Dolce far niente, Robert Southey, Gerrit Komrij, Paul Verlaine, Uwe Timm

 

Dolce far niente

 

 
The long sleep door Briton Rivière, 1868

 

The Old Man’s Comforts
and how he gained them

You are old, Father William the young man cried,
      The few locks which are left you are grey;
You are hale, Father William, a hearty old man,
     Now tell me the reason, I pray.

In the days of my youth, Father William replied,
     I remember’d that youth would fly fast,
And abused not my health and my vigour at first,
     That I never might need them at last.

You are old, Father William, the young man cried,
     And pleasures with youth pass away;
And yet you lament not the days that are gone,
     Now tell me the reason, I pray.

In the days of my youth, Father William replied,
     I remember’d that youth could not last;
I thought of the future, whatever I did,
    That I never might grieve for the past.

You are old, Father William, the young man cried,
     And life must be hastening away;
You are cheerful, and love to converse upon death,
     Now tell me the reason, I pray.

I am cheerful, young man, Father William replied,
     Let the cause thy attention engage;
In the days of my youth I remember’d my God!
     And He hath not forgotten my age

 

 
Robert Southey (12 augustus 1774 – 21 maart 1843)
De kathedraal van Bristol, de geboorteplaats van Robert Southey

 

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944 in Winterswijk. Zie ook alle tags voor Gerrit Komrij op dit blog.

 

Erasmus

Waar medemensen zwart zien zie ik wit.
Ik wens het tegendeel van wat zij wensen.
Verdomd als ik niet tot de duivel bid
Wanneer god weer in trek is bij de mensen.

Daar is toch echt niet veel bijzonders aan.
Dat is gewoon een snuifje rebellie
Dat geen oppassend heerschap zou misstaan.
Ik lach als ik mijn medemensen zie.

Maar wat als heel de wereld grijs zou zijn,
Geen zwart, geen wit? Dat is mijn grootste vrees.
Dan was ik lam en had ik niet eens pijn.

Dan zag ik medemensen die nooit kiezen.
Dan lost de kamer op in het gordijn.
Dan raakt de wereld leeg. Ik zou bevriezen.

 

Je kat

Vanmiddag gaf je je kat een kopje en likte haar
Staart schoon, toen ze plotseling naar je opkeek
Zoals je daar op je knieën zat, en merkbaar
Aangedaan zei ze: ‘Jongen, wat zie je bleek.’

Ze merkte niet meer hoe je naar haar terugkeek.
Ze kneep haar ogen toe en legde haar kop
Plat over haar voorpoten heen. Even streek
Je haar huid nog glad en hield toen verslagen op.

Tuberculeuze muziek dreef door het huis en
Je voelde je kleiner worden—onverwacht
Werden haar poten zo groot als leidingbuizen
En lag je verschrompeld tegen haar vacht.

 

Verliefd

Toen was er het heelal, met veel misbaar.
Een hete adem dreef, in schok na schok,
De wezenloze sintels uit elkaar.
Ad infinitum. Er was nog geen klok.

De kleinste aardverschuiving had de duur
Van anderhalve eeuw. Pas na een paar
Miljoen zonsondergangen stolde het vuur,
Tot er iets kwam als pool en evenaar.

Ze zeggen het. Voor mij is het niet waar.
Voor mij was alles, lucht en zee en land,
Met al wat ademt, in een oogwenk klaar.

In een minuut leek alles uitgebrand.
Maar toen ik, zo maar aan de overkant,
Jou langs zag gaan, verstreek er duizend jaar.

 

 
Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)
Hier met zijn partner Charles Hofman (rechts) in Portugal in de jaren tachtig

 

De Franse dichter Paul Marie Verlaine werd geboren in Metz op 30 maart 1844. Zie ook alle tags voor Paul Verlaine op dit blog.

 

À Don Quichotte

Ô Don Quichotte, vieux paladin, grand Bohème,
En vain la foule absurde et vile rit de toi :
Ta mort fut un martyre et ta vie un poème,
Et les moulins à vent avaient tort, ô mon roi !

Va toujours, va toujours, protégé par ta foi,
Monté sur ton coursier fantastique que j’aime.
Glaneur sublime, va ! ― les oublis de la loi
Sont plus nombreux, plus grands qu’au temps jadis lui-même.

Hurrah ! nous te suivons, nous, les poètes saints
Aux cheveux de folie et de verveine ceints.
Conduis-nous à l’assaut des hautes fantaisies,

Et bientôt, en dépit de toute trahison,
Flottera l’étendard ailé des Poésies
Sur le crâne chenu de l’inepte raison!

 

Angélus de midi

Je suis dur comme un juif et têtu comme lui,
Littéral, ne faisant le bien qu’avec ennui,
Quand je le fais, et prêt à tout le mal possible ;

Mon esprit s’ouvre et s’offre, on dirait une cible ;
Je ne puis plus compter les chutes de mon cœur ;
La charité se fane aux doigts de la langueur ;

L’ennemi m’investit d’un fossé d’eau dormante ;
Un parti de mon être a peur et parlemente :
Il me faut à tout prix un secours prompt et fort.

Ce fort secours, c’est vous, maîtresse de la mort
Et reine de la vie, ô Vierge immaculée,
Qui tendez vers Jésus la Face constellée

Pour lui montrer le Sein de toutes les douleurs
Et tendez vers nos pas, vers nos ris, vers nos pleurs
Et vers nos vanités douloureuses les paumes

Lumineuses, les Mains répandeuses de baumes.
Marie, ayez pitié de moi qui ne vaux rien
Dans le chaste combat du Sage et du Chrétien ;

Priez pour mon courage et pour qu’il persévère,
Pour de la patience, en cette longue guerre,
À supporter le froid et le chaud des saisons ;

Écartez le fléau des mauvaises raisons ;
Rendez-moi simple et fort, inaccessible aux larmes,
Indomptable à la peur ; mettez-moi sous les armes,

Que j’écrase, puisqu’il le faut, et broie enfin
Tous les vains appétits, et la soif et la faim,
Et l’amour sensuel, cette chose cruelle,

Et la haine encor plus cruelle et sensuelle,
Faites-moi le soldat rapide de vos vœux,
Que pour vous obéir soit le rien que je peux,

Que ce que vous voulez soit tout ce que je puisse !
J’immolerai comme en un calme sacrifice
Sur votre autel honni jadis, baisé depuis,

Le mauvais que je fus, le lâche que je suis.
La sale vanité de l’or qu’on a, l’envie
D’en avoir mais pas pour le Pauvre, cette vie

Pour soi, quel soi ! l’affreux besoin de plaire aux gens,
L’affreux besoin de plaire aux gens trop indulgents,
Hommes prompts aux complots, femmes tôt adultères,

Tous préjugés, mourez sous mes mains militaires !
Mais pour qu’un bien beau fruit récompense ma paix,
Fleurisse dans tout moi la fleur des divins Mais,

Votre amour, Mère tendre, et votre culte tendre.
Ah ! vous aimer, n’aimer Dieu que par vous, ne tendre
À lui qu’en vous sans plus aucun détour subtil,

Et mourir avec vous tout près. Ainsi soit-il!

 

 
Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896) 
Portret door René Gilbert, 1894

 

De Duitse schrijver Uwe Timm werd geboren op 30 maart 1940 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Uwe Timm op dit blog.

Uit: Heißer Sommer

„Ingeborg, die jetzt mit verweinten Augen auf dem Weg nach Hause war. Ich hätte sie nicht einfach so gehen lassen sollen, sagte Ullrich.
Lothar sortierte seine Karteikarten ein. Ich hab Schluß gemacht, sagte Ullrich. Ohne von seinen Karteikarten hochzublicken, sagte er nur: So. Und dann nach einer Weile: Besser jetzt als später. Einen Augenblick zweifelte Ullrich, ob Lothar ihn überhaupt verstanden hatte. Ob Lothar etwa glaubte, daß Ullrich mit seinem Referat Schluß gemacht habe. Daß er es nicht fertigschreiben würde. Er setzte sich auf Lothars Bett. Es quietschte genauso wie seins. Er hatte Ingeborg mit dem üblichen flüchtigen Kuß begrüßt. In den letzten Wochen hatte er schon öfter daran gedacht, es ihr zu sagen, flüchtig nur und undeutlich, aber heute hatte er nicht daran gedacht. Er wollte nur nicht mit ihr im Zimmer herumhocken oder ins Bett gehen. Er wollte raus. Als sie kam, hatte er gefunden, daß sie zuviel Parfum genommen hatte. Ein Parfum, das sie immer benutzte, und das er eigentlich mochte. Je reviens. Er hatte es plötzlich als aufdringlich empfunden. Er hatte ihr vorgeschlagen, spazierenzugehen, oder sich einen Film anzusehen. Sie war sofort einverstanden gewesen, wollte aber erst noch eine Zigarette rauchen. Sie setzte sich wie gewöhnlich aufs Bett und schlug die Beine übereinander. (So sitzen Fotomodelle auf den Zigarettenreklamen.) Unter dem hochgerutschten Kleid sah er die Innenseite ihres Oberschenkels. Er hatte sie nur ganz wenig gestreichelt, dann hatten sie sich wortlos ausgezogen. Komm, Lothar, sagte er, wir zischen ein Bier. Auf jeden Fall raus. Und meine Arbeit, fragte Lothar. Wie hältst du das nur aus, bei dieser Hitze, und dann dieses Professorengequatsche über Hölderlin. Mich kotzt das an, rief Ullrich.“

 


Uwe Timm (Hamburg, 30 maart 1940)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30 maart ook mijn blog van 30 maart 2018 en mijn blog van 30 maart 2017 en eveneens mijn blog van 30 maart 2014 deel 2 en ook deel 3.

Anthony Swofford, Stefano Benni, Jacinto Benavente, Réjean Ducharme, Robert Southey

De Amerikaanse schrijver Anthony Swofford werd geboren op 12 augustus 1970 in Fairfield, California. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2009en ook mijn blog van 12 augustus 2010

Uit: Jarhead

 

“There is talk that many Vietnam films are antiwar, that the message is war is inhumane and look what happens when you train young American men to fight and kill, they turn their fighting and killing everywhere, they ignore their targets and desecrate the entire country, shooting fully automatic, forgetting they were trained to aim. But actually, Vietnam war films are all pro-war, no matter what the supposed message, what Kubrick or Coppola or Stone intended. Mr. and Mrs. Johnson in Omaha or San Francisco or Manhattan will watch the films and weep and decide once and for all that war is inhumane and terrible, and they will tell their friends at church and their family this, but Corporal Johnson at Camp Pendleton and Sergeant Johnson at Travis Air Force Base and Seaman Johnson at Coronado Naval Station and Spec 4 Johnson at Fort Bragg and Lance Corporal Swofford at Twentynine Palms Marine Corps Base watch the same films and are excited by them, because the magic brutality of the films celebrates the terrible and despicable beauty of their fighting skills. Fight, rape, war, pillage, burn. Filmic images of death and carnage are pornography for the military man; with film you are stroking his c—-, tickling his b—– with the pink feather of history, getting him ready for his real First F—. It doesn’t matter how many Mr. and Mrs. Johnsons are antiwar — the actual killers who know how to use the weapons are not.

We watch our films and drink our beer and occasionally someone begins weeping and exits the room to stand on the catwalk and stare at the Bullion Mountains, the treacherous, craggy range that borders our barracks. Once, this person is me. It’s nearly midnight, the temperature still in the upper nineties, and the sky is wracked with stars. Moonlight spreads across the desert like a white fire. The door behind me remains open, and on the TV screen an ambush erupts on one of the famous murderous hills of xml:namespace prefix = st1 />Vietnam.”

 

 

 

Anthony Swofford (Fairfield, 12 augustus 1970)

Lees verder “Anthony Swofford, Stefano Benni, Jacinto Benavente, Réjean Ducharme, Robert Southey”

Thomas Mann, Marguerite Radclyffe Hall, Marcellus Emants, Anthony Swofford, Hans-Ulrich Treichel, Stefano Benni, Jacinto Benavente, Réjean Ducharme, Robert Southey

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2006 en ook mijn blog van 12 augustus 2007 en ook mijn blog van 12 augustus 2008 en ook mijn blog van 12 augustus 2009.

Uit: Der Zauberberg

„Es war ein kühler, bedeckter Morgen – gegen halb neun Uhr. Wie er es sich vorgenommen, atmete Hans Castorp tief die reine Frühluft, diese frische und leichte Atmosphäre, die mühelos einging und ohne Feuchtigkeitsduft, ohne Gehalt, ohne Erinnerungen war… Er überschritt den Wasserlauf und das Schmalspurgeleise, gelangte auf die unregelmäßig bebaute Straße, verließ sie gleich wieder und schlug einen Wiesenpfad ein, der nur ein kurzes Stück zu ebener Erde lief und dann schräg hin und ziemlich steil den rechtsseitigen Hang emporführte. Das Steigen freute Hans Castorp, seine Brust weitete sich, er schob mit der Stockkrücke den Hut aus der Stirn, und als er, aus einiger Höhe zurückblickend, in der Ferne den Spiegel des Sees gewahrte, an dem er auf der Herreise vorübergekommen war, begann er zu singen.

 mann davos

Thomas Mann in Davos in 1921
Thomas Mann bezocht zijn zieke vrouw in 1912 in Davos, die daar kuurde. Het bezoek inspireerde hem tot het schrijven van zijn monumentale roman Der Zauberberg.

 

Er sang die Stücke, über die er eben verfügte, allerlei volkstümlich empfindsame Lieder, wie sie in Kommers- und Turnliederbüchern stehen, unter anderem eines, worin die Zeilen vorkamen: “Die Barden sollen Lieb’ und Wein, Doch öfter Tugend preisen” – sang sie anfangs leise und summend, dann laut und aus ganzer Kraft. Sein Bariton war spröde, ab Der Zauberberg er heute fand er ihn schön, und das Singen begeisterte ihn mehr und mehr. Hatte er zu hoch eingesetzt, so verlegte er sich auf fistelnde Kopftöne, und auch diese erschienen ihm schön. Wenn sein Gedächtnis ihn im Stich ließ, so half er sich damit, daß er der Melodie irgendwelche sinnlosen Silben und Worte unterlegte, die er nach Art der Kunstsänger formenden Mundes und mit prunkendem Gaumen-r in die Lüfte sandte, und ging schließlich dazu über, sowohl was den Text als auch was die Töne betraf, nur noch zu phantasieren und seine Produktion sogar mit opernhaften Armbewegungen zu begleiten. Da es sehr anstrengend ist, zugleich zu steigen und zu singen, so wurde ihm bald der Atem knapp und fehlte ihm immer mehr. Aber aus Idealismus, um der Schönheit des Gesanges willen, bezwang er die Not und gab unter häufigen Seufzern sein Letztes her, bis er sich endlich in äußerster Kurzluftigkeit, blind, nur ein farbiges Flimmern vor Augen und mit fliegenden Pulsen unter einer dicken Kiefer niedersinken ließ, – nach so großer Erhebung plötzlich die Beute durchgreifender Verstimmung, eines Katzenjammers, der an Verzweiflung grenzte.“

mann

Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
Met Hermann Hesse (r) in Davos, in het midden Katia Mann

 

Zie voor Thomas Mann ook mijn blog van 6 juni 2010 en ook mijn blog van 6 juni 2009, en mijn blog van 6 juni 2008 en mijn blog van 6 juni 2007, en mijn blog van 6 juni 2006

 

De Engelse dichteres en schrijfster Marguerite Radclyffe Hall werd geboren op 12 augustus 1880 in Bournemouth. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2007 en ook mijn blog van 12 augustus 2008 en ook mijn blog van 12 augustus 2009.

In A Garden

IN the garden a thousand roses,
A vine of jessamine flower,
Sweetpeas in coquettish poses,
Sweetbrier with its fragrant dower.

There are hollyhocks tall and slender,
And marigolds gay and fair,
And sunflowers in glowing splendour,
Geraniums rich and rare ;

And the wee, white, innocent daisy,
Half hidden amid the lawn ;
A bee grown drowsy and lazy
On honey he’s drunk since dawn

Is reposing with wings extended
On some soft, passionate rose,
Aglow with a blush more splendid
Than ever a fair cheek knows.

While a thrush, in the ivy swinging
That clusters over the gate,
Athrob with the spring is singing,
And ardently calls his mate.

For the spirit of all sweet odours
The soul of a June unborn
Has hallowed my humble garden,
And whispered to me since dawn.

And the flowers in a prayer of rapture,
Bent low to that spell divine,
Are wafting their sweetest incense
In clouds, at his sunlit shrine.

 

Love Triumphant

Ere the first grief was born
Love was.

And after griefs are gone
Love still shall triumph on.
Ere the first grief was born
Love was.

In Eden grief became
Love’s slave.
For in the dust and woe
Lost Adam still could know
Fond recompense, and so
Did grief become Love’s slave.

 hall

Marguerite Radclyffe Hall (12 augustus 1880 – 7 oktober 1943)
Radclyffe Hall (r) met Lady Una Trowbridge

 

De Nederlandse schrijver Marcellus Emants werd op 12 augustus 1848 in Voorburg geboren. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2007 en ook mijn blog van 12 augustus 2008 en ook mijn blog van 12 augustus 2009.

Uit: Dood

„De groote cavalerie-manoeuvres waren op hoog bevel gestaakt en de troepen teruggekeerd naar hunne garnizoenen.

Luitenant van Harden was er niet rouwig om.

Ofschoon hij zich nooit in het openbaar, zelden onder vrienden, over den gang van zaken op militair gebied beklaagde, droeg hij toch de verlammende overtuiging met zich om, dat onkunde en sleurgeest, laffe jaloezie en bekrompen eigenwaan aan een flinke organisatie onzer strijdbare krachten in den weg stonden. Ook bij de laatste oefeningen was, zijns inziens, het gebrek aan eene energieke leiding duidelijk gebleken en herhaaldelijk had hij zich geschaamd tegenover de vreemde officieren, die de manoeuvres medemaakten. Met hart en ziel soldaat was hij een vijand van soldaatje-spelen; onder zijn gelijkmatige opgeruimdheid lag een even gelijkmatige, diepe ernst. Aan wedrennen nam hij nooit deel; van luidruchtige feesten bleef hij weg, indien dit gebeuren kon zonder iemand te kwetsen; voor een gezelligen avond onder vrienden was hij echter altijd te krijgen en geraakte een officier van het regiment in moeilijkheden, dan klopte hij ’t eerst, en dikwijls alleen, bij van Harden aan om hulp of raad.

Dat hij knap was in zijn vak, wisten ook zij, die hem maar uit de verte kenden; eenige intiemen stelden hem insgelijks als denker, als wijze op hoogen prijs. – Hoewel groot en forsch gebouwd, muntte hij niet uit door mannelijk schoon. De breede borst door de donkerblauwe attila omsloten, de oogen bijna verborgen onder het zwarte haar van zijn kolbak, den langen, rossig blonden knevel om de mondhoeken neerhangend tot beneden de kin, maakte hij in zijn stramme houding te paard struisvogel-politiek.“

emants

Marcellus Emants (12 augustus 1848 – 14 oktober 1923)

 

De Amerikaanse schrijver Anthony Swofford werd geboren op 12 augustus 1970 in Fairfield, California. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2009.

Uit: Jarhead

„After hearing the news of imminent war in the Middle East, we march in a platoon formation to the base barber and get fresh high-and-tight haircuts. And no wonder we call ourselves jarheads — our heads look just like jars.
Then we send a few guys downtown to rent all of the war movies they can get their hands on. They also buy a hell of a lot of beer. For three days we sit in our rec room and drink all of the beer and watch all of those damn movies, and we yell Semper fi and we head-butt and beat the crap out of each other and we get off on the various visions of carnage and violence and deceit, the raping and killing and pillaging. We concentrate on the Vietnam films because it’s the most recent war, and the successes and failures of that war helped write our training manuals. We rewind and review famous scenes, such as Robert Duvall and his helicopter gunships during Apocalypse Now, and in the same film Martin Sheen floating up the fake Vietnamese Congo; we watch Willem Dafoe get shot by a friendly and left on the battlefield in Platoon; and we listen closely as Matthew Modine talks trash to a streetwalker in Full Metal Jacket. We watch again the ragged, tired, burnt-out fighters walking through the villes and the pretty native women smiling because if they don’t smile, the fighters might kill their pigs or burn their cache of rice. We rewind the rape scenes when American soldiers return from the bush after killing many VC to sip cool beers in a thatch bar while whores sit on their laps for a song or two (a song from the fifties when America was still sweet) before they retire to rooms and fuck the whores sweetly. The American boys, brutal, young farm boys or tough city boys, sweetly fuck the whores. Yes, somehow the films convince us that these boys are sweet, even though we know we are much like these boys and that we are no longer sweet.“

swofford

Anthony Swofford (Fairfield, 12 augustus 1970)
Hier met acteur Jake Gyllenhaal (l) die Swofford speelt in de verfilming van Jarhead

 

De Duitse dichter en schrijver en germanist Hans-Ulrich Treichel werd geboren op 12 augustus 1952 in Versmold. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2007 en ook mijn blog van 12 augustus 2008 en ook mijn blog van 12 augustus 2009.

Was es war

Daß sich ihr Schlaf
Mit seinem Schlaf vermischte
Daß ihre Furcht sich
Ganz in ihm verlor

Daß er sie auch
An kalten Tagen küßte
Daß sie in seinen
Armen niemals fror

Daß sich ihr Fleisch
Nicht mehr an seinem rieb:
Das war es was
Sie auseinandertrieb.

 

Die Wolken

Die Wolken, sagst du,
der Wind und der Regen,
die Steine, sagst du,
die Nacht und der Tag

Wenn es ihn gäbe,
den Wind und den Regen,
wenn es sie gäbe,
die Nacht und die Steine

Wenn es dich gäbe,
wir liebten uns längst.

 

Einsicht

Noch ist alles möglich,
Wir haben uns flüchtig gestreift.
Der Rest: wahrscheinlich tödlich.
Die Kunst: daß man es begreift.

Wir sollten es dabei belassen.
Ein Hauch ist fast wie ein Kuß.
Sich lieben heißt auch sich verpassen.
Auf andere Art. Und Schluß.

 treichel

Hans-Ulrich Treichel (Versmold, 12 augustus 1952)

 

De Italiaanse schrijver, satiricus en journalist Stefano Benni werd geboren op 12 augustus 1947 in Bologna. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2009.

Uit: Bruder Geldautomat

“Banco di san francesco.
Bitte führen sie ihre karte ein.
Guten morgen signor piero.
Guten Morgen.
Folgende vorgänge sind möglich: kontostand, auszahlung, kontoauszug.
Ich möchte Geld abheben.
Bitte geben sie die geheimnumme rein.
Ja …sechs, drei, drei, zwei, eins.
Ihr vorgang wird bearbeitet. bitte warten.
Ja, danke.
Etwas geduld bitte. bei der hitze ist der zentralcomputer langsam wie ein nilpferd.
Ich verstehe.
Oweh, signor piero, das sieht aber gar nicht gut aus.
Was ist los?
Sie haben diesen monat bereits alles geld abgehoben, das ihnen zur verfügung steht.
Wirklich?
Ausserdem ist ihr konto im minus.
Das wusste ich …
Und warum haben sie die karte eingeführt?
Naja…wissen Sie, ich wusste nicht weiter …vielleicht
Hab ich gehofft, Sie irren sich mal.
Wir irren uns nie, signo rpiero.
Entschuldigen Sie vielmals. Aber wissen Sie, zurZeit hab
Ich wirklich Probleme.
Wegen ihrer frau, nicht wahr?
Woher wissen Sie das?
Die signora hat kürzlich ihr konto aufgelöst.
Stimmt. Sie ist umgezogen, in eine andere Stadt.
mit doktor vanini, stimmt’s?“

 benni

Stefano Benni (Bologna,12 augustus 1947)

 

De Spaanse dichter en schrijver Jacinto Benavente werd geboren in Madrid op 12 augustus1866. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2009.

Uit: Autumnal Roses (Vertaald door John Garrett Underhill)

„RAMÓN: We never learn to know each other fully. I am not a poet, but I understand Isabel’s heart better than you do. There was a time when I felt my Carmen’s love grow cold, as Isabel does yours. Her spirit was dreamy, ambitious, while our life was prosaic indeed. I am a man so blind to idealities that it seems to me a crime not only to dream, but to sleep, unless the provision for the morrow is assured. My one thought was to work–for the sake of my wife and my children, naturally; but work, which bound me to them most closely, was, as it appeared, that which pushed them farthest away. So I observed at first a certain wistfulness, an impatience in Carmen, then coldness and indifference, then … then … how can I tell? If I had not been so sure of her honor, I might even have believed that her heart was no longer mine. I sought to impose myself, my complaints became violent and loud; I turned to threats, but the most that I could achieve was submission, respect, the outward show of love–love still absented itself and grew cold. So then, I waited; I waited, working on as before, with the same purpose–my wife, my children, and with the same love. I was hers, always hers! Then, one day, as I sat over my books and accounts, I felt two arms steal about my neck, which hugged me tight, and another face pressed close to mine, looming up over the accounts, and two tears fell upon the page and blotted the figures out, and a voice said to me, and a soul quivered in that voice: “Ramón, how good you are! And how I love you!” It was love which had returned again, love at last had understood–who knows after how many wanderings? For the poetry of our lives today, which are barren of swords and lances and princesses and troubadours and Moors, consists in simple duty done and the tasks of every day. Either you misjudge Isabel, or you misjudge yourself. When love absents itself and grows cold, how detain it in its flight? By threats, perhaps, by force? By murder and sudden death? When the bird leaves the cage, how recall him as he flies? Either you must shoot him, resolved that he will be yours or belong to nobody, in which case you will surely recover him, but you will recover him dead, or otherwise, if you prefer him as he was, you have no recourse but to wait–to wait until the cage shall seem sweeter in his eyes than the liberty which he has enjoyed.“

benavente

Jacinto Benavente (12 augustus 1866 – 14 juli 1954)
Portret door Joaquín Sorolla

 

De Canadese Franstalige schrijver Réjean Ducharme werd geboren op 12 augustus 1941 in Saint-Félix-de-Valois, Québec. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2008 en mijn blog van 12 augustus 2009.

Uit: Le Cid maghané

« LE COMTE : C’est à moi que la job revenait. Il y a pas à sortir de là. / DON DIÈGUE : Tu as menti. / COMTE : Je vais te le montrer si j’ai menti, moi! / DIÈGUE : Envoie donc pour voir si tu es capable, jeune faluette! / COMTE : Tu t’es usé la langue à lécher les bottes du roi. Il te reste même plus assez de langue dans la bouche pour communier. / DIÈGUE : Tu as la langue trop sale pour les lécher, les bottes du roi. / COMTE : Le roi a choisi un vieux parce qu’il est vieux lui itou et qu’il a peur des jeunes. / DIÈGUE : Jaloux! / COMTE : J’t’avertis : tu ambitionnes. / DIÈGUE : Puant! / COMTE : Tu mérites une bonne claque sur la gueule. Elle s’en vient. La voilà. Catche-la! (Claque sur la gueule. Don Diègue tombe, se relève.) / DON DIÈGUE : Je vais le dire à mon gars. »

ducharme

Réjean Ducharme (Saint-Félix-de-Valois, 12 augustus 1941)

 

De Engelse dichter en schrijver Robert Southey werd geboren in Bristol op 12 augustus 1774. Zie mijn blog van 12 augustus 2009.

Sonnet

With wayworn feet a Pilgrim woe-begone
Life’s upward road I journeyed many a day,
And hymning many a sad yet soothing lay
Beguil’d my wandering with the charms of song.
Lonely my heart and rugged was my way,
Yet often pluck’d I as I past along
The wild and simple flowers of Poesy,
And as beseem’d the wayward Fancy’s child
Entwin’d each random weed that pleas’d mine eye.
Accept the wreath, BELOVED! it is wild
And rudely garlanded; yet scorn not thou
The humble offering, where the sad rue weaves
‘Mid gayer flowers its intermingled leaves,
And I have twin’d the myrtle for thy brow.

 

Poems On The Slave Trade – Sonnet I

Hold your mad hands! for ever on your plain
Must the gorged vulture clog his beak with blood?
For ever must your Nigers tainted flood
Roll to the ravenous shark his banquet slain?
Hold your mad hands! what daemon prompts to rear
The arm of Slaughter? on your savage shore
Can hell-sprung Glory claim the feast of gore,
With laurels water’d by the widow’s tear
Wreathing his helmet crown? lift high the spear!
And like the desolating whirlwinds sweep,
Plunge ye yon bark of anguish in the deep;
For the pale fiend, cold-hearted Commerce there
Breathes his gold-gender’d pestilence afar,
And calls to share the prey his kindred Daemon War.

southey

Robert Southey (12 augustus 1774 – 21 maart 1843)
Portret door Thomas Lawrence

Marguerite Radclyffe Hall, Marcellus Emants, Anthony Swofford, Réjean Ducharme, Robert Southey

De Engelse schrijfster Marguerite Radclyffe Hall werd geboren op 12 augustus 1880 in Bournemouth.

Uit: Trials of Radclyffe Hall  (Biografie door Diana Souhami)

„On a summer day in 1884 a blue-eyed four-year-old with ash-blond hair walked with her English nurse in the old cemetery in West Philadelphia near her grandmother’s house. It was quiet there, the day was clear, she could smell boxwood, pine and new-mown grass. She walked on a gravel path littered with tiny shells, which she stopped to collect. There were high trees to her right, an avenue ahead and, to her left, bare grass, mounds of earth and new graves.
A small group wearing black came toward her across the grass. A woman among them, tall, with a long veil and gloves, seemed to stare at her. Two of the men carried between them a white wooden box. The group stopped by a freshly dug hole beside which was a mound of earth. They lowered the box into the hole and a man began shoveling in earth. At the sound of the earth hitting the box, the woman jerked back. The movement made the girl think of her mechanical bear on its green baize stand at home in London. The woman bent over the hole in the ground then raised her face and screamed. She seemed to scream at the sky, the trees, the man shoveling earth and the little girl out with her nurse.
Consolation for such ontological terrors was not on offer to Marguerite Radclyffe-Hall from her mother, whom she feared and despised: “Always my mother. Violent and brainless. A fool but a terribly crafty and cruel fool for whom life had early become a distorting mirror in which she saw only her own reflection.”
In two unpublished autobiographical pieces, Forebears and Infancy and Michael West, in letters and in fictional allusion in her novels, she defined her mother as grasping, violent andcapricious. “I cannot,” she said, “keep the fifth commandment.” Home for a child, she averred, should be a refuge, a place of affection and kindness. Hers was “bereft of security” and she was haunted by the feeling that something was wrong. “I pity those whose memories of home have been rendered intolerable as have mine. They and I have lost a great sweetness in life.”

 

radclyffehallt

Marguerite Radclyffe Hall (12 augustus 1880 – 7 oktober 1943)

 

De Nederlandse schrijver Marcellus Emants werd op 12 augustus 1848 in Voorburg geboren.

 

Uit: Vijftig

 

„Neen, het kind schreeuwde niet.

Hoe dwaas toch, dat zij geen uur-lang uit kon blijven, zonder in haar binnenste de vraag te hooren: wie weet, of i niet huilt en of die min ‘m niet alleen heeft gelaten.

Dan had zij geen rust of duur meer. Dan joeg ze naar huis als een onvoorzichtige, die zich herinnert, dat hij zijn brandkast heeft open gelaten en…. dan vond zij nooit een rechtvaardiging voor haar onberedeneerde angst.

Ook nu weer hoorde zij noch in de gang, noch op de trap een enkel verdacht geluid en de warme bovenvoorkamer binnentredend vond ze er het mollige popje met lodderig gesloten oogen rustig liggen te zuigen.

De breedgeschouderde boerevrouw, die ’t voedde, hief even het bruine hoofd op, zei kalm glimlachend:

‘O, wat is u weer gauw terug’ en keek toen weder neer op de volle, blanke borst en de rose lipjes, die er aan lurkten.

‘Heeft i niet geschreeuwd; is er niets gebeurd?’

‘Wel nee; wat wou d’r nou gebeuren? – ’t Mankeert ommers niks.’

De leuke toon, waarop deze verklaring werd geuit, belette niet, dat het Mina te moede werd, alsof eensklaps een opwekkende stroom van levenskracht zich verbreidde door haar gansche rijzige gestalte. Zij voelde duidelijk de strafheid van haar rug, de vaste ronding in haar armen, de ruimte van haar borst en ze zag zich zelf daar staan als een toonbeeld van gezondheid met frisch roode wangen, stralend blauwe oogen en dik golvend, donker blond haar. Terwijl ze jakje en hoed aflegde, doorgloeide een heerlijke gewaarwording van trots en

[p. 2]dankbaarheid haar gemoed en het echode in haar hoofd: ’t mankeert ommers niks; ’t mankeert ommers niks!

Welk een zaligheid een kind, zóó’n mooi, zoo’n gezond kind te bezitten!

Ze voelde zich zoo gelukkig…. Ja, ze was gelukkig…. en toch… toch zweefde er over dat geluk een flets wolkschaduwtje heen. Het was wel klein en dun en zou zeker allengs verdwijnen; maar zij zag ’t nog duidelijk als een donker vlekje midden in haar zonnig hoofd.“

 

Emants

Marcellus Emants (12 augustus 1848 – 14 oktober 1923)

 

 

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 12 augustus 2007 en ook mijn blog van 12 augustus 2008.

 

 

De Amerikaanse schrijver Anthony Swofford werd geboren op 12 augustus 1970 in Fairfield, California. In 1990 vertrok Swofford naar Saoedi-Arabië om Koeweit van de Irakezen te bevrijden. Met vijftig kilo bepakking en zwaar bewapend ging hij de woestijnoorlog in. Swofford beleefde zes maanden van angst en verveling. Hij overleefde beschietingen van zowel Irakezen als de Amerikanen en overwoog zelfmoord. In 2003 verscheen zijn boek “Jarhead´ , een uniek persoonlijk verslag van moderne oorlogvoering en een reflectie op wat het is Amerikaan, soldaat en man te zijn. Na de Golfoorlog schreef Swofford verschillende verhalen en reportages. Deze artikelen werden gepubliceerd in onder meer The New York Times en Harper’s. Zijn roman Exit A werd gepubliceerd in 2007.

 

Uit: Exit A

 

„This boy is an American, born on the third of July, 1972. While his mother spat and screamed through the life-endangering birth, his father
and the orderlies and janitors lit illegal fireworks in the hospital parking lot. The men drank from bottles of bourbon and beer while leaning down to light Bottle Rockets and Flaming Marys and Wailing Jennys. His father supplied the armament and the devil’s milk, and the matches, and most of the boisterous ranting and raving about God and Country and the Founding Fathers and the Mayflower and Plymouth Rock and the Salem witch trials and the Red Threat, that ungainly, bloody bear from the East.

The doctor held the boy upside down, and the safety of the womb became history. The room above the mother spun one hundred times, and she went under.

No one found the father, not even the orderly sent to look. So they slapped the boy’s bottom and placed him in a crib, where he waited for someone with his same blood to come to consciousness. His aunt Mirtha was the first to appear at the hospital, and after cursing the father’s name, she picked up the boy and performed an auntly show for him, baby talk and ego stroking and burp and bowel sounds. Because his aunt was present and cogent, and the nurses wanted to get down to the parade grounds for the base general’s midnight fireworks display, they asked her to name the boy, and she did. This boy’s name is Severin Boxx.

This girl’s name is Virginia Sachiko Kindwall. She is the daughter of General Oliver Kindwall and Mrs. Oliver Kindwall, once known as Olive, though that was not her given name but simply a shortening of her husband’s. Her given name was Nakashima Sachiko. Olive died on the birthing table at Travis Air Force Base in California, in July 1972. While she died giving birth to Virginia Sachiko, her husband, a major at the time, paced the base morgue while overseeing the identification and shipment home of the newest dead boys from Vietnam, some of the last. Later, Kindwall would tell his daughter that on the day of her mother’s death and her own birth, the dead boys from Vietnam seemed much more dead than usual.“

 

swofford

Anthony Swofford (Fairfield, 12 augustus 1970)

 

De Canadese Franstalige schrijver Réjean Ducharme werd geboren op 12 augustus 1941 in Saint-Félix-de-Valois, Québec. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2008.

Uit: Ha ha!…

 

« SOPHIE : Tu vas venir t’asseoir puis jaser. Ça fait depuis mardi que je téléphone pour parler à du monde […] Tu vas te tenir tranquille puis tu vas m’écouter. / BERNARD : Que c’est que t’as, ma Puce? Qu’est-ce t’as donc?… Un problème? / SOPHIE : Niaiseux!… Niaiseux!… / BERNARD : Un problème sec sec sexuel… j’espère. / SOPHIE : Le seul que j’ai c’est celui que tu me donnes : puis il est comme toi : bien insignifiant!… (Repoussant la main de Bernard) Et puis tu vas me lâcher? Cinq minutes? Je parle! Je parle! / BERNARD : J’essayais de faire ton bonheur. / SOPHIE : Essaie avec tes oreilles! Je parle! / BERNARD : Parle! Parle! Je te dérangerai pas… je vais m’en aller… / SOPHIE : Attends. Tu me chicaneras tout à l’heure. Quand je t’aurai donné une bonne raison… parce que j’en ai une… une kapab… Bernard… eeeeeeeee… Bernard j’ai lâché ma job! / BERNARD : Ah ah!… Ah ah!… »

 

ducharmerejean

Réjean Ducharme (Saint-Félix-de-Valois, 12 augustus 1941)

 

De Engelse dichter en schrijver Robert Southey werd geboren in Bristol op 12 augustus 1774.  Samen met William Wordsworth en zijn vriend en zwager Samuel Taylor Coleridge wordt hij gerekend tot de Lake Poets, dichters die woonden en werkten in het Lake District. Hij bezocht de Westminster School (waar hij werd weggestuurd) en Balliol College aan de universiteit van Oxford. Hij publiceerde zijn eerste gedichtenbundel in 1794. Samen met zijn vrouw Edith leefde hij van een bescheiden inkomen. Vanaf 1809 leverde hij bijdragen aan de Quarterly Review en bouwde zoveel faam op dat hij in 1813 werd benoemd tot Poet Laureate

 

 

His Books 

 

MY days among the Dead are past;

   Around me I behold,

Where’er these casual eyes are cast,

   The mighty minds of old:

My never-failing friends are they,

With whom I converse day by day.

 

With them I take delight in weal

   And seek relief in woe;

And while I understand and feel

   How much to them I owe,

My cheeks have often been bedew’d

With tears of thoughtful gratitude.

 

My thoughts are with the Dead; with them

   I live in long-past years,

Their virtues love, their faults condemn,

   Partake their hopes and fears;

And from their lessons seek and find

Instruction with an humble mind.

 

My hopes are with the Dead; anon

   My place with them will be,

And I with them shall travel on

   Through all Futurity;

Yet leaving here a name, I trust,

That will not perish in the dust. 

 

Jsouthey

Robert Southey (12 augustus 1774 – 21 maart 1843)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.