Koos Dijksterhuis, Serhiy Zhadan

De Nederlandse schrijver, journalist en dichter Koos Dijksterhuis werd geboren op 23 augustus 1962 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Koos Dijksterhuis op dit blog.

 

Klimaatvakantie

De leiders komen samen in Egypte
Het is daar lekker zonnig en nog warm
Dus allen in de chartervlucht naar Sharm
El Sheikh, met een excursie naar de crypten

Voorzichtig met die sla – pas op voor darm-
Problemen, en wie gister te veel nipte
Van arak, of wie op z’n ego tripte
Denkt katerig: klimaat? Da’s loos alarm

Zodat men, trots de dreigende gevaren
Door zon gestoofd en rood- of bruinverbrand
De aanpak uitstelt met een aantal jaren

Maar nu ligt dat niet aan het onverstand
Het ligt ook niet aan praktische bezwaren
Want dit keer ligt het lekker aan het strand

 

Verelendung

Ik kende Marx, ik kende mijn klassieken
de vakbond heb ik jarenlang versterkt
(ik was modelarbeider in fabrieken)
Als staker heb ik duidelijk gemerkt:
actief noemt men degene die niet werkt

 

De man van mijn buurvrouw

Haar echtgenoot heeft een te korte lont
Mijn buurvrouw wordt frequent door hem geslagen
Men noemt zoiets wel huiselijk geweld

Ik hoor haar gillen, bijna alle dagen
Wat mij na zoveel jaar niet minder kwelt
Kon zij maar als geliefde tot mij komen!

Ik heb haar dat natuurlijk nooit verteld
Maar neem haar in mijn armen, in mijn dromen
Zij sluit haar ogen, opent loom haar mond

Wat zou ik graag privé haar gadeslaan
Ik moest misschien toch eens haar gade slaan

 

Koos Dijksterhuis (Amersfoort, 23 augustus 1962)

 

De Oekraïense dichter, romanschrijver, essayist en vertaler Serhiy Viktorovych Zhadan werd geboren op 23 augustus 1974 in in Starobilsk, in het gebied Loehansk. Zie ook alle tags voor Serhiy Zhadan op dit blog.

 

PAPRIKA

Achter een groene opflakkering van groenten,
achter twee tieners die elkaars hand vasthouden,
loop je ’s avonds te midden van de supermarkt.
Het meisje kiest citroenen en zoete peper,
laat die door haar vriendje vastnemen en legt ze lachend terug.
Tien minuten voor tien, lang hiervoor
hebben ze ruzie gemaakt, zij wou van hem weggaan, hij overtuigde haar te blijven;
hun zakken vol groene dingen,
gouden Assyrische munten, pijnstillers,
zoete liefde, betoverde paprika.

draag weg, toe, draag hiervandaan onze vochtige ziel, elke gestorven vrucht en het bloed van aardbeien, vissen gedood in zuidelijke staten door schroeven van oude stoomboten, vissen gevuld met oorbellen en Britse punkernaalden, kreunen van de cafeïne in hun kieuwen, van zwarte ziekten en groen licht, alsof ze smeken

draag weg, toe draag ons hiervandaan, naar de dichtstbijzijnde parkeerplaats, de dichtstbijzijnde garage, de dichtstbijzijnde koude oceaan, zo lijken ze te tonen, met hun kromme rug, met hun vochtige zielen, terwijl de schroeven in de hemel boven de supermarkt ’s avonds de sappige lucht ontwrichten, terwijl cafeïne onder je nagels koekt

draag weg, toe vooruit, verstop in jullie zakken de warme groene opflakkeringen, leg zilveren en gouden munten onder jullie tong, tot aan de dichtstbijzijnde schuilplaats, het dichtstbijzijnde stadion, bloed om bloed, de heer roept ons, hij beroert onze vinnen

Omdat zoals hij haar vasthoudt, ik nooit
iemand ooit vast kan houden, ga ik niet onaangedaan
voorbij aan dit dode weefsel, ik aarzelde zo al te lang,
zonder kracht om te bewegen, zodat ik hen nu wel moet volgen.

Je weet toch wat hen te wachten staat, niet? Daar waar je nu staat, waar je
toevallig bent, kan je hun alles voorspellen: nog twee-drie jaar ademloos gouden
tienergeluk in gras van augustus, verspillen van munten aan allerlei
gif, en gedaan – herinnering vult de ruimte in jou waar vroeger tederheid was.

Omdat zoals zij om hem bevreesd is, ik nooit
om iemand bevreesd kan zijn, omdat met de lichtheid
waarmee zij die warme citroenen in zijn handen legt, ik nooit
iemand ook maar iets kan geven;
zal ik hen verder volgen,
in het lange slopende schemerdonker van de supermarkt,
met geel gras onder de voeten,
met een dode vis in de handen
terwijl ik het vissenhart verwarm
met mijn adem,
terwijl ik mijn adem
verwarm met dat hart.

 

Vertaald door Eric Metz

 

Serhiy Zhadan (Starobilsk, 23 augustus 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e augustus ook mijn blog van 23 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 23 augustus 2018 en ook mijn blog van 23 augustus 2016 en ook mijn blog van 23 augustus 2015 deel 2.

Serhiy Zhadan, Koos Dijksterhuis, Charles Reznikoff

De Oekraïense dichter, romanschrijver, essayist en vertaler Serhiy Viktorovych Zhadan werd geboren op 23 augustus 1974 in in Starobilsk, in het gebied Loehansk. Zie ook alle tags voor Serhiy Zhadan op dit blog.

 

LUKOIL

Wanneer Pasen eraan komt en de hemel ons meer welwillendheid toont
en iedereen zich inspant – want, wat wil je, zeggen ze, het is Pasen,
beginnen de doden in de aarde zich om te keren,
en duwen ze met hun ellebogen de koude klei opzij.
Ik heb al vrienden ten grave gedragen,
ik weet wat het is, je vrienden begraven,
zoals een hond een bot begraaft,
wachtend tot de hemel
                                               je meer welwillendheid toont.

Er zijn van die sociale groepen
waarvoor dergelijke rituelen van bijzonder belang zijn,
ik bedoel vooral de middelgrote business.
Iedereen heeft wel eens gezien
wat een droefheid hen treft, de regionale
vertegenwoordigers van Russische petroleumbedrijven,
wanneer ze samenkomen op het grenzeloze
kerkhofveld, om daar de zoveelste
broeder met weggeschoten longen te begraven;

iedereen heeft wel eens hun harde hartenklop gehoord
wanneer ze bij de doodskist staan
en hun schaarse tranen en snot afvegen
aan hun dolce en gabbana
en ze hennessy
                               achteroverslaan
                                    uit een wegwerpbeker.

“Kijk eens Kolja”, zeggen ze, “daar heb je dan je aftocht.
Op grenzeloze offshore-velden
vallen wij, als wilde ganzen in de herfst, in de koude
rakken van de vergetelheid, met hagel in onze lever.”

“Waar”, zo overleggen ze, “zullen we
onze broeder van voorzien
voor zijn lange tocht
naar het stralende Walhalla van Lukoil?
Wie zal hem begeleiden
in de donkere grotten van het vagevuur?”

“Grieten, zeggen ze allemaal, “grieten,
hij heeft grieten nodig,
goede grieten,
duur en zonder slechte gewoonten,
ze zullen hem opwarmen in de winter
ze zullen zijn bloed doen afkoelen in de lente,
aan zijn linkerkant moet een platinablondine liggen,
en aan zijn rechterkant moet een platinablondine liggen,
ja, zodanig dat hij zelfs niet merkt dat hij al dood is.”

“Och, die dood is een territorium waar onze creditkaarten
                                                                                                                      weinig vermogen.
De dood is het territorium van de olie,
                                                                               moge die dus zijn zonden wegwassen.
Aan zijn voeten zullen we wapens en goud leggen,
bont en fijngemalen peper.
In zijn linkerhand leggen we zijn laatste nokia,
in zijn rechterhand een amulet uit Jeruzalem.
Maar het belangrijkste zijn de grieten,
twee grieten, het belangrijkste, twee platinablonde grieten.”
“Ja, dat is het belangrijkste”, zegt iedereen instemmend.
“Het belangrijkste”, zeggen de grieten instemmend.
“Het aller-allerbelangrijkste”, beaamt Kolja vanuit zijn kist.

Met Pasen zijn we allemaal zo sentimenteel.
We staan te wachten totdat de doden  
opstaan en naar ons toe komen vanuit het hiernamaals.
Nooit interesseer je je meer voor de dood
dan wanneer je vrienden begraaft.

Terwijl ze de derde dag de wacht houden
bij de deur van het lijkhuis, overwint hij ten slotte de dood
door de dood, tijdens de ochtend van de derde dag, en hij loopt
naar hen toe vanuit het crematorium, hij ziet
dat ze allemaal in diepe slaap liggen
na drie dagen drinken,
ze liggen gewoon in het gras,
in ondergekotste
dolce en gabbana’s.

En dan neemt hij stil,
                                               om niemand te wekken,
bij één van hen
wat stroom voor zijn nokia,
en hij keert
naar de hel
terug
naar zijn blondines.

 

Vertaald door Eric Metz

 

Serhiy Zhadan (Starobilsk, 23 augustus 1974)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en dichter Koos Dijksterhuis werd geboren op 23 augustus 1962 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Koos Dijksterhuis op dit blog

 

K(l)oos

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedichten
en zit in ’t binnenst van mijn rijm ten troon
maar soms roert zich in mij een woordenkloon
en moet ik wel voor regeldiefstal zwichten.

Maar als een ander mij wil beentje lichten
en mij beschuldigt op zo’n boventoon;
ik hef mijn hand en hak: zijn Judasloon!
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedichten.

Toch: soms als ik klassieke regels vond,
dan was ’t of ik ze zelf had opgeschreven
en warmde mij die echte scheppersgloed…

En daarom moet men mij het wel vergeven
als Kloos doorschemert in mijn woordenvloed
hij haalt mij zelf die woorden uit de mond!

 

Werklui

Ze vragen me de werkploeg te versterken
tot dusver doe ik aan geen opdracht mee
ik zap de hele dag door mijn tv
en heb geen fut en zin om te gaan werken

Toch stap ik maar eens naar die werklui toe
ik ben nou eenmaal liever lui dan moe

 

Wentelteefje

Een loopse jachthond paart gedwee
met tegelijk een reu of twee
‘Ik ben’, verklaart de teef terloops,
‘allicht als jachthond dubbelloops.’

 

Koos Dijksterhuis (Amersfoort, 23 augustus 1962)

 

De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Uit: Bij de bron van leven en zien, deel II, sectie 1: ‘Op zondag het strand verlaten in een tram’

Ze verlaten het strand op zondag in een tram,
een gezin van drie: moeder, zoon en dochter:
de moeder, ver in de dertig, blond haar, bezorgd gezicht;
de zoon, ongeveer twaalf jaar oud, tegenover haar gezeten,
en de dochter, ongeveer acht of negen, naast haar.
De jongen was ook blond; een knappe kleine kerel
met dromerige ogen. Het kleine meisje was heel gewoontjes;
mond naar beneden getrokken bij de hoeken,
scherpe boze ogen achter een bril.

Nauwelijks waren ze gaan zitten of de jongen zei zachtjes:
“Vandaag was een van de mooiste dagen die ik ooit heb meegemaakt.”
Het meisje zei schril: ‘Ik wou dat we in een van die huizen konden wonen’ –
kijkend naar de bungalows langs de kust –
“dan konden we elke dag naar het strand.”
De moeder antwoordde geen van twee.
Het strand waar ze vandaan kwamen was vol met arme mensen;
en de familie was goedkoop gekleed, maar netjes en brandschoon,
zelfs na een dagje uit.
Ik vroeg me zinloos af waar de vader was: aan het werk? dood? gescheiden?

Na een tijdje zei de moeder, haar woorden afwegend:
“Weet je meneer. . .”
Ik heb de naam niet verstaan: hij werd zo zacht uitgesproken.
Ze was met de jongen aan het praten.
“Elke woensdag gaat hij vissen.
Ik denk dat ik hem wel kan overhalen om je mee te nemen.’
De jongen antwoordde een minuut of twee niet
en zei toen met zijn zachte stem:
“Dat zou ik heel leuk vinden.”
“Kan ik ook mee?” vroeg het kleine meisje schril,
maar niemand antwoordde haar.

Moeder en zoon hadden alleen oog voor elkaar.
Ze pakte haar zakdoek en veegde zijn gezicht af.
Hij klaagde over iets in zijn oog…
zeker niet genoeg om het te laten knipperen…
en ze tilde het bovenste ooglid op
en liet het onderste ooglid zakken om ernaar te zoeken.

Het kleine meisje stond op en keek uit het raam
en de jongen zei tegen zijn moeder: ‘Ze trad op mijn tenen
en zei niet eens: Excuseer mij alstublieft.
De moeder wendde zich tot het kleine meisje en zei scherp:
‘Waarom zei je niet: Pardon?
Je had moeten zeggen: Excuseer mij, broer.’
Het kleine meisje zei niets,
gezicht naar het raam gekeerd,
met haar mondhoeken ver naar beneden en haar ogen,
helder en droog, scherp kijkend door haar bril.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e augustus ook mijn blog van 23 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 23 augustus 2018 en ook mijn blog van 23 augustus 2016 en ook mijn blog van 23 augustus 2015 deel 2.

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2022 voor Serhiy Zhadan

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels voor Serhiy Zhadan

De Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2022 is toegekend aan se Oekraïense dichter, romanschrijver, essayist en vertaler Serhiy Viktorovych Zhadan.  Serhiy Zhadan werd geboren op 23 augustus 1974 in in Starobilsk, in het gebied Loehansk.  De prijsuitreiking vindt plaats op zondag 23 oktober 2022 in de Paulskirche in Frankfurt. De jury eert Zhadan voor zijn uitstekende artistieke werk en voor zijn humanitaire houding, waarmee hij zich tot de mensen in oorlog wendt en hen helpt met gevaar voor eigen leven: “In zijn romans, essays, gedichten en songteksten neemt Serhiy Zhadan ons mee in een wereld die grote omwentelingen heeft ondergaan en tegelijkertijd leeft van traditie. Zijn teksten vertellen hoe oorlog en vernietiging deze wereld binnenkomen en mensen door elkaar schudden. Daarbij vindt de schrijver zijn eigen taal, die ons op een krachtige en gedifferentieerde manier laat zien wat velen lange tijd niet wilden zien.” Zie ook alle tags voor Serhiy Zhadan op dit blog.

Uit: The Orphanage (Vertaald doorReilly Costigan-Humes en Isaac Stackhouse Wheeler)

“The place is packed with soldiers. They’re standing behind some cinder blocks, underneath some frayed national flags, wordlessly looking toward the city. Just how many times has he driven through this area over the past six months, since the government returned after brief, intense fighting? When he was heading into the city or coming back home to the Station, he had to wait for them to check his papers—wait for trouble, that is. But they always let Pasha through, without saying a word—he was a local, with the papers to prove it. The government didn’t have a bone to pick with him. Pasha had gotten used to the soldiers’ apathetic eyes, smooth, mechanical movements, and black fingernails, and to the fact that you had to hand over your papers and wait for your own country to verify your standing as a law-abiding citizen. The soldiers would give Pasha his papers back, and he’d stuff them in his pocket, trying not to make eye contact with anyone. Rain had washed the color out of the national flags. It dissolved in the gray autumn air like snow in warm water.
Pasha looks out the window and sees a jeep wrapped in dark metal armor streaking past them. Three men with assault rifles hop out of the jeep and run toward the pack of people clumped together up ahead, paying no mind to the express hearse. The soldiers are standing there, yelling back and forth, grabbing binoculars out of each other’s hands, scanning the highway, straining their eyes, red from smoke and sleepless nights, framed by deep wrinkles. But the highway is empty, so empty it’s unsettling. There’s generally always somebody driving through, even though the city’s been completely surrounded for a long period of time and the ring is tightening, someone or other is always making a run for the city or coming back along the only road. Mostly soldiers transporting ammunition or volunteers taking all sorts of useless crap like winter clothes or cold medicine from here, the north, where there isn’t any fighting, to the besieged city. Who needs cold medicine in a city getting pounded by heavy artillery, a city that’s going to fall any day now? But that wasn’t stopping anyone; every once in a while, a whole convoy would leave the mainland and make a run for the besieged area. Sometimes they’d come under fire, which was to be expected. It was obvious that the city would fall, the government troops would be forced to retreat and take the flags of Pasha’s country with them, and the front line would shift to the north, toward the station, and death would come a few miles closer. But did anyone actually care? Even civilians mustered up the courage to make a run for the city over the crumbling asphalt of the highway. The soldiers tried to talk them out of it, but nobody around here really trusted the soldiers. You just couldn’t tell people anything, they all thought they knew best. You’d see some old-timer hiking all the way into town in the middle of a mortar attack to file some paperwork for his pension. Well, if it comes down to death or bureaucracy, sometimes death is the right call. Sometimes the soldiers would get irritated enough to block off the crossings, but long lines would form at the checkpoints as soon as the shelling abated. Then they’d have to let people through.”

 

Serhiy Zhadan (Starobilsk, 23 augustus 1974)

Serhiy Zhadan

De Oekraïense dichter, romanschrijver, essayist en vertaler Serhiy Viktorovych Zhadan werd geboren op 23 augustus 1974 in in Starobilsk, in het gebied Loehansk. Hij studeerde af aan de H.S. Skovoroda Ulusal Pedagoji Üniversitesi (Nationale Pedagogische Universiteit)  in Charkov.  Van 2000 tot 2004 doceerde hij Oekraïense en wereldliteratuur. Sindsdien werkt hij als freelance schrijver. Zijn carrière begon in 1990 en zijn gedichten brachten een revolutie teweeg in de Oekraïense poëzie: ze deden de stijl van de Oekraïense avant-gardeschrijvers uit de jaren twintig zoals Semenko of Johanssen herleven.  Zhadan publiceerde  12 dichtbundels en 7 romans, en won meer dan een dozijn literaire prijzen. In maart 2008 kwam de Russische vertaling van zijn roman “Anarchy in the UKR” op de shortlist van de Nationale Bestsellerprijs. Zhadan heeft poëzie vertaald uit het Duits, Engels, Wit-Russisch en Russisch, van dichters als Paul Celan en Charles Bukowski. Zijn roman “Anthem of Democratic Youth” is bewerkt voor het toneel en uitgevoerd in het Ivan Franko Nationaal Academisch Drama Theater in Kiev. Sinds 2004 werkt hij samen met Yara Arts Group van La MaMa Experimental Theatre in New York, waar hij bijdroeg aan de shows: “Koliada: Twelve Dishes” (2005), “Underground Dreams” (2013-2014), “Hitting Bedrock” (2015 ) en “1917-2017: Tychyna, Zhadan en de honden,” (2016-2017). Zhadan werkte samen met de in Kharkiv gevestigde muziekband Luk. De meeste van Luk’s Oekraïens-talige liedjes bevatten teksten gebaseerd op werken van Zhadan (met name het eerste album Tourist zone is gebaseerd op Zhadans toneelstuk Merry Christmas, Jesus Christ). Zhadans actieve betrokkenheid bij de Oekraïense politiek begon tijdens zijn studententijd en is gedurende de verschillende politieke crises in Oekraïne voortgezet. Sinds 2014 heeft Zhadan talloze bezoeken gebracht aan de frontlinies van de oostelijke Donbas-regio die betrokken zijn bij gewapende conflicten met Russische separatisten. In februari 2017 was hij medeoprichter van Serhiy Zhadan Charitable Foundation om humanitaire hulp te bieden aan frontliniesteden.

 

PADDENSTOELEN VAN DE DONBAS

In de lente verzinkt de Donbas in de mist, en de zon verstopt zich achter de heuvels.
Want je moet deze plaats kennen,
je moet weten met wie je afspraken maakt.

Het was een arbeider van een voormalig pompgebouw,
een kerel gehavend door de alcohol.
“Wij, arbeiders van het pompgebouw”, zei hij toen we kennismaakten,
“werden altijd als de elite van het proletariaat beschouwd, ja man, de elite.
Indertijd, toen alles naar de kloten ging, waren er heel wat
die de moed lieten zakken. Maar niet zo de werkers
van het pompgebouw, ha nee, wij niet.
We brachten de onafhankelijke mijnwerkersbonden samen,
bezetten drie gebouwen van een voormalige fabriek
en begonnen daar paddenstoelen te kweken.”

“Hoezo paddenstoelen?”, vroeg ik ongelovig.
“Ja. Paddenstoelen. We wilden cactussen met mescaline kweken, maar bij ons
in de Donbas, gedijen cactussen niet goed.”

“Weet je wat het belangrijkste is, wanneer je paddenstoelen kweekt?
Het belangrijkste is high te zijn, maat, zo is dat – high zijn is het belangrijkste.
En óf we high waren, geloof me, ook nu nog trouwens, misschien omdat
we ten slotte toch de elite van het proletariaat zijn.

“Nou, en dus bezetten we die drie gebouwen en zaaiden daar onze paddenstoelen uit.
Nou, en daar had je dan de arbeidsvreugde, dat schouder-aan-schoudergevoel,
je kent dat wel het dronken makende gevoel van arbeidsprestaties.
En het belangrijkste: iedereen tript! Iedereen, zelfs zonder paddenstoelen!”

“De problemen begonnen al een paar maanden later. Het is hier een zware
wijk, dat heb je zelf gezien, onlangs staken ze nog een tankstation in de fik,
maar de politie rolde ze ter plaatse op, ze hadden zelfs geen tijd
om te tanken, zo erg waren ze erop gebrand om vlammen te zien.
En toen was er die brigade die ons kwam lastigvallen, die onze paddenstoelen
meenam, beeld je eens in. Ik denk dat in onze plaats om het even wie
was bezweken, zo gaat dat dan – iedereen bezwijkt,
ieder in overeenstemming met zijn sociale status.”

“Maar wij kwamen samen, en we dachten: oké, paddenstoelen, dat is oké,
maar het gaat niet om de paddenstoelen, en evenmin om het schouder-aan-schoudergevoel,
en zelfs niet om het pompgebouw, hoewel dat een argument was.
We dachten gewoon: kijk straks komt onze oogst op en groeien
onze paddenstoelen, ze zullen groeien en, om zo te zeggen, aren schieten,
en wat zullen we onze kinderen vertellen, wanneer we hun in de ogen kijken?
Er zijn gewoon van die dingen waar je verantwoordelijk voor bent, waar je
niet zomaar even de brui aan geeft.
Kijk jij bent verantwoordelijk voor jouw penicilline
en ik voor de mijne.”

“In één woord, we gingen gewoon vechten op de paddenstoelenplantage. Daar
hakten we hen in de pan. En terwijl zij vielen op de warme harten van de paddenstoelen,
dachten wij:

Alles wat je met eigen handen maakt, werkt voor jou.
Alles wat je door je eigen geweten laat gaan, klopt
op de maat van je hartslag.
We bleven op deze grond, opdat het voor onze kinderen niet ver
zou zijn om onze graven te bezoeken.
Dit is ons eiland van vrijheid,
het verruimde bewustzijn
van de landbouw.
Penicilline en Kalasjnikov: twee symbolen van strijd,
de Castro van de Donbas leidt partizanen
door de mistige paddenstoelenplantages
tot aan de Zee van Azov.”

“Weet je”, zei hij me, “’s nachts wanneer iedereen in slaap valt,
en de donkere aarde de mist opzuigt,
voel ik zelfs in mijn dromen, hoe de aarde om de zon beweegt,
luister ik, luister ik hoe ze groeien:

de paddenstoelen van de Donbas, de onhoorbare chimera’s van de nacht,
oprijzend uit leegte, groeiend uit steenkool,
terwijl de harten stilstaan, als liften in nachtelijke gebouwen,
groeien de paddenstoelen van de Donbas, groeien ze terwijl ze niemand
die ontgoocheld of verloren is van weemoed laten sterven,
want, mijn beste, zolang we samen zijn,
wordt er gewoeld in deze grond
en vindt men in haar warme binnenste
het zwart van de dood,
het zwart van het leven.”

 

Vertaald door Eric Metz

 

Serhiy Zhadan (Starobilsk, 23 augustus 1974)