De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007.
Uit: De Avonden
” ‘Uit de diepten heb ik geroepen,’ zei hij bij zichzelf, ‘maar mijn stem is niet gehoord. Bessen-appel. Nu ga ik op weg naar huis. Eeuwige, enige, onze God, ik ga naar mijn ouders.’ Zijn ogen werden vochtig.
‘Eeuwige, enige, almachtige, onze God,’ zei hij zacht, ‘vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.’ ‘Luister,’ zei hij, ‘mijn vader is doof als de pest. Hij hoort weinig, het is niet de moeite van het noemen waard. Schiet voor de grap een kanon bij zijn oor af. dan vraagt hij, of er gebeld wordt. hij slurpt bij het eten. Hij schept suiker met de dessertlepel. Hij neemt het vlees in zijn vingers. Hij laat winden, zonder dat iemand er een nodig heeft. Hij weet niet, waar de gulden in moet. Als hij een ei pelt, weet hij niet, waar de schaal heen moet. Hij vraagt in het Engels, of er nog nieuws is. Hij mengt het eten op zijn bord door elkaar. Eeuwige God, ik weet, dat het niet ongezien is gebleven.’
Er passeerde hem een groep van zes meisjes, die naast elkaar gearmd, nu eens hard holden, dan weer hun vaart inhielden. ‘Hij morst bij het uitkloppen van zijn pijp,’ fluisterde hij, toen ze voorbij waren. ‘Hij maakt postzegels weg. Niet expres, maar hij maakt ze weg. Je bent ze kwijt, en daar gaat het toch maar om. Hij veegt zijn vingers af aan zijn kleren. Hij zet de radio af. Als ik sol zeg met de vork, denkt hij, dat ik gek ben. En hij prikt in de schalen. Dat is onrein. En vaak heeft hij geen das aan. maar groot is zijn goedheid.’ Hij bleef staan en tuur over het water. ‘Zie mijn moeder,’ zegt hij zacht. ‘ze zegt, dat ik gezellig thuis moet blijven. Dat ik de witte slipover aan moet doen. Ze bakt oliebollen met verkeerde stukjes appel. Dat zal ik u bij gelegenheid wel eens uitleggen. Zij maakt de kachel aan met een heleboel rook. En ze heeft de zoldersleutels laten verbranden. Almachtige, eeuwige, ze dacht dat ze wijn kocht, maar het was vruchtensap. De lieve, de goede. Bessen-appel. Ze gaat met haar kop heen en weer. Ze is mijn moeder. Zie haar onmetelijke goedheid.’ Hij veegde met zijn mouw een traan uit zijn rechterooghoek en liep verder.
‘Duizend jaren zijn voor u als de dag van gisteren,’ ging hij voort, ‘en als een wake in de nacht. Zie de dagen van mijn ouders. De ouderdom nadert, ziekten nemen bezit van hen, en er is geen hoop. De dood nadert, en het graf gaapt. Een graf is het eigenlijk niet, want ze komen in een urn: daar betalen we elke week voor.’ Hij schudde het hoofd.
‘Zie hen,’ fluisterde hij. ‘Er is voor hen geen hoop. Ze leven in eenzaamheid. waar ze om zich heen tasten, is leegte. Hun lichamen zijn een prooi van het verval. Haar heeft hij nog wel op zijn kop, een flinke bos. Nee, kaal is hij niet. Maar dat komt nog wel.’
Hij had de huisdeur bereikt. ‘Vrede,’ dacht hij, ‘het is voorbij. Het is vrede. Een verheven blijmoedigheid stijgt op.’ Met voorovergebogen hoofd ging hij naar binnen, klom zacht de trap op en liep langzaam door de gang. in de huiskamer stond zijn vader in ondergoed bij de kachel. ‘Goedenavond,’ zei Frits. ‘Zo, mijn jongen,’ antwoordde de man. ‘Hoe kan iemand zo’n uitpuilende buik krijgen?’ dacht Frits. ‘Een zwangere huisknecht.’ ‘Almachtige God,’ zei hij bij zichzelf, ‘zie dit. Hoe heet zulk ondergoed met hemd en onderbroek uit één stuk? Hansop, geloof ik.’ Hij bekeek de kleding nauwlettend. Aan de achterkant, onder aan de rug, was een lange, vertikale spleet, die open stond. ‘Ik kan zijn reet zien,’ dacht hij. ‘ De klep om te kakken staat open.’ ‘Almachtige God,’ zei hij bij zichzelf, ‘zie toe: zijn reet is te zien. Zie deze man. Het is mijn vader. behoed hem. Bescherm hem. Leid hem in vrede. Hij is uw kind.’ “
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1943 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 14 december 2006.
Van dood
van dood kan ik
geen leven maken
alleen nog herinnering
van wat wij bespraken
de muziek van Poco en
het proefwerk Frans
vertelde ik tevergeefs
over moeilijke romans
die je niet kan lezen
en hoe jij op je
fiets kunt racen
want waar dit vers
geschreven wordt
kwam je nooit met
je overgangsrapport
Verjaardag van Gijsje en Goethe
dit lied met
rijmend toebehoren
is de triestheid aangeboren
vandaag verschoof je
met een jaar
tot veertienvoudig
doodsgevaar
waarom jou hechten
aan een taal
waarin het leed
nooit maksimaal
wordt uitgelegd
dat pijn
zo onterecht
mij toegedacht
dit doelloos vers
volbracht
Boudewijn Büch (14 december 1943 – 23 november 2002)
De Franse schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook mijn blog van 14 december 2006
En nog even dit: Het was gisteren al weer een jaar geleden dat zanger en liedjesschrijver Robert Long is overleden. Zie ook mijn blog van 14 december 2006.
Een schitterende jongen
Wat zou ik graag een schitterende jongen willen zijn
Zo een waarvoor de mensen blijven staan
Die nooit onopgemerkt voorbij kan gaan
Omdat de mensheid steeds naar hem moet kijken
En fluisteren: daar gaat Sebastiaan
Zo’n jongen waar ze graag op willen lijken
Wat zou ik graag een welgeschapen jongen willen zijn
Maar zonder hoogmoed, zonder eigenwaan
En met een trots en mannelijk orgaan
Dat zoet en heel vertederend kan hangen
Maar fier en onverbiddelijk gaat staan
Wanneer ik naar jouw liefde zou verlangen
De wereld zou begrijpen hoe het zat
En lachend zeggen: Kijk, twee koningszonen
Leg vruchten, wierrook, mirre voor hun tronen
Ze houden van mekaar, hé zie je dat?
Wat zou ik graag een wonderschone jongen willen zijn
Gekleed in een katoenen pantalon
Met billen als een perzik in de zon
Die steeds weer jouw verlangen zouden wekken
Als een constante inspiratiebron
Om mij tegen jouw lichaam aan te trekken
Wat zou ik graag een droombeeld van een jongen willen zijn
Zo’n knaap waaraan echt alles is gelukt
Voor wie je vlier en korenbloemen plukt
En latirus, seringen en pioenen
Die sierlijk loopt en zit en staat en bukt
En die je in zijn hals zou willen zoenen
En op een weiland in het verse hooi
Zou ik je mijn verliefdheid laten blijken
De mensen zouden stilletjes staan kijken
En zuchten: Ach wat is de liefde mooi
Wat zou ik graag een jongen zoals jij bent willen zijn
Maar ja, ik ben de vijftig al voorbij
En geen Sebastiaan, zo zie ik mij
Een man met lijnen, rimpeltjes en vouwen
Maar als ik net zo mooi zou zijn als jij
Zou jij dan nog wel van mij kunnen houden?
Robert Long (22 oktober 1943 – 13 december 2006)