Silke Scheuermann

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

Uit: Die Häuser der anderen

„Der Winter war endlos und dunkel gewesen, im April schneite es noch mehrmals, der Mai hatte Nachtfrost und Stürme gebracht und selbst der Juni nur kühlen Regen, aber dann war innerhalb von wenigen Tagen doch noch der Sommer gekommen. Der Juli begann unvermittelt heiß und gleißend hell; die Sonne machte jeden Tag
zum Fest. In den Nächten entluden sich Gewitter, doch morgens leuchtete der Himmel in frischem Blassblau, die Vögel tschilpten und hopsten auf den feuchten Zweigen herum, und die Wiesen hinter dem Viertel glitzerten nass vom Tau.
Am Kuhlmühlgraben hieß die letzte, noch zum Stadtteil gehörende Straße im Osten, eine lange Reihe gepflegter frei stehender Einfamilienhäuser. Im dritten Gebäude, dem weißen Haus mit dem frisch bepflanzten Vorgarten, gingen die Rollläden um Punkt sieben Uhr früh hoch, obwohl es Sonntag war. Luisa machte ihre Runde und fing dabei wie immer mit den Wohnzimmerfenstern zum Garten hinaus an. Benno, der Mischlingshund, lief erwartungsvoll hinter ihr her. Er war gelblichbraun bis auf ein paar schwarze Flecken und mit einem Jahr praktisch ausgewachsen. Genauso lange wohnten Luisa und Christopher inzwischen hier.
»Vor dem Haus ist Stadt, und dahinter beginnt das Land, wir haben beides«, hatte Luisa entzückt gesagt, als sie das Haus, das Christopher von seiner Großmutter
geerbt hatte und am liebsten sofort verkauft hätte, zum ersten Mal besichtigten. Sie hatte nicht lange gebraucht, um Christopher zu überzeugen, dass es genau das richtige neue Zuhause für sie sei. Es war nicht weit bis in die Innenstadt und die lebendigeren Frankfurter Stadtteile wie Bornheim oder Nordend, wo sie vorher in viel zu engen Altbauten zur Miete gewohnt hatten.
Als Luisa die Terrassentür aufmachte und die frische Luft einatmete, roch sie Gras und feuchte, modrige Erde. Auch vom Haus nebenan hörte sie nun Geräusche. Das
Leben am Kuhlmühlgraben begann früh. Das lag weniger an den kleinen Kindern – die gab es hier kaum –, es waren die Hunde, die den Tagesrhythmus bestimmten. Sie beschützten die Grundstücke und nahmen die Plätze in den leeren Heimen ein, wenn der Nachwuchs die Familie verlassen hatte. Den jüngeren Paaren, die sich nicht sicher waren, ob sie ein Baby wollten, dienten sie als Versuchslebewesen; gestresste Mittvierziger zwangen sie dazu, regelmäßig zu joggen oder zumindest spazieren zu gehen – dies und mehr hatte Luisa von anderen Hundehaltern erfahren. Was ihr allerdings als erstes aufgefallen war, waren die vielen Rassehunde. Zwei Dalmatiner lebten am Kuhlmühlgraben, ein Windhund, ein Bernhardiner, ein Riesenpudel, zwei Chow-Chows und ein achtzehn Jahre alter, halb blinder und tauber Pekinese, der nur noch Kalbsleberwurst fraß.“

 

Het dorp

In mijn herinnering is het altijd winter. Ze zeiden,
dat een sprookjesfiguur het dorp zou hebben gedroomd.
Hier zouden zwanen en witte paarden moeten wonen. Alleenstaande mensen,
gekleed in het wit, koud. Mensen die zonder licht kunnen leven.
Die het verse vlokkenkleed niet vernielen. Het leek me toen allemaal
in orde, intact. Alleen het meisje dat ergens in een van de huizen zat
en met haar vinger, van binnenuit, de ijsbloemen in het raam aanraakte was
niet voorzien.
Ik was op weg naar jou in lichtblauwe brieven,
maar de sneeuwkoningin had je al lang te pakken.

Ik droomde
over de poten van de ijsbeer,
hij greep gewoon door je lichaam
heen, nam de koude
splinter en liet
je hart ongedeerd.
In een droom slaagde hij erin
om je met de warmte van zijn lichaam te ontdooien.
Gestolen tijd drupte op
de grond, bevroor opnieuw.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2020 en eveneens mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Alex Boogers, Silke Scheuermann

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: De zonen van Bruce Lee

“Jongen,
Op de avond dat ik had besloten om Bruce Lee te imiteren, belandde ik in het ziekenhuis met een hersenschudding en elf hechtingen in mijn hoofd. Het gebeurde tijdens een schoolfeest. Ik was dertien en wilde Raymond, de populaire jongen die een paar vervelende opmerkingen had gemaakt tegen het meisje dat ik leuk vond, de schrik op het lijf jagen door dezelfde vliegende trap te maken als Bruce Lee aan het slot van de film Fist of Fury. Ik was natuurlijk niet van plan Raymond echt te raken. Het was show, een demonstratie van mijn grote vechttalent. Hij zou onder de indruk zijn van mijn kunsten en het meisje voorgoed met rust laten. Dat was het idee. Ik verliet de door discolampen verlichte klas waar de meisjes met fluorescerende wollen truien, spijkerrokjes en getoupeerd haar tegenover elkaar stonden te dansen. De jongens probeerden er cool uit te zien en stonden langs de kant met een plastic bekertje in hun hand en keken vanonder de haarlok voor hun ogen toe. Ik zag Raymond aan het einde van de lange gang staan met een groepje jongens. Ik nam een aanloop en toen ik opsprong om de trap uit te voeren bracht ik een katachtige gil voort. Hij keek op en nog voordat dat ik bij hem in de buurt kwam knalde ik met mijn hoofd tegen de bovenkant van de deurpost in de hal en viel ik als een zak aardappelen op de grond. Ik keek naar hem. Hij zag lijkbleek, slikte een paar keer, en wees met een bibberende wijsvinger naar me. ‘Je gezicht, je bloedt!’ Ik voelde aan mijn schedel, voelde een zachte pulp en werd duizelig en misselijk. Ik keek naar het bloed aan mijn vingers, naar de rode vlekken op mijn nieuwe crèmekleurige trui, naar de bloedspatten op de grond. Ik was een kalfje dat zojuist ter wereld was gekomen, nog nat van de bloedblubber, en niet in staat om meteen op te staan. Een van de jongens uit het groepje rende naar het klaslokaal en kwam terug met mevrouw Van Dijk, die van schrik haar plastic bekertje liet vallen toen ze me zag. ‘O, God!’ riep ze. ‘O, God!’‘ Hij kwam helemaal daar vandaan gerend,’ zei een andere jongen, en wees naar het einde van de lange gang, ‘en toen sprong hij keihard tegen de bovenkant van die deurpost aan. Maar echt keihard, hè!’ Mevrouw Van Dijk hurkte bij me neer. ‘God, jongen! Waarom heb je dat nu gedaan? We moeten naar het ziekenhuis. Kunnen jullie je ouders bellen en vragen of ze jullie kunnen ophalen? Gebruik de telefoon in de docentenkamer maar. Schiet op! De klassenavond is afgelopen. Wil iemand dat tegen de klas zeggen? Hoe kom je nu toch zo, Alex?”

 

Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

De dag waarop de meeuwen tweestemmig zongen

Terwijl het water zich terugtrekt en de kwallen blijven liggen
onaangetast door het zout
door de oxidatie en de zon
ben je jaloers op de kinderen die met hun hielen
in het zand naar schelpen porren hun zekerheid
met een voor jou volkomen
verbazingwekkende kracht

Je oog is gereinigd en heeft nu scherpere pupillen
terwijl de branding zich een weg terug de zee in vreet
mis je iets
een paar jaar
in stukjes zo klein als de achterkant van een postzegel
wit als octopusvlees hebben de meeuwen meegenomen
Er is pijn met een verbroken verbinding met het hoofd

Pezige slijmstrepen van olie bedekken
de golven leiden door schuimkoppen
naar vroeger
en naar
de tijd
waarin je langzaam flodderig de trappen van het afscheid
afdaalde naar het strand hier
– Zwemmen kun je nog steeds, maar je zwemt jezelf
niet meer vrij –

Ik weet dat je verbaasd bent over het vermogen
van de kwallen om lelijk en toch doorzichtig te zijn
en ik weet dat je spoedig
schreeuwend wilt weten wat ik ergens anders zoek
in de hoop dat je van mij de vraag terugkrijgt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2020 en eveneens mijn blog van 14 juni 2019 en ookmijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Joël Dicker, Silke Scheuermann, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: Die Geschichte der Baltimores (Vertaald door Brigitte Große en Andrea Alvermann)

„Ich bin der Schriftsteller. So nennen mich alle. Meine Freunde, meine Eltern, meine Familie, selbst mir unbekannte Menschen, wenn sie mich in der Öffentlichkeit sehen: »Sind Sie nicht der Schriftsteller …?« Ich bin der Schriftsteller, das ist meine Identität. Die Leute glauben, dass man als Schriftsteller eine ziemlich ruhige Kugel schiebt. Neulich beschwerte sich einer meiner Freunde darüber, wie viel Zeit ihn allein sein täglicher Arbeitsweg koste, und erklärte mir dann. »Du hast es gut, du musst ja morgens nur aufstehen, dich an den Schreibtisch setzen und schreiben. « Ich gab ihm keine Antwort, wohl weil mich die Erkenntnis deprimierte, wie sehr meine Arbeit in der allgemeinen Vorstellung aus Nichtstun besteht. Alle denken, dass man den ganzen Tag Däumchen dreht, dabei arbeitet man vielleicht gerade dann am härtesten, wenn man nichts tut. Ein Buch zu schreiben ist ungefähr so, als hätte gerade ein Ferienlager aufgemacht: Dein normalerweise einsames und stilles Dasein wird plötzlich von einem Haufen Leuten auf den Kopf gestellt, die ohne Vorwarnung hereinschneien. Da kommen sie eines Morgens angefahren in ihrem großen Bus, schon ganz aufgeregt über die Rolle, die sie spielen sollen, und reden beim Aussteigen alle durcheinander. Und dann ist alles deine Sache, du musst dich um sie kümmern, sie verköstigen und unterbringen. Du bist für alles verantwortlich. Weil du der Schriftsteller bist.
Diese Geschichte beginnt im Februar 2012, als ich aus New York nach Boca Raton, Florida, gefahren bin, um in meinem neuen Haus meinen neuen Roman zu schreiben. Das Haus hatte ich drei Monate zuvor gekauft, mit dem Geld für die Filmrechte an meinem letzten Buch, aber abgesehen von ein paar Stippvisiten im Dezember und Januar, um es einzurichten, war es das erste Mal, dass ich mich für längere Zeit dort aufhielt. Es ist ein geräumiges Haus mit einer breiten Glasfront, die auf einen bei Spaziergängern beliebten See hinausgeht. Die Nachbarschaft ist sehr ruhig und grün und hauptsächlich von reichen Rentnern bewohnt, unter denen ich extrem auffalle. Ich bin nur halb so alt wie die meisten, aber ich habe mir die Gegend gerade wegen der vollkommenen Stille ausgesucht.“

 

Joël Dicker (Genève, 16 juni 1985)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Het is niet meer leuk om in het donker de straat op te gaan

De concerten worden al jaren afgelast
strofe voor strofe
omdat elk hoofd zichzelf heeft verglaasd

Verleiding in gevaarlijke frequenties
gaat verder van de gezangen
van meeuwen en marters uit
die niet meer te onderscheiden zijn
en in donkere hoeken wachten
vrouwen zonder een cent
met hun hinderlaagachtige glimlach

Het stadsblad adviseert
vrolijk gaat het er aan toe bij de kinderen met
kattengezichten die maken echt
goede horoscopen

Zij kondigen
noot voor noot
een modern
huwelijk aan tussen jou en de nacht
terwijl ze rubberen speelgoed
kapotsnijden linkshandig
en dan roken
Het ziet er gevaarlijk uit

Maar ze zijn eerlijk
Jij krijgt
je hand terug

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

En als toegift bij een andere verjaardag:

 

De morgen

We lachten. Stranden, waar dolfijnen zongen.
Er golfden zilvertranen in jouw schoot.
Wit lichtend schuimden zij tot aan de dood.
De morgen komt voor ons te vroeg mijn jongen.

Ook onze lippen zijn aan zee ontsprongen,
het gulle zand gaf ons zijn avondbrood.
De winden maakten onze harten groot.
De morgen komt voor ons te vroeg, mijn jongen.

We stroomden samen in vergaanbaarheid.
Door onze ogen dronken we elkaar,
totdat zich onze lichamen doordrongen.

Verlangen kan niet vluchten voor de tijd.
Wiens handen branden morgen in ons haar?
De morgen komt voor ons te vroeg, mijn jongen.

 

Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957)
Dolphin Sunset door Jason Fetko, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn blog van 16 juni 2019 en ook mijn blog van 16 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Silke Scheuermann

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

Uit: Shanghai Performance

„Es war ein exquisites Ausstellungshaus, das ich verließ, aber es gab andere. Ich vergaß diese Galerie, so wie ich viele Jobs während des Studiums vergaß. Da ich mich schnell langweilte, wechselte ich die Anstellungen häufig. Als ich gerade meine Doktorarbeit über die von mir bewunderte Performancekünstlerin Margot Winkraft angemeldet hatte, erfuhr ich, dass sie eine Assistentin suchte. Ich war mir vollkommen sicher, es geschickter anzustellen als alle anderen. Anstatt mich unter Hunderte Internationaler Bewerberinnen einzureihen, ergatterte ich den Auf-trag eines Kunstmagazins, sie zu interviewen, und bereitete mich akribisch auf das Gespräch vor. Es klappte. Man muss die Leute glauben machen, dass sie es sind, die die Ideen haben, das ist der ganze Trick, merkte ich mir. Später begriff ich, dass Margot sehr wohl den Zusammenhang zwischen meinem Auftauchen und der offenen Stelle hergestellt hatte, ja, dass ich nicht einmal die Einzige gewesen war, die sich mit irgendeinem Trick ein unverbindliches Treffen erschummelt hatte. Es sah Margot ähnlich, dass sie die Geschichte Jahre später, rein zufällig vor einer Menge Leute, erwähnte, und mir, dass ich mit rotem Kopf mitlachte. Ich lernte Margot kennen und wusste sofort, dass sie alles verkörperte, wonach ich mich sehnte. Sie glaubte, wie ich mir immer gewünscht hatte zu glauben, nur dass ich nichts Eigenes hatte, das ich entwickeln, für das ich leben konnte. Margots Projekt wurde meines. Unter ihren Mitarbeiterinnen, sagte sie manchmal, sei ich seit langem die engagierteste, das sagte sie so lange, bis ich es glaubte. Und es stimmte ja auch, dass ich all meine Kraft in jedes ihrer Projekte steckte – in alle bis auf eins, das Chinaprojekt, aber auf die Gründe dafür komme ich noch. Es geht Margot in ihrer Kunst ausschließlich um eines, und das ist Schönheit. Sie ist davon besessen. Ich meine nicht nur die Schönheit des weiblichen Körpers, dessen Verletzlichkeit, dessen unvermeidlichen Verfall sie in ihren Installationen immer aufs Neue inszeniert oder viel-mehr beklagt. Ich meine, dass ihr gesamtes Leben seit je-her darin bestand, nach Schönheit zu suchen. Sie nennt sich eine »Angestellte des Lichts«. Ich erinnere mich, wie ich sie einmal, als ich noch nicht lange für sie arbeitete, telefonieren hörte. Sie klang ungeduldig. »Was ich mit einer Zusammenfassung von Licht meine? Das liegt doch auf der Hand, meine Liebe. Ich meine: zärtliches, gefährliches, traumhaftes, lebendes, totes, klares, nebliges, heißes, grausames, nacktes, plötzliches, frühlingshaftes, fallendes, gerades, schiefes, sinnliches, gedämpftes, giftiges, beruhigendes, fallendes Licht. Das ist es, was ich vom Raum will!« Bei jeder anderen Person, die ich kenne, hätte das exaltiert, ja sogar affektiert gewirkt, bei Margot wirkte es, als erinnerte sie den Zuhörer nur an etwas, das er insgeheim schon seit langem wusste, das nur in ihm verschüttet war. Sie war klein und zierlich, aber ihre Stimme war laut und kehlig, und ich gewöhnte mir in ihrer Nähe rasch an, ebenfalls lauter zu sprechen, genau wie ich manche ihrer Redewendungen imitierte.“

 

De manier waarop gedichten werken

De manier waarop gedichten werken
door te glinsteren
in de grootste nonchalance
of zich openen en
hypnotiserend stralen
of wereldvreemd
zijn de wereld moeilijk vinden
vervliegen
De manier waarop gedichten werken
gewoon en in staat
om zichzelf te illustreren
de verte te naderen
zodat deze ver weg kan blijven
De manier waarop gedichten werken
met verblijfsvergunning
en vliegticket
kan men door ontkenning
steeds dichter bij de winter komen
Uiteindelijk een perfecte
cirkel om de kou
en daarbij altijd
een beetje erboven
als een Boeing
die nog niet mag landen
maar daardoor voor iedereen hier beneden
zichtbaarder wordt
De manier waarop gedichten werken
om op te vangen en de
dertig pagina’s die niemand ooit
heeft geschreven
in zich op te nemen
als lading die jij in
je handen houdt
waarin je de hemel herkent
de ademhaling bepaalt
die je gelukkig maakt
De manier waarop gedichten werken
is willekeurig
moedwillig
en van een glinsterend lichte
vanzelfsprekendheid.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Alex Boogers, Silke Scheuermann

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: Onder een hemel van sproeten

“Wij woonden in een flat die zou worden afgebroken om plaats te maken voor het zoveelste nieuwbouwproject. Veel flats waren al tegen de vlakte gegaan. In onze flat woonden ook blanke gezinnen, die volgens mijn vader te stom en te armoedig waren om een normaal huis te betrekken, anders woonde je als witte niet hier, tenzij je een Pool was. In onze wijk woonden vooral Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen, en die wisten niet beter, zei mijn vader, want zij hadden de laagste baantjes, als ze al werkten. Toen ik op de kleuterschool zat bleef mijn vader steeds vaker van huis, en als hij thuiskwam was hij dronken en begon hij wild met mama te zoenen, die daar op dat moment helemaal geen zin in had, en dan gooide hij haar op bed of op de bank en brulde: ‘Je houdt toch van baby’s? Wil je er nog een? Kom dan! Kom maar hier, vieze slet! Je bent net zo stom als al die andere wijven!’ Ik zat onder de tafel en trok de franje van het kleed een beetje naar mij toe, zodat niemand mij zag, maar ik hoorde hoe mama huilde en kreunde, en als ze niet deed wat mijn vader beval, gaf hij haar een klap, en dan hoorde ik tonkebonkebonk’ en het zachte gekreun van mama, die zich gedroeg als een lappenpop en zich in elke richting liet bewegen. Als ze klaar waren liep mama wijdbeens naar de badkamer, en ik hield mij stil en wachtte tot mijn vader op de bank in slaap was gevallen. Dan kroop ik naar mama toe, hield zij mij stevig vast en drukte me tegen haar borst. `Het blijft niet zo,’ fluisterde ze, en ze wiegde mij zachtjes heen en weer, en daarna bracht ze me naar bed en zei: ‘Ga maar slapen, lieverd.’ Maar ik kon niet slapen. Ik was bang dat mijn vader wakker zou worden en dat alles weer van voren af aan zou beginnen. Het ritueel herhaalde zich zo’n drie keer in de week. Soms stond hij met zijn slungelige lijf, zijn zweterige gezicht en diepe frons, zijn plukkerige afro en zijn kroezige baard over mij heen gebogen en bekeek hij mij alsof ik een aandoening was. Overdag deed ik mijn best om niet door hem gezien te worden. `Als ik je niet zie of hoor, dan weet ik dat je me respecteert,’ zei hij. In de meeste gevallen negeerde mijn vader mij, en vaak was hij al weg als ik wakker werd, en als ik niet gewekt werd door het tumult in huis, lag ik alweer in bed voordat hij thuiskwam.”

 

Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Undine vertrekt omdat Hans haar nieuwe kleren niet meer bewondert

Je blik weg van het lichaam naar de horizon
neemt afstand van mij en de dingen
de bloedlichaampjes de gebaren
tot slot het glanzende trio-oog tand lip

leidt voorbij het daglicht naar andere kamers
ver weg naar de grafdelvers de grafsprekers
de putschisten en strijders in Grozny
naar de regenboog rood geel rood

omdat elke wolk alleen pus en bloed spuugt
mijn moeder zei al vroeg tegen mij
slaap nooit met een fotograaf
ze hebben al te veel gezien

Je bent bij heuvels van tulpen of waar dan ook
Dit is de stad, het voetgangersgebied
hier zijn we hier wandelt
je innerlijke vuur in het besef

dat twee mensen die van elkaar houden
zich bij elkaar kunnen optellen of van elkaar aftrekken
een pluspunt kunnen zijn of zoals in dit geval
buiten onze schuld een minpunt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2019 en ook mijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Fernando Pessoa, Silke Scheuermann

De Portugese dichter en schrijver Fernando António Nogueira Pessoa werd geboren in Lissabon op 13 juni 1888. Zie ook alle tags voor Fernando Pessoa op dit blog.

Sonnet XI

Like to a ship that storms urge on its course,
By its own trials our soul is surer made.
The very things that make the voyage worse
Do make it better; its peril is its aid.
And, as the storm drives from the storm, our heart
Within the peril disimperilled grows;
A port is near the more from port we part—
The port whereto our driven direction goes.
If we reap knowledge to cross-profit, this
From storms we learn, when the storm’s height doth drive—
That the black presence of its violence is
The pushing promise of near far blue skies.
Learn we but how to have the pilot-skill,
And the storm’s very might shall mate our will.

 

Sonnet XII

As the lone, frighted user of a night-road
Suddenly turns round, nothing to detect,
Yet on his fear’s sense keepeth still the load
Of that brink-nothing he doth but suspect;
And the cold terror moves to him more near
Of something that from nothing casts a spell,
That, when he moves, to fright more is not there,
And’s only visible when invisible
So I upon the world turn round in thought,
And nothing viewing do no courage take,
But my more terror, from no seen cause got,
To that felt corporate emptiness forsake,
And draw my sense of mystery’s horror from
Seeing no mystery’s mystery alone.

 

Sonnet XIII

When I should be asleep to mine own voice
In telling thee how much thy love’s my dream,
I find me listening to myself, the noise
Of my words othered in my hearing them.
Yet wonder not: this is the poet’s soul.
I could not tell thee well of how I love,
Loved I not less by knowing it, were all
My self my love and no thought love to prove.
What consciousness makes more by consciousness,
It makes less, for it makes it less itself,
My sense of love could not my love rich-dress
Did it not for it spend love’s own love-pelf.
Poet’s love’s this (as in these words I prove thee):
I love my love for thee more than I love thee.

 

Vertaald door Jorge de Sena e.a.

 

Fernando Pessoa (13 juni 1888 – 30 november 1935)
Standbeeld voor het café Brasileira op het Chiado-plein in Lissabon.

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Requiem voor een pas veroverde planeet met intense straling

Maar wat komt er als we alle verhalen verteld
hebben tienduizend hete verhalen

het woordenboek van onze luchtkastelen helemaal gespeld
is en wij onze ster doorgezeten hebben als een sofa

waar we elkaar heel goed hebben leren kennen
als we dan stil bij het raam zitten en roken

Nachten van bijna volledige stilte
waarin alleen je laatste zinnen naklinken

Ze hadden het erover dat wij
beide eigenlijk hemellichamen zijn

die zo ’n aantrekkingskracht hebben
dat ze hun eigen licht niet eens loslaten

dus niet schijnen maar zwart zijn
aan hun tong verbrande vertellers

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn blog van 13 juni 2019 en ook mijn blog van 13 juni 2017 en mijn blog van 13 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, Olivier Guez, Emma Cline, Hannah van Wieringen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: De tienduizend dingen

“Op het eiland in de Molukken was nog een enkele ‘thuyn’ overgebleven uit de tijd van de specerijperken, een enkele maar, er waren er trouwens nooit veel geweest; en op dit eiland had men ook vroeger niet over ‘perken’ gesproken, altijd over ‘thuynen’. De tuinen lagen nu, zoals toen hier en daar verspreid aan de beide baaien, buitenbaai of binnenbaai, met hun bosjes van specerijbomen, soort bij soort: kruidnagel bij kruidnagel, nootmuskaat bij nootmuskaat; enkele hoge schaduwbomen ertussenin, kenaribomen meestal; en aan de baaikant voor de windvang kokospalmen of platanen.
Van de huizen stond er niet één meer in zijn geheel overeind, zij waren ingestort bij een aardbeving en daarna opgeruimd; er was nog wel eens een stuk van een oud huis blijven staan: een vleugel, een kamer alleen, daar werd dan later weer tegenaan gebouwd, een paar armoedige houten vertrekken meestal. Wat was er over van alle glorie?
Toch scheen er soms op die tuinen iets te zijn achtergebleven van het oude voorbijgegane, van wat al zo lang geleden was.
Op een zonnige plek tussen de kleine bomen, het gaat er zo sterk naar specerijen ruiken als het warm wordt.
In zo’n stille, vervallen kamer, met nog een echt Hollands opschuifraam en een diepe vensterbank.
Op een stukje strand onder de platanen, waarop de golfjes van de branding uitvloeien: drie golfjes achter elkaar, achter elkaar, achter elkaar.
Wat was het?
Een herinnering aan iemand, aan iets wat gebeurde, kan ergens bijna tastbaar blijven hangen; misschien is er nog iemand die ervan weet, aan denkt soms, dat was nog anders: zonder ergens enig houvast, enige zekerheid. Niet meer dan een vraag, een wellicht?
Hebben twee gelieven van toen elkaar vastgehouden, en ‘voor eeuwig’ gefluisterd of hebben zij elkaar juist losgelaten en ‘adieu’ gezegd tussen de nootmuskaatboompjes?
Heeft een kind met haar pop in de vensterbank zitten spelen?
Wie stond op het strand toen en staarde over de drie golfjes van de branding heen en over de baai heen en waarheen?
Een stilte als antwoord, een stilte van gelatenheid en verwachting tegelijk; van voorbij en niet voorbij.”

 

Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
De tienduizend dingen als Salamander klassiek, 1998, de eerste druk verscheen in 1955



De Amerikaanse schrijver Christian Bauman werd geboren op 15 juni 1970 in Easton, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Christian Bauman op dit blog.

Uit:The Ice Beneath You

“Two hours later the driver pulls the bus to the side of the Ohio Turnpike. Four in the morning, so cold outside, so cold, old black snow on the ground—isn’t even winter anymore and that snow doesn’t know to go away. The driver pulls the Greyhound to the side of the turnpike and opens the door, wind rushing in, Jones’s body shakes, waking up, wondering Where the hell did the heat go? The driver opens the door and three big men, all denim and flannel and boots, pull a little brown man by the collar, lifting him right out of his seat, legs kicking in surprise. They take him out the door to the side of the turnpike and beat the living shit out of him. It takes less than a minute. They go around and around with him, his face is such a mess. He’s not making much noise, only a high-pitch almost-wail. Jones’s face pressed sideways against the tinted glass of the bus window, so cold, he’s sure he’s still sleeping, his eyes open watching this right beneath him. They ditch the man head and chest forward into that old black snow, one guy driving his boot into the little man’s side, a final good-bye, and they all get back on the bus, the driver closes the door, then pulls away. The little brown man was Pakistani, Jones was pretty sure of that. There was a Pakistani infantry company in Somalia, living in a row of khaki tents in the far southern corner of the Mogadishu seaport—they’d been a friendly group, trading little tin plates of hot curried mutton for dog-eared copies of Penthouse and Hustler. When Jones first got on the Greyhound, the day before, he’d been sitting forward in the bus, where the brown man would finally end up, next to a skinny, sickly woman who had three kids scattered around the bus, two boys and a girl. Her old man had put her and the kids on the Greyhound in Allentown; he’d meet up with them at her mom’s house in Laramie sometime later in the year.”

 

Christian Bauman (Easton, 15 juni 1970)
Cover


De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Die Ausgestorbenen

Es sind die Pflanzen in den Schlagzeilen, nicht die auf der Wiese,
in Wäldern und Sümpfen, Gärten und Parks.
Es sind die Pflanzen, die in den Konjunktiv gezogen sind,
weil wir sie umtopften in imaginäre Parks,
Erdgeschichte, Kapitel. Jene, die Neubaugebieten
gewichen sind, Umgehungsstraßen und Kraftwerken,
im Paralleluniversum riechen sie wunderbar,
in diesem nur nach Papier und Listen,
schlechtem Gewissen und hohem Gewinn.
Wir befinden uns tief im Gestrüpp von Schuld,
das über verlorene Schmuckstücke wächst, weggeworfene Ringe,
Fußkettchen aus angelaufenem Silber. Vergeblich verhandeln wir
alte Gefühle, suchen nach Bildern, die sich im Traum bewegen.
In meinem Brustkorb funkelt mein Herz wie ein versteckter
Kressesamen, ein Blättchen Löwenzahn.
Schwaches Licht fällt auf etwas, das an die Wand gezeichnet ist,
und ich sehe, es sind Bilder der ausgestorbenen Pflanzen.
Für einen Augenblick flüstern alle ihre Namen gleichzeitig,
und ihre Farben leuchten noch einmal auf,
leuchten und leuchten, addieren sich zum Frühling,
wie es ihn kaum je gegeben hat,
wie er kaum jemals in Öl existierte oder auf Hochglanzpapier,
wie er niemals in Fabriken hergestellt wird oder Industrieparks,
gebaut auf dem Areal, das einst das ihre war, jetzt
so wild überwuchert von etwas Neuem.

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)


De Nederlandse schrijver, redacteur en radio- en televisiepresentator Hugo Borst werd geboren in Rotterdam op 15 juni 1962. Zie ook alle tags voor Hugo Borst op dit blog.

Uit: Ma

“Twee weken geleden vroeg de tandarts me na het polijsten van mijn gebit of mijn moeder soms met klachten rondloopt. We bezoeken deze tandarts al een paar jaar. Uit een röntgenfoto blijkt dat er bij ma linksboven een ontsteking zit.
‘Ik ga het haar vragen,’ zeg ik.
Wij mantelzorgers zijn met z’n vieren. Mijn broer Laurens, schoonzus Jackie, mijn vrouw Karina en ik. Twee van ons menen ma te hebben horen klagen over haar gebit. Maar niet
vaak.
Wanneer ik het diezelfde dag aan ma zelf vraag, schudt ze haar hoofd. ‘Nee hoor, ik heb geen last.’
Drie dagen later wijst ze spontaan naar een kies. Aan de linkerkant.
‘Daar doet het pijn.’
‘Erg, ma?’
Ze knikt.
‘Echt heel erg?’
Ze haalt haar schouders op.
Ik leg het de tandarts voor. Ze zegt: ‘Tja. Ik kan je moeder maar beter verlossen. Ik bedoel, de pijn kan veel erger worden.’
Mijn moeders tanden en kiezen hebben de crisisjaren en de oorlog overleefd. Op oude foto’s is te zien dat mijn moeder het gebit had van een filmster. Eén voortand stond een graadje of twee uit het lood. Die onvolkomenheid maakte het zo eigen.
Ik heb als kind verliefd gestaard naar die eigenwijze voortand.
In tegenstelling tot mijn vader, die al rond zijn vijfendertigste een kunstgebit had en dat in een hermetisch afgesloten badkamer reinigde, poetste mijn moeder haar tanden met de deur wagenwijd open. Het was een uitnodiging om te komen kijken, een demonstratie, een feest. Zo moet het, jongen van me! Niet horizontaal poetsen, die voortanden van je, maar op en neer! En masseer je tandvlees goed, dan krimpt het later minder! Wat zou ik graag een achtmillimeterfilmpje zien van mijn jonge moeder die voor me staat en vrolijk en geduldig mijn melkgebit poetst.”

 

Hugo Borst (Rotterdam, 15 juni 1962)


De Mexicaanse dichter Ramon Lopez Velarde werd geboren op 15 juni 1888 in Jerez. Zie ook alle tags voor Ramon Lopez Velarde op dit blog.

 

The Tear

Beyond
the lily obliquely
embellishing the mortuary pillow;
beyond
the bachelor’s callous sorrow
at lying like a callow novice
while cats caterwaul and bristle
and shape a hair-raising nation;
beyond
a never-sated appetite,
and the lime
that leaches licentious consciences,
and the professional disenchantment
with which commercial enchantresses
spring from their beds;
beyond
the marriage-broker ingenuity
and the calamity no one expects;
beyond
the bone yard and the nest …
the salty tear I have imbibed.
Tear of infinity,
you made the rite of love eternal;
tear in whose oceans
my anchor pleasures in its castaway’s plunge
as I gather the singular fleece
of a penitent flock;
tear whose glory refracts
the faithful iris of my exact passion;
tear through which bannerless masts
sail in disquietude;
saline tear with which my gratitude
hoped to salt Paradise;
O tear, I shall immerse myself in you,
in sepulchral delectation,
like a sentinel
stationed in your briny, morbose lighthouse.

 

Vertaald door Margaret Sayers Pedan

 

Ramon Lopez Velarde (15 juni 1888 – 19 juni 1921)
De slaapkamer van de dichter in het Museo Casa del Poeta Ramón López Velarde in Mexico-Stad


De Franse schrijver en journalist Roland Dorgelès (eig. Roland Lécavelé) werd geboren op 15 juni 1885 in Amiens. Zie ook alle tags voor Roland Dorgelès op dit blog.

Uit: Les Croix de bois

« Le nouveau s’est présenté à moi — Gilbert Demachy… Je faisais mon droit… Et je me suis fait connaître : — Jacques Larcher. J’écris… Dès son arrivée, j’ai compris que Gilbert serait mon ami, je l’ai compris à sa voix, à ses mots, à ses manières. Tout de suite je lui ai dit « vous » et nous avons parlé de Paris. Enfin, je trouvais quelqu’un avec qui m’entretenir de nos livres, de nos théâtres, de nos cafés, des jolies filles parfumées. Rien que les noms que je prononçais me faisaient revivre un instant tout ce bonheur perdu. Je me rappelle que Gilbert, assis sur une brouette, avait posé ses pieds déchaussés sur un journal, en guise de tapis. Nous parlions, fiévreusement — Vous vous souvenez… Vous vous souvenez ?… Les copains aidaient les nouveaux à s’installer dans l’écurie où couchait l’escouade et empilaient leurs sacs avec les nôtres dans la mangeoire. Quand ils eurent fini, Gilbert tendit deux billets de cent sous pour offrir à boire. — C’est ça, plein la vue… grogna Pouillard jaloux. Les autres, reconnaissants, retournèrent à l’écurie pour soigner la place du nouveau. Ils brassèrent sa paille pour la rafraîchir et lui firent un rebord aux pieds. Broucke avait pris respectueusement l’oreiller de caoutchouc de Demachy et s’amusait à le gonfler, comme un jouet, avec une peur secrète de l’user. Ceux qui devaient changer de coin, pour faire de la place, déménageaient, en se volant mutuellement de la paille. — Toi, gras du ventre, dit Pouillard à Bouffioux, tu coucheras là-haut, dans la soupente. Comme j’couche juste en dessous, tu feras attention de n’pas m’tomber dessus au milieu d’Ia noie, les souliers sur la gueule ; j’ai l’sommeil léger. Sulphart ne lâchait pas le nouveau, qu’il étourdissait de conseils inutiles, de recettes saugrenues, un peu par complaisance naturelle, un peu pour remercier du vin offert, mais surtout pour se faire valoir. Tous étaient joyeux, comme s’ils avaient déjà bu. Vairon, en corps de chemise, se mit à faire l’hercule forain, lançant le boniment d’une voix grasse et canaille qui sentait la barrière. Rangés autour, nous faisions la foule. Jaloux de son succès, Sulphart tira Lemoine par la manche. — Viens avec moi, on Va se marrer. — Pourquoi foutre que j’irais avec toi ? fit Lemoine, toujours prêt à contredire le rouquin avant de l’imiter. — Viens toujours. Tout en protestant, Lemoine le suivit dans l’escalier. »

 

Roland Dorgelès (15 juni 1885 – 18 maart 1973)
Cover


De Franse journalist en schrijver Olivier Guez werd geboren op 15 juni 1974 in Straatsburg, Zie ook alle tags voor Olivier Guez op dit blog.

Uit: La Disparition de Josef Mengele

« La quête de notoriété d’Eichmann exaspère Gregor, si prudent depuis son arrivée : il n’a révélé sa véritable identité et la nature de ses activités à Auschwitz qu’à ses rares intimes. À tous les autres, il donne une version très évasive de son parcours : médecin militaire, allemand, parti au Nouveau Monde changer de vie. À mesure qu’il le croise, Gregor méprise l’ancien commerçant inculte, le fils de comptable qui n’a pas achevé ses études secondaires et jamais connu l’épreuve du front. Eichmann est un pauvre type, un raté de première, même la laverie qu’il a ouverte à Olivos a déjà fermé, et c’est un homme de ressentiment qui jalouse sa jolie maison, sa vie de célibataire et sa nouvelle voiture, un superbe coupé allemand Borgward Isabella.
Eichmann n’en pense pas moins. Gregor ou Mengele, peu lui importe, est un fils à papa froussard : une sous-merde basanée
Gregor retire la photo du cadre et la brûle à une fenêtre, bientôt il ne reste du portrait qu’un petit amas de cendres. Une bourrasque les disperse dans l’air tiède de Buenos Aires. Irene exige le divorce afin d’épouser le marchand de chaussures de Fribourg. Gregor appelle Haase et Rudel, il lui faut un bon défenseur argentin qui entrera en contact avec son avocat à Günzburg. L’argent n’est pas un problème mais il veut multiplier les intermédiaires, les paravents, et il ne fera aucune fleur à son ex-femme. Le divorce est prononcé à Düsseldorf, le 25 mars 1954.
« Une excellente nouvelle, lui écrit sèchement Karl senior, enfin tu nous débarrasses de cette garce. Tu vas cesser de ruminer sa reconquête, à ton âge, c’est indécent. » Le divorce satisfait le patriarche Mengele qui a un plan machiavélique en tête. Un coup à trois bandes : sa chère entreprise, Josef, et une autre chipie qui le tracasse, Martha, veuve de Karl junior et héritière des parts de l’entreprise de son mari décédé. Depuis quelque temps, Martha est amoureuse : Karl senior craint qu’elle ne se marie avec l’étranger qui entrerait forcément au conseil d’administration. Il propose à Josef d’épouser sa belle-sœur afin que la société reste aux mains du clan Mengele, puis de céder toutes ses parts à Martha après leur mariage : si un mandat d’arrêt était finalement lancé contre lui, l’entreprise ne serait pas paralysée. Quoi qu’il arrive, Josef dicterait à Martha ses décisions au conseil d’administration. »

Olivier Guez (Straatsburg, 15 juni 1974)


Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijfster Emma Cline werd geboren in 1989 in Sonoma in Californië. Zie ook alle tags voor Emma Cline op dit blog.

Uit: De meisjes (Vertaald door Tjadine Stheeman)

“Ze keken op van het felle keukenlicht als wasberen die betrapt worden in de vuilnisbak. Het meisje slaakte een gilletje. De lange slungelige jongen richtte zich op. Ze waren maar met z’n tweeën. Mijn hart bonkte in mijn keel, maar ze waren nog zo jong: kinderen uit de buurt, nam ik aan, die inbraken in vakantiehuizen. Mijn laatste uur had nog niet geslagen.
‘Wat de fuck?’ De jongen zette zijn bierflesje neer, het meisje bleef vlak bij hem. De jongen schatte ik een jaar of twintig. Hij had een bermuda aan, halflange witte sokken, roze acne onder een beginnend baardje. Het meisje was nog een ukkie. Vijftien, zestien, witte benen met een blauwige weerschijn.
Ik probeerde zo veel mogelijk gezag uit te stralen, terwijl ik de onderkant van mijn t-shirt tegen mijn bovenbenen drukte. Toen ik zei dat ik de politie zou bellen, snoof de jongen ongelovig.
‘Ga je gang.’ Hij trok het meisje naar zich toe. ‘Bel de politie maar. Weet je wat?’ Hij pakte zijn mobieltje. ‘Ik bel ze zelf wel.’
Van het ene moment op het andere zakte het scherm van angst in mijn borst.
‘Julian?’
Ik wilde in lachen uitbarsten – de laatste keer dat ik hem had gezien was hij dertien, mager en onvolgroeid. De enige zoon van Dan en Allison. Als een prinsje was hij van het ene celloconcours naar het andere gereden, geen afstand te groot. De leraar Mandarijn op donderdag, het zuurdesembrood en de kleverige vitaminepillen, ouderlijke dekking tegen mislukking. Het had allemaal niet mogen baten en hij was uiteindelijk terechtgekomen op een wat mindere universiteit, in Longbeach of Irvine. Daar was iets voorgevallen, herinnerde ik me. Hij was van de universiteit getrapt, of misschien was het iets minder ergs: het advies om eerst een jaar junior college te doen. Julian was destijds een verlegen, overgevoelige jongen, die als de dood was voor autoradio’s en onbekend eten. Nu had hij iets hards, de tatoeages die waarschijnlijk onder zijn shirt verder kropen. Hij wist niet meer wie ik was, en waarom zou hij ook? Ik was een vrouw die buiten zijn seksuele belangstelling viel.”

 

Emma Cline (Sonoma, 1989)


De Nederlandse dichteres en schrijfster Hannah van Wieringen werd geboren in 1982 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Hannah van Wieringen op dit blog.

 

Sterfbed

ik wil heel graag van je winnen
met werkelijkheidsmemory

dus om je te vergeten denk ik veel aan je
zoals staren naar een blinde vlek

het werkt ik ontweet voortdurend van alles
draai ik het kaartje met solipsisme

ben ik de belg in de mop met de bananenschil
oh jee daar ga ik weer

ik drink ook veel ter ondersteuning
om het scherpe schedel te verzachten

dansen ja als ik mij lang genoeg omdraai
verjaag ik je als een soufi of zoals ouroubouros hapt

want in de ochtend als ik het slapen haal
matrassen draai dan lig je daar

in ’t volle licht dan lig je daar
fluister je – niet eens boosaardig:

en nog een jaar en nog een jaar

 

Hannah van Wieringen (Haarlem, 1982)


Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2018 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, François-Xavier Garneau, Emma Cline, Hannah van Wieringen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: Nog pas gisteren

“In de voortuin was niet veel anders te zien dan de scheve boom met het beeld eronder, en aan de wegkant een laag muurtje van afgebrokkelde grijze blokken steen. De weg lag diep uitgesleten tussen de twee steile groene bermen, waarop de bomen stonden, een soort sparren met kromme takken en lange grijsgroende naalden, die ruisten in de wind. Het was een vreemde weg, zo nauw en ingezakt onder de bomen, zo stil en verlaten, er kwam bijna nooit iemand langs de weg. Wie zou er langs de weg hebben moeten komen? Aan de achterkant van het huis, kijkende uit het raam van de woonkamer – daar was een hele wereld -, vlak achter het huis een ravijn, een groot, diep en groen ravijn vol boomvarens, en verderop begon een bos, en overal groen bergruggen. Maar over dat alles heen – verweg en in de diepte – lag de vlakte, als opengevouwen, lichtgeel, wazig en zonnig. En uit die vlakte rezen twee bergen op – zo ineens , ten voeten uit, naast elkaar. Overdag schenen zij soms verdwenen achter de warme heiige lucht; maar in de middag als het helder werd, waren zij er weer – leikleurig of blauw of paars – naast elkaar, oprijzende uit de vlakte, uit hun nevels. De tweelingen van de oude meneer.
Er was iets met hem, Riek had het nooit begrepen. Familie van mama, en toch weer niet, hij was korte tijd met haar moeder getrouwd gweest, maar die leefde al lang niet meer, hij was ook haar vader niet. Mama zei nooit iets anders dan – meneer – tegen hem, en als zij over hem sprak – de oude meneer zoals iedereen. Zo erg oud was hij niet eens, maar wel mager en geel; en mama zei dat hij een kwaal had en dikwijls pijn, en hij rook soms naar een scherpe medicijn, net teer. Zijn dun zwart haar werd wit aan de slapen, en opzij van zijn neus liep langs de mond tot aan de kin, aan beide zijden gelijk, een diepgegroefde rimpel, alsof iemand het er met een griffel ingekrast had.
Hij was erg knap, hij sprak goed Javaans – hoog en laag en midden -, hij wist alles van planten en kruiden, en de geschiedenis en alle verhalen van vroeger, van het Hindoerijk – het oude Rijk-, zei hij. En dan deed hij ook nog aan hokus-pokus, dat zei papa. Het was iets met een kalender die hij gemaakt had. ‘De dag waarop je moet trouwen, of doodgaan, of een kind krijgen, of uit stelen gaan zonder gepakt te worden’, zei papa, ‘is het niet zo, An?’ Maar mama gaf er geen antwoord op, zij vond het niet prettig als papa daarover sprak.
Eenmaal was de oude meneer zelf over de hokus-pokus begonnen.”

 


Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Christian Bauman werd geboren op 15 juni 1970 in Easton, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Christian Bauman op dit blog.

Uit: Not Fade Away

« I read a small pile of books in that little room—long hours pregnant with time to kill—but only one left an impression, Hemingway’s posthumous Garden of Eden. It’s a joke to say I read Hemingway on these nights, in Africa, away to war. They should take away my writing license for saying such a thing. It’s a joke. But not really. I didn’t know it was a joke. Instead of college I’d studied dishwashing (among other ineffective ways of attempting to support a young family) before finally giving up to join the army. I was twenty-two years old in Somalia, but still a year shy of reading A Farewell to Arms and For Whom the Ben Tolls. I’d read “Old Man at the Bridge” and “Soldier’s Home” in high school but was three months shy of reading them again and understanding. So I read Hemingway at 2 A.M. in an African war zone, blameless and innocent, as reading should be. It was a hardback of the first printing of Garden of Eden, with a torn jacket and $1.00 sticker. My mother bought it at a library sale and mailed it to me along with a pound of beef jerky and film for my camera. I was twenty-two and didn’t know anything about anything, about this novel and its place in the scheme or Hemingway himself or who thought what about this or that. None of it colored me as I opened the cover and cracked the spine, nothing shading my view as I read the front leaf then the back then the copyright page then the first sentence. The first sentence became the second then the third then it was just me and David and none of that other stuff, just me and the story. They were on the Mediterranean coast and the quiet, sad tale unfolded in colors of salt and white sky with a mouthful of dark wine and sharp, strong marinated olives. David was remembering Kenya and just months before I’d been where he’d been, briefly, and now his world was falling apart and oh I’d been there, too. He would swim and fish in the sun and I would stretch, washing down a stale MRE cracker with a cup of cold coffee, wiping my mouth and listening to the French whispers down the hall then finally back on the floor to my place on the page. “

 

 
Christian Bauman (Easton, 15 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Zweite Schöpfung

Wie wir es schaffen, hat keine Bedeutung.
Wir hatten seit letztem Sommer schon dicht
am Ziel geforscht. Nur der letzte Schritt fehlte.
Ich zitterte, als ich sagte: Ein Zwergmammut wird
unseren Sohn herumtragen, Sibirische Tiger unsere
Töchter beschützen. Ein Tag wird wie der andere sein,
wenn wir die Hirne der Großsäuger knacken: ekstatisch,
verträumt, voller Verluste. Zweihundert Milliarden
Nervenzellen, aufgelöst, ineinander vertäut wie
Boote im offenen Meer. Gehirn, Seele und Sinne
fahren zusammen hinaus, eine Flotte in Formation.
Nenn es Krieg, nenn es Wahnsinn: Dies ist
die Freiheit der Liebe: neue Wesen zu schaffen,
sie uns zur Seite zu stellen. Dies ist die Freiheit
unserer Art, neue, andere Arten zu machen.
Gott hat uns mit einem Bausatz beschenkt.

 

Das Dorf

In meinen Erinnerungen ist immer Winter. Sie sagten,
eine Märchengestalt hätte das Dorf erträumt.
Schwäne und Schimmel sollten hier leben. Einzelne Menschen,
weißgekleidet, kalt. Menschen, die ohne Licht leben können.
Die die frische Flockendecke nicht zerstören. Es schien mir damals alles
richtig, intakt. Nur das Mädchen, das irgendwo in einem der Häuser saß
und mit dem Finger, von innen, die Eisblumen im Fenster berührte, war
nicht vorgesehen.
Ich war in hellblauen Briefen unterwegs zu dir,
aber die Schneekönigin hatte dich lange zuvor erwischt.

Ich träumte
von den Tatzen des Eisbärs,
er griff einfach durch deinen Körper
hindurch, nahm sich den kalten
Splitter und ließ
dein Herz unversehrt.
Im Traum gelang es ihm
dich mit der Wärme seines Körpers aufzutauen.
Gestohlene Zeit tropfte auf den
Boden, gefror erneut. 

 

 
Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

De Nederlandse schrijver, redacteur en radio- en televisiepresentator Hugo Borst werd geboren in Rotterdam op 15 juni 1962. Zie ook alle tags voor Hugo Borst op dit blog.

Uit: Ma

“Mijn vader hoopte dat ik net zo boodschappen zou doen als hij deed. Die hoop, een eis was het niet, bevreemdde me, omdat hij me nooit iets had opgelegd. Anders dan ma gaf hij me vrijblijvende adviezen en als ik die in de wind sloeg, nam hij daar geen aanstoot aan.
Zo niet die vrijdag. Het boodschappenlijstje dat hij me in handen had gedrukt, getuigde van militaire precisie. De producten stonden in de volgorde van de ideale looproute door de Plus in winkelcentrum Binnenhof in Ommoord. Op de een of andere manier vond ik dat poëtisch.
Ook de caissière zei mijn vader persoonlijk gedag. Hij groette haar terug op de wijze waarop hij dat die dag bij iedereen had gedaan: hartelijk, uit de grond van zijn tot op de draad versleten hart. Dat de conditie ervan zo slecht was, wisten we op dat moment niet.
Ik was druk bezig zijn schitterende hartelijkheid goed in mij op te nemen. Ik vond het wonderlijk. Gedag zeggen is in de kern een alledaagse, routinematige handeling. Maar mijn vader maakte mij die dag inzichtelijk dat het ook anders kan.
Hij begroette in de Plus mensen alsof hij oprecht blij was ze weer te zien, met een warmte die je in de grote stad niet meer ontmoet.
Bij onze terugkeer met de gevulde boodschappentrolley vond ik mijn moeder aan de strenge kant. Mijn vader had te veel gehakt meegenomen voor twee personen. Terwijl zij hem vermanend toesprak, snapte ik de ernst waarmee mijn vader zich had gekweten van mijn inwijding. Ma was kritisch en veeleisend, ze verdroeg improvisatie slecht. Pa had me die vrijdag willen zeggen: maak er geen potje van, neem het boodschappen doen niet te licht op, je moeder pikt dat niet.
Zes dagen later moest hij onder het mes. De ingreep slaagde, maar zijn hart was niet sterk genoeg. Hij raakte in coma. Twaalf dagen na mijn officiële inwijding stierf hij.
Sinds de dood van pa doen mijn vrouw en ik om beurten boodschappen voor mijn moeder. Het laatste jaar is ma’s boodschappenlijstje met de week onvollediger geworden.
Toen het bibberig beschreven papiertje nauwelijks nog houvast bood, zijn we zelf het lijstje maar gaan samenstellen, ma’s oorspronkelijke voorkeuren indachtig. We kijken in de koelkast, we kijken in de voorraadladen, we kijken in de kast waar de lekkernijen staan. We maken de balans op.”

 

 
Hugo Borst (Rotterdam, 15 juni 1962)
Cover

 

De Mexicaanse dichter Ramon Lopez Velarde werd geboren op 15 juni 1888 in Jerez. Zie ook alle tags voor Ramon Lopez Velarde op dit blog.

 

Song Of The Heart

This intimate music will never cease as,
consumed in an embrace of gold,
Charity and Love exchange a kiss.

Do you hear the heart’s diapason?
Hear in its multiple note the din of
those to come and those long gone?

My brothers from throughout the ages
in me find their common silent note,
their shared laments, their self-same rages.

I am the voice of leaves that covered
the germinal bosom of the druid bard
who took the woods as goddess and lover.

I am the pool where Scheherazade,
a pearl beneath ajeweler’s loupe,
swims her crystalline glissade.

And I become an aspiring Christian
when I page through the beatitudes
of the virgin who was my catechism.

And the new delight that accommodates
the tango-colored hypnotism
of the price of fashion and the fashion plate.

I stun the rotundity of Creation,
courting all objects and all women
with a pagan and Nazarene dedication.

0 Psyche, o my soul, sound the start
of a modem, a jungle, an orgiastic song:
the song of Mary, the song of the heart!

 

Vertaald door Margaret Sayers Pedan

 

 
Ramon Lopez Velarde (15 juni 1888 – 19 juni 1921)
Cover

 

De Franse schrijver en journalist Roland Dorgelès (eig. Roland Lécavelé) werd geboren op 15 juni 1885 in Amiens. Zie ook alle tags voor Roland Dorgelès op dit blog.

Uit: Les Croix de bois

“— Ce qu’il est lourd, fit-il. Qu’est-ce que tu as pu foutre là-dedans… Tu y as mis des pavés ?
— Juste ce qu’on m’avait dit.
— C’est les cartouches qui pèsent, intervint le caporal… Ils vous en ont donné combien ?
— Deux cent cinquante… Mais je ne les ai pas dans mon sac.
— Où ça alors ?
— Dans ma musette. Vous comprenez, j’aime mieux ça. Si tout d’un coup on était attaqués.
— Attaqués ?
Les autres le regardèrent, étonnés. Puis, tousensemble partirent à rire, d’un rire énorme qu’ils forçaient encore, étouffant, gesticulant, échangeant de lourdes claques sur les épaules comme des caresses de battoirs.
— Attaqués, qu’il dit… Tu parles d’un mec qui s’en ressent.
— Mais non, il a les foies…
— Attaqués, qu’il dit… Au fou… Lâchez les chiens !
Cette candeur inouïe nous faisait rire jusqu’à la suffocation. Le père Hamel en pleurait. Fouillard lui, ne riait pas. Il haussait les épaules, tout de suite hostile, regardant déjà de travers ce soldat trop propre qui parlait poliment.
— Un gars aux sous qui veut nous en mettre plein la vue, dit-il à Sulphart.
Le rouquin, uniquement préoccupé de parler plus que les autres, considérait le nouveau avec compassion.
— Mais, mon pauvre gars, lui dit-il, tu ne crois pas qu’on se bat comme ça ; c’était bon le premier mois. On ne se bat plus maintenant. Tu ne te battras peut-être jamais.
— Sûrement, approuva Lemoine, tu ne te battras pas, mais t’en baveras tout de même.
— Tu n’tirero jamais un coup de fusil, prophétisa Broucke, le « ch’timi » aux yeux d’enfant.
Le nouveau ne répliqua rien, pensant sans doute que les anciens cherchaient à l’épater. Mais l’oreille tendue, sans entendre Sulphart discourir, il écoutait le canon qui ébranlait le ciel à grands coups de bélier, et il aurait voulu être déjà là-bas, de l’autre côté descoteaux bleus, dans la plaine inconnue où se jouait la guerre au parfum de danger.”

 

 
Roland Dorgelès (15 juni 1885 – 18 maart 1973)
Affiche voor de gelijknamige film uit 1932

 

De Canadese dichter en schrijver François-Xavier Garneau werd geboren op 15 juni 1808 in Ville de Québec. Zie ook alle tags voor François-Xavier Garneau op dit blog.

 

Le Voltigeur – Souvenir de Châteauguay

Sombre et pensif, debout sur la frontière,
Un Voltigeur allait finir son quart ;
L’astre du jour achevait sa carrière,
Un rais au loin argentait le rempart.
Hélas, dit-il, quelle est donc ma consigne ?
Un mot anglais que je ne comprends pas :
Mon père était du pays de la vigne,
Mon poste, non, je ne te laisse pas.

Un bruit soudain vient frapper son oreille :
Qui vive… point. Mais j’entends le tambour.
Au corps de garde est-ce que l’on sommeille ?
L’aigle, déjà, plane aux bois d’alentour.
Hélas, etc.

C’est l’ennemi, je vois une victoire !
Feu, mon fusil : ce coup est bien porté ;
Un Canadien défend le territoire,
Comme il saurait venger la Liberté.
Hélas, etc.

Quoi ! l’on voudrait assiéger ma guérite ?
Mais quel cordon ! ma foi qu’ils sont nombreux !
Un Voltigeur, déjà prendre la fuite ?
Il faut encor, que j’en tue un ou deux.
Hélas, etc.

Un plomb l’atteint, il pâlit, il chancelle ;
Mais son coup part, puis il tombe à genoux.
Le sol est teint de son sang qui ruisselle.
Pour son pays, de mourir qu’il est doux !
Hélas, etc.

Ses compagnons, courant à la victoire,
Vont jusqu’à lui pour étendre leur rang.
Le jour, déjà, désertait sa paupière,
Mais il semblait dire encor en mourant :
Hélas ! c’est fait, quelle est donc ma consigne ?
Un mot anglais que je ne comprends pas :
Mon père était du pays de la vigne.
Mon poste, non, je ne te laisse pas.

 

 
François-Xavier Garneau (15 juni 1809 – 2 februari 1866)
De bibliotheek in het François-Xavier Garneau.Huis in Québec

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijfster Emma Cline werd geboren in 1989 in Sonoma in Californië. Zie ook alle tags voor Emma Cline op dit blog.

Uit: The Girls

“Every day after school, we’d click seamlessly into the familiar track of the afternoons. Waste the hours at some industrious task: following Vidal Sassoon’s suggestions for raw egg smoothies to strengthen hair or picking at blackheads with the tip of a sterilized sewing needle. The constant project of our girl selves seeming to require odd and precise attentions.
As an adult, I wonder at the pure volume of time I wasted. The feast and famine we were taught to expect from the world, the countdowns in magazines that urged us to prepare thirty days in advance for the first day of school.
Day 28: Apply a face mask of avocado and honey.
Day 14: Test your makeup look in different lights (natural, office, dusk).
Back then, I was so attuned to attention. I dressed to provoke love, tugging my neckline lower, settling a wistful stare on my face whenever I went out in public that implied many deep and promising thoughts, should anyone happen to glance over. As a child, I had once been part of a charity dog show and paraded around a pretty collie on a leash, a silk bandanna around its neck. How thrilled I’d been at the sanctioned performance: the way I went up to strangers and let them admire the dog, my smile as indulgent and constant as a salesgirl’s, and how vacant I’d felt when it was over, when no one needed to look at me anymore.
I waited to be told what was good about me. I wondered later if this was why there were so many more women than men at the ranch. All that time I had spent readying myself, the articles that taught me life was really just a waiting room until someone noticed you—the boys had spent that time becoming themselves.”

 

 
Emma Cline (Sonoma, 1989)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hannah van Wieringen werd geboren in 1982 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Hannah van Wieringen op dit blog.

 

Over wat poëzie

de hele grote onmogelijkheid van het enorme volle alles
die knappende ballon in je uitklappende gogogadget borstkas
die de aardbol omvat inclusief wereldzeeën
woestenijen van ver voor onze tijden
ver voor de eerste kikkervis

dat ontsnapte gas van oermaterie
dat neer te halen met een mazig vlindernetje
koddige schep uit de lucht hop

en dan
die opgeschepte onmogelijke veelheid
verbinden aan het verbijsterend kleine niets
laten we zeggen

aan het sneeuwklokje in het aardewerken potje
dat in een vensterbank licht staat te verzamelen
als een pietà

bedaard het sneeuwklokje laten openklappen
pop zegt het klokje
open de tijd
adem uit

de stilte daarna
de afwezigheid van
dat geluid

 

 
Hannah van Wieringen (Haarlem, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: Nog pas gisteren

“Dan kwamen zij bij de bergpas, eindelijk!
Daar hielden zij stil, de paarden werden uitgespannen, want nu kwamen er karbouwen voor de postwagen, gespannen aan een houten juk. Zij deden onrustig en wilden naar de paarden stoten en bliezen door hun neusgaten, maar de mannen hielden hen vast en spanden hen in voor de wagen met hun touwen. De karbouwen waren niet groot, maar breed en grauw en sterk, en liepen wat schuin naast elkaar onder het juk om hun grote hoorn. De linker van de een en de rechter van de ander staken over elkaar heen. De koetsier zat nog wel op de bok, maar hij hoefde geen teugels vast te houden, de mannen leidden de karbouwen, duwden telkens het juk recht, schreeuwen – rrt – rrrrrrt, klakten met de tongen, klapten met de zwepen. Het ging langzaam voetje voor voetje. Links was een ravijn. Paarse aardorchideeën groeiden er in het gras, er was een heg van wilde rozen om een hellend veldje heen. Een beek murmelde. Een straffe wind woei koud en schraal.
Boven werden de karbouwen weer uitgespannen, die waren alleen voor de steile bergpas en zij reden weer verder met de paardem. Maar al gauw hielden zij stil en stapten zij uit. Zij moesten een eind een zijweg inlopen, de mannen droegen de koffers, tot zij bij een klein wit huis kwamen in een tuin.
Voor het huis stond onder een oude scheefgegroeide boom een grijs stenen beeld van een zittende olifant, opzij was een laantje van moeibeibomen. Daar woonde de oude meneer op zijn landje.
‘Een klungellandje!’ zei papa, maar hij hield niet van de oude meneer.
Het huis was van bamboe en hout, en op palen – zoals een groot kamponghuis – , maar alles zat netjes in de verf. Er was ook niet meer dan één woonkamer, met een glazen wand om naar buiten te kunnen kijken, een paar slaapkamers, en de bijgebouwen achter het huis; overal kraakten de vloeren. De oude meneer had maar twee bedienden, alleen een oude kokkin, die ook het huis opruimde, en een jongen om de tuin te vegen. Voor de bloemen zorgde hij zelf; overal stonden bloemen, en om het hele huis heen groeide een brede strook heliotrope, waarvan de geur zwaar en zoet in de kamers hing.”

 

 
Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
Cover 

Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, François-Xavier Garneau, Hannah van Wieringen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: Nog pas gisteren

“Mama keek eerst rond of er onder de passagiers niet iemand was die zij kende, dan praatte en lachte zij wel; anders zat zij rechtop, keek naar buiten door de hor en wees telkens iets aan: ‘Kijk eens Riek!’ alsof Riek het niet zelf zag, en fluisterde: ‘Je moet niet naar vreemde mensen kijken, Riek.’ Na een paar uur stapten zij uit, daar moesten zij overstappen, en ’s middags laat kwamen zij in een grote plaats en sliepen een nacht in een hotel. De volgende morgen stond er een postwagen te wachten.
Een echte postwagen!
Het leek op een tentvvagen, maar er waren vier paarden voor, wel kleine magere, maar toch vier. Een gewone koetsier op de bok en dan nog twee lopers, die stonden achter op een plank als palfreniers. Maar zodra de weg steil werd, sprongen zij eraf en liepen naast de paarden, lieten de korte zwepen knallen, klakten met de tongen, riepen ‘rrrt’, als een roffel op een trom, en schreeuwden. Soms grepen zij de voorste paarden bij de toom en sjorden en trokken mee. Als er een vlak stuk kwam, bleven zij even staan en sprongen weer op de plank om uit te rusten, maar hun adem bleef nog lang zo zwaar gaan, met horten en stoten. Onderweg stonden zij stil om te verspannen. Riek en mama bleven in de postwagen zitten en aten wat uit hun mandje. Opzij van de weg onder de hoge tamarindebomen was een klein winkeltje; de koetsier en de lopers, ook de mannen die de verse paarden gebracht hadden, en Oerip op haar sloffen stonden ervoor en dronken koffie en aten een koekje. Daarna hurkten de mannen neer om te praten en strootjes te roken, maar Oerip klom weer in de wagen, zij zat tegenover Riek en mama op de kleine bank; als zij ging zitten, zei zij: ‘Vergeving mevrouw.’
Dat hoorde zo.
Bij het winkeltje stond het ineens vol met Javaanse kinderen die naar hen keken; één stak een hand uit en vroeg om snoepgeld, dat maakte Oerip boos.
‘Hinder de grote mevrouw en de grote juffrouw niet,’ maar mama zei: ‘Ach kassian Oerip,’ en gaf hun toch wat. En zij reden weer verder.
Het was een lange weg en steil. Het werd ook veel kouder. De nieuwe paarden liepen langzamer, zij werden moe, er stond schuim op hun flanken. In de korte pozen rust ging de adem van de lopers knarsend als een zaag.”

 
Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, François-Xavier Garneau, Hannah van Wieringen”