Waar e elkaar weer zagen Per toeval hetzelfde moment, dezelfde plek Je rode haren steeds dichterbij Want ik zie steeds slechter
Zo diep kan ik blijkbaar gaan Want mijn liefde voor jou is groter dan onze zee van afstand
Op de dagen dat ik je zie En alles wat daar nog buiten gaat liggen In de regen in de zon De liefste vervloeking voor altijd houden
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
Brandnetelbloem
Het kleine tuinpaviljoen Verloor ramen en deuren. De zwaluwen vliegen er doorheen Alsof het er niet meer is Vleermuizen slapen door het leven ondersteboven aan de nok. Er steken zeisen en vorken in het zand Van de opgeloste verkruimelde cementvloer.
“De afgelopen week hadden Graham McKinley Jr. en zijn broer Maurice (`Ugh, die eikels,’ zei Luana altijd over hen, iets waarover Ralph het volmondig met zijn vrouw eens was) vanaf de poort in het hek en het naastgelegen generatorhuisje stroomkabels van enorme haspels gerold, uit het zicht in het struikgewas. Krachtstroom, natuurlijk. Hun overbuurman Marc Wachowski had geholpen met de aankleding. Meer dan driehonderd ledlichtbakken waren op tactische posities links en rechts van het pad geplaatst, kalm oplichtend op het ritme van de meditatieve soundscapes uit evenzoveel speakers, alle in regenwerende behuizing Ze hadden vanaf de poort systematisch dieper het bos in gewerkt in de richting van de rustplaats (de ‘executieplaats’ noemde Maurice McKinley die steevast; ‘Een van de redenen,’ zo zei Luana, ‘maar beslist niet de enige, van zijn eikelschap.’) Tot slot hadden ze de meer dan twaalfhonderd elektrische windlichten uit het depot in clusters aan takken opgehangen. Het resultaat was magisch: tot de plek waar de South Sunday Trail doodliep was het een drie kilometer lange reis door roze, blauw en groen feeëriek licht, zinderend op de repetitieve klanken van de muziek. Als je je ogen toekneep kreeg je de indruk je door een tunnel te begeven vol dwaallichten. Ralph merkte dat zoveel twinkellichtjes bij elkaar de eigenschap bezaten je zintuigen voor de gek te houden. Bijna hoorde je de stromende regen niet meer. Bijna zag je niet meer de grimmige, kale novembertakken die als skelettenhanden deinden aan de rand van je gezichtsveld, of wat net daarbuiten scharrelde. Bijna vergat je de stank van keldervocht en kreupelrot. Ze vormden een processie van zes. Ralph en Harry Aikman droegen de ouderwetse palankijn aan lange stokken, waarop ze mevrouw Olsen Dickinson in haar overdekte zetel hadden gehesen. Harry liep voor, Ralph achter. Zwaar was het niet: de vrouw was uitgemergeld. Maar het terrein liep heuvelopwaarts en was niet eenvoudig, en de regen verkleumde bovendien zijn blote handen om de stokken. Harry’s vrouw Elizabeth trippelde als een trouw, klein hondje naast de zieke, maar het nauwe pad dwong haar steeds uit te wijken om dikke boomstammen heen of door kniediep kreupelhout en ze was al eens uitgegleden. Juliette McKinley, de duldbare zus van de onduldbare broers McKinley, liep voorop met een lantaarn. Haar vrouw Olivia Davis sloot de optocht af en Ralph kon haar nerveuze ademhaling horen. Olivia woonde pas drie jaar aan Bird Street en voelde zich duidelijk niet op haar gemak. Ralph kon het haar niet kwalijk nemen. Ann Olsen Dickinson was een gezonde zestiger geweest, tot ze in 2019 werd gediagnosticeerd met baarmoederhalskanker. Aanvankelijk leek de operatie en de daaropvolgende radio- en chemotherapie aan te slaan en Ann waren nog twee relatief goede jaren gegund, weliswaar onder de beperkingen van de pandemie. Maar afgelopen september waren uitzaaiingen ontdekt in haar lymfeklieren en longen en kreeg ze de mededeling dat behandeling alleen nog symptomen kon verlichten. Haar tijd iets kon rekken. Hoe de buren van Bird Street dit wisten?”
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
Bomen lezen
De regen valt in het grondwater een ander nut heeft hij in de winter niet, tenzij ik hem in verband breng met dennen en sparren van deze noordelijke bomen wordt het stof van bloemen en paden nu grondig afgewassen. De stammen trekken aan mij voorbij (dat is overdreven: ik loop langs het pad) de bomen zijn letters, ik beweeg als op papier, sla moeizaam de tussenruimte over, struikel een teken neer dit is naaldbos geen ondergroei, alles transparant van regel tot regel, de grond vol sneeuw die komt uit de regen, papierwit een vreemde groep bomen duidelijk uit het buitenland (zo groeit het hier niet) dringt naar voren, ik loop er met langzame stappen omheen: zes bomen de eerste het grootst, dat zou een scheepsmast zijn, stijgt op naar de onzichtbare hemel, erboven een mistsliert, rook van een stoomboot de bomen liggen afgemeerd, hun scheepsklok wijzer springt op het hele uur een gekraak ik ben niet bang, ja dat zijn schoten! nu gaan we vooruit oorlogsverklaring aan boven, neer met domheid uitbuiting, honger, rood schijnt mijn woord met mij een bos!, Majakovski speelt op zijn ruggengraat fluit Ik lees: Aurora.
Het uitzicht vanaf de Gellért-hegy Jouw hand in mijn haar
Het beste bier met de liefste vrienden Je zwaarste tranen
Het vuurtorenlicht van Texel De laatste treinreis
De koudste koffie De pen die het papier verslaat
Het boek dat sluit Het waaien van je as
Harnas
Ik zou je armen als harnas willen Gevangen, dichtbij Glimmend van trots
Geen mens ter wereld die mij raken kan
Waterval
Soms moet ik zo hard huilen wanneer mensen vechten met wapens van woorden. De woorden vermoorden. Krantenpapieren in verdorde schaamteloosheid.
Soms moet ik zo hard huilen wanneer de muziek sterft. Alleen mijn zonden om mij heen. Dansen tot de naald een nieuwe plaat kust.
Soms moet ik zo hard huilen wanneer wij denken dat dit het beste is. De wereld begraven in geld, religie en macht. De dwazen blind. Ik wou dat ze zagen hoe hard ik huilen kon.
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
´s Zomers
Dunbevolkt het land. De gigantische velden en machines ten spijt Liggen de dorpen slaperig In buksboomtuinen; de katten Treft zelden een steenworp.
In augustus vallen sterren. In september geeft men het sein voor de jacht. Nog vliegt de wilde gans, flaneert de ooievaar Door gifvrije weiden. Ach, de wolken Als bergen vliegen ze over de wouden.
Als men hier geen krant heeft Is de wereld in orde In de pruimenmoesketels Weerspiegelt zich mooi het eigen gelaat en Vuurrood lichten de velden op.
“De vrouw zag eruit alsof ze wilde sterven. Ze zag er ook uit alsof dat binnen afzienbare tijd vanzelf zou gebeuren, als ze haar vandaag niet zouden helpen. Toch was ze hier, in de handen van de buren van Bird Street, en droegen ze haar die namiddag de bossen in. Ze heette Ann Olsen Dickinson en het belangrijkste, dacht Ralph Lewis, was dat ze eruitzag alsof ze er vrede mee had. Ralph en zijn buurvrouw Elizabeth Aikman hadden de afgelopen weken meerdere lange gesprekken met mevrouw Olsen Dickinson gevoerd, maar Ralph had genoeg ervaring om te weten dat je hun echte motivatie pas in hun ogen kon zien in het uur van de waarheid. Soms voelden ze zich een last voor hun familie. Vooral de ouderen en de chronisch zieken. Als Ralph ook maar iets anders in hun ogen zag dan zelfbeschikking blies hij de operatie 4 last minute of niet. Dan was het ethisch niet te verantwoorden. Ralph Lewis was rechter bij de King County Superior Cour in Seattle, maar om dat te zien hoefde je geen rechter te zijn. Daarvoor moest je mens zijn. Bij Ann Olsen Dickinson was het glashelder ze was er klaar voor. Dat bleek niet alleen uit de schade die haar verwoestende ziekte op haar lichaam had aangericht — de witte stoppels op haar kale schedel, de broodmagere klauwhanden, het verschrompelde, ingevallen gezicht dat bleek als een leeggelopen maan in haar wollen sjaal verzonken lag. Nee, terwijl ze haar in de stromende regen op haar draagkoets tussen de lariksen door tilden, verkeerde mevrouw Olsen Dickinson in een staat van ultieme gelukzaligheid. Ze praatte honderduit. ‘Och, moet je nu toch kijken,’ zei ze, met een stem die kraste als die van een kraai. ‘Al die lichtjes. En die muziek! Hebben jullie dat allemaal voor mij gedaan?’ Elizabeth, die geen moment van haar zijde week, glimlachte onder haar druipende regenkap. ‘Natuurlijk, Ann. Het moet perfect zijn. Voor minder doen we het niet.’ ‘Het is prachtig.’ Er klonk een fluitend geluid toen ze inademde en ze kreeg een hoestbui. Elizabeth legde een hand op haar rug en toen liet voorbij was, schonk ze dampende thee in de dop van haar thermosfles en gaf het aan de zieke vrouw. Deze nam het aan en bracht het langzaam naar haar mond. Het meeste kwam in haar sjaal terecht, maar haar gekloofde, ingezalfde lippen wisten tenminste iets ervan naar binnen te slurpen. Je bent een schat,’ raspte ze toen ze weer bij stem was. ‘Jullie zijn allemaal weldoeners.’ Ralph voelde iets prikken op zijn schedel, waar de zenuwbanen samenbundelden en de eerste vibratie van ongemak door zijn lichaam zonden. Ja, het moest perfect zijn; in zoverre had Elizabeth niet gelogen. Ze wilden degenen die ze naar de bossen achter hun huis brachten een transcendente ervaring geven. Dit deel van het Snoqualmic National Forest — het reservaat aan de rand van Lock Haven, Washington, dat met een hoog, overwoekerd gaashek was afgezet en eigendom was van de McKinleyclan — strekte zich mijlenver uit op de westhellingen van de Cascade Mountains. Er liep maar één pad naar binnen, dat de South Sunday Trail werd genoemd. Het begon op het landgoed van de McKinleys, achter een roestkleurige ijzeren poort in een stenen afscheidingsmuur, die het hele jaar hermetisch was afgesloten.”
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
Einde van het jaar
Deze herfst werden de atoompaddestoelen In de kranten zo vertrouwd Dat bij het bekijken van de foto’s Esthetische categorieën zich aandienden De situatie van de blauwe planeet was overzichtelijk Het woord neutronenwapen dook dikwijls op Net als zijn broertjes benzineprijs weerbericht Het werd alledaags als oproepen tot vrede. Mijn kind heeft op school een één gehaald Wat moet ik zeggen het kost al inspanning Zijn aanblik de onschuld te verdragen En wij leven ons onwaarschijnlijk Avontuurlijk leven corrigeren de één Het kind gaat naar school wij planten bomen Horen het proefalarm de ABC-wapen-waarschuwing Kennen de verhalen van de militairen aller landen.
Vertaald door Hans Ester
In de golven
De zee zo Groen en zo open Ik heb mijn voeten in het water In de golven Zie ik vissen De zomer de zomer is gekomen Bij jou.
Calv’ry’s tragedy is ended; They have laid Him in the tomb, And with jealous care, His enemies have sealed it; But they cannot keep Him there, For an earthquake rends the air, And an angel rolls away the stone that closed it.
None are there to greet the Savior, As He leaves the open tomb, All forgotten are the promises He gave them; And the women wend their way To the tomb, ero it is day; Not in faith, for death’s sad emblems bring they with them.
Oh, the darkness of that morning, When they stood before His tomb, With the spices and the ointments to anoint Him! And I hear sad Mary say: ” They have taken Him away, And I know not, and I know not where they’ve laid Him. “
Oh, ye ones of faithless doubting! Know ye not what Jesus said, While in life, His toil to you was freely given? Now ye stand, with hearts of woe, While your bitter tears doth flow, Knowing not your Lord and Savior has arisen.
Then the Savior speaks to Mary, And at first, she knows Him not, For her eyes are darkened by her doubts and sadness; Then, He speaks to her again, Gently calls her by her name, And she greets her risen Lord with wondrous gladness.
Often in the Christians’ struggle, When the battle rages sore, And on ev’ry side the bitter foes assail them, E’en like her, they sadly say: — ” They have taken Him away, And I know not, and I know not where they’ve laid Him. “
And, like her, with bitter weeping, As they face the empty tomb, All His promises and wondrous deeds forgotten, If they’d turn, they’d find Him near, With such loving words of cheer, That they’d know ’twas doubt, that made them feel forsaken.
“Al zal het dan nooit wat worden, had hij gedacht, terwijl hij met zijn adem het raam besloeg en er hartjes in tekende die meteen weer vervluchtigden, laat me dan in ieder geval van je houden. Dramaqueen, zou Emma bijna zeker hebben gezegd, als ze hem zo had kunnen zien. Zijn moeder stond erop dat hij zijn parka en wanten aan zou trekken, waardoor hij er een beetje belachelijk uitzag – ‘Net het Michelinmannetje,’ lachte ze tot zijn ongenoegen – maar zodra Luca zijn Cannondale uit de schuur had gehaald en de Parklaan op fietste, was hij toch dankbaar dat hij ze had. De kou beet in zijn warme, onvoorbereide wangen, die op slag gevoelloos werden. Goed, het was een Hollandse december en het vroor maar een graad of twee, maar tot dan toe was het najaar buitengewoon zacht geweest en het verschil in gevoelstemperatuur maakte dat hij rilde tot op het bot. Hij trok zijn capuchon strakker aan en begon stevig te trappen om warm te worden. Het schemerde nog en in de mist zag alles er een beetje vreemd uit. De bomen en de geparkeerde auto’s waren vormen die pas herkenbaar werden als je er heel dichtbij was, en lichten zweefden dof en geheimzinnig in het niets. In de mist verschenen en verdwenen dingen, dacht Luca. Het had iets griezeligs. Emma stond op het pleintje voor de snackbar te wachten met haar te grote Gazelle tussen haar benen. Toen ze hem zag stopte ze haar telefoon weg. ‘Hé Luca!’ ‘Echt, fuck jouw hockey. Ik sterf van de kou.’ ‘Laten we gaan dan, dommie, dan word je snel genoeg warm. Leuke parka, trouwens.’ ‘Haha.’ ‘Nee, ik meen het.’ Luca zág dat ze het meende – dat zag hij aan haar grote, amandelvormige ogen, die net iets verder uit elkaar stonden dan bij andere meisjes, en die niets dan genegenheid uitstraalden – en voelde zich onmiddellijk rood worden. Met haar lange beige jas, wollen sjaal, leren handschoenen en gebreide muts zag Emma er zeer zeker niet belachelijk uit. Haar fiets, die van haar zus was geweest, maakte het af: ze leek volwassen. Luca begon zich alweer te schamen, eerst voor zijn eigen voorkomen, en vervolgens voor welk effect zij op hem had. Elke keer. Luca Wolf was niet bijzonder populair maar kon onder druk altijd wel een treffend of grappig weerwoord geven, waardoor hij prima in de groep lag. Maar in bijzijn van Emma’s natuurlijke zelfverzekerdheid was het net of zijn brein soep werd.”
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
Bij de witte viooltjes
Bij de witte viooltjes In het park zoals hij mij opdroeg Sta ik onder de wilg Ongekamd oudje bladloos Zie je zegt ze hij komt niet
Ach zeg ik hij heeft zijn voet gebroken Een graatje ingeslikt, een straat Werd plotseling omgeleid of Hij kan niet aan zijn vrouw ontsnappen Veel dingen belemmeren ons mensen
De wilg zwaait en kraakt Het is mogelijk dat hij al dood is Hij zag bleek toen hij je onder je jas kuste Kan best wilg kan best Dus laten we hopen dat hij niet meer van me houdt
Deze echter, uit stil verweer, legde de pen zelfs niet neer, schoof geen stoel bij, keek niet op. – Er zat voor de geest niets op, dan dat hij weer ontsteeg naar zijn ballingsoord, blauw en leeg tussen aarde en zon. Even keek de compagnon de gewillige na op zijn vlucht, peinsde, zag in de lucht een wolkje, en zag dat daar ging nog steeds die vreemdeling, nog steeds die man door de straat.
Maar, naar zich horen laat, – want langzaam kwam men bij uit de diepe mijmerij en de man liep betrekkelijk vlug – men zag hem nu op de rug. Men had hem niet bepaald feestelijk ingehaald; daar was ook geen reden voor; maar gelukkig liep hij door, en toen de waarschijnlijkheid dat men hem weldra kwijt en voorgoed kwijt zou zijn, bij elke stap terrein en aan waarschijnlijkheid won, gaf heel de straat, kortom ieder en iedereen – met uitzondering van één, en wie aandachtig las weet dat het de rechter was, – gaf, behalve de rechter dan, geheel de straat den man – sit verbo venia – het heilig kruis achterna.
Maar voor de zoveelste keer prees men de dag aleer de avond was gedaald. Men heeft leergeld betaald, de man was de straat nog niet uit. Plat tegen de vensterruit, met het vitrage-net bloedrood in het voorhoofd geplet, kon men hem nog zien gaan. Toen heeft zich iets voorgedaan dat alle beschrijving tart. De schrik sloeg de straat om het hart. Kokend van woede, doodsbleek, de vuisten gebald, bekeek men het ontzettende dat beneden voortgang had.
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
In de zomer
Dunbevolkt is het land. Ondanks enorme velden en machines Liggen de dorpen slaperig In buxustuinen; de katten Raakt zelden een steenworp.
In augustus vallen sterren. In september wordt de jacht aangeblazen. De grijze gans vliegt nog, de ooievaar stapt nog Door ongerepte weilanden. Oh, de wolken Als bergen vliegen ze over de bossen.
Als je hier geen krant bijhoudt Is de wereld in orde. In pruimenjamketels Wordt je eigen gezicht prachtig weerspiegeld en Vurig rood gloeien de velden.
Stemmen uit mijn telefoon. Hoe het gaat. De stilte, het hardste geluid. Mijn gitaar blijft hangen aan de muur voor de reizen van later. Wanneer we elkaar weer mogen zien. Jouw hand, mijn hand in gedachten. Het schetsboek haalt adem. Geen gedicht gekregen van de muze tot vandaag. Al mag ik niet schrijven. Al mag ik niet verdwalen in mijn eigen poëtische vlindertuin. Geen inkt verzacht een lach van tranen. Er is hoop. Er is hulp. Soldaten van Cura. De bestrijders van de eeuwige nacht. Dromen zijn niet verboden. Daar omhels ik je teder en koester ik jou voorzichtig van een afstand.
Een vergeten passage
Oostende. Barcelona. Boekarest. Praag.
Er werd gedanst van vroeg in de morgen tot vandaag.
We zien kleuren in foto’s. Slecht geprint. Waar we misschien eens of nooit meer onszelf zijn.
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
Trieste dag
Ik ben een tijger in de regen Water maakt een scheiding in mijn vacht Druppels druppelen in de ogen
Ik schuifel langzaam en gooi mijn poten Langs de Friedrichstrasse En ben in de regen afgebrand
Ik beuk me een weg door auto’s bij rood licht Ga naar het café voor bittertjes Vreet het orkest en schommel verder
Ik brul de regen op scherp bij de Alexanderplatz De wolkenkrabber wordt nat, verliest zijn gordel (Ik grom: je doet wat je kunt)
Maar het regent op de zevende dag Ik ben boos tot aan de wimpers
Ik bries de straat leeg En ga zitten onder eerlijke meeuwen
Ze kijken allemaal naar links de Spree in
En als ik, enorme tijger, huil Begrijpt u: ik bedoel, hier zouden nog andere tijgers moeten zijn.
“Er lag die ochtend mist over het land, en daarom waren Luca Wolf en Emma Reich de eersten die het schip zagen. Later zou Luca zich afvragen hoeveel mensen er al op weg naar hun werk voorbij waren gereden, zich onbewust van wat daar vlakbij in het veld tegen de duinen verborgen had gelegen. Zij hadden niet geweten hoe rakelings ze op dat moment hun noodlot hadden gepasseerd. De lucky ones, zou Luca ze tijdens het verhoor noemen – geen politieverhoor; de mensen die hem aan de tand zouden voelen wáren helemaal geen politie. In zijn stem zou een sterke verbittering te horen zijn, want met zijn dertien jaar had hij, geïnspireerd door de Netflixseries die hij keek, een behoorlijk gevoel voor drama. Daarna zou hij in huilen uitbarsten en wensen dat ze zelf zoveel geluk hadden gehad. Emma en hij waren zoals elke doordeweekse ochtend met de fiets op weg naar school gegaan, maar als het aan Luca had gelegen was dat niet eens gebeurd. Toen hij nog half gevangen in de warmte van de slaap uit het raam had gekeken, was de wereld buiten stil en donker geweest. Toch had hij twee dingen gezien: dat de lamp bij de schuur werd omgeven door een halo van dichte mist en dat de goten en de dakpannen waren bedekt met rijp. Met een zucht had hij zich terug op bed laten vallen. Hij opende Snapchat, nam een selfie waarop hij een gezicht trok dat al het lijden van de wereld uitdrukte en stuurde: Bussie nemen dan? En een kussende smiley. Dramaqueen, stuurde Emma terug. En ook een selfie. Zíj al helemaal opgefrist en aangekleed, natuurlijk; met haar geborstelde weelderige rode haar zag ze er tiptop uit. Ze moest na school door naar hockey, zei ze, en moest dus wel met de fiets. De twee roze hartjes die ze meestuurde maakten veel goed, ook al wist Luca dat die puur vriendschappelijk waren. Emma Reich zag er, volgens de bescheiden mening van Luca Wolf, eigenlijk altíjd wel tiptop uit. Ze kenden elkaar al sinds de kleuterschool en waren in groep zeven even vriendje-vriendinnetje geweest, meer iets kinderachtigs dan een echte relatie, maar Luca was al lang geleden ge-friendzoned. Hij was sowieso geen boyfriend material, zoals de meisjes in de klas dat noemden: als zíj eenmaal op de middelbare school zaten keken ze alleen nog naar gasten uit de bovenbouw. Het was het wrede lot van iedere jongen van dertien, maar Luca had er vrede mee gehad… tot hij recentelijk toch wat voor haar was gaan voelen. Iets serieus, dit keer.”
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
THE LAST OF NOVEMBER
Eerst naar de wisselkantoren bij de dierentuin de laatste zilveren paardjes uit alle jaszakken wisselen – een geweldige koers er bleef nog iets over De wind, de wind, onhemels kind blies ons in een prachtige cabriolet naar de Reichstag sneeuwbessen druppelden kleine dieren ritselden op de vreselijke plek op sommige plaatsen groene kalk dat is de muur torentjes en observatieplatforms hier en daar registreer alles zegt hij zoals Hemingway op zijn terugtocht in Spanje het stinkende paard we reden en vlogen drie keer rond de kersvers vergulde engel ontmoetten onze dode dichters in hun voertuigen ze vlogen sneller en mooier dan wij.
O, die olie verspeeld was geenszins verspild geweest! Eén ogenblik had de geest in vergezichten gedwaald en was, door het oog van een naald, als de kemel, binnengegaan. In welk land kwam hij aan? Op aarde. – In eigen land. – Gelijk een maan was de hand die over het voorhoofd gleed en door een dauw van zweet zich langzaam voortbewoog; en ook het starend oog, dat wijd open bleef staan, het deed meer aan een maan denken dan aan een zon. Maar weldra, uit dooiende bron, ontsprong, sprongsgewijs, het bloed, en reeds spoelde op die vloed – zoals na onweer een boom de rivier afdrijft – de droom met wat hij aanrichtte uit zicht. Men ademde als verlicht het amen na van een preek. De geest, toen hij nederstreek uit het ledige zwerk en thuiskwam onder de zerk van vast werk en dagelijks brood, was dankbaar dat deze dood hem bevrijdde van ruimtevrees. Hij was, terug in het vlees, moe, weliswaar, zeer moe, maar was, platgezegd, blij toe met dit vlees, zo zwak het was: geen zo groot tekort in kas dat niet geschoven kon op die gebrekkige compagnon die ’t lot hem beschoren had. – Maar kijk, die metgezel zat alweer aan het schrijfbureau te zwoegen, en wel zo, dat de geest, beschaamd neerziend naar die trouwe, arbeidzame vriend, niet dan een lastige traan verdrijvend tot hem dorst gaan.
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
Reis II
1 Maar het liefst reis ik met de trein Door mijn kleine verwarmende land In alle seizoenen: de winter Werpt sporen van vergeten koolplantages Door het raam, ik zie de contouren van de kale bomen Fijne lijn rond de takken ze komen dichterbij Keren om verlaten me weer
2 In ‘t voorjaar loopt de fazant voorbij Zijn gouden paardebloemveren Maken hem kostbaar, ik vrees voor hem Dan is hij al weg, gebroken aarde Ligt schaamteloos langs de spoorbaan maar Bij het baanwachtershuis wordt zij geëgaliseerd Door madeliefjes pioenrozenstruiken en viooltjes Ik kan de zomer al zien dan Wordt het gevleugelde wiel rood geverfd De baanwachter legt uit stenen Goede wensen aan de reizigers
“En die deur zette hij in het deurgebint zonder scharnieren. Hij zette ze er zoo maar tegenaan. Hij had in zijn huis geen vloeren gelegd. Hij liep op het geel zand. Hij had een bedstee. Hij had eenen breeden voet van eenen boom mee de dikke stompen van de afgebroken wortelen er nog aan. Dat was zijn tafel, dit stuk boomstam, aan den bovenkant glad afgezaagd. En hij had eenen stoel. Dit was alles wat hij had. Hij zat er in zijn huis verscholen. Op een uur in den morgen en een uur in den avond kwam hij hier of daar uit naar buiten gekropen en ging loopen rontelom zijn huis. Onder de wilgen en de canada’s bleef hij soms even staan, dan was het net krek precies of hij ergens naar luisterde. Misschien luisterde hij naar het geruisch van de bladeren. De zomers kwamen, de zomer wier oud. Het herfsttij en de winter kwamen en teekenden de boomen en het uitzicht. De kluizenaar kroop in en uit zijn huis. Het was, als ge hem ’s avonds zaagt loopen of pal stil zaagt staan, eenen gruwelijken mensch om te zien, ‘nen grauwen mensch, en zijn ringbaard groeide in den tijd. Hij liet zijn eigen zijn voedsel aanreiken door het gat in de deur. De planken in deur en raamgebinten waren grauw. Hij had de muren ook niet afgevoegd. Het huis had maar korten tijd zijnen staat van nieuwheid. Er zaten tusschen de roode nieuwe steenen ook heele plekken van grauwe en bruine stenen, die de kluizenaar hier of daar van afbraak had gekocht. Er kwam nooit iemand in zijn huis. Die hem wat brengen moest kwam nooit verder dan voor de deur, de deur daar was ter manshoogte dat gat in. Maar men gluurde wel eens door de reten der planken voor de ramen. In een lichtkier zaagde ge dan het geel zand van den grond en het stuk boomstam, en den stoel scheef tegen den muur.”
De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.
’s Ochtends had ik wijn gedronken omdat de zon zo brandde
’s Ochtends had ik wijn gedronken omdat de zon zo brandde Ik lag op koel parket las oude boeken waarin Kleine dieren al jaren thuis waren, zij Aten van de lijm soms een komma, de tekst Kon ik evengoed volgen: het waren fata over Zee-vaart en schip-breuk
“s Middags lag er een jongen op het strand hij was Zeker aangespoeld ik was niet verrast Populiervlokken vlogen omlaag de ekster Zocht gretig naar zijn ogen die waren licht Nodigden me uit om te gaan zwemmen – ik verdreef Een witte spin van zijn teen, vocht tegen de mug Een golf kletterde op de oever, hij begon Mijn vingers te kussen ik was ontvankelijk En noemde hem teder toen ruiste het water Het rees op sloeg over hem heen Het meer kookte stond op strekte zich uit nam hem terug Katten sprongen terzijde en lachten
’s Avonds zat ik in de appelboom en keek uit over het water.