letters and the Imperial Portable typewriter on the desk with a sheet of paper thrust in it, naked for all the world to see! Somewhere in one of the drawers perhaps Philip’s novel lay typed and bound. How could he dare to give a stranger permission to enter this room! Or was this room not the repository of his secrets? Perhaps he himself had no access to his treasures; perhaps he hoarded them elsewhere without ever recognizing them; perhaps he discarded them one by one without ever having known them?

Telling herself that in spite of temptation it is not kind to explore the papers of another whether or not they are admitted secrets, Grace turned her attention to the window which was small, overlooking the golf course and the rigid death-posed trees that stood in their monumental anguish like the thorn trees that are the suicides in hell.

The room, Grace decided, would be a perfect place to write in, although not because of the view, for in writing the studied landscape is not the Holly Road back garden, the Winchley golf course; nor the Old Brompton Road, the car salesroom, the jet cotton-trails in the sky; it is some mysterious place out of the world’s depths where the waves are penetrated by the faint gleam of the drowning sun and the last spurts of light escape like tiny sparkling fi sh into the dark folds and ceaselessly moving draperies of the water; it is the inner sea; you may look from every window – in Winchley, London, New Zealand, the World, and never fi nd the Special View. Yet here, in the attic, Grace decided, little effort or encouragement would be needed to draw aside the curtains of the secret window, to smash the glass, enter the View; fearful, hopeful, lonely; disciplining o’e’s breath to meet the demands of the new element; facing again and again the mermaid’n’s conflict – to go or stay; to return through the window whose one side is a mirror, or inhabit the blood-cave and slowly change from one who gazed at the view to one who is a part or whole of the view itself; and from there (for creation is movement) when all the mirror is a distorted image of oneself, bobbing in the dark waves with stripes of light like silver and gold bars imprisoning’one’s face and body, to pass beyond the view, beyond oneself to – where?

frame

Janet Frame (28 augustus 1924 – 29 januari 2004)

 

 De Canadese schrijver William Robertson Davies werd geboren op 28 augustus 1913 in Thamesville, Ontario. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2009.

Uit: Tempest Tost

“Though not a large place it is truly describable as a city. That word is now used of any large settlement, and Salterton is big enough to qualify; but a city used to be the seat of a bishop, and Salterton was city in that sense long before it became one of the latter. It is, indeed, the seat of two bishoprics, one Anglican and one Roman Catholic. As one approaches it from the water the two cathedrals, which are in appearance so characteristic of the faiths they embody, seem to admonish the city. The Catholic cathedral points a vehement and ornate Gothic finger toward Heaven; the Anglican cathedral has a dome which, with offhand Anglican suavity, does the same thing. St. Michael’s cries, “Look aloft and pray!”; St. Nicholas’ says, “If I may trouble you, it might be as well to lift your eyes in this direction.” The manner is different; the import is the same.”

davies

William Robertson Davies (28 augustus 1913 – 2 december 1995)

Johann Wolfgang von Goethe, Frederick Kesner, A. Moonen, Rita Dove

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook mijn blog van 31 augustus 2006 en ook mijn blog van 28 augustus 2007.

 

Uit: Italienische Reise

 

“Rom, den 8. Juni 1787

Vorgestern bin ich glücklich wieder hier angelangt, und gestern hat der feierliche Fronleichnamstag mich sogleich wieder zum Römer eingeweiht. Gern will ich gestehen, meine Abreise von Neapel machte mir einige Pein; nicht sowohl die herrliche Gegend als eine gewaltige Lava hinter mir lassend, die von dem Gipfel aus ihren Weg nach dem Meere zu nahm, die ich wohl hätte in der Nähe betrachten, deren Art und Weise, von der man so viel gelesen und erzählt hat, ich in meine Erfahrungen hätte mit aufnehmen sollen.

Heute jedoch ist meine Sehnsucht nach dieser großen Naturszene schon wieder ins gleiche gebracht; nicht sowohl das fromme Festgewirre, das bei einem imposanten Ganzen doch hie und da durch abgeschmacktes Einzelne den innern Sinn verletzt, sondern die Anschauung der Teppiche nach Raffaels Kartonen hat mich wieder in den Kreis höherer Betrachtungen zurückgeführt. Die vorzüglichsten, die ihm am gewissesten ihren Ursprung verdanken, sind zusammen ausgebreitet, andere, wahrscheinlich von Schülern, Zeit- und Kunstgenossen erfundene, schließen sich nicht unwürdig an und bedecken die grenzenlosen Räume.

 

Rom, den 16. Juni.

Laßt mich auch wieder, meine Lieben, ein Wort zu euch reden. Mir geht es sehr wohl, ich finde mich immer mehr in mich zurück und lerne unterscheiden, was mir eigen und was mir fremd ist. Ich bin fleißig und nehme von allen Seiten ein und wachse von innen heraus. Diese Tage war ich in Tivoli und habe eins der ersten Naturschauspiele gesehen. Es gehören die Wasserfälle dort mit den Ruinen und dem ganzen Komplex der Landschaft zu denen Gegenständen, deren Bekanntschaft uns im tiefsten Grunde reicher macht.

Am letzten Posttage habe ich versäumt zu schreiben. In Tivoli war ich sehr müde vom Spazierengehen und vom Zeichnen in der Hitze. Ich war mit Herrn Hackert draußen, der eine unglaubliche Meisterschaft hat, die Natur abzuschreiben und der Zeichnung gleich eine Gestalt zu geben. Ich habe in diesen wenigen Tagen viel von ihm gelernt.

Weiter mag ich gar nichts sagen. Das ist wieder ein Gipfel irdischer Dinge. Ein sehr komplizierter Fall in der Gegend bringt die herrlichsten Wirkungen hervor.

Herr Hackert hat mich gelobt und getadelt und mir weiter geholfen. Er tat mir halb im Scherz, halb im Ernst den Vorschlag, achtzehn Monate in Italien zu bleiben und mich nach guten Grundsätzen zu üben; nach dieser Zeit, versprach er mir, sollte ich Freude an meinen Arbeiten haben. Ich sehe auch wohl, was und wie man studieren muß, um über gewisse Schwierigkeiten hinauszukommen, unter deren Last man sonst sein ganzes Leben hinkriecht.

Noch eine Bemerkung. Jetzt fangen erst die Bäume, die Felsen, ja Rom selbst an, mir lieb zu werden; bisher hab’ ich sie immer nur als fremd gefühlt; dagegen freuten mich geringe Gegenstände, die mit denen Ähnlichkeit hatten, die ich in der Jugend sah. Nun muß ich auch erst hier zu Hause werden, und doch kann ich’s nie so innig sein als mit jenen ersten Gegenständen des Lebens. Ich habe verschiednes bezüglich auf Kunst und Nachahmung bei dieser Gelegenheit gedacht.

Während meiner Abwesenheit hatte Tischbein ein Gemälde von Daniel von Volterra im Kloster an der Porta del Popolo entdeckt; die Geistlichen wollten es für tausend Skudi hergeben, welche Tischbein als Künstler nicht aufzutreiben wußte. Er machte daher an Madame Angelika durch Meyer den Vorschlag, in den sie willigte, gedachte Summe auszahlte, das Bild zu sich nahm und später Tischbein die ihm kontraktmäßige Hälfte um ein Namhaftes abkaufte. Es war ein vortreffliches Bild, die Grablegung vorstellend, mit vielen Figuren. Eine von Meyer darnach sorgfältig hergestellte Zeichnung ist noch vorhanden.”

 

 

goethe4

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Johann Heinrich Wilhelm Tischbein: Goethe in der Campagna, 1787

 

 

De Australische dichter Frederick Alexander III Kesner werd geboren op 28 augustus 1967 in Manilla op de Filippijnen.

 

 

Darkness Uncovers 

 

Belying this despised state

you hunch upon shuffling feet,

pondering the crunch of browned leaves.

 

Burrowing this dusty soil

you hide beneath scurrying paws,

forgetting the crash of billowy waves.

 

Blowing out raspy breath

you pucker withered lips;

release cotton-downed doves.

 

Bellowing against the horizon

you herd the flock from grazing;

shackled gates embrace nightfall.

 

 

 

Friends Forever Covenant 

 

Friends have their humble beginnings

And sometimes friendships have their end.

Let us build a world of meaning;

Together seek each rainbow’s end.

 

We’re meant to always be happy

And to be sad for but a while;

We are meant to share God’s glory

And to live-out life with a smile.

 

You’d never need to outgrow me

Or to leave our friendship behind.

I pray there be new beginnings:

A deeper love each day to find.

 

 

Sadly Young 

 

This young sad poet

t o b e,

brooding over things

that tomorrow might not bring.

Other poets

are dying around him;

(they are flesh-bound too!)

 

exiting without fanfare and glory,

whose poems

shall collect dust

in lonely shelves

of musty halls

within greying walls

where no sun shines

on semi-precious gems of long ago –

(is this where he wants to be) too?

 

He broods on;

Taking with him his private agonies;

chasing after personal demons,

being pursued by them in turn….

to be

this sad young Poet.

 

Kessner

Frederick Kesner (Manilla, 28 augustus 1967)

 

 

De Nederlandse schrijver A. Moonen, (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937. Zie ook mijn blog van 31 januari 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2007.

  

Uit: Levensvreugde

 

De verloederde wijk bevindt zich tussen twee metrostations in, grenst aan Delfshaven, is geleidelijk aan met behulp van welzijnswerkers tot een getto geraakt. De onderste bevolkingslaag is er gehuisvest; paupers van diverse nationaliteiten, waaronder gezinshereniging der volgzame moslims in opgroeiend kindertal resulteert en de fokpremies ertoe bijdragen een zekere welvaart te bereiken, luxe die in het land van herkomst onthouden schijnt te worden; kleurentelevée (liefst met afstandsbediening), video en als hoogste ideaal een eigen automobiel.

Temidden van deze welstandstrevers woont een gehavende vrijgezel van 60, vlot gekleed, welbespraakt, tamelijk weerbaar, zeer sociaal voelend, huiselijk, gevoel voor humor en gek op peuterporno via Internet. Ik ken hem vrij goed, want ben het zelf. Toch liep vermelde vrijgezel eerste kerstnacht 1997 barrevoets en gehuld in een versleten regenjas op straat – naakt volgens de Turkse buurman twee hoog naderhand tot Hikmet – richting gesloten avondverkoop en vervolgens weer terug naar politiebureau, bezorgd achternagefietst door de geschrokken pal boven hem wonende zwakbegaafde bijbelfanaat annex trommelaar.

Gastvrij ontvangen door de brigadiers werd het voor de merkwaardige bezoeker uiteindelijk op voorspraak van twee Riagg-dames een voorspoedige ambulancerit naar Noordwijk. Dichterbij schenen alle klinieken bezet te zijn. De patiënt lag gerieflijk op een brancard en genoot af en toe van het schempend verlichte uitzicht. Er ontstond zelfs een geanimeerd gesprek tussen hem en de twee ziekenbroeders.

Er volgde een prettige drie maanden durende vakantie verdeeld over drie klinieken. Reeds na enkele weken werd hij verplaatst naar Capelle a/d IJssel, alwaar hij nog in ’t IJssellandziekenhuis kwam te liggen met een aangename longontsteking. Daar kreeg hij van de hem bezoekende regisseur van Z. te horen dat Erwin K. aan een hartstilstand was overleden in zijn vertrouwde omgeving bij moedertje thuis, terwijl hij nog zo veel toekomstplannen had.

 

Moonen

A. Moonen  (28 augustus 1937 – 24 januari 2007)

 

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2007.

 

Golden Oldie

I made it home early, only to get
stalled in the driveway-swaying
at the wheel like a blind pianist caught in a tune
meant for more than two hands playing.
The words were easy, crooned
by a young girl dying to feel alive, to discover
a pain majestic enough
to live by. I turned the air conditioning off,
leaned back to float on a film of sweat,
and listened to her sentiment:
Baby, where did our love go?-a lament
I greedily took in
without a clue who my lover
might be, or where to start looking.

Exit

Just when hope withers, the visa is granted.
The door opens to a street like in the movies,
clean of people, of cats; except it is your street
you are leaving. A visa has been granted,
“provisionally”-a fretful word.
The windows you have closed behind
you are turning pink, doing what they do
every dawn. Here it’s gray. The door
to the taxicab waits. This suitcase,
the saddest object in the world.
Well, the world’s open. And now through
the windshield the sky begins to blush
as you did when your mother told you
what it took to be a woman in this life.

 

Rita_Dove

Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 28 augustus 2008.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.

 

 

 

 

 

Johann Wolfgang von Goethe, A. Moonen, Rita Dove, Janet Frame, Frederick Kesner,William Robertson Davies

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook mijn blog van 31 augustus 2006 en ook mijn blog van 28 augustus 2007.

 Uit: Wilhelm Meisters Lehrjahre

 

Das Schauspiel dauerte sehr lange. Die alte Barbara trat einigemal ans Fenster und horchte, ob die Kutschen nicht rasseln wollten. Sie erwartete Marianen, ihre schöne Gebieterin, die heute im Nachspiele, als junger Offizier gekleidet, das Publikum entzückte, mit größerer Ungeduld als sonst, wenn sie ihr nur ein mäßiges Abendessen vorzusetzen hatte; diesmal sollte sie mit einem Paket überrascht werden, das Norberg, ein junger, reicher Kaufmann, mit der Post geschickt hatte, um zu zeigen, daß er auch in der Entfernung seiner Geliebten gedenke.

Barbara war als alte Dienerin, Vertraute, Ratgeberin, Unterhändlerin und Haushälterin in Besitz des Rechtes, die Siegel zu eröffnen, und auch diesen Abend konnte sie ihrer Neugierde um so weniger widerstehen, als ihr die Gunst des freigebigen Liebhabers mehr als selbst Marianen am Herzen lag. Zu ihrer größten Freude hatte sie in dem Paket ein feines Stück Nesseltuch und die neuesten Bänder für Marianen, für sich aber ein Stück Kattun, Halstücher und ein Röllchen Geld gefunden. Mit welcher Neigung, welcher Dankbarkeit erinnerte sie sich des abwesenden Norbergs! Wie lebhaft nahm sie sich vor, auch bei Marianen seiner im besten zu gedenken, sie zu erinnern, was sie ihm schuldig sei und was er von ihrer Treue hoffen und erwarten müsse.

Das Nesseltuch, durch die Farbe der halbaufgerollten Bänder belebt, lag wie ein Christgeschenk auf dem Tischchen; die Stellung der Lichter erhöhte den Glanz der Gabe, alles war in Ordnung, als die Alte den Tritt Marianens auf der Treppe vernahm und ihr entgegeneilte. Aber wie sehr verwundert trat sie zurück, als das weibliche Offizierchen, ohne auf die Liebkosungen zu achten, sich an ihr vorbeidrängte, mit ungewöhnlicher Hast und Bewegung in das Zimmer trat, Federhut und Degen auf den Tisch warf, unruhig auf und nieder ging und den feierlich angezündeten Lichtern keinen Blick gönnte.

»Was hast du, Liebchen?« rief die Alte verwundert aus. »Um ’s Himmels willen, Töchterchen, was gibt’s? Sieh hier diese Geschenke! Von wem können sie sein, als von deinem zärtlichsten Freunde? Norberg schickt dir das Stück Musselin zum Nachtkleide; bald ist er selbst da; er scheint mir eifriger und freigebiger als jemals.«

 

goethe_kauffmann

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Portret door Angelika Kauffmann

 

 

De Nederlandse schrijver A. Moonen, (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937. Zie ook mijn blog van 31 januari 2007 en ook mijn blog van 28 augustus 2007.

 

Uit: Armlastig

 

Slechts eenmaal ben ik de afgelopen zomer naar het Scheveningse strand geweest. Ik moet die bewuste woensdagmiddag in juli alles meegehad hebben, leek een uitgelaten hondje, wuifde en riep naar de zee. Luchtig gekleed en op voetbedsandalen liep ik door rullig zand richting ver nudistengedeelte, kon mij niet herinneren wanneer precies voor ’t laatst de zee gezien te hebben, metaalkleurig en witschuimige golfslag. In de verte een groot schip. Helaas de ontsierende zuurstok/pretpier van Zwolsman. Langs de botenverhuurafdeling en dan eindelijk het naturistenstrand, naakter dan naakt omdat er verder niemand aanwezig was. Nabij de verboden duinen ontkleedde ik mij rap en poogde zo zandvrij mogelijk te blijven. Op pantalon en shirt ging ik onbevangen om en om liggen. Wind en zon masseerden mij met zuivere zeelucht, zonder nabehandeling. Dit liet mijn piemel zeker niet onberoerd. Aldus ontstond de volgende dag weer eens een mop van eigen makelij: ik sta daar helemaal alleen op het nudistenstrand en word door wind en zon gemasseerd. Komt er in de verte een jongetje aangelopen, gekleed nog. Eindelijk naderbij gekomen blijkt het een dwergmevrouwtje te zijn. Zij is me genaderd en begint zich pal voor m’n Rotterdamse staander en zeeverkenner uit te kleden, hangt de boel eraan. Komt uit de zee een brok verval van ’t zwakke geslacht hompig in mijn gezichtsveld, waardoor een verslapping ontstaat en de kleertjes van ’t dwergmevrouwtje in het zand pleuren. Zij reageert verontwaardigd, waarop ik woedend: ‘Mijn pik is geen kapstok!’

Hoogstens drie kwartier zal ik daar gebleven zijn. Een tweetal schelpen zoekende geklede jongedames gunde mij geen blik waardig en zou dat evenmin gedaan hebben indien er iemand met een hengstenzwengel aanwezig was geweest. Ontzag voor en verlangen naar piemels is de omhooggeprezen andere sekse kennelijk vreemd. Na mij zandloos weer aangekleed te hebben, begaf ik mij naar de strandtent voor nudisten. In het overdekte restaurant ging ik een shaggie draaien met rollertje. Een speels bruingevlekt hondje had mij al welkom geheten. In een kooitje bevond zich een aangevlogen Japanse nachtegaal. Geen muziekstampij. Vroeger zou ik door een neerdrukkende stemming bevangen zijn, maar thans bleef ik in opperbeste bui, proefde met volle teugen van de door zee en strand aangereikte onbeperkte vrijheid.”

 

Moonen

A. Moonen  (28 augustus 1937 – 24 januari 2007)

 

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2007.

 

Vacation

I love the hour before takeoff,
that stretch of no time, no home
but the gray vinyl seats linked like
unfolding paper dolls. Soon we shall
be summoned to the gate, soon enough
there’ll be the clumsy procedure of row numbers
and perforated stubs—but for now
I can look at these ragtag nuclear families
with their cooing and bickering
or the heeled bachelorette trying
to ignore a baby’s wail and the baby’s
exhausted mother waiting to be called up early
while the athlete, one monstrous hand
asleep on his duffel bag, listens,
perched like a seal trained for the plunge.
Even the lone executive
who has wandered this far into summer
with his lasered itinerary, briefcase
knocking his knees—even he
has worked for the pleasure of bearing
no more than a scrap of himself
into this hall. He’ll dine out, she’ll sleep late,
they’ll let the sun burn them happy all morning
—a little hope, a little whimsy
before the loudspeaker blurts
and we leap up to become
Flight 828, now boarding at Gate 17.

 

Persephone, Falling

One narcissus among the ordinary beautiful
flowers, one unlike all the others! She pulled,
stooped to pull harder—
when, sprung out of the earth
on his glittering terrible
carriage, he claimed his due.
It is finished. No one heard her.
No one! She had strayed from the herd.

(Remember: go straight to school.
This is important, stop fooling around!
Don’t answer to strangers. Stick
with your playmates. Keep your eyes down.)
This is how easily the pit
opens. This is how one foot sinks into the ground.

Dove-Rita

Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

 

De Nieuw-Zeelandse dichteres en schrijfster Janet Frame werd geboren in Dunedin en groeide op in Oamaru. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2006 en ook mijn blog van 28 augustus 2007.

 

The End

At the end

I have to move my sight up or down.

The path stops here.

Up is heaven, down is ocean

or, more simply, sky and sea rivalling

in welcome, crying Fly (or Drown) in me.

I have always found it hard to resist an invitation

especially when I have come to a dead end

a

dead

end.


The trees that grow along cliff-faces,

having suffered much from weather, put out thorns

taste of salt

ignore leaf-perm and polish:

hags under matted white hair

parcels of salt with the string tangled;

underneath

thumping the earth with their rebellious root-foot

trying to knock up

peace

out of her deep sleep.


I suppose, here, at the end, if I put out a path upon the air

I could walk on it, continue my life;

a plastic carpet, tight-rope style

but I’ve nothing beyond the end to hitch it to,

I can’t see into the mist around the ocean;

I shall have to change to a bird or a fish.


I
can’t camp here at the end.

I wouldn’t survive

unless returning to a mythical time

I became a tree

toothless with my eyes full of salt spray;

rooted, protesting on the edge of this cliff

– Let me stay!

 

Frame

Janet Frame (28 augustus 1924 – 29 januari 2004)

 

 

De Australische dichter Frederick Alexander III Kesner werd geboren op 28 augustus 1967 in Manilla op de Filippijnen. Hij volgde opleidingen aan de Aquinas School in San Juan en aan de universiteit van Sint Thomas in Manilla. Daarna werkte hij o.a. als docent Engels. In 1998 haalde hij een graad in de theologie aan de Asian Seminary of Christian Ministries in Makati City. Kesners gedichten zijn verzameld in de bundels Waking Up to Self en Eye Soar. Ook verscheen werk van hem in The Curious Record en de Stylus Poetry Journal.

Kesner Poem

Keeper of records or accounts
Enervating (is there such a word?) Even so
Scintilling Scribe, spontaneous service
Not a clue to be had (what is this?)
Eclectic, eccentric estzet dissolved
Rich, filthy, but only in his dreams

 

 

 

Come Not Into My Soul

Come not into my soul,
You are not whom I love!
For even out of that
My heart will surely perish.

When my soul is bursting
As a fiery bolt ablaze,
My heart in fevered embrace!
Through my furious bleeding;
Come not near unto my soul,
You are not whom I love!

Do not you touch my soul,
You are not whom I love!
Worn is the heart with want
Where my bursting bruised it.
Breathe-in not that blue fire,

Do not lean you upon my soul;
You are not whom I love –
Which now with my languor rests,
Lest from out of my bleeding
My fevered heart perish

 

Kessner

Frederick Kesner (Manilla, 28 augustus 1967)

 

 

 Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 augustus 2007.

 

De Canadese schrijver William Robertson Davies werd geboren op 28 augustus 1913 in Thamesville, Ontario.

 

Goethe, A. Moonen, Rita Dove, Janet Frame, William Robertson Davies

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook mijn blog van 31 augustus 2006.

Uit: Die Leiden des jungen Werthers

 

“Wie froh bin ich, daß ich weg bin! Bester Freund, was ist das Herz des Menschen! Dich zu verlassen, den ich so liebe, von dem ich unzertrennlich war, und froh zu sein! Ich weiß, du verzeihst mir’s. Waren nicht meine übrigen Verbindungen recht ausgesucht vom Schicksal, um ein Herz wie das meine zu ängstigen? Die arme Leonore! Und doch war ich unschuldig. Konnt’ ich dafür, daß, während die eigensinnigen Reize ihrer Schwester mir eine angenehme Unterhaltung verschafften, daß eine Leidenschaft in dem armen Herzen sich bildete? Und doch – bin ich ganz unschuldig? Hab’ ich nicht ihre Empfindungen genährt? Hab’ ich mich nicht an den ganz wahren Ausdrücken der Natur, die uns so oft zu lachen machten, so wenig lächerlich sie waren, selbst ergetzt? Hab’ ich nicht – o was ist der Mensch, daß er über sich klagen darf! Ich will, lieber Freund, ich verspreche dir’s, ich will mich bessern, will nicht mehr ein bißchen Übel, das uns das Schicksal vorlegt, wiederkäuen, wie ich’s immer getan habe; ich will das Gegenwärtige genießen, und das Vergangene soll mir vergangen sein. Gewiß, du hast recht, Bester, der Schmerzen wären minder unter den Menschen, wenn sie nicht – Gott weiß, warum sie so gemacht sind! – mit so viel Emsigkeit der Einbildungskraft sich beschäftigten, die Erinnerungen des vergangenen Übels zurückzurufen, eher als eine gleichgültige Gegenwart zu ertragen.

Du bist so gut, meiner Mutter zu sagen, daß ich ihr Geschäft bestens betreiben und ihr ehstens Nachricht davon geben werde. Ich habe meine Tante gesprochen und bei weitem das böse Weib nicht gefunden, das man bei uns aus ihr macht. Sie ist eine muntere, heftige Frau von dem besten Herzen. Ich erklärte ihr meiner Mutter Beschwerden über den zurückgehaltenen Erbschaftsanteil; sie sagte mir ihre Gründe, Ursachen und die Bedingungen, unter welchen sie bereit wäre, alles herauszugeben, und mehr als wir verlangten – kurz, ich mag jetzt nichts davon schreiben, sage meiner Mutter, es werde alles gut gehen. Und ich habe, mein Lieber, wieder bei diesem kleinen Geschäft gefunden, daß Mißverständnisse und Trägheit vielleicht mehr Irrungen in der Welt machen als List und Bosheit. Wenigstens sind die beiden letzteren gewiß seltener.”

 

goethe(26)

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Hier 26 jaar oud.

 

De Nederlandse schrijver Arie Wilhelmus Pieter Moonen, beter bekend als A. Moonen (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937.Na allerlei kortdurende werkkringen te hebben gehad, leefde hij lange tijd van een uitkering in Den Haag en later in Amsterdam. Moonen schreef voor het Amsterdamse studentenweekblad Propria Cures.

“Zalf voor de dood” was het boek waarmee Moonen had willen debuteren maar hij kon het pas in 1980 uitgebracht krijgen. Daarom was “Stadsgerechten” uit 1977 zijn eigenlijke debuut. Het betreft een autobiografische en verwarde weergave in de vorm van een dagboek van zijn kleinschalige leven waarin met name zijn aparte seksuele voorkeuren worden beschreven. Zie ook mijn blog van 31 januari 2007.

 

Uit: Waakvlamseks

“Ik kon op een klapstoeltje aan een tafel plaatsnemen en kreeg aldra een glas cola te drinken. Eerst meende ik een lange smalle doos met kapotjes overhandigd te krijgen, doch bij inspectie bleek het een keurig verpakt gastendoekje met Safe Sex erop geborduurd te zijn. Verder werd ik nog een anuscondoom rijker gemaakt. Volgens een woordvoerder hadden de rondlopende personen drempelvrees om zich bij ons te voegen. Het begon te schemeren. Er werd een kleine dildo op tafel geplaatst om mij aan te leren hoe ook in het donker een kapotje over een stijve indringer gestroopt moest worden. Ik vertelde nog een vaste partner te hebben en dat wij nooit condooms gebruikten. Nadat ik de waakvlamafgezanten had verlaten, genoot ik in de ondertussen donkere koelte van wijds uitzicht over de kralingse plas. Thuis wachtten de vijf katten mij op. Precies als de rotterdamse pikonttreksters kon ik weer eens ongeneukt naar bed.

Langzaamaan kom ik dan eindelijk weer terug in mijn vakgebied op zondagavond de zevende september binnen tuinkamer. Een dag eerder was de vaste partner eindelijk verschenen. Ik werd platgeneukt, gebeten en gelikt. Onze samenvoeging speelde zich af terwijl bekant de ganse wereldbevolking via de buis gelegenheid geboden kreeg de begrafenis van hun mediamadonna te overkiekelen, om maar niet met hun eigen al of niet dagschotelachtige besognes geconfronteerd te hoeven worden.”

 

Moonen

A. Moonen  (28 augustus 1937 – 24 januari 2007

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. In 1987 ontving zij de Pulitzer prijs voor haar gedichtencyclus Thomas and Beulah. De inspiratie ervoor vond zij in het levensverhaal van haar grootouders. Die hadden in de eerste helft van de 20e eeuw de zuidelijke staten verlaten om in het noorden naar werk te zoeken. Van 1993 tot 1995 was Rita Dover Poet Laureate van de VS. Zij was zowel de jongste persoon aan wie die eer te beurt viel als ook de eerste persoon van afro-amerikaanse afkomst.

History


Everything’s a metaphor, some wise
guy said, and his woman nodded,
wisely.


Why was this such a discovery
to him? Why did history happen
only on the outside?


She’d watched an embryo track
an arc across her swollen belly from
the inside and knew she’d best
think knee, not tumor or burrowing mole,
lest it emerge a monster.


Each craving marks the soul:
splashed white upon a temple the dish
of ice cream, coveted, broken
in a wink, or the pickle duplicated
just behind the ear.


Every wish will find its symbol,
the woman thinks.

 

 

 

Adolescence II


Although it is night,
I sit in the bathroom, waiting.
Sweat prickles behind my knees,
the baby-breasts are alert.
Venetian blinds slice up the moon;
the tiles quiver in pale strips.


Then they come, the three seal men
with eyes as round As dinner plates
and eyelashes like sharpened tines.
They bring the scent of licorice.
One sits in the washbowl,


One on the bathtub edge;
one leans against the door.
“Can you feel it yet?” they whisper.
I don’t know what to say, again.
They chuckle,


Patting their sleek bodies with
their hands.
“Well, maybe next time.”
And they rise, Glittering like pools
of ink under moonlight,


And vanish. I clutch at the
ragged holes
They leave behind, here at
the edge of darkness.


Night rests like a ball of fur
on my tongue.

 

dove_rita

Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

De Nieuw-Zeelandse dichteres en schrijfster Janet Frame werd geboren in Dunedin en groeide op in Oamaru. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2006.

The Happy Prince

 

In the children’s record of the Happy Prince,

before each gold flake is peeled from the Prince’s body,

the voice orders, Turn the Page, Turn the Page,

supposing that children do not know when to turn,

and may live at one line for many years,

sliding and bouncing boisterously along the words,

breaking the closed letters for a warm place to sleep.

Turn the Page, Turn the Page.


By the time the Happy Prince has lost his eyes,

and his melted heart is given to the poor,

and his body taken from the market-place and burned,

there is no need to order, Turn the Page,

for the children have grown up, and know when to turn,

and knowing when, will never again know where.

 

janetframe,0

Janet Frame (28 augustus 1924 – 29 januari 2004)
Jonger en ouder.

 

De Canadese schrijver William Robertson Davies werd geboren op 28 augustus 1913 in Thamesville, Ontario, Zie ook mijn blog van 28 augustus 2006.

 

Uit: The Diary of Samuel Marchbanks (1947)

 

“Some people I know were telling me of a curious experience which they had recently; they put a collection of old and rejected household articles in their car and drove to a dump to dispose of them. While busy at the dump, they were accosted by a strange figure, a woman of tall and stately presence, wearing a paper crown and carrying a staff in her hand, who strode majestically through the avenues of ashes, tin cans, dishonoured wash-boilers and superannuated bathtubs, attended by a rabble of admiring children. This apparition hailed my friends in a strange, incoherent, but musical language, and her breath was richly perfumed with bay-rum, or it may have been lilac lotion; she was in fact as high as a kite and as mimsy as a borogrove. Having said her say, she strode off in queenly style, and she and her raffish crew were soon lost in the mazes of the dump… My theory is that this was Titania, the fairy queen, fallen upon evil days, but magnificent in ruin; or it may simply have been some rumdumb old bag with a sense of humour. In either case the matter is worth investigating.”

 

 

Robertson

William Robertson Davies (28 augustus 1913 – 2 december 1995)