Rachel Billington, Rose Ausländer, Carl Hauptmann, Ethel Lilian Voynich, Latīf Nāzemī, Leopoldo de Luis

De Britse schrijfster Rachel Billington werd geboren op 11 mei 1942 in Londen. Zie ook alle tags voor Rachel Billington op dit blog.

Uit: Friendship

“It can start in all sorts of strange places: in a pram, up a climbing frame, over a desk, in hospital, under water, up a mountain, at a baby party, on a roof. It positively eschews low lights and seductive music and doesn’t expect roses on Saint Valentine’s Day. It’s not so much the love that dare not speak its name but the love that no-one bothers to mention.
This is friendship, that long-lasting love affair between two consenting adults that has no ring, no anniversaries and usually outlives every other tie. Despite its importance, no magazines are sold on its name, few books, no operas, few plays and the one television programme which might give it a boost, actually called Friends, reminds me of Oscar Wilde’s cheerful adage: A true friend stabs you in the front.
When I started writing A Woman’s Life, I didn’t plan it to be about friendship. I knew it was about three women, American, English and Irishwoman who were all born in 1940 and whose lives would become intertwined. They might have hated each other. They might have crossed continents to avoid each other. But it didn’t turn out that way. They had too much to offer each other and couldn’t resist the pull of friendship. To my surprise, that was what the book became about, a kind of holding theme against the love affairs, wars, marriages and deaths.“

 
Rachel Billington (Londen, 11 mei 1942)

Lees verder “Rachel Billington, Rose Ausländer, Carl Hauptmann, Ethel Lilian Voynich, Latīf Nāzemī, Leopoldo de Luis”

Rachel Billington, Rose Ausländer, Carl Hauptmann, Ethel Lilian Voynich, Latīf Nāzemī, Leopoldo de Luis

De Britse schrijfster Rachel Billington werd geboren op 11 mei 1942 in Londen. Zie ook mijn blog van 11 mei 2009.

 

Uit: Emma & Knightley

 

“Emma Knightley, handsome, clever and rich, with a husband whose affection for her was only equalled by her affection for him, had passed upward of a year of marriage in what may be described as perfect happiness; certainly this is how she described it to herself as she sat at her writing desk from which she had an excellent view of her father, Mr Woodhouse, taking a turn round the shrubbery on the arm of her beloved Mr Knightley.
Emma smiled as she watched them, smiled and repressed a sigh as she saw the tender way in which Mr Knightley – she would never bring herself to call him George – put his upright, manly self between the cool autumnal breeze and the frail figure of her father. Since she, herself, usually performed this daily office for her father – Mr Knightley often being occu¬pied in the mornings when her father felt the air most conducive to good health – seldom did she have the opportunity of seeing her parent as he appeared at a distance to the objective eye.
His walking was tentative, it could not be denied, but then he had never been quick, or never since she could remember him. It was possible – Emma considered the idea from the heights of her still new stature as a wife – that his sense of himself as an invalid had stemmed from the early death of Mrs Woodhouse, causing him to distrust health. If that were the cause – and, by his affectionate accounts of his wife, she had possessed all the vivacity, intellectual vigour and good health that any woman could wish for – then it was understandable that her adoring husband’s tempera¬ment should receive a severe shock at her unexpected death; that he would never be the same, but always fearful, not just for himself, but for his daughters (Emma had an elder sister, Isabella), their husbands, Isabella’s five children (soon to be six), his friends, acquaintances and, in short, the whole world, small as it was, that he inhabited.”

 

 

Rachel Billington (Londen, 11 mei 1942)

Lees verder “Rachel Billington, Rose Ausländer, Carl Hauptmann, Ethel Lilian Voynich, Latīf Nāzemī, Leopoldo de Luis”

J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rose Ausländer

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

Regen

De bui is afgedreven;
aan de gezonken horizont
trekt weg het opgestapelde, de rond-
gewelfde wolken; over is gebleven
het blauw, het kille blauw, waaruit gebannen
een elke kreuk, blank en opnieuw gespannen.

En hier nog aan het vensterglas
aan de bedroefde ruiten
beeft in wat nu weer buiten
van winderigs in opstand was
een druppel van de regen,
kleeft aangedrukt er tegen,
rilt in het kille licht.

en al de blinking en het vergezicht,
van hemel en van aarde, akkerzwart,
stralende waters, heggen, het verward
beweeg van mensen, die naar buiten komen,
ploegpaarden langs de weg, de oude bomen
voor huis en hof en over hen de glans
der daggeboort, de diepe hemeltrans
met schitterzon, wereld en ruim heelal:
het is bevat in dit klein trilkristal.

 

Het was een morgen, kristallijn gezet

Het was een morgen, kristallijn gezet
op vochte weiden, waar de droppeldauw
de sprieten, stengels buigen deed, aan kelk en steel
schakerend in het lichte grijs gezegen
op gras en groene halmen, in de lucht
heldere vinkenslag, over de vlonder
het reppen van de voeten, de witte tandenlach,
het zingen van de melkster, aan de kimmen
de zomen
ging God om

Dat was geweest; dat had nu zijn bekomst

 

Cheops (fragment)

Zo dit groot monument, dit uitgekozen
koninklijk gloriestuk en pronkkleinood,
de rijke rotsklomp, kantig en behouwen
als een gekloofd juweel, de bergkolos,
die dromende onder het marmerpantser
de leden rekt, de torenstapeling
van duizenden op duizenden getild
door honderdduizenden, getuigenis
van onbedwongen almacht uitgevierd
tot zwijmelhoogte, van een fel bewind,
dat zijn vermeten en zijn netten wierp
over de namelozen, de verloren
tot ondergang gedoemde drom, gebukt
over hun donkre moeite en zweet, het hoofd
zuchtend en trillende het harde pogen
in handen en gerei, tesaamgeschoold
tot hunne taak de bange en als lood
lag dodelijk op de bekommerden
de doffe wil, het onverwrikt gebod
van de ver tronende, meedogenloze,
van hem, de eigenzinnige despoot.

J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)

Lees verder “J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rose Ausländer”

Ida Gerhardt, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rose Ausländer

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook mijn blog van 11 mei 2010 en eveens alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

Wieg

Geur van honing
en jonge melk
van een nestdiertje
dat slaapt.
Een ademhalen van dons
En speurbaar
aan de neusvleugels
de geur van wat er gebeurd is;
geboorte,
geheim.

 

De akelei (Dürer)

Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig – dat zijn hand niets schond.
Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in ’t licht der ruit
zoals hij het gevonden had.

Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk’le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.

En uur aan uur trok stil voorbij;
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant-
zo glanzend kwam de omtrek vrij.

Totdat het gaaf te prijken stond:
de wortels scheem’rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond;

de bloemkroon purper violet,
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen, het juweel
vijfvlakkig: kantig neergezet.

In ’t vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan, in het laatste licht van ’t raam
schreef hij de letters van zijn naam
en ’t jaartal glimlachend erbij.

 

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

Lees verder “Ida Gerhardt, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rose Ausländer”

Libris Literatuurprijs voor Bernard Dewulf, Ida Gerhardt, Camilo José Cela, Rose Ausländer

Libris Literatuurprijs voor Bernard Dewulf

De Vlaamse dichter, schrijver en columnist Bernard Dewulf heeft de Libris Literatuurprijs 2010 gewonnen met zijn novelle Kleine dagen. Juryvoorzitter Hans Wijers maakte dat maandagavond bekend in het Amstel Hotel in Amsterdam. Aan de prijs is een bedrag van 50.000 euro verbonden. Kleine dagen bestaat uit een een reeks columnachtige stukken waarin de schrijver zijn eigen dagelijkse omgeving, zijn vrouw, zijn kinderen, zijn huis en zijn tuin beschrijft. Bernard Dewulf werd geboren op 30 januari 1960 in Brussel. Zie ook mijn blog van 30 januari 2009.

Uit: Kleine dagen

“Er groeit een vrouw in mijn huis. Een-twee-drie is ze vijf geworden. Op een ochtend kwam ze de keuken binnen. Ze zei dag en het was anders. Ze gaf een zoen en hij verschilde. Haar haar hing los, ze had een rokje aan en daaronder lange kousen. Daarin waren haar benen gestegen en ze stapte, ik zocht in verwarring het woord, pront. Parmantig. Koket. Er was iets opgeschoven in haar. Samen met de lengte van haar benen. Ik stond ernaar te kijken: zo dus groeit er een vrouw in mijn huis. Later zal ik misschien zeggen: ik heb jou zien worden. Ik heb jou uit de grond van een vrouw zien komen. Op een dag kwam je de keuken binnen, toen zag ik het beginnen.”

(…)

„De tram wiegt ons door een onbegrijpelijk mooie dag. Dag meisje in de tram met het ijsje in de lente. En de beentjes bengelend in het niets van het geluk. Zullen we vragen of hij doorrijdt en eindeloos rondjes maakt in vandaag? De gekke tram van 3 april 2005, die maar bleef rijden met dat meisje en die man aan boord. Morgen in de krant.“

Dewulf

Bernard Dewulf (Brussel, 30 januari 1960)

 

 

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook mijn blog van 11 mei 2009. en mijn blog van 11 mei 2008 en ook mijn blog van 11 mei 2007, mijn blog van 11 mei 2006 en mijn blog van 4 mei 2006.

Kwatrijn I

’s Nachts wakker in het uitgestorven huis
hoorde ik het bezig water van de sluis.
Toen riep men mij met name – twee, drie maal.
Een slaan van luiken en een groot geruis.

 

Christus als hovenier

Zij dacht dat het de hovenier was. Joh. 20:15

Eén Rembrandt kende als kind ik goed:
de Christus met de grote hoed
wandelend in de ochtendstond.
En, naar erbij geschreven stond:
Hij was de hovenier.

En nòg laat ik mijn tranen gaan
als in de gaarde ik Hem zie staan,
en – wat terzijde – in stille schrik
die éne, zij die dacht als ik:
Het was de hovenier.

O kinderdroom van groen en goud —
géén die ontnam wat ik behoud.
De laatste hoven naderen schier
en ijler wordt de ochtend hier.

Hij is de hovenier.

 

Vernomen tijdens een onweer

Vijf vuurstenen gaf ik u in de hand:
een harde jeugd, die ziel en ribben treft,
een sterk talent, in eenzaamheid beseft:
aanstoot blijft het voor vrienden en verwant.
Het ongeëerd zijn in uw eigen land.
Dat zich de minste boven u verheft.

Vijf oerstenen: vijf kansen die ik gaf.
Mijn wet is: kwarts of kwarts en hard op hard.
Vuur schuilt in stenen, van de schepping af.
Het slaapt tot het wakker wordt getart.

Gerhardt

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

 

De Spaanse schrijver Camilo José Cela werd geboren op 11 mei 1916 in Iria Flavia. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007 en ook mijn blog van 11 mei 2008 en ook mijn blog van 11 mei 2009.

Uit: The Family of Pascual Duarte (Vertaald door Anthony Kerrigan)

I AM NOT, sir, a bad person, though in all truth I am not lacking in reasons for being one. We are all born naked, and yet, as we begin to grow up, it pleases Destiny to vary us, as if we were made of wax. Then, we are all sent down various paths to the same end: death. Some men are ordered down a path lined with flowers, others are asked to advance along a road sown with thistles and prickly pears. The first gaze about serenely and in the aroma of their joyfulness they smile the smile of the innocent, while the latter writhe under the violent sun of the plain and knit their brows like varmints at bay. There is a world of difference between adorning one’s flesh with rouge and eau-de-cologne and doing it with tattoos that later will never wear off . . .

 I was born a great many years ago, a good fifty-five at least, in a small village lost in the province of Badajoz. It lay, that village, some two leagues from Almendralejo, squatting athwart a road as empty and endless as a day without bread, as empty and endless — an emptiness and endlessness that you, luckily for you, cannot even imagine — as the days of a man condemned to death.

 It was a hot and sunlit village, rich enough in olive trees, and (begging your pardon) hogs, its houses so bright with whitewash that the memory of them still makes me blink, a plaza all paved with cobblestone, and a fine three-spouted fountain in the middle of the plaza. No water had flowed from the three mouths of the fountain for some years before I left the village, and yet it was elegant, and a proud symbol in our eyes; its crest was topped with the figure of a naked boy, and the basin was scalloped around the edges like the shells of the pilgrims from Santiago de Compostela. The town hall stood at one side of the plaza; it was shaped like a cigar box, with a tower in the middle, and a clock in the tower; the face of the clock was as white as the Host raised during Mass, and its hands were stopped forever at nine o’clock, as if the town had no need of its services but only wanted it for decoration.”

cela

Camilo José Cela (11 mei 1916 – 17 januari 2002)
Standbeeld in Padrón, Spanje

 

De Oostenrijks-Roemeens-joods-Amerikaanse dichteres Rose Ausländer werd geboren in Czernowitz op 11 mei 1901. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007 en ook mijn blog van 11 mei 2008 en ook mijn blog van 11 mei 2009.

 

Sprache

 

Halt mich in deinem Dienst

lebenslang

in dir will ich atmen

 

Ich dürste nach dir

trinke dich Wort für Wort

mein Quell

 

Dein zorniges Funkeln

Winterwort

 

Fliederfein

blühst du in mir

Frühlingswort

 

Ich folge dir

bis in den Schlaf

buchstabieren deine Träume

 

Wir verstehn uns aufs Wort

 

wir lieben einander

 

Prag

 

Immer träume ich nach Prag

immer kam etwas dazwischen

Zeitnot Krankheit Krieg

 

Kafka stand

vor dem Hradschin

verirrter Himmelsbote

 

Ich schwöre

beim heiligen Franz

ich kann die Mauern

nicht durchbrechen

die Zauberkünste schlafen

 

Dort träumen Dichter

ihre Wunder

Gut mit ihnen

Kirschen essen

 

Trauert Prag

um meinen Traum?

Mein Traum

trauert um Prag

 

auslaender-rose

Rose Ausländer (11 mei 1901 – 3 januari 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Ida Gerhardt, Camilo José Cela, Rose Ausländer, Henning Boëtius, Rachel Billington, Carl Hauptmann, Latīf Nāzemī, Rubem Fonseca, Leopoldo de Luis, Ethel Lilian Voynich

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook mijn blog van 11 mei 2008 en ook mijn blog van 11 mei 2007, mijn blog van 11 mei 2006 en mijn blog van 4 mei 2006.

 

Ιχθυς (Vis)


De vis, getrokken door mijn hand
en èven vrij nog van de golven,
zal straks gewist zijn van het strand
en door de grote vloed bedolven.
Maar in het water, dat hem nam
zwemt levende het Monogram.
Geheime trek van tij en maan:
Hij zal op alle kusten staan.

 

 

Zum Tode


Soms laat gij mij een eb en vloed alleen.
Uren vergaan met schrijven in het zand.
Zo weer ik mij, krijsvogels om mij heen,
vergankelijk, uitgestoten aan de rand
der aarde. – Water komt en gaat, het strand
ligt nat en gladgewist gelijk voorheen.

 

 

 

Een grafschrift

 

Geloof van mij, gij die mijn naam hier leest,
ik heb de dood van kind af nooit gevreesd.
Hij was vertrouwd. – Het ondoorgrondelijk leven
is mij de donkere despoot geweest.

 

Gerhardt

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

De Spaanse schrijver Camilo José Cela werd geboren op 11 mei 1916 in Iria Flavia. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007 en ook mijn blog van 11 mei 2008.

Uit: L’Aficionado  (Vertaald door Antoine Martin)

« Le Sébas est opérateur de télégraphe, et passionné de tauromachie. Le Sébas ne dit pas « les courses de taureaux », mais « la tauromachie », ce qui fait plus mystérieux, plus entendu, aussi. Le Sébas ne parle pas par métaphore mais bien plutôt, selon le diagnostic de don Bartolomé, le maître d’école, par succédanés. Le Sébas dit « la percale » pour la cape, « le leurre » pour la muleta, « les bâtonnets » pour les banderilles, « la rapière » pour l’épée, et ainsi de suite. Le Sébas est un vrai prodige dans l’art difficile de parler le castillan par approximations ; dans la conversation courante, même quand il n’est pas question de tauromachie, il agit pareillement. Parfois, il va jusqu’à inventer des mots, signalé service rendu à l’Académie qui, pourtant, ne lui a jamais manifesté sa reconnaissance. Il est vrai que le Sébas les invente sans s’en apercevoir et sans y prêter plus d’importance.
— Alors, Sébas, qu’est-ce que vous en pensez, de la maison que se fait construire le Ramón de madame Catalina ?
Habituellement, le Sébas adopte un air pensif avant de répondre.
— Je sais pas, je sais pas… À mon avis, la bigamie n’est pas très résistante. Enfin… chacun voit midi à sa porte. Ce qui me plaît, c’est qu’il se soit fait installer la lumière génitale dans la cuisine. Il me semble qu’il commence à être temps qu’on se modernise un peu, par ici. C’est pas vrai ?
— Et comment que c’est vrai, Sébas, et comment ! Ici, au village, il nous reste encore beaucoup à apprendre des gens de New York… Avec un peu de patience, nos enfants pourront peut-être le voir. Mais, pour nous, c’est bien foutu…
Le Sébas économise l’année durant pour tout dépenser, d’un seul coup, aux courses de taureaux de Murcie. Le Sébas qui, bien que marié, n’a pas d’enfants, peut se permettre certains luxes.
— Celui à qui Dieu n’a pas donné de fils, le diable lui donne des passions, Sébas ! »

Camilo_Jose_Cela-2

Camilo José Cela (11 mei 1916 – 17 januari 2002)
Monument in Guadalajara, Spanje

 

De Oostenrijks-Roemeens-joods-Amerikaanse dichteres Rose Ausländer werd geboren in Czernowitz op 11 mei 1901. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007 en ook mijn blog van 11 mei 2008.

 

Der Himmel

 

Er hat seine Masken abgelegt

Nachtwolken verbieten

den Sternen

Schwester Erde

zu sehen

 

Er träumt

daß sein endloses Schwarz

Trauer trägt um die Sonne

er träumt die Me
nschen auf Erden

die ihn blau träumen

 

In undurchdringlichen Dunkel

zählt er seine Wohnungen

sieben sollen es sein

aber es stimmt nicht

unendlich mehr

 

Er zählt unendlich

 

 

 

Mein Atem

 

In meinen Tiefträumen

weint die Erde

Blut

 

Sterne lächeln

in meine Augen

 

Kommen Menschen

mit vielfarbnen Fragen

Geht zu Sokrates

antworte ich

 

Die Vergangenheit

hat mich gedichtet

ich habe

die Zukunft geerbt

 

Mein Atem heißt

 

Jetzt

 

roseauslaender

Rose Ausländer (11 mei 1901 – 3 januari 1988)

 

De Duitse schrijver Henning Boëtius werd geboren op 11 mei 1939 in Langen, Hessen. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007.

Uit: Blendwerk

Ich glaube nicht an Zufälle, aber ich halte auch nicht viel von der Vorsehung. Es muß etwas dazwischen geben, etwas, das Willkür und Schicksal auf rätselhafte Weise miteinander verknüpft.

Die wahren Überraschungen des Lebens kommen zuweilen dabei heraus. Begebenheiten, die wie Schauspieler auf ein Stichwort hin genau im richtigen Moment aus den Kulissen auf die Bühne unseres Daseins treten, um ihren unvermeidlichen Auftritt zu absolvieren. Wie anders ist es zu erklären, daß meine Mutter mir zum ersten Advent dieses Jahres »Die Winterreise « schenkte, eine Schallplatte mit deutschem Gesang, voller Dunkelheit der Wörter und Süße der Melodien, und daß ich kurz danach tatsächlich eine Winterreise nach Deutschland antreten mußte, keine dienstliche Reise übrigens, sondern eine private, die zu unternehmen ich mich wegen des brieflichen Hilferufes eines Landsmannes genötigt sah.

Meine Mutter schenkt mir, seit ich erwachsen bin, immer etwas zum ersten Advent, dafür nie etwas zu Nikolaus. Zur Begründung sagt sie: »Zuneigung kann man nicht in der Stunde der Erfüllung zeigen, immer nur in der Stunde der Verheißung.

Als ich sie fragte, was sich hinter dieser Lebensregel verberge, erklärte sie: »Du müßtest dich eigentlich noch gut daran erinnern, lieber Sohn. An deine Wunschkatastrophen. Du hast dir zum Nikolaustag immer ein ganz besonderes Geschenk gewünscht, eine Kinderschreibmaschine, ein Akkordeon, einen ferngelenkten Panzer. Wir haben dir jedesmal den

Wunsch erfüllt, aber immer warst du dann nach der ersten kurzen Freude enttäuscht. Es war eben einfach der falsche Zeitpunkt zum Schenken.“

 

Boetius

Henning Boëtius (Langen, 11 mei 1939)

 

De Britse schrijfster Rachel Billington werd geboren op 11 mei 1942 in Londen. Zij stamt uit de Iers-Engelse aritocratie.  Zij debuteerde in 1969 met de roman All Things Nice. Sindsdien volgden nog 18 romans, waaronder de bestseller A Woman’s Age, 7 jeugdboeken en werk voor televisie en film.

 

Uit: Emma & Knightley

 

Seeing at once it was from the very household, that of her sister, to whom she should have been writing, Emma sat back down on her seat again and broke the seal to the envelope. First, how
ever, she noted with satisfaction that Mr Knightley and her father had turned their backs to her and were started on their second turn round the shrubbery. News from his eldest daughter, whether good, bad or of no real account, was equally capable of arousing Mr Woodhouse’s fears – as if change itself was threat – so Emma was in the habit of first apprising herself of such information as Henry’s little successes at school or baby Emma’s new tooth; and then grad¬ually passing it on to her father.

For her, to the contrary, news from outside the house of Hartfield where her days passed so quietly, was always exciting and as eagerly read as a romance. Emma, whose fertile imagination had become very active, as if to compensate for an uneventful life, seldom admitted herself disappointed with even the dullest material. On this occasion, however, she had no need to use any exceptional powers, and, as she read, her mobile face expressed consternation, shock and something most like disbelief. Her youthfully clear skin changed from pink to pale to pink and finally – as tears started in her eyes – to a pallor from which all colour had drained. Indeed, it almost looked as if she must faint, so shocking to her were the contents of the letter.

But Emma was no weakling and soon she had wiped her eye with her little embroidered kerchief and, with a more resolute expression, picked up the letter once more.“

 

Rachel-Billington_lg

Rachel Billington (Londen, 11 mei 1942)

 

De Duitse dichter en schrijver Carl Ferdinand Max Hauptmann werd geboren op 11 mei 1858 in Obersalzbrunn. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007.

 

 Nacht

 

Dämmern Wolken über Nacht und Tal,

Nebel schweben, Wasser rauschen sacht.

Nun entschleiert sich’s mit einemmal:

O gib Acht! Gib Acht!

Weites Wunderland ist aufgetan.

Silbern ragen Berge, traumhaft groß,

Stille Pfade silberlicht talen

Aus verborg’nem Schoß;

Und die hehre Welt so traumhaft rein.

Stummer Buchenbaum am Wege steht

Schattenschwarz, ein Hauch vom fernen Hain

Einsam leise weht.

Und aus tiefen Grundes Düsterheit

Blinken Lichter auf in stummer Nacht.

Trinke Seele! Trinke Einsamkeit!

O gib Acht! Gib Acht!

 

 

 

Es schläft ein stiller Garten

 

Es schläft ein stiller Garten

Auf tiefstem Seelengrund;

Drin Wunderblumen blühen,

Drin klingt ein roter Mund.

 

Die bunten Blumen alle,

Wer hat sie nur gesteckt?

Die glühn wie Morgenröten

In Nächten aufgeweckt.

 

Und eine Wundermäre

Erzählt der rote Mund,

Es jubelt unvergessen

Im tiefsten Seelengrund.

 

Hauptmann

Carl Hauptmann (11 mei 1858 – 4 februari 1921)

 

De Afghaanse dichter, schrijver en criticus Latif Nazemi werd geboren op 11 mei 1947 in Herat. Hij studeerde Perzische literatuur in Kabul, waar hij het vak later zelf doceerde. Van 1982 tot 1984 doceerde hij in Berlijn aan de Humboldt universiteit. Sinds 1990 leeft hij in Duitsland in ballingschap. Hij werkt o.a. voor de radiozender Deutsche Welle. Naast drie dichtbundels publiceerde hij talloze artikelen in internationale tijdschriften.

 

Der Traum

 

Gesternnacht hatte ich meinen schönsten Traum

Dein Mondleuchtender Körper lag auf meinem Bett

Wieder hattest du deine seidenen Haare, auf meiner Schulter

Und wieder hattest du deine zarten Arme eng um meinen Hals geschlungen

 

Die Nacht so still, das Wetter so mild und beide berauscht

Ich beugte mich zu dir und flüsterte dir ins Ohr:

Du bist so gut und deine bezaubernden Augen das Beste an dir.

Ich werde deinen Augen mein schönstes Gedicht widmen

Ein Gedicht, schöner als der des „Hafez“

Ein Gedicht schöner als der des „Sahdi“

 

Der Wind stand im offnen Fenster

Ein seltsamer Anblick

Als würde er dem Vorhang leise etwas flüstern

Wieder wollte ich im Feuer deiner Lippen brennen

Und wieder wollte ich meine Lippen ganz fest an deine drücken

 

Doch als ich meine Augen öffnete, warst du nicht da!

Ich sah nur die dunkle, Stille Nacht

und schrie: Wo bist du mein Freund?

Doch bei Gott hörte ich nichts anderes als das Ticken der Uhr

 

Ohne Dich, traurig , müde und allein

Sitze ich nun am Fenster und spreche zum Wind:

O mein Freund lass meine zitternde Hand das Fenster schließen

Doch der Wind lacht mich nur aus…

 

 

Vertaald door Framorz Nazemi

 

Nazemi

Latīf Nāzemī (Herat,11 mei 1947)

 

De Braziliaanse schrijver José Rubem Fonseca werd geboren op 11 mei 1925 in Juiz de Fora. Na een studie rechten was hij eerst als docent werkzaam. Vanaf 1952 werkte hij in het management van de politie van Rio de Janeiro. In 1953/54 werd hij voor verdere scholing naar de VS gestuurd. Daar begon hij zich steeds meer op de literatuur te richten. Zijn laatste baan als manager had hij bij een electriciteitsbedrijf. Vanaf 1958 werkte hij als journalist, schrijver, criticus en draaiboekauteur. Zijn eerste boek „Os prisioneiros“ („De Gevangenen“) publiceerde hij toen hij 38 was. Thema’s in zijn werk zijn het geweld en de excessen in de steden. Het is een wereld van outsiders, moordenaars en hoeren.

 

Uit: Bufo & Spallanzani (Vertaald door Karin von Schweder-Schreiner)

 

Der Polizist Guedes, ein Anhänger des Fergusonschen Prinzips der Einfachheit – wenn es zwei oder mehr Theorien zur Erklärung eines Geheimnisses gibt, ist die einfachste die richtige – hätte niemals für möglich gehalten, daß er eines Tages der prominenten Delfina Delamare begegnen würde. Sie wiederum hatte noch nie einen leibhaftigen Kriminalpolizisten gesehen. Der Polyp wußte, wie alle Welt, wer Delfina Delamare war: das verwaiste Aschenbrödel, das den millionenschweren Eugênio Delamare, Kunstsammler, Champion im olympischen Reiteraufgebot Brasiliens, meistumworbener Junggeselle der südlichen Hemisphäre, geheiratet hatte. Die Zeitungen und Illustrierten hatten über die Hochzeit des Märchenprinzen mit dem armen Mädchen, das zu Hause eine kranke Großmutter pflegte und nie ausging, groß berichtet; und seitdem war das Paar nicht mehr aus den Klatschspalten wegzudenken.
Es gab eine Zeit, da trugen Polypen Überzieher, Krawatte und Hut, aber das war, ehe Guedes in den Polizeidienst eintrat. Er besaß nur einen alten Anzug, den er nie trug und der schon so uralt war, daß er mehrmals in Mode und aus der Mode gekommen war. Im allgemeinen zog er einen Blouson über sein Sporthemd, damit man seinen Revolver, einen Colt Cobra 38, den er unter der Achsel trug, nicht sah. Der Cobra war für ihn schlichter Luxus und der einzige Verstoß, den Guedes gegen die Vorschriften beging. Der Taurus 38, den die Dienststelle zur Verfügung stellte, war zu schwer, um ihn überall herumzuschleppen. Er hatte schon daran gedacht, den Taurus in die Schublade zu legen, aber eines Tages erlebte er in einem Bus, daß ein Straßenräuber einer Frau die Goldkette vom Hals riß, während ein anderer mit einer Waffe die Fahrgäste ringsum bedrohte. Guedes hatte eingreifen müssen und auf den bewaffneten Straßenräuber geschossen, ihn jedoch nicht schwer verletzt. (Er war stolz darauf, noch nie jemanden getötet zu haben.) Also blieb der Taurus unter seinem Arm, bis er Kommissar Raul von der Mordkommission den Cobra abkaufte, ein Fabrikat aus den fünfziger Jahren, aber in ausgezeichnetem Zustand, eine leichtere Waffe, hergestellt aus einer Speziallegierung aus Stahl und Molybdän; er hatte keinen sehr gleichbleibenden Drall, aber das spielte für Guedes keine Rolle; er hoffte, den Revolver möglichst selten benutzen zu müssen.“

 

Fonseca

Rubem Fonseca (Juiz de Fora, 11 mei 1925)

 

Zie voor onderstaande schrijvers zie ook mijn blog van 11 mei 2007.

 

De Spaanse dichter Leopoldo de Luis werd geboren op 11 mei 1918 in Córdoba.

 

De Engelse schrijfster, vertaalster en componiste Ethel Lilian Voynich werd geboren op 11 mei 1864 in County Cork, Ierland.

Ida Gerhardt, Camilo José Cela, Rose Ausländer, Henning Boëtius, Leopoldo de Luis, Carl Hauptmann, Ethel Voynich, Moederdag, Pinksteren

Voor moederdag

 

Die mich einst …

Die mich einst mit Schmerz gebar
doch mit Mutterfreuden –
da ich noch ein Knäblein war,
vieles mußte leiden,

stets mich doch mit Sorg’ gepflegt
und mit Angst und Mühe
und mich oft noch huldreich trägt:
Siehe, wie ich blühe.

Und ein Liedchen singe ich
die voll Dank und Freude.
Nimm es an und freue dich,
höre, was ich heute

wünsche dir voll Dankbarkeit:
Lebe uns zufrieden
lange noch; was dich erfreut
müsse dich hinieden

stets beglücken; ohne Rast
blühen deine wangen
von Gesundheit, Sorgenlast
möge dich nicht fangen.

Und mit froher Munterkeit
werd des Alters Beute,
schau der Kinder Seligkeit,
sieh, dies wünsch ich heute.

 

Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801)

 

Zie ook mijn blog van 14 mei 2006.

 

moederdag

 

Bij Pinksteren

 

Pinksteren

Ik schik de fiere bloemen in de mooiste
vaas die ik bij jou kan vinden, de kleine
met het buikig craquelé. Ik sneed ze zelf,

bracht ze haast juichend mee voor wat
ik dacht een feest van zang en dans,
een meiboom die we toch nog plantten.
Zij zullen wel hun eeuwigheid meegaan.

Na het bokkig genot op het afgehaald bed
zing ik tartend en ik wou hem zo graag er eens
wezen. Zo staan wij dan tegenover elkaar.

Recht is recht, houd ik vol, krom is krom.
Wat scheelt het weinig of je krijgt nu de geest.

 

Joop Leibbrand (Den Helder, 14 maart 1943)

 

Pinksterblom

 

 

De Nederlandse dichteres Ida Gardina Margaretha Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007, mijn blog van 11 mei 2006 en mijn blog van 4 mei 2006.

Zondagmorgen

Het licht begint te wandelen door het huis
en raakt de dingen aan. Wij eten
ons vroege brood gedoopt in zon.
Je hebt het witte kleed gespreid
en grassen in een glas gezet.
Dit is de dag waarop de arbeid rust.
De handpalm is geopend naar het licht.

 

Kinderherinnering

Vóór wij vertrokken naar de zwarte brandersstad,
ging gij nog eenmaal met mij naar de uiterwaarden.
Er was een wollig schaap, dat witte lammeren had;
een veulentje stond bij de grote blonde paarden.

Opeens voelde ik, dat gij mij naar het water trok.
Gij zijt gekeerd, omdat ik wild en angstig schreide.
Wit liep gij op de dijk; ik hangend aan uw rok.
Moeder en kind: vijanden en bondgenoten beide.

 

Code d’Honneur

Bezie de kinderen niet te klein:
Zij moeten veel verdragen –
eenzaamheid, angsten, groeiens pijn
en, onverhoeds, de slagen.

Bezie de kinderen niet te klein:
Hun eerlijkheid blijft vragen,
of gij niet haast uzelf durft zijn.
Dàn kunt ge ’t met hen wagen.

Laat uw comedie op de gang
– zij weten ’t immers tòch al lang! –
Ken in uzelf het kwade.

Heb eerbied voor wat leeft en groeit,
zorg dat ge het niet smet of knoeit. –
Dan schenk’ u God genade.

gerhardt

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

De Spaanse schrijver Camilo José Cela werd geboren op 11 mei 1916 in Iria Flavia. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007.

 

Uit: Mazurka for Two Dead People (Mazurca para dos muertos, vertaald door Patricia Haugaard)

 

“It’s raining softly and there is no end to it, it rains with no zeal, but with infinite patience, as if all of life ran through the drizzle; it rains on the earth which shares the same tones with the sky; a color between soft green and ashen gray. The mountain line, on the horizon, had been erased a long time ago.

“Many hours ago?”

“No, many years ago. The mountain line was erased when Lizaro Codesal died. We know our Lord didn’t want people to see it again.”

Lazaro Codesal died in Morocco, in the outpost of Tizzi-Azza; he was probably killed by an Arab from Tafersit’s tribe. Lizaro Codesal had a way with knocking up young women; he also had the inclination. He was red-haired, and he had blue eyes. What good did it do Lazaro Codesal, who died very young, not quite twenty-two, to be the best pole fighter in a five-mile radius or more? Lizaro Codesal was killed from behind by an Arab, he killed him while he was jacking off under a fig tree. Everyone knows that the shade of the fig tree is very propitious for quiet sins. If Lizaro Codesal had been approached from the front he wouldn’t have been killed by anyone, neither by an Arab, nor by an Asturian; or by a Portuguese, or a Leonese, or by anyone else for that matter. The mountain line was erased when Lizaro Codesal was killed, and it was seen no more.

It rains tediously, as well as persistently, since Saint Raymond Nonnatus’s feast day, perhaps even before then. Today is Saint Macarius’s day, the saint who brings luck at cards and with raffle tickets. It has been drizzling slowly and without stopping for over nine months on the grasses of the fields, and on my window panes. It drizzles, but it’s not cold; not very cold, I mean. If I knew how to play the violin, I would spend my afternoons fiddling. And if I knew how to play the harmonica, I would spend my afternoons playing it, but I don’t know how. What I do know how to play is the bagpipe, and it is not suitable to play the pipes inside the house. Since I don’t know how to play the violin, or the harmonica, and since one should not blow the bagpipe indoors, I spend my afternoons in bed doing filthy things with Benicia (later I will tell you who Benicia is; this woman with nipples like chestnuts). In the capital you can go to the movies to see Lily Pons, the young and distinguished soprano, in the lead female role on the film I Dream Too Much. That’s what the paper says, although there is no movie house here.

In the cemetery flows a spring of clear water that rinses the bones of the dead, and also washes their peculiarly cold liver. They call it the Miangueiro spring; the lepers wash their flesh in it to find some relief. The blackbird sings on the same cypress where the solitary nightingale delivers its mournful song. There are almost no lepers left nowadays; it’s not like before, when there were a lot of them, and they whistled like hoot-owls to warn each other against the missionary friars who chased after them to grant them absolution.”

 

Camilo_Jose_Cela

Camilo José Cela (11 mei 1916 – 17 januari 2002)

 

 

De Oostenrijks-Roemeens-joods-Amerikaanse dichteres Rose Ausländer werd geboren in Czernowitz op 11 mei 1901. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007.

 

Phasen

Als sie ihn erwartete
war Rosenaufgang
sie hielt den Sommer
in der Hand

Als er nicht kam
zählte sie bis hundert
bis tausend
bis unendlich

Als er kam
war sie eine Statue
mit tauben Augen
abgehaunem Mund

 

 

Dichten

 

Sieben Höllen
durchwandern

 

Der Himmel sieht
es gern

 

geh sagt er
du hast nichts
zu verlieren

 

 

 

Bukowina II

Landschaft die mich
erfand
wasserarmig
waldhaarig
die Heidelbeerhügel
honigschwarz
Viersprachig verbrüderte
Lieder
in entzweiter Zeit
Aufgelöst
strömen die Jahre
ans verflossene Ufer

 

Auslaender

Rose Ausländer (11 mei 1901 – 3 januari 1988)

 

De Duitse schrijver Henning Boëtius werd geboren op 11 mei 1939 in Langen, Hessen. Zie ook mijn blog van 11 mei 2007.

 

Uit: Geschichte der Elektrizität

 

Sonnenwagen lenken zu dürfen, der Tag für Tag seine Bahn über den Himmel zieht. Helios stimmte zu. Phaetons Schwestern, die Heliaden, schirrten die Sonnenrosse an. Kaum aber hatte der Bruder die Zügel ergriffen, stellte er sich so ungeschickt an, dass die Pferde ausbrachen und mit dem außer Kontrolle geratenen Sonnenwagen alles Mögliche auf der Erde in Brand steckten. Gäa, die Erde, bat Zeus um Hilfe. Der schleuderte den ungeschickten Tölpel Phaeton mittels eines Blitzstrahls in den Eridanus, wo er ertrank. Die Heliaden aber wurden in Schwarzpappeln verwandelt. Sie weinten Kummertränen aus Harz, die in den Fluss tropften und sich dort in Bernstein verwandelten. Der Eridanus ist ein mythischer Strom, der nach alter Sage im fernen Norden in den Okeanos mündet. Später glaubten die Römer, dass es die Rhone oder der Po sei. Vielleicht gibt es für diese Annahme sogar einen historischen Kern, denn beide Flüsse spielten für den Transport von Gütern aus dem Norden – und dazu gehörten auch große Mengen von Bernstein – eine besonders wichtige Rolle.

Man sieht an diesem Beispiel: »Erklären« hieß damals nicht das, was wir heute darunter verstehen, nämlich naturwissenschaftlich begründen. Erklären hieß so viel wie »gut erzählen«. Geschichten dienten nicht nur der Unterhaltung, sondern auch dem Verstehen und vor allem Ertragen einer Welt voller Schrecken, Bedrohungen und Rätsel. Für damalige Zuhörer existierte der Unterschied zwischen Sage, Mythos, Anekdote und wissenschaftlicher Erklärung nicht. Erst in der Neuzeit tun sich diese Schubladen auf. Die phönizische Sage verrät übrigens einiges an realer Erfahrung der frühen Menschen mit Bernstein: seinen biologischen Ursprung aus Baumharz zum Beispiel (Tränen der Schwarzpappeln) und außerdem die Verwandtschaft von Elektrizität mit Blitz und Feuer.“

Boethius

Henning Boëtius (Langen, 11 mei 1939)

 

Zie voor onderstaande schrijvers zie ook mijn blog van 11 mei 2007.

 

De Spaanse dichter Leopoldo de Luis werd geboren op 11 mei 1918 in Córdoba.

 

De Duitse schrijver Carl Ferdinand Max Hauptmann werd geboren op 11 mei 1858 in Obersalzbrunn.

 

De Engelse schrijfster, vertaalster en componiste Ethel Lilian Voynich werd geboren op 11 mei 1864 in County Cork, Ierland.

Ida Gerhardt, Camilo José Cela, Rose Ausländer, Leopoldo de Luis, Carl Hauptmann, Henning Boëtius, Ethel Lilian Voynich

De Nederlandse dichteres Ida Gardina Margaretha Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Van 1924 tot 1933 studeerde Gerhardt klassieke talen, aanvankelijk in Leiden, later in Utrecht. In 1942 promoveerde ze cum laude op de vertaling van Lucretius’ De rerum natura, de boeken I en V: De natuur en haar vormen. Vanaf 1937 was ze lerares in Groningen en vervolgens in Kampen. In 1951 nam ze op verzoek van Kees Boeke de leiding op zich van de gymnasiumafdeling van de Werkplaats in Bilthoven, waar ze in 1963 met vervroegd pensioen vertrok en zich in Eefde vestigde.

Vlak voor het uitbreken van WO II, in mei 1940, debuteerde Ida Gerhardt met de dichtbundel Kosmos, in 1945 opgenomen in Het veerhuis. Al vrij snel werd die laatste poëziebundel herdrukt en dat gold ook voor de bundels Buiten schot (1947) en Kwatrijnen in opdracht (1949). Gerhardts poëzie werd gepubliceerd in een periode waarin inmiddels andere poëticale opvattingen dan die van de symbolisten de boventoon voerden en dat betekende dat haar poëzie aanvankelijk in de officiële kritiek in de schaduw bleef van die van de Criterium-dichters en na WO II van die van de Vijftigers. De echte waardering voor haar werk werd vooral op gang gebracht door de uitgever en classicus Johan B.W. Polak, die zich vanaf 1970 sterk inzette voor uitgaven en heruitgaven van haar werk. Door zijn uitgaven brak de poëzie van Ida Gerhardt definitief door. In 1979 werd haar door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden de Prijs voor het Meesterschap toegekend en in 1980 kreeg ze de P.C. Hooftprijs. Erkenning vond ze ook voor haar zorgvuldige, maar weerbarstige vertaling van de psalmen die ze samen met haar vriendin, Marie H. van der Zeyde, in 1972 liet verschijnen. Ook de vertaling van Vergilius’ Het boerenbedrijf (Georgica) van 1949 bewees haar capaciteiten op vertaalgebied. In 1968 ontving ze de prestigieuze Martinus Nijhoff-prijs voor haar vertaalwerk. In 1980 verschenen haar Verzamelde gedichten, waarvan een aantal vermeerderde drukken het licht zagen. Vanaf mei 2003 bestaat het Ida Gerhardt-genootschap, dat een eigen webside heeft op internet.

Zie ook mijn blogs van 4 mei en van 11 mei 2006.

 

Grensgebied I

Nog nevelig in de tuin. ’t Is net half zes.
Ik hoor de melkboer, bezig bij het hek,
De flessen wisselen in het flessenrek
‘Morgen, Mevrouw’, zegt hij: ”t Is anders fris’
Dan denkt hij na, en bij een zaklantaarn
Telt hij de posten op: het saldo klopt.
Alvorens hij weer wegrijdt merkt hij op
Dat er alweer een r. is in de maand.
Ik neem het rek en berg het wisselgeld;
’t Is altijd goed, ik ga het maar niet na.
Toch onbegrijpelijk dat ik nog besta:
Ik word straks zesenzeventig, welgeteld.

 

Onvervreemdbaar

Dit wordt ons niet ontnomen: lezen
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.

Zij waren het van kind af aan.

Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen, voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan;
de enigen die ons nooit verstoten.

 

In memoriam Patris

Mijn vader heeft de waterlaarzen aan.
Wij samen zijn de Lekdijk afgekomen.
Ik ben voor mijn verjaardag meegenomen:
hij moest vandaag bij het gemaal langs gaan.

Gemaal: dat is je vader horen noemen
die vreemde woorden van een andere taal
als hij de waterstand leest van de schaal;
te ademen in het onbenoembaar zoemen
dat gonzend omgaande aanwezig is.
Èn, niets te zeggen als hij bezig is:

‘Dàt is een man, daar kun je staat op maken’.
Als op de zaken orde is gesteld
doen wij huis op aan. Een lucht van geweld:
Gorcum ligt al door wolken overkraagd.
Geen noodweer en geen wereld kan mij raken
als hij, het laatste stuk, mij op de schouder draagt.

 

gerhardt

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

De Spaanse schrijver Camilo José Cela werd geboren op 11 mei 1916 in Iria Flavia In 1940 ging Cela rechten studeren. Cela’s eerste werk werd gepubliceerd toen hij 26 jaar oud was, in 1942: “La familia de Pascual Duarte” (de familie van Pascual Duarte).Het werk werd door de critici enthousiast ontvangen, maar het bracht hem wel direct in conflict met de kerk, die een tweede uitgave van het boek verbood (de tweede uitgave werd in Buenos Aires uitgegeven). Cela besloot met zijn studie te stoppen en zich geheel aan de literatuur te wijden. Zijn bekendste werk was “La colmena” (de bijenkorf), gepubliceerd in Buenos Aires, in 1951. Het boek werd in Spanje gelijk verboden. In 1954 verhuisde Cela naar Majorca, waar hij een groot deel van zijn leven zou blijven. Hier maakt Cela ook kennis met Ernest Hemingway. In 1956 verscheen het tijdschrift Papeles de Son Armadans. Cela was hiervan de hoofdredacteur. In 1957 werd Cela tot lid gekozen van de Real Academia Española, zijn intree-rede op 26 mei ging over het literaire werk van de schilder Solana In 1962 publiceerde Cela Gavilla de fábulas sin amor, diedoor Picasso geïllustreerd werden. Na het overlijden van Franco werd Cela door de koning van Spanje benoemd tot lid van de Senaat van de eerste democratische Cortes. Als senator hield hij zich bezig met het herzien van de grondwet, zoals deze door het parlement voorbereid werd. In de jaren erna zou Cela blijven publiceren

 

Uit: Toreros de salon (Toreo de salón)

 

« On aura du mal à l’admettre, mais c’est ainsi. C’est plus facile de faire un vrai miracle que de sortir un lapin de sa manche, de tirer une colombe de l’oreille d’un enfant ou de celle d’un soldat.
Plus facile d’affronter vraiment un taureau de l’inquiétant élevage de Miura que d’en simuler le combat.
C’est ainsi, les gens ne croient ni aux miracles ni aux interventions divines. Et ainsi va le monde.
Mais voici que l’amateur de miracles observe un paralytique. Il lui dit : « Lève-toi et va faire un tour jusqu’au coin de la rue. » Si le paralytique se laisse impressionner, s’il se dit tout bas « putain, c’est un miracle ! », il se lèvera, ira faire un tour jusqu’au coin de la rue et reviendra comme si de rien n’était. Au cirque, le prestidigitateur, lui, doit veiller à ce que les lapins ne s’échappent pas, à ce qu’ils n’abîment pas le frac en pissant dans sa manche. Pareil pour les colombes : il doit éviter qu’elles ne s’envolent ou ne s’oublient dans 1’oreille de 1’enfant, au risque de lui occasionner une douloureuse otite. Le prestidigitateur doit être prudent !…
Pour la tauromachie, il en va de même. Il suffit que le torero se montre pour que le taureau, si c’est un taureau qui se respecte, qui connaît les règles du jeu, fasse le reste.
Le Torero de Salon, lui, ne bénéficie pas d’une telle aide. Il lui faut être, en plus de torero, un véritable artiste dramatique. C’est beaucoup moins naturel de crier « Passe, taureau ! » à une chaise immobile que de le dire à un véritable taureau qui, parfois, passe si promptement qu’on n’a pas le temps de finir sa phrase.
Sans taureau, c’est très compliqué d’avoir l’air… Bien plus que sous la charge de l’animal, même si on doit rentrer le ventre. Là, on dit « hé taureau ! », et il vient… On n’a plus, alors, qu’à s’écarter. Si on ne s’écarte pas, c’est lui qui vous enlève du milieu. C’est pire, bien sûr, mais c’est encore plus facile. Si à la place d’un taureau en chair et en os on prend un fauteuil à bascule, un bidet portatif, une table de nuit en marbre ou une machine à coudre, on pourra dire « hé taureau ! » tant qu’on voudra, il ne bougera pas d’un pouce. Il faudra se résoudre à faire tout soi-même, jusqu’à la cabriole finale. »

 

Cela

Camilo José Cela (11 mei 1916 – 17 januari 2002)

 

De Oostenrijks-Roemeens-joods-Amerikaanse dichteres Rose Ausländer werd geboren in Czernowitz op 11 mei 1901. Ausländer groeide op in een kosmopolitisch, liberaal-joods en tegelijkertijd monarchistisch gezin dat zich hield aan de belangrijkste regels van het joodse geloof. De Bucovina, de ‘vroegere meest oostelijke provincie van de Duits-Oostenrijkse cultuur’ (Kurt Rein), werd getypeerd door de aanwezigheid van een bijna 200 jaar oude traditie van Duitse taal en literatuur. In 1919 and 1920, studeerde Ruth literatuur en filosofie aan de Universiteit van Czernowitz. In 1921 emigreerde ze naar de Verenigde Staten met haar studievriend Ignaz Ausländer. Zij trouwden in 1923, gingen uit elkaar in 1926 en scheidden in 1930. Rose Ausländer publiceerde haar eerste gedichten in de V.S. waar ze werkte als journaliste, secretaresse en bankassistent. Ze kreeg het Amerikaans staatsburgerschap dat in 1934 echter werd ingetrokken omdat ze drie jaar buiten de V.S. had geleefd (in 1931 was ze omwille van haar moeder terug naar Czernowitz gekeerd). Haar eerste poëziebundel, Der Regenbogen, verscheen in 1939 in Czernowitz. De Nazi’s bezetten de stad van 1941 tot 1944. Rose Ausländer slaagde erin het getto te overleven – ze speelde het klaar om geclassificeerd te worden als onontbeerlijk, maar ze werd wel verplicht te werken en moest ook een aantal keren onderduiken. In 1946 verhuisde ze terug naar de Verenigde Staten, naar New York, waar ze haar gedichten uitgaf in het Duits en in het Engels. Haar eerste boek na de oorlog, Blinder Sommer, verscheen in 1965 in Wenen. In datzelfde jaar verhuisde ze naar de BRD. Ze reisde veel en leefde van 1970 to 1988 in het Nelly-Sachs-huis, een bejaardentehuis van de joodse gemeenschap in Düsseldorf. De laatste 10 jaar van haar leven was ze bedlegerig. Ze publiceerde talrijke gedichten: een formidable prestatie gezien de onregelmatigheid in haar leven. In haar laatste jaren ontving ze verschillende prijzen en onderscheidingen en het was slechts dan dat ze van haar schrijven, dat zo lang een nevenactiviteit in haar leven was, kon leven.

 

Mein Atem

In meinen Tiefträumen
weint die Erde
Blut

Sterne lächeln
in meine Augen

Kommen Menschen
mit vielfarbnen Fragen
Geht zu Sokrates
antworte ich

Die Vergangenheit
hat mich gedichtet
ich habe
die Zukunft geerbt

Mein Atem heißt
Jetzt

 

 

Ich halte mich fest

Wer hat mir
den Regenbogen
aus dem Blick gerissen

Ich wollte ihn befestigen
an sieben Worten

Im Regen ertrinken
meine Augen

Ich halte mich fest
an einem Blatt
an diesem Papierblatt

 

 

 

In Memoriam Paul Celan

           »Meine blonde Mutter
kam nicht heim«
Paul Celan

Kam nicht heim
die Mutter

nie aufgegeben
den Tod

vom Sohn genährt
mit Schwarzmilch

die hielt ihn am Leben
das ertrank
im Tintenblut

*

Zwischen verschwiegenen Zeilen
das Nichtwort
im Leerraum
leuchtend

 

roseausl

Rose Ausländer (11 mei 1901 – 3 januari 1988)

 

De Spaanse dichter Leopoldo de Luis werd geboren op 11 mei 1918 in Córdoba. Het grootste ddel van zijn leven woonde hij in Madrid. Tijdens de burgeroorlog vocht Luis aan de zijde van de republikeinen tegen Franco. Van 1939 tot 1942 zat hij in de gevangenis. Behalve gedichten schreef hij ook literaire kritieken en biografieën.

 

 

ES COMO EL AGUA…

Es como el agua en gracias generosas
por el frescor humilde de la arena:
un albo deshojar de húmedas rosas,
líquido florecer que de amor suena.

Sencillamente fluyes, te derramas
en amorosa ofrenda por mi orilla.
De agua encendida o de fluyentes llamas
tocada dejas esta humana arcilla.

Como en la húmeda tierra tengo huellas:
sobre mí de tu paso transparente,
y brillantes guijarros, como estrellas,
iluminados bajo tu corriente.

Mira el agua. Contémplate. En el fondo
de mi alma, amor, lo mismo fluyes.
Miro el agua. Te miro. Y en el fondo
del tiempo, acaso, como el agua huyes.

 

Luis

Leopoldo de Luis (11 mei 1918 – 21 november 2005)

 

De Duitse schrijver Carl Ferdinand Max Hauptmann werd geboren op 11 mei 1858 in Obersalzbrunn. De oudere broer van Gerhart Hauptmann studeerde in Jena filosofie, fysiologie en biologie. Door zijn huwelijk in 1884 werd hij financieel onafhankelijk. Hij studeerde verder in Zürich waar hij Frank Wedekind leerde kennen. Hij zag af van een wetenschappelijke loopbaan en verhuisde in 1889 naar Berlijn en in 1891 vestigde hij zich samen met zijn broer in een gezamenlijk verworven huis in Schreiberhau.

 

Uit: Claus Tinnappel

 

»Die macht Claus Tinnappel auch noch zum Flederwisch . . . das ist ein Galgenvogel . . . kaum zwanzig is’ se . . . und zwei Männer liegen schon im Erdboden eingescharrt . . . die wird ihre Schlingen schon um den jungen Kerl zu werfen wissen . . . die hat auch in Trauerkleidern Courage.«

Es war Nacht.

Die mürrische Erzählung machte eine quarrige Stimme, die aus einem vorgebeugten, mageren, grauen Schädel kam, dessen blinzelnde Augen in ein kleines, wieder neu sprühendes Waldfeuer sahen. Die harten Hände rissen frische Fichtenzweige umständlich und fest aus einem mächtigen Reisighaufen heraus und deckten sie gemächlich über die sausenden und krachenden Dunkelflammen. Der alte Buchwald ragte gegen die graue Dämmerluft und den Schein der jagenden Funkenschwärme, die stumm und geisterhaft über die Waldgräser hinschwebten.

Es war hoch oben im Forste.

Die Lichter fern in der Tiefe der Täler waren erloschen.

Der Waldboden war kühl und feucht. Er atmete erdigen Wohlgeruch. Die Sträucher der Rehheide flüsterten am Hange. Sie schienen unter den bleichenden, starren Sternen wie geheimnisvoll erglüht, als wären goldblinkende Gewirke weit hin am Waldsaum gebreitet.

Die Schutzhütte stand offen.      

Nur der alte Totengräber ging vor der Hütte ums Feuer.

 

Hauptmann

Carl Hauptmann (11 mei 1858 – 4 februari 1921)

 

De Duitse schrijver Henning Boëtius werd geboren op 11 mei 1939 in Langen, Hessen. Hij is de schrijver van een omvangrijk oeuvre van romans, essays, gedichten, drama, hoorspelen en kinderboeken. De thema’s van veel van zijn werk ontleent hij aan de Duitse literatuurgeschiedenis van de 18e en 19e eeuw.

Uit: Die blaue Galeere

“Als Jan Massys zurück in der >blauen Galeere< war, schob ihm der Wirt einen versiegelten Brief zu. “Das hat ein komischer Heiliger für dich abgegeben. Er war gekleidet wie ein Mönch, aber er stank nach Schwefel, als ob sein Arbeitsplatz ziemlich weit unter der Erde ist.”
Massys stürzte die Treppe empor. Als er in seinem Zimmer war, hielt er das Siegel ins Licht einer Kerze und erkannte im roten Siegellack einen Kahlkopf mit Halbmaske. Massys erbrach das Siegel mit zitternden Fingern und entfaltete das Schreiben. Es enthielt nur wenige Wörter: “Komme heute abend gegen Neun in die Kirche San Castello. Vertraue dich dem Mann an, der dich führen wird.”
Die Zeit drängte, wenn er pünktlich sein wollte. Massys lief mit schnellen Schritten in die finstere Stadt, nachdem ihm der Wirt empfohlen hatte, sich in das südliche Quartier zu begeben. Dort läge das Kastell und dort gäbe es auch eine Kirche gleichen Namens.
Die Gassen wurden immer enger, das Bellen von Hunden, das Grölen Betrunkener und vereinzelte Schreie, die auf wenig erfreuliche Ursachen schließen ließen, mischten sich zu einer unheimlichen Komposition. Es war keine Sphärenmusik, sondern die einer dissonanten Strombotta der Armut, der Angst und der Grausamkeit. Es war so dunkel, dass Massys die Hand kaum vor Augen sah. Er beschleunigte seine Schritte und stieß plötzlich mit dem Kopf gegen etwas Weiches. Er schrak zurück. Über sich sah er gegen den fahlen Himmel den schwarzen Schatten eines Monstrums. Es pendelte hin und her, zappelnd, sich windend und quiekend wie ein sterbender Mensch. Er wollte schon fliehen, da erkannte er, dass es sich um ein Schwein handelte, welches mit zusammengebundenen Hinterbeinen an einem langen Seil von einem Balken herabhing.“

boetius

Henning Boëtius (Langen, 11 mei 1939)

 

De Engelse schrijfster, vertaalster en componiste Ethel Lilian Voynich (geb. Boole) werd geboren op 11 mei 1864 in County Cork, Ierland. Haar bekendste werk The Gadfly, verschenen in 1897 in de VS, was na de revolutie in Rusland een enorm succes. De novelle over de strijd en het lijden van een internationale activist in Italie werd in de Sovjet Unie een bestseller en schoollectuur. Tot aan haar dood werden er 2.500.000 exemplaren van verkocht en het boek werdin achttien talen vertaald. Het merkwaardige is dat de destijds nog levende Ethel Voynich tot 1955 in Rusland onbekend was en de schrijfster aan de andere kant niets wist van haar reusachtige oplagen in de Sovjet Unie.

 

Uit: The Gadfly

 

“Arthur sat in the library of the theological seminary at Pisa, looking through a pile of manuscript sermons. It was a hot evening in June, and the windows stood wide open, with the shutters half closed for coolness. The Father Director, Canon Montanelli, paused a moment in his writing to glance lovingly at the black head bent over the papers.
“Can’t you find it, carino? Never mind; I must rewrite the passage. Possibly it has got torn up, and I have kept you all this time fornothing.”
Montanelli’s voice was rather low, but full and resonant, with a silvery purity of tone that gave to his speech a peculiar charm. It was the voice of a born orator, rich in possible modulations. When he spoke to Arthur its note was always that of a caress.
“No, Padre, I must find it; I’m sure you put it here. You will never make it the same by rewriting.”
Montanelli went on with his work. A sleepy cockchafer hummed drowsily outside the window, and the long, melancholy call of a fruitseller echoed down the street: “Fragola! fragola!”
“‘On the Healing of the Leper’; here it is.” Arthur came across the room with the velvet tread that always exasperated the good folk at home. He was a sl
ender little creature, more like an Italian in a sixteenth-century portrait than a middle-class English lad of the thirties. From the long eyebrows and sensitive mouth to the small hands and feet, everything about him was too much chiseled, overdelicate. Sitting still, he might have been taken for a very pretty girl masquerading in male attire; but when he moved, his lithe agility suggested a tame panther without the claws.”

Voynich

Ethel Lilian Voynich (11 mei 1864 – 28 juli 1960)