Top Naeff, Robert Hamerling, Fanny Lewald, Christian Schubart, Gabriele von Baumberg, Olive Schreiner, William Morris, Richard Leising

De Nederlandse schrijfster Top Naeff (eig. Anthonetta van Rhijn-Naeff) werd geboren op 24 maart 1878 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Top Naeff op dit blog.

Uit: School-ydillen

“En alle vier stelden zij zich haar voor als Kaatje, ’t Brebis. – ’t Model, verrukt over ’t effect van den nu glimmenden armband aan haar fijn blank polsje, verbrak ’t eerst de stilte: ‘Is ’t de volgende week Woensdag of Donderdag groote lijst?’
Noes dook op: ‘Woensdag al,’ zei ze.
‘O hemel,’ zuchtte Jeanne en Jet trommelde fanfares.
Met ’n vinnigen blik op Jeanne, zei Lien: ‘Jij hoeft niet te zuchten, jij hebt altijd goeje cijfers en iedereen weet, dat je je best doet. Maar wij, hé Noes?’
‘Wij hebben altijd slechte cijfers, en iedereen weet, dat wij niet ons best doen,’ beaamde deze gelaten. ‘En we krijgen altijd zoo’n standje van ma.’
‘Vooral ik, ik zit voor ’t tweede jaar,’ en Lien’s gezicht werd meer en meer benauwd.
‘’t Kan jou niet schelen, hé Jet?’
Jet was juist aan haar derde fanfare. Zij draaide zich met een vaartje op den pianostoel om, stopte de veters van haar laarzen in, en met ’n allergenoeglijkst gezichtje zei ze:
‘Ik? kind ben je mal! als ik me dat allemaal aan moest trekken, kon ik wel aan den gang blijven. Laat eens zien…. ik was zes jaar toen ik op school kwam, ‘k ben nou vijftien, dus negen jaar op school geweest, en in al die negen jaren heb ik nog nooit, zegge nooit, een goed rapport gehad. Dat kan ik me toch niet voortdurend aan blijven trekken, ’t zou compleet geen leven zijn!…. Och, ’n mensch went aan alles, en men moet zich in ’t onvermijdelijke leeren schikken….’
Jeanne keek met heimelijke bewondering naar haar op:
‘Vindt je dan ’t oogenblik, dat de lijst wordt opgelezen en juffrouw Prior je zoo woedend aankijkt ook niet akelig? Je ziet er toch altijd net uit of je ’t je erg aantrekt.’
‘Dat’s mijn “groote-lijst-gezicht”, dat zet ik altijd bij die gelegenheid.’ Jet maakte de mimiek er bij. ‘Ik houd m’n hoofd zoo’n beetje scheef, kijk zóó en dan staar ik stijf op één punt, meestal naar ’t lintje om Mies Vermeulen’s vlecht. Dan vouw ik m’n handen zedig over elkaar, zet m’n boventanden in m’n onderlip en trek m’n kin ’n beetje in. Zóó. ’t Is heel gemakkelijk te leeren, als….’

 

 
Top Naeff (24 maart 1878 – 21 april 1953)
Illustratie uit School-ydillen

Lees verder “Top Naeff, Robert Hamerling, Fanny Lewald, Christian Schubart, Gabriele von Baumberg, Olive Schreiner, William Morris, Richard Leising”

Peter Bichsel, Martin Walser, Dario Fo, Lawrence Ferlinghetti, Jacob van Lennep, Jeroen Mettes, Harry Prenen, Willem van Iependaal, Top Naeff

De Zwitserse schrijver Peter Bichsel werd geboren op 24 maart 1935 in Luzern. Zie ook alle tags voor Peter Bichsel op dit blog.

Uit: San Salvador

„Er hatte sich eine Füllfeder gekauft.
Nachdem er mehrmals seine Unterschrift, dann seine Initialen, seine Adresse, einige Wellenlinien, dann die Adresse seiner Eltern auf ein Blatt gezeichnet hatte, nahm er einen neuen Bogen, faltete ihn sorgfältig und schrieb: „Mir ist es hier zu kalt“, dann, „ich gehe nach Südamerika“, dann hielt er inne, schraubte die Kappe auf die Feder, betrachtete den Bogen und sah, wie die Tinte eintrocknete und dunkel wurde [in der Papeterie garantierte man, daß sie schwarz werde], dann nahm er seine Feder erneut zur Hand und setzte noch seinen Namen Paul darunter.
Dann saß er da.
Später räumte er die Zeitungen vom Tisch, überflog dabei die Kinoinserate, dachte an irgend etwas, schob den Aschenbecher beiseite, zerriß den Zettel mit den Wellenlinien, entleerte seine Feder und füllte sie wieder. Für die Kinovorstellung war es jetzt zu spät.
Die Probe des Kirchenchores dauerte bis neun Uhr, um halb zehn würde Hildegard zurück sein. Er wartete auf Hildegard. Zu all dem Musik aus dem Radio. Jetzt drehte er das Radio ab.
Auf dem Tisch, mitten auf dem Tisch, lag nun der gefaltete Bogen, darauf stand in blauschwarzer Schrift sein Name Paul.
„Mir ist es hier zu kalt“, stand auch darauf.
Nun würde also Hildegard heimkommen, um halb zehn. Es war jetzt neun Uhr. Sie läse seine Mitteilung, erschräke dabei, glaubte wohl das mit Südamerika nicht, würde dennoch die Hemden im Kasten zählen, etwas müßte ja geschehen sein.
Sie würde in den „Löwen“ telefonieren.
Der „Löwen“ ist mittwochs geschlossen.“

 


Peter Bichsel (Luzern, 24 maart 1935)

Lees verder “Peter Bichsel, Martin Walser, Dario Fo, Lawrence Ferlinghetti, Jacob van Lennep, Jeroen Mettes, Harry Prenen, Willem van Iependaal, Top Naeff”

Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald

De Nederlandse (gelegenheids)dichter, historicus, geschiedenisleraar, illustrator en journalist Harry Prenen werd geboren in Schoten op 24 maart 1915. Zie ook alle tags voor Harry Prenen op dit blog.

Uit: Het een en ander over Godfried Bomans

“Deze avond gaf mij de bevestiging van iets dat ik al lang vermoedde. Gezien zijn succes kan men kwalijk zeggen dat Bomans miskend zou zijn, maar desondanks geniet hij vaak een verkeerde bekendheid. Dat hij een van onze eerste humoristen is wordt wel algemeen aanvaard (..) dat hij echter een van onze beste prozaïsten is, daar wil de officiële litteratuur en fijnproeverij nog maar moeilijk aan geloven. En toch is dat zo. Wie werkelijk iets weet van wat proza en wat schrijven is kan in zijn boeken en in zijn journalistiek te kust en te keur passages vinden om in een lijstje te zetten. De fijnproeverij verzekert ons echter dat hij een voortreffelijk auteur voor Jan, Piet en Klaas is, een genie van de middenstand, maar niet voldoende voor de happy few. Het tegendeel is waar, want terwijl hij de duizenden op de galerij in hun twee handen laat klappen blijft hij tegelijkertijd iemand van de kleine keurbende.

Dit misverstand heeft niettemin vele aanhangers. (..) Het volk te vermaken schijnt bij het edeler deel der natie op de index te staan (verboden, e.k.). En toch doet Bomans hiermede op eigen manier in onze litteratuur niet anders en niets minders dan Dickens het in de zijne deed. (..) Vervolgens ben ik van mening dat er in het eerste het beste goede stuk van Bomans’ Elsevierjournalistiek meer echte schrijfkunst en aangeboren talent steekt dan in menig poëem op hoge stelten.

Bij de happy few van de litteraire café’s kan men ondertussen nog meer bedenkingen vernemen. Bijvoorbeeld: dat hij in Elsevier schrijft!!Een burgerlijk blad, naar ik verneem.”

 

Harry Prenen (24 maart 1915 – 20 oktober 1992)

Lees verder “Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald”

Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald

De Nederlandse (gelegenheids)dichter, historicus, geschiedenisleraar, illustrator en journalist Harry Prenen werd geboren in Schoten op 24 maart 1915. Zie ook alle tags voor Harry Prenen op dit blog.

Uit: Het een en ander over Godfried Bomans

„Dat sloeg de deur dicht. De aanvoerder van het gezelschap hield nog genoeg adem over om mij naar de redenen van deze opinie te vragen. Ik moet bekennen: mijn antwoord geleek op het eerste gezicht wel wat op een Delphische orakelspreuk: ‘Daar heb ik zeven redenen voor. Zeven grote en honderd kleine.”

– “Wat? Zeven? En honderd?” – “Zijn zeven boeken: Pieter Bas, Erik, Wonderlijke nachten, Sprookjes, Kopstukken, Bill Clifford en Pa Pinkelman.”

– “En die honderd andere redenen?” – “Zijn artikelen in Elsevier, zijn recensies en feuilletons in de Volkskrant, zijn verspreide verhalen als ‘Het Doosje’ en ‘Hoebe’, zijn toneelstukjes in het fonds van de heer Anton Zweers, zoals het kleine éénactertje ‘Driekoningen’, zijn circulaires voor feesten en gelegenheden, zijn brieven aan mij persoonlijk (maar daar hebt ge verder uw neus niet in te steken) en zo al verder. Mij dunkt dat beloopt nog meer dan honderd. En nu ik toch bezig ben wil ik meteen maar zeggen dat het bij al uw veneratie( verering) voor Slau en Vestdijk en dergelijke (wat ik u niet betwisten wil, al kan ik het niet van harte delen) en bij al uw schampere waardering voor Bomans als louter amuseur (dit zienlijk deel is ’t minst van hem, zou vader Vondel zeggen) het toch geen kwaad kan eerst eens tot overeenstemming te komen wat eigenlijk goed proza is alvorens op pad te gaan om de beste prozaïst te zoeken.”

 

Harry Prenen (24 maart 1915 – 20 oktober 1992)
De Rijnlandse Academie door Peer Molengraft, 1952
V.l.n.r. Jan Mul en Wouter Paap, Godfried Bomans en Harry Prenen

Lees verder “Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald”

Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald

De Nederlandse (gelegenheids)dichter, historicus, geschiedenisleraar, illustrator en journalist Harry Prenen werd geboren in Schoten op 24 maart 1915. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009 en ook mijn blog van 24 maart 2010.

 

Uit: Het een en ander over Godfried Bomans

 

“Ze spraken over litteratuur, en achter mijn koffie gezeten sloeg ik het dispuut met een huivering van eerbied gade. Het waren studenten, poëten of essayisten, abonnées op ‘Podium’, vlijmscherpe critici die hun mes zo lang op de wetsteen van hun vernuft geslepen hadden, dat er nauwelijks iets mee te snijden viel. De scheppende talenten onder hen dronken zich dagelijks tot aan de nok toe vol met gedichten van Slauerhoff en essays van Vestdijk (..)

Het gesprek ging erover wie nu eigenlijk op het ogenblik onze beste prosateur mocht heten. Om mijn verlegenheid te verbergen en mijn pover zelfvertrouwen bij elkaar te schrapen, bestelde ik een taartje en keek wat naar buiten. En daar passeerde (..) mijn oude speelgenoot Bomans. Hij reed bedachtzaam op een motorfietsje en hield een karbiesje in de hand. Ik wenkte hem toe om naderbij te komen en aan de koffie met discussie deel te nemen. Doch hij had geen tijd en snelde verder om de trein te halen. Moest een lezing houden, vanavond. Blijkbaar deed hij weer ’n tocht naar de binnenlanden om hun de wereld te laten zien door het oog van een meikever.(..)

Toen ik mij weer omkeerde en mijn plaats zocht was de grootste prozaschrijver nog steeds niet gevonden. Vestdijk, die pas vijftig jaar was geworden, maakte echter een mooie kans. Tijdens het wikken en wegen begon er eentje:

 – ‘Tja, als ik het zeggen moet, de beste prozaïst in Holland is ….’

 – ‘Bomans!’  – Het was mijn stem die de twijfelende stilte brak. Ik had het gezegd voor ik het wist. De uitwerking was verrassend. Ze zetten alle twintig tegelijk hun glaasje neer en spalkten hun ogen open om te zien of ik in ernst sprak, – een van hen begon alvast te proesten -, maar toen de gloed der overtuiging mijn wangen kleurde barstte het ganse gezelschap in een bevrijdende schater los. Een springvloed van vrolijkheid stootte alle sluizen open, zoals zelfs de beste grap van Bomans zelf nooit te beurt was gevallen. Toen de vreugde wat bedaard was vroeg een ganse deputatie tegelijk: ‘Maar Vestdijk dan? En Slauerhoff, en du Perron en …..??’ ‘Bomans…. Nu ja, het moet dan maar: Bomans schrijft beter!’

 

 

Harry Prenen (24 maart 1915 – 20 oktober 1992)

Harry Prenen en Godfried Bomans

 

Lees verder “Harry Prenen, Top Naeff, Willem van Iependaal, Robert Hamerling, Fanny Lewald”

Jacob van Lennep, Harry Prenen, Top Naeff, Robert Hamerling, Fanny Lewald

De Nederlandse schrijver Jacob van Lennep is geboren te Amsterdam op 24 maart 1802. Zie ook  Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008 en ook mijn blog van 24 maart 2009.

 

Uit: Vertelling van een heer, die zijn koffer kwijt was

 

“Ofschoon mijn almanak Holland eigenlijk en voornamelijk bestemd is om Hollandsche toestanden, enz. te schilderen, zoo geloof ik niet, mij te groote afwijking van mijn programma schuldig te maken, wanneer ik de volgende bladzijden toewijde aan de beschrijving van den toestand van een Hollander: — en wel van eenen voor dien Hollander zeer onaangenamen toestand.
Ik voel mij daar te meer toe genoopt, omdat ik, toen het geval, dat het onderwerp mijns verhaals uitmaakt, plaats vond, innig medelijden gevoelde met gezegden Hollander: omdat ik dien persoon, omtrent wien het u, waarde lezer! vrijstaat volkomen onverschillig te zijn, van zooverre ik mij herinner, steeds groote genegenheid heb toegedragen; omdat ik hem, somtijds boven allen, doorgaans boven de meesten mijner natuurgenooten, liefheb, en hem, daarvan steeds blijken heb trachten te geven: al is het door mijne schuld, dat hij in den bedoelden, als in vele andere onaangename en pijnlijke toestanden, geraakt is: in ’t kort, omdat de Hollander niemand anders is dan …. uw onderdanige Dienaar.
Ik weet dat het van groote verwaandheid en eigendunk getuigt, dat het onbescheiden en onhoffelijk in mij is, u, waarde Lezer! over mijne eigene, en dat nog wel zeer onbeduidende avonturen te onderhouden; doch gij zult het mij voor deze reis vergeven: het is een vergrijp, waarvoor ik mij, hoeveel ik ook reeds geschreven heb, altijd heb gepoogd te wachten: en bovendien, de eenige zoetheid, die een ramp ons kan schenken, is gelegen in het recht van er over te klagen en er anderen mede te vervelen.
Gij moet dan weten, waarde lezer! dat ik op den 24sten Juli van dit jaar des morgens te zeven uren, Lane’s Private Hotel St.-Albans place St.-James’s te Londen verliet, om mij naar het station van den zuidwestelijken spoorweg te spoeden, en mij dan langs dezen naar de oude en alom bekende stad Salisbury te begeven.”

 

lennep

Jacob van Lennep (24 maart 1802 – 25 augustus 1868)

 

De Nederlandse (gelegenheids)dichter, historicus, geschiedenisleraar, illustrator en journalist Harry Prenen werd geboren in Schoten op 24 maart 1915. Zie ook mijn blog van 24 maart 2009.

 

Uit: Godfried Bomans, Werken V

 

“Het was de 19de april van het jaar 1929, des morgens om kwart voor elf. Het regende. De heer Prenen stond, op de kale boomloze vlakte die wij ‘de cour’ noemden, tegen de muur van het scheikundelokaal geleund, de uiterst dunne beentjes schuin naar voren in het grind geplant. De exposant was toen gekleed in een kaneelkleurig pakje (..) en las door zijn bril, waarvan het linkerglas gebarsten was, in een sterk beduimeld bundeltje met verzen van (Guido) Gezelle, een dichter die hij tot op heden is trouw gebleven.

Er ontstond een gesprek, waarvan ik mij de inhoud niet meer herinner. Wèl weet ik dat wij vanaf dat ogenblik bij elkaar gebleven zijn, in een hechte vriendschap lief en leed met elkander delend.

Er was veel overeenkomst. Met name deelden wij dezelfde genegenheid voor dingen die buiten het lesrooster vielen”(..). We namen “al spoedig onze toevlucht tot een uitgebreide correspondentie, die op het ogenblik de duizend brieven verre te boven gaat, en voorts tot samenkomsten in bescheiden Haarlemse tapperijen, als daar waren: ‘Het Vissertje’, De Zwarte Hond’ en ‘Schippersvreugde’.

 

Bomans-en_Prenen

Harry Prenen (24 maart 1915 – 20 oktober 1992)
Godfried Bomans en Harry Prenen

 

De Nederlandse schrijfster Top Naeff (eig. Anthonetta van Rhijn-Naeff) werd geboren op 24 maart 1878 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2009.

 

Uit: De Luitenant

 

Ja, ’t was waar, Jeanne werd ongenietbaar. Ze stelde in niets meer belang, zat den heelen dag in gepeins verzonken en had tegenover haar vriendinnen een soort van meerderheid in haar manieren en toon aangenomen, alsof ze (volgens Jet) de koperen bruiloft al achter den rug had. Ook haar werk leed er onder, zij kende de lessen maar half, doordat haar hoofd met andere, meer poëtische dingen vervuld was, en haar nette schriften waren langzamerhand aan alle kanten met reusachtige ‘H.’s’ (van Gelder heette Herman) beknoeid. In haar teekenboek, kwamen op de laatste bladzijde een paar dozijn mislukte officierspetten voor, afgewisseld door enkele snorren met fijn uitloopende, opgedraaide punten, en ’t woord ‘Gelderland’ alleen was al voldoende, om Jeanne tot achter haar ooren te doen blozen en de anderen met een ‘ghum! ghum!’ veelbeteekenend te doen omzien. Het portretje was nu in haar horloge verhuisd, (een veel waardiger plaats voor zoo iets dan een lucifers-doosje). Het horloge werd om de vijf minuten geopend en weer gesloten, hetgeen de aandacht voor de les niet direct bevorderde en een ‘opletten Jeanne!’ klonk, geheel in strijd met de gewoonte, meermalen door de klasse.

Het was natuurkundeles, het eenige vak, waarin door een heer gedoceerd werd.

Een groote, knappe man, met enorme behaarde handen, gaf er les in en boezemde door zijn uiterlijk reeds eenigszins ontzag in.

Ook ditmaal liet het uurtje zich kalm aanzien, en waren alle leerlingen met de beste voornemens bezield. Dat zelfs de beste voornemens wel eens falen, zou helaas alweer blijken! En niet alle menschen zijn misschien voor het ongeluk geboren, maar Jet van Marle dan toch wel!

Zij zat stil, luisterend, met haar hand op haar knie en speelde, geheel in gedachten, met den gesp van haar kouseband, dien ze voelde door haar rokken heen.“

 

Naeff

Top Naeff (24 maart 1878 – 21 april 1953)

 

 De Oostenrijkse dichter en dichter Robert Hamerling werd geboren op 24 maart 1830 in Kilchberg am Walde. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2009.

Wunder

Deute mir den süßen Zauber,
Der die Frauenlippe würzt:
Daß uns ihre Glutberührung
In ein Meer von Wonne stürzt?

Solchem Wunder nachzuspüren
Ist so fromm, als wie des Seins
Ew’gem Grunde nachzugrübeln:
Alle Wunder sind nur eins.

Heilig ist dies Weltenwunder,
Wo ihr’s packt, an jedem Ort,
Und die großen Rätsel alle
Löst ein einzig Zauberwort.

 

robert_hamerling

Robert Hamerling (24 maart 1830 – 13 juli 1889)

 

De Duitse schrijfster Fanny Lewald werd op 24 maart 1811 in het toenmalige Königsberg geboren. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2009.

 

Uit: Clementine

 

Beide Damen gingen fast erzürnt von einander; die kleine, rosige Professorin in die Arbeitsstube ihres Mannes, um ihm das vermuthliche Mislingen ihres Planes mitzutheilen; die ernste, schlanke Clementine auf ihr Zimmer, um den Sturm, den diese Unterhaltung in ihr erregt hatte, ruhig austoben zu lassen.
Clementine und Marie Frei waren die Töchter eines hochgestellten preußischen Beamten. Sie hatten früh ihre Mutter verloren und eine Tante, Frau von Alven, eine kluge, feinfühlende Frau, die Witwe, und deren einziges Kind früh gestorben war, hatte die Erziehung der beiden Mädchen im Frei’schen Hause übernommen. Nichts konnte aber verschiedener sein, als der Charakter dieser beiden Schwestern: Clementine, heftig, geistreich und zu tiefem Fühlen geneigt, wurde schnell von plötzlichen Eindrücken gefesselt, die sich dauernd ihrer Seele einprägten; was sie einmal ergriffen hatte, was ihr lieb geworden war, das konnte keine Macht ihr entreißen, das hielt sie fest für’s Leben. Aus diesem Gefühl entsprangen die treue Anhänglichkeit für Frau von Alven, die innige Liebe für ihren Vater und die fast mütterliche Zärtlichkeit für die um sechs Jahre jüngere Marie; aber zugleich auch eine leidenschaftliche, unwandelbare Liebe für Robert Thalberg, einen jungen Mann, mit dem sie in ihrer ersten Jugend in allen befreundeten Familien zusammengetroffen war.

 

FannyLewald

Fanny Lewald (24 maart 1811 5 augustus 1889)

Martin Walser, Dario Fo, Lawrence Ferlinghetti, Peter Bichsel, Jacob van Lennep, Harry Prenen, Top Naeff, Robert Hamerling, Fanny Lewald, Willem van Iependaal, Richard Leising, Gabriele von Baumberg, Christian Schubart, Olive Schreiner, William Morris

De Duitse schrijver Martin Walser werd op 24 maart 1927 geboren in Wasserburg aan de Bodensee. Zie ook  Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008.

Uit: Angstblüte

“Es war Gundi. Sie klang, als sei jemand in ihrer Nähe, der nicht hören dürfe, was sie sagt. Man sah förmlich, wie sie den Kopf senkte, um Mund und Hörer möglichst dicht zusammenzubringen. Und verfügte doch in ihrem Schlößchen in der Menterschwaige über soviel Ungestörtheit, wie sie nur wollte. Eigentlich war sie entspannt. Die Gelassenheit selbst, sagte Diego, sei sie. Gelegentlich sprach er ihr sogar eine göttliche Gelassenheit zu. Aber heute gab es einen Grund für diesen Dringlichkeitston. Diego liegt im Schwabinger Krankenhaus. Er konnte morgens nicht aufstehen, konnte keinen Arm, kein Bein mehr bewegen, ist darüber so erschrocken, daß er sofort gekotzt hat. Sie hat den Notarzt gerufen, der hat Diego ins Schwabinger Krankenhaus bringen lassen, da liegt er jetzt seit achtundvierzig Stunden, die Ärzte können sich für keine Ursache entscheiden. Also Schlaganfall ist schon mal ausgeschlossen worden. MS noch nicht.

Als Karl von Kahn hörte, daß das schon vorgestern passiert war, konnte er ein zu lautes, fast klagendes Nein nicht zurückhalten.

Gundi sagte: Ja. Sagte das ganz matt.

Karl, eher heftig: Sag Lambert, ich komme sofort.

Karl, rief sie, Karl!

Er verstand nicht gleich und erfuhr, er habe Diego Lambert genannt. Das tue ihr weh. Jetzt, da Diego so elend daliege, ganz besonders.

Karl rief: Gundi, liebe Gundi, das tut mir so leid, wie ich es nicht sagen kann. Wisch es weg, hab es nicht gehört, laß es bedeutungslos sein. Ich bitte dich darum.”

walser

Martin Walser (Wasserburg, 24 maart 1927)
Portret door Johannes Grützke

 

De Italiaanse regisseur, acteur en toneelschrijver Dario Fo werd geboren in Leggiuno-Sangiamo op 24 maart 1926. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008.

Uit: Bezahlt wird nicht (Vertaald door Peter O. Chotjewitz)

Antonia: Das ist das wenigste, was einem passieren kann, wenn man mit einem Mann ins Bett geht.
Giovanni: Und im wievielten Monat ist sie? Letzten Sonntag sah man noch gar nichts.
Antonia: Seit wann versteht du was von Frauen? Außerdem ist der letzte Sonntag schon fast eine Woche her, und in einer Woche, das kannst du mir glauben …
Giovanni: Vielleicht bin ich doof, aber nicht blöd … Außerdem hätte Luigi mir was gesagt: Wir stehen am selben Band, und er erzählt mir sonst alles von sich und seiner Frau.
Antonia: Es gibt Dinge, die einem vielleicht peinlich sind, sodass er sie nicht erzählt hat.
Giovanni: Wieso peinlich? Spinnst du? Peinlich, dass seine Frau schwanger ist? Ist es jetzt eine Schande, ein Kind zu haben?
Antonia: Dann weiß er’s also nicht. Wie soll er’s dir erzählt haben, wenn er’s noch nicht weiß?
Giovanni: Wieso?
Antonia: Nun ja, ganz klar, dass sie ihm nichts sagen wollte.
Giovanni: Wieso wollte sie ihm nichts sagen?
Antonia: Weil Luigi ödete sie immer, die arme Margherita, es wäre noch zu früh, momentan nicht, bei den wirtschaftlichen Aussichten und dass sie sich erst einrichten müssten, dass die Frau, wo sie arbeitet, sie sofort entlassen würde, wenn sie schwanger wäre. Jedenfalls lässt er sie immer die Pille nehmen.

Giovanni: Wenn sie immer die Pille nehmen muss, wie ist sie dann schwanger geworden?
Antonia: Da sieht man, dass die Pille eben nichts getaugt hat: das kommt vor.
Giovanni: Wieso hält sie es dann vor ihrem Mann geheim, wenn sie keine Schuld hat?

DarioFo

Dario Fo (Leggiuno-Sangiamo, 24 maart 1926)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Lawrence Ferlinghetti werd geboren op 24 maart 1919 in Yonkers, New York. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008.

 

Number 20

 

The pennycandystore beyond the El

is where I first

fell in love

with unreality

Jellybeans glowed in the semi-gloom

of that september afternoon


A cat upon the counter moved among

the licorice sticks

and tootsie rolls

and Oh Boy Gum

 

Outside the leaves were falling as they died

 

A wind had blown away the sun

 

A girl ran in

Her hair was rainy

Her breasts were breathless in the little room

 

Outside the leaves were falling

and they cried

Too soon! too soon!

 

 

Dove Sta Amore

 

Dove sta amore

Where lies love

Dove sta amore

Here lies love

The ring dove love

In lyrical delight

Hear love’s hillsong

Love’s true willsong

Love’s low plainsong

Too sweet painsong

In passages of night

Dove sta amore

Here lies love

The ring dove love

Dove sta amore

Here lies love

 

Lawrence_Ferlinghetti_2

Lawrence Ferlinghetti (Yonkers, 24 maart 1919)
In 1973

 

De Zwitserse schrijver Peter Bichsel werd geboren op 24 maart 1935 in Luzern. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008.

 

Uit: Cherubin Hammer und Cherubin Hammer

 

Vom Berg aus konnte man bei guter Fernsicht auch eine ganz kleine Spitze, eine minime Spitze des Matterhorns, sehen, man mußte halt wissen, wo. Kein Wort dazu zu seiner Frau. Und wenn er Leute sah, oben auf dem Berg sitzen sah, dann ärgerte er sich im Wissen, daß sie es nicht wußten. Aber kein Wort dazu – ungebildetes Gesindel. Und solche wollen Lehrer sein, war sein ständiger Gedanke, wenn er Lehrer sah. Und er verabscheute Schulreisen. Erst im Gymnasium war er dann -Lateinisch und Griechisch – der beste, auch in Mathematik, die ihm keineswegs lag, aber die er sich in sein Hirn hämmerte. Auch da schon ein Langweiler, der seinen Lehrern keineswegs auffiel, sich am Unterricht nicht beteiligte, aber jede Prüfung fehlerlos bestand.
Nur einmal, als ihm der Häfliger das Naturkundeheft zerknitterte, stand er auf, und Häfliger grinste und stand auch auf. Und da stellte er dem Häfliger dem Häfliger – mit einem Griff an die Kehle den Schnauf ab, und der Häfliger zog den Schwanz ein. Sein Leben hätte ganz anders verlaufen können. Aber die Klassenkameraden nahmen nur zur Kenntnis, daß der Schwächere gewonnen hatte, wie es ab und zu im Fußball auch vorkommt und was ja auch – ab und zu seinen Reiz hat Aber er wäre nie zum Starken geworden, auch wenn er allen Starken den Schnauf abgestellt hätte. Er wäre ein Leben lang der Schwächere gewesen, der einen Stärkeren besiegt hätte. Hammer war keineswegs zum Verlierer prädestiniert, er war nur zum Schwächeren prädestiniert, der zwar ab und zu siegt – er war der Beste in der Klasse -…“

 

peter-bichsel

Peter Bichsel (Luzern, 24 maart 1935)

 

De Nederlandse schrijver Jacob van Lennep is geboren te Amsterdam op 24 maart 1802. Zie ook  Zie ook mijn blog van 24 maart 2007 en ook mijn blog van 24 maart 2008.

 

Uit: De lotgevallen van Ferdinand Huyck

 

„Dikwijls, mijn kinderen! wanneer wij na afloop van den avonddisch een naauwer kring om den haard sloten, en ik nog een laatste pijp stopte, terwijl uw lieve grootmoeder, – half wakend, half slapend nieuwe hieltjens aan de versletene kousjens der kleintjens breidde, en een van u mij met een vleiende stem toeriep: ‘och, grootvader! vertel ons nog eens wat van den Carnaval te Venetiën, of van den Landgraaf van Hessen, of van de Frankforter mis!’ heb ik aan uw nieuwsgierigheid voldaan en u eenige der belangrijkste episoden verteld van die reis, welke ik als jongeling door Duitschland en Italiën deed: ja, zoo menigmalen hebt gij naar het gepraat van den ouden man geluisterd, dat gij op het laatst mijn ontmoetingen en wederwaardigheden zoo goed en beter kendet dan ik zelf, en vaak, wanneer mijn door ouderdom eenigzins verzwakt geheugen te kort schoot, mij de kleine bijzonderheden herinnerdet, welke tot aanvulling mijns verhaals moesten strekken. Nimmer echter heeft een uwer mij ondervraagd betreffende hetgeen mij na mijn terugkomst van die reize overkomen is; waarschijnlijk omdat gij, wetende hoe kalm en gerust ik, sedert mijn huwelijk, de dagen mijns levens in den schoot mijns huisgezins gesleten heb, verondersteldet, dat ik, te huis komende, zoo maar dadelijk een vrouw en een aanzienlijk vermogen gevonden had, en dat geene zorg noch wederwaardigheid die dagen van kalmte was voorafgegaan. Intusschen bedriegt gij u zeer: en het tijdvak, dat onmiddelijk op mijn reis volgde, was het gewichtigste en, in zijn bijzonderheden, het belangrijkste mijns levens.“

 

lennep_blommers

Jacob van Lennep (24 maart 1802 – 25 augustus 1868)
Portret door A.J. Ehnle / P. Blommers

 

De Nederlandse (gelegenheids)dichter, historicus, geschiedenisleraar, illustrator en journalist Harry Prenen werd geboren in Schoten op 24 maart 1915.Prenen werkte als redacteur bij de Volkskrant, Elseviers Weekblad, de Haagse Post, de Nieuwe Eeuw en De Linie en later als leraar geschiedenis op het Haarlemse Mendelcollege. Rond 1930 raakte hij bevriend met de schrijver Godfried Bomans, een sterke vriendschap die zou duren tot de dood van Bomans in 1971. In 1936 begonnen ze een schertsgenootschap, de Rijnlandsche Academie, oorspronkelijk bedoeld om de demping van de Haarlemse Bakenessergracht tegen te gaan, een opzet waarin zij slaagden. Daarna onderhielden ze nog jaren een genootschappelijke correspondentie. Van een uitgave van een selectie van die brieven is het niet meer gekomen. Overigens heeft Harry Prenen zich door lezingen en publicaties zeer ingezet om de nagedachtenis aan zijn vriend in ere te houden. In zijn studententijd was Prenen redacteur van Propria Cures. Later illustreerde hij een groot aantal werken van Bomans, met name Sprookjes, Memoires of Gedenkschriften van Mr. P. Bas, Het Duel, Het Ogenboek en Een verdwenen facet van Haarlem. Ook legendarische stukken van Bomans in Ons huis in Haarlem en in Nijmegen in de Spiegel zijn door Prenen geïllustreerd. Van zijn gedichten is wellicht het kerstlied Midden in de Winternacht uit 1943 het meest bekend.

 

Uit: Herinneringen aan Godfried Bomans

“Een paar dagen na de begrafenis (van Bomans), heb ik een grote doos met brieven van zolder gehaald, uit de tijd van de ‘Rijnlandsche Academie’ – een schertsgenootschap dat wij beiden hadden opgericht en altijd volhielden in onze ‘missiven’, tot het einde toe. Er waren maar twee leden, hij en ik, die elkaar eindeloze brieven schreven, om de paar dagen, ofschoon het dagblad ‘Het Volk’, waarin de Academie toenmaals een lang ingezonden stuk over de een of andere kwestie publiceerde, zijn lezers door een voetnoot inlichtte dat het
genootschap uit een paar honderd ‘intellectuelen’ bestond en geregeld bijeenkomsten hield – een fictie, die ons zo maar in de schoot werd geworpen en waarvan wij grondig gebruik maakten, want Godfried was er de man niet naar om zo’n buitenkansje onbenut te laten. Wij schraapten ons laatste geld bij elkaar en bestelden onmiddellijk een briefhoofd in gotische letters – ‘aldus schrik en eerbied verspreidend onder de burgers’”

Prenen_Bomans

Harry Prenen (24 maart 1915 – 20 oktober 1992)
Godfried Bomans en Harry Prenen

 

De Nederlandse schrijfster Top Naeff (eig. Anthonetta van Rhijn-Naeff) werd geboren op 24 maart 1878 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007

 

Uit: Boekenschouw (Over “De Ongeweten Dingen” van Ina Boudier-Bakker)

 

“Dien morgen begon het. Blééf Jopie onwillig om naar beneden te gaan, tegen het overtuigend gepraat der moeder in’.

 

Met dezen doorgebroken zin begint Ina Boudier een verhaal, het eerste van een nieuwen bundel. Het is haar privilegie zoo huiselijk te mogen, misschien te kúnnen schrijven. Het zijn meer aanduidingen dan zinnen, het halve woord is haar liever dan het heele, ja eigenlijk geneert haar nog dát. Geeft ze het, na lang tasten, uit het diepst van haar wezen prijs, dan voelen we iets als een ademstoot… het stáat… daarop kwam het aan. Met schijnbaar overtollige, in haar werk toch zoo kenschetsende klem-teekens zijn haar bladzijden bezaaid. Doch bij voorkeur houdt ze het in, stokt middenin den zin … het behóeft niet meer… wij raadden het immers al.

Tusschen de regels ligt haar literatuur. Van ‘ongeweten dingen’ vertelt ze, met de omzichtige kieschheid waartoe een geheim ons noopt. De aandoening om het geval dempt al vanzelf haar stem, maakt ze hakkelend… soms is het maar een gebaar… In fluisterende vertrouwelijkheid, in een oogopslag, verstaan ze elkaar – Ina Boudier-Bakker en haar lezers – daar hapert niets”.

 

naef002_p03

Top Naeff (24 maart 1878 – 21 april 1953)

 

 De Oostenrijkse dichter en schrijver Robert Hamerling werd geboren op 24 maart 1830 in Kilchberg am Walde. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007

 

Du

Noch zarter, als die ich dir sang, die Lieder,
Noch süsser als ein Kuss, von dir gegeben,
Ist jenes holde Du, mein süsses Leben!
Das traulich zwischen uns geht hin und wieder.

Ein Vöglein scheint es mir im Glanzgefieder,
Dess gold’ne Schwingen leise zu mir streben:
Mein Ohr berührt’s in wunderholdem Schweben,
Und lässt zuletzt sich mir im Herzen nieder.

Zu künden das Geheimnis ganz, das süsse,
Versuchten wir mit Worten leeren Schalles:
Nun fanden wir den sprechendsten der Grüsse.

Was braucht es noch des Reims und Silbenfalles?
Was selbst der Liebesblicke, Thränen, Küsse?
Mit einem Wörtchen sagen wir uns Alles.

 

hammerling1

Robert Hamerling (24 maart 1830 – 13 juli 1889)
Standbeeld in Graz

 

De Duitse schrijfster Fanny Lewald werd op 24 maart 1811 in het toenmalige Königsberg geboren. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007

 

Uit: Clementine

 

„Also weil der Herr Geheimrath mich gestern geistreich gefunden hat, soll und muß ich ihn heirathen? fragte Clementine und sah dabei lachend ihre jüngere Schwester, die Frau des Professors Reich, an, die ganz erhitzt auf dem Sopha ihres Wohnzimmers saß.
Darum allein nicht, entgegnete diese, aber Du darfst diese Verbindung nicht ausschlagen, wie alle andern, die sich Dir boten. Der Geheimrath von Meining ist ein sehr geachteter, gebildeter und reicher Mann; er ist freilich fünfzig Jahre alt, Du bist aber schon siebenundzwanzig, was kann denn passender sein? Du hast mir selbst gesagt, daß Du an Dein früheres Verhältniß zu Robert Thalberg mit vollkommener Ruhe dächtest; warum also wieder ein Glück, ein wahrhaftes Glück von Dir weisen, das sich Dir vielleicht nie wieder bietet? Mein Mann wünscht diese Verbindung, die Tante, Deine letzte Instanz, dringt darauf, Meining erwartet das Glück seines Lebens davon und Du selbst hältst Meining nicht nur für einen liebenswürdigen, sondern auch für einen ehrenwerthen Mann; was willst Du denn eigentlich, Clementine?
Ich will nicht lügen, Marie! Ich will, ich kann es nicht, und je achtungswerther mir der Geheimrath er scheint, um so weniger möchte ich ihn täuschen; ich kann nicht heirathen, quäle mich nicht.”

 

lewald
Fanny Lewald (24 maart 1811 – 5 augustus 1889)
Portret door M. Stohl

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem van Iependaal werd geboren in Rotterdam op 24 maart 1891.  Na een moeizame schoolloopbaan vertrok hij rond 1910 naar Engeland, waar hij in 1915 in dienst trad van het Britse leger. Zijn verblijf in de loopgraven wakkerde zijn antimilitaristische gevoelens aan. Terug in Rotterdam probeerde hij in de jaren twintig op allerlei manieren in zijn levensonderhoud te voorzien, hetgeen hem enkele malen in de gevangenis deed belanden. Tijdens zo’n verblijf schreef hij enkele gedichten die in handen kwamen van de schrijver A.M. de Jong. Deze moedigde Van Iependaal aan om zijn werk te publiceren. In 1931 trouwde Van Iependaal, en kwam zijn eerste boek uit. Zijn leven raakte in een wat rustiger vaarwater. Hij begon te publiceren, vooral in tijdschriften met een pacifistische of socialistische signatuur. Hij was onder andere ook actief in de vrijdenkersbeweging. Grote populariteit kreeg Van Iependaal in de jaren dertig met zijn romans Polletje Piekhaar en Lord Zeepsop, die in hun tijd bestsellers waren. Van Iependaal kreeg hierdoor meer financiële armslag en vestigde zich in Laren, waar hij tijdens de oorlog onderduikadres verleende aan tientallen joden. Na de oorlog schreef Van Iependaal nog vele pamfletten, hoorspelen (voor de VARA) en romans, en hield hij in heel Nederland vele voordrachten. Sinds zijn dood is hij echter, ondanks zijn kleurrijke werk en zijn minstens even kleurrijke leven, steeds meer in de vergetelheid geraakt.

 

Het lied is uit

Meer van Willem van Iependaal
Ik zocht in riet en wilgenblad
Een schuil met jou, Marie
Omdat jij last van sproeten had
En ik van pozie

Ik zong van maan en wereldwee
voor jou, mijn koningin
En jij sprak over H.V.V
En ijsjes van Jamin

Ik noemde je mijn troeliefras
Mijn snuitebos en snoes
jij veegde met mijn flodderdas
De kruimels van je bloes

Jij trouwde met en makelaar
Een sof, een bankroetier
Verschoten lintje uit je haar
Treurt aan mijn stomme lier

Ik koop nou shag van Dobbelman,
Die kost maar negen spie
En draait daar saffiaantjes van
Das Lied ist aus, MARIE !

Iependaal

Willem van Iependaal (24 maart 1891 – 23 oktober 1970)

 

De Duitse dichter Richard Leising werd geboren op 24 maart 1934 in Chemnitz. Hij wordt gerekend tot de Saksische Dichterschool. Ten tijde van de DDR was hij een soort geheime tip van poëzieliefhebbers. Tijdens zijn leven publiceerde hij maar 35 gedichten. Langzaam groeit de belangstelling, ook voor zijn nagelaten werk. In 1992 ontving hij de Christian-Wagner-Preis.

 

Abendlied

(für Renate)

 

Was geht da vor mir hin

Gen Abend lang und länger

Es ist mein schwarzer Sinn

Der wache Doppelgänger

Der geht da vor mir her

So leicht als ich bin schwer

Mein böser Bruder Sänger

Noch stummer als ich bin.

 

leising

Richard Leising (24 maart 1934 – 20 mei 1997)

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Gabriele von Baumberg werd geboren op 24 maart 1768 in Wenen. Haar belangstelling voor literatuur leidde er toe dat zij in contact kwam met de literaire kringen van Wenen. Zij trouwede met de Hongaarse schrijver János Batsányi. Toen deze de proclamatie van Napoleon in het Hongaars had vertaald moest hij als verrader naar Parijs vluchten.

Glückwunsch an einen Freund zum Neujahrstage

Ich wünsche dir aus wahrem Freundschaftstriebe,
Ein Mädchen, gut, wie du, und würdig deiner Liebe,
Ein Mädchen – schön und treu – reich – klug und ohne List,
Weil du ein Freund – von Seltenheiten bist.

Baumberg

Gabriele von Baumberg (24 maart 1768 – 24 juli 1839)
Silhouet

 

 

 

De Duitse dichter, componist enn journalist Christian Friedrich Daniel Schubart werd geboren op 24 maart 1739 in Obersontheim. In 1769 werd hij organist en directeur muziek in Ludwigsburg. In zijn sociallkritsche geschriften stelde hij de decadentie en de absolutistische heerschappij aan de kaak. Omdat hij met zijn scherpe tong de geestelijkheid aanviel werd hij in 1773 het land uitgezet. In Augsburg begon hij toen met het uitgeven van de »Deutsche Chronik. In 1777 kwam het weer tot een arrestatie. Zonder rechterlijke uitspraak kwam hij voor tien jaar in de gevangenis.Toen hij in 1787 vrijkwam benoemde hertog Karel Eugenius van Württemberg hem tot theaterdirecteur en zette Schubart de uitgave van de kroniek weer voort. Van hem is het lied Die Forelle, dat door Schubert op muziek is gezet.

Die Fürstengruft (Fragment)

Da liegen sie, die stolzen Fürstentrümmer,
Ehmals die Götzen ihre Welt!
Da liegen sie, vom fürchterlichen Schimmer
Des blassen Tags erhellt!

Die alten Särge leuchten in der dunkeln
Verwesungsgruft, wie faules Holz;
Wie matt die großen Silberschilde funkeln,
Der Fürsten letzter Stolz!

Entsetzen packt den Wandrer hier am Haare,
Geußt Schauer über seine Haut,
Wo Eitelkeit, gelehnt an eine Bahre,
Aus hohlen Augen schaut.

Wie fürchterlich ist hier des Nachhalls Stimme!
Ein Zehentritt stört seine Ruh’.
Kein Wetter Gottes spricht mit lauterm Grimme:
O Mensch, wie klein bist du!

Schubart

Christian Schubart (24 maart 1839 – 10 oktober 1791)

 

De Zuidafrikaanse schrijfster Olive Emilie Albertina Schreiner werd geboren op 24 maart 1855 in Wittebergen, Lesotho. Zij was het zevende kind van een Duitse missionaris en een Engelse domineesdochter. In 1881 vertrok zij naar Engeland, waar zij haar loopbaan als schrijfster begon. Haar bekendste werk is haar debuut uit 1883 The Story of an African Farm. Tussen 1907 en 1913 leefde zij in De Aar in Zuidafrika.

 

Uit: The Story of an African Farm

 

„’What have you been doing to-day?’ asked Lyndal, lifting her eyes to his face.

‘Looking after ewes and lambs below the dam. Here!’ he said, holding out his hand awkwardly, ‘I brought them for you.’

There were a few green blades of tender grass.

‘Where did you get them?’

‘On the dam wall.’

She fastened them beside the leaf on her blue pinafore.

‘They look nice there,’ said the boy, awkwardly rubbing his great hands and watching her.

‘Yes, but the pinafore spoils it all; it is not pretty.’

He looked at it closely.

‘Yes, the squares are ugly; but it looks nice upon you – beautiful.’

He now stood silent before them, his great hands hanging loosely at either side.

‘Someone has come to-day,’ he mumbled out suddenly, when the idea struck him.

‘Who?’ asked both girls.

‘An Englishman on foot.’

‘What does he look like?’ asked Em.

‘I did not notice; but he has a very large nose,’ said the boy slowly. ‘He asked the way to the house.’

‘Didn’t he tell you his name?’

‘Yes – Bonaparte Blenkins.’

‘Bonaparte!’ said Em, ‘why that is like the reel Hottentot Hans plays on the violin —

‘ “Bonaparte, Bonaparte, my wife is sick;

In the middle of the week, but Sundays not,

I give her rice and beans for soup” –„

 

Schreiner

Olive Schreiner (24 maart 1855 – 11 december 1920)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 24 maart 2007

De Engelse schrijver, ontwerper en utopisch denker William Morris werd geboren op 24 maart 1834 in Walthamstow, Essex.

Dario Fo, Lawrence Ferlinghetti, Martin Walser, Peter Bichsel, Jacob van Lennep, Alexis de Roode, Top Naeff, William Morris, Robert Hamerling, Fanny Lewald

De Italiaanse regisseur, acteur en toneelschrijver Dario Fo werd geboren in Leggiuno-Sangiamo op 24 maart 1926. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007.

Uit: Peace Mom (Vertaald door Tom Behan)

“A close-up image of a marine is projected on a screen at the back of the stage, beside him is a column of smoke – the classic image of an oil well on fire. This image slowly fades: a light change illuminates a woman who slowly takes form from the darkness. Beside her is a white plastic garden chair, upon which she will later sit down.

I’ve found something my son once said often echoing around my head: ‘I want to go to university, and the only chance I’ve got is to join the United States Army. They’ll pay my fees. There’s no other way I can do it.’

A month after he left for his zone of operations an army cheque came through payable to Casey Sheehan: this money would pay his first round of fees. Three days later three US army officers knocked on my door and told me Casey had been killed in Iraq. I fainted.

It was as if everything had flown away: the house, his room, his civilian clothes, his games, his bike…

All dead.

The cheque was of no use now.

His friends called round to ask for news, they stammered and mumbled their condolences. His girlfriend was as white as a ghost but couldn’t bring herself to cry. I prodded her a bit but still no tears would come.

About a month after his death I said to myself: ‘I’ve had enough of crying for my own son, now I’m going to cry for all mothers’…

I saw an article in a local paper that listed all the dead in my area. I traced down some of the families and spoke with other mothers. Two of them kept on asking me the same question: ‘Why did they send my son over there? Why did he die in a country that I didn’t even know existed?’

I start going on demonstrations… marches against the war in Iraq – but I realize that they’re not making any difference. I left home on 4 August, taking with me everything I needed to sleep in the open, as if I was going camping. Two days later I was in Texas, getting off a bus near the entrance to George W. Bush’s ranch.”

DarioFo

Dario Fo (Leggiuno-Sangiamo, 24 maart 1926)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Lawrence Ferlinghetti werd geboren op 24 maart 1919 in Yonkers, New York. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007

Seascape With Sun and Eagle

Freer
than most birds
an eagle flies up
over San Francisco
freer than most places
soars high up
floats and glides high up
in the still
open spaces

flown from the mountains
floated down
far over ocean
where the sunset has begun
a mirror of itself

He sails high over
turning and turning
where seaplanes might turn
where warplanes might burn

He wheels about burning
in the red sun
climbs and glides
and doubles back upon himself
now over ocean
now over land
high over pinwheels suck in sand
where a rollercoaster used to stand

soaring eagle setting sun
All that is left of our wilderness.

 

 

The Plough of Time

Night closed my windows and
The sky became a crystal house
The crystal windows glowed
The moon
shown through them
through the whole house of crystal
A single star beamed down
its crystal cable
and drew a plough through the earth
unearthing bodies clasped together
couples embracing
around the earth
They clung together everywhere
emitting small cries
that did not reach the stars
The crystal earth turned
and the bodies with it
And the sky did not turn
nor the stars with it
The stars remained fixed
each with its crystal cable
beamed to earth
each attached to the immense plough
furrowing our lives

lawrence_ferlinghetti

Lawrence Ferlinghetti (Yonkers, 24 maart 1919)

 

De Duitse schrijver Martin Walser werd op 24 maart 1927 geboren in Wasserburg aan de Bodensee. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007

 

Uit: Ein liebender Mann

 

Bis er sie sah, hatte sie ihn schon gesehen. Als sein Blick sie erreichte, war ihr Blick schon auf ihn gerichtet. Das fand statt am Kreuzbrunnen, nachmittags um fünf, am 11. Juli 1823 in Marienbad. Hundert feine Gäste promenierten, das Glas mit dem jedes Jahr noch mehr gerühmten Wasser in der Hand, und wollten gesehen werden. Goethe hatte nichts dagegen, gesehen zu werden. Aber er wollte gesehen werden als jemand, der mehr im Gespräch war als auf der Promenade. In diesen Julitagen war er immer mit dem Grafen Sternberg im Gespräch. Gut zehn Jahre jünger als Goethe und Naturforscher. Goethe war es gewohnt, obwohl er es nicht gewohnt werden konnte, dass so gut wie alle Naturwissenschaftler für seine Farbenlehre im besten Fall ein spöttisches Bedauern erübrigten. Begegnete er einem, der die Farbenlehre gelten ließ, konnte er sich vor Freundlichkeit, Dankbarkeit, Rührung jeder Art oft fast nicht mehr beherrschen. Kaspar Graf Sternberg war so ein Naturwissenschaftler, hatte ein Buch über die Flora der Vorzeit geschrieben, das heißt, er konnte lesen, was die Steine bewahrt hatten. Und Steine waren inzwischen Goethes liebstes Forschungsfeld. Aber jetzt, in diesen Julitagen, war es noch ein anderer Umstand, der den Grafen über alle Naturwissenschaft hinaus für Goethe anziehend machte. Im vergangenen Jahr hatten beide in dem als Kurhotel betriebenen Palais des Grafen Klebelsberg gewohnt. Und die Levetzows wohnten da auch. In Amalie von Levetzows Salon hatten sie sich kennengelernt. Wir kennen uns doch, hatte Goethe gerufen, wir kennen uns schon aus Vorzeiten. So hatte er auf Sternbergs Buchtitel angespielt und war auf den Grafen fast eilig zugegangen und hatte ihn umarmt. Das fiel auf, weil er sonst, wenn eine Bekanntschaft zu machen war, stehenblieb und dem anderen oder der anderen Gelegenheit gab, sich ihm zu nähern. Wir haben beide den Donnersberg bestiegen, bei Teplitz droben, Baronin, und ein jeder von einer anderen Seite, und sind, das haben wir einander geschrieben, beide auf der Zinne angekommen. Sie seien überhaupt zwei Reisende, hatte der Graf gesagt, die, aus zwei verschiedenen Welt- und Geschichtsgegenden kommend, einander begegnet seien und, als sie ihre Erfahrungen verglichen, gesehen hätten, dass es ein Vorteil sei, auf verschiedenen Wegen zu ein und demselben Ziel zu gelangen.
Jetzt, auf der Promenade, ließ Goethe sich vom Grafen Sternberg berichten, dass der schwedische Chemiker Berzelius gerade festgestellt habe, das vulkanische Gestein in der Auvergne sei erstaunlich eng verwandt mit dem hier auf dem Kammerbühl.
So ein Gespräch schützt die Sprechenden, wo auch immer es stattfindet. Es war Goethe, der heute mehr als einmal über das Gespräch hinausschaute. Goethe war kurzsichtig, aber Brillen fand er entsetzlich, das wusste in seinen Kreisen jeder Brillenträger und nahm seine Brille ab, wenn er von Goethe empfangen werden wollte. Brillen verstimmen mich, hatte er gesagt, und was der berühmte Dichter sagte, wurde weitergesagt. Er hätte die, die er suchte, von weitem nicht erkannt, aber Amalie von Levetzow mit ihren Töchtern Ulrike, Amalie und Bertha, die in diesem Jahr neunzehn, sechzehn und fünfzehn Jahre alt waren, diese Gruppe würde er auf jede Entfernung und in jeder noch so bunt bevölkerten Promenade ausmachen. Das geschah. Obwohl das Verhältnis der Gestalten zueinander sich geändert hatte. Ulrike war jetzt die größte, deutlich größer als ihre Mutter.“
 

walser

Martin Walser (Wasserburg, 24 maart 1927)

 

De Zwitserse schrijver Peter Bichsel werd geboren op 24 maart 1935 in Luzern. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007

 

Uit: Des Schweizers Schweiz

 

Ich bin Schweizer.
Wenn ich meiner Mutter sage: »Ich gehe nach Deutschland« oder »Ich gehe nach Frankreich« oder »Ich gehe nach Schweden«, dann sagt sie: »Du gehst also ins Ausland.«

Für die Schweizer gibt es zwei Welten: das Inland und das Ausland. Wenn ich ins Ausland gehe, sagt meine Mutter: »Paß auf, daß dir nichts gestohlen wird, gib deinen Koffer nicht aus der Hand.« Schweizer tragen im Ausland ihr Geld in Beuteln unter dem Hemd oder eingenäht in die Unterwäsche. Für uns hat das Wort Ausland immer noch den Klang von Elend.

Wenn ich dort sage: »Ich bin Schweiz
er«, erwarte ich etwas, einen Ausruf des Erstaunens, Überraschung, Hochachtung oder wenigstens Freundlichkeit.

Während meines Berlinaufenthaltes passierte ich oft den Grenzübergang zwischen West- und Ost-Berlin. Man hat dort das Gefühl, das man sich an andern Grenzen immer wieder abringen möchte: das Gefühl, in eine andere Welt zu kommen, man empfindet Angst, man geht ins Unbekannte.”

Bichsel

Peter Bichsel (Luzern, 24 maart 1935)

 

De Nederlandse schrijver Jacob van Lennep is geboren te Amsterdam op 24 maart 1802. Zie ook mijn blog van 24 maart 2007

 

Uit: DAGBOEK van mijne reis (1823)

 

“Te vijf ure eindelijk kwamen wij aan ’t kanaal en traden over den heerlijken nieuwen brug de stad Purmerend binnen, waar wij in de herberg de Roskam onzen intrek namen. Uit de boven-voorkamer hadden wij een vermakelijk gezicht over de vaart en weg naar Hoorn, en op de bijgelegen poort. Nu plaatste ik mij in eene stoel en geraakte aan ’t sluimeren, waarop het volgende geval mij gebeurde.

‘k Zat sluimrend bij de tafel neer
Terwijl ’t gebogen hoofd in de open handpalm leunde
En de aangeschoven stoel de voeten, broos en teer,
Door ’t wand’len opgescheurd, welwillend ondersteunde.
Mijn geest herdacht den vroeger tijd,
Wen zich Westfrieslands roem aan Hollands glorie paarde,
Wen ’s landmans nijvre zorg en ’s handlaars noeste vlijt
Aan ’t bloeiend vaderland een oogst van schatten baarde;
Toen, door een lieflijk maatgel
uid,
Dat, dicht aan ons vertrek zich op een stond liet hooren,
Ik in mijn mijmring werd op ’t onvoorzienst gestuit.
En in ’t verslagen hart den weedom voelde smooren.
Zoo ’t scheen, een fiks bedreven hand
Bedwong op een klavier de welgestemde snaren,
En speelde ’t volksgezang voor vorst en vaderland,
Dat sneller ’t Hollandsch bloed deed bruisschen door mijne aêren.
Reeds schilderde verbeelding mij
Een’ minnelijke maagd, vol zachte aanvalligheden,
Die aan ’t gewijd gevoel voor hemelmelodij
De reinheid paarde van des landzaats oude zeden.
‘k Mocht langer niet den drang weerstaan,
Der vlam die voor haar schoon mijn boezem aan kwam vuren.
‘k Rees op, vloog naar de deur…
het droombeeld had gedaan…
Het klokkespel hield op… de klok sloeg zeven uren.”

 

VanLennep2

Jacob van Lennep (24 maart 1802 – 25 augustus 1868)

 

Onafhankelijk van geboortedata

Eergisteren op televisie gezien en me in zijn werk verdiept. Weliswaar niet op 24 maart geboren, maar omdat volgens zijn eigen website eind deze maand een tweede bundel van hem verschijnt, geef ik hem hier toch maar al vast een plaats:

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd in de herfst van 1970 geboren in Hulst, maar groeide op in Heilig Landstichting bij Nijmegen. In de derde klas van de middelbare school schreef hij zijn eerste gedicht. Na zijn studie vond hij werk in de automatisering. In 1998 leerde hij dichten van Sipko Melissen. In datzelfde jaar werd zijn eerste gedicht (“Toen hij jong was”) gepubliceerd in het literair tijdschrift Alalos, won hij zijn eerste poetry slam en verwierf hij een publicatie in een landelijk literair tijdschrift, De Tweede Ronde. Op 11 november 2005 kwam zijn debuut Geef mij een wonder uit. In maart 2008 verschijnt de tweede bundel, Stad en Land.

Dichtbij

Je vindt je gezicht gekeerd
naar een gat in de grond
en elders kijken kun je niet.

Tussen de graven loopt een hond.

Het is je vader die daar ligt
te vermolmen, schimmels
in wilde kleuren op zijn grijze huid.

Twee meter aarde wordt doorzichtig.

De regen stroomt langs je lichaam,
sijpelt de donkere aarde in,
maakt zijn kale voorhoofd nat.

Er snuffelt een hond aan de zerk.

Je kunt hem opgraven als je wilt.
Zo dichtbij is de dood:
misschien vier, vijf uur werken. 

 

File

Lager dan dit kan de hemel niet komen:
vlak boven onze hoofden hangt asfalt en
traag als regen stroomt het onder onze wielen
weg. Zo boven, zo beneden.

Zes triljard auto’s van horizon tot horizon.
We staan stil en kijken elkaar niet aan,
we leiden een volmaakt ordelijk leven.
Kuisheid van asfalt, rust van beton.

There’s life here, Jim, but not as we know it.
In onze duikerspakken van blik zijn we
in elk geval veilig. We volgen de lijn
en luisteren naar muziek uit Amerika.

Lazing on a sunday afternoon. Dromen,
drijven op de eindeloze rivier van teer naar
wat ook alweer? Werk? Een stad?

We hebben veel tijd om te doden. Sommigen
hebben een scheermes bij zich, anderen
een panty, voor noodgevallen is er gas.

DeRoode

Alexis de Roode (Hulst, herfst 1970)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 24 maart 2007

 

De Nederlandse schrijfster Top Naeff (eig. Anthonetta van Rhijn-Naeff) werd geboren op 24 maart 1878 in Dordrecht.

 

De Engelse schrijver, ontwerper en utopisch denker William Morris werd geboren op 24 maart 1834 in Walthamstow, Essex.

 

De Oostenrijkse schrijver en dichter Robert Hamerling werd geboren op 24 maart 1830 in Kilchberg am Walde.

 
De Duitse schrijfster Fanny Lewald werd op 24 maart 1811 in het toenmalige Königsberg geboren.

Dario Fo, Jacob van Lennep, Top Naeff, Lawrence Ferlinghetti, Martin Walser, William Morris, Robert Hamerling, Peter Bichsel, Fanny Lewald

De Italiaanse regisseur, acteur en toneelschrijver Dario Fo werd geboren in Leggiuno-Sangiamo op 24 maart 1926. Hij begon zijn theatercarrière met satirische revues voor kleine cabarets en vormde vervolgens met zijn vrouw Franca Rame de theatergroep Nuova Scena, die aanvankelijk onder auspiciën van de Italiaanse communistische partij opereerde. Zij speelden in fabrieksloodsen, in hallen, in arbeidershuizen, vrouwenhuizen… waar niet? En steeds waren duizenden arbeiders en mensen die onderaan de sociale ladder verkeren zijn gehoor. Hij nam het voor hen op, bemoedigde hen en liet hen via het theater de werkelijkheid beter begrijpen. Daarbij baseerde hij zich op de aloude commedia dell’arte, het geïmproviseerde theater dat eveneens naast komisch vermaak en potsenmakerij ook en vooral afrekende met de heersende klassen, met regenten en hoogwaardigheidsbekleders. In Nederland vestigde hij naam als regisseur bij Nederlandse Opera waar zijn regie van “Il Barbiere di Siviglia” een verrukkelijke voorstelling opleverde.

Uit: Il paese dei mezarát (Duitse vertaling:Meine ersten sieben Jahre und ein paar dazu, vertaling door Peter O. Chotjewitz)

»Ja, mein Vater war Bahnhofsvorsteher, wenngleich nur zur Aushilfe. Die Haltestelle San Giano war so unbedeutend, dass die Lokomotivführer häufig das Anhalten vergaßen. So lange bis ein Reisender, der keine Lust hatte, erst bei der nächsten Station auszusteigen, die Notbremse zog. Nach einer langen Rutschpartie fraßen die Bremsen sich fest und der Zug hielt mitten in einem Tunnel. In den haltenden Zug fuhr ein nachfolgender Güterzug. Wie durch ein Wunder gab es keine Toten. Nur einer wurde verletzt, der Reisende, der die Notbremse gezogen hatte. Der Unglücksrabe wurde von den übrigen Reisenden verprügelt. Auch eine Nonne beteiligte sich.
Mit dem Eintreffen meines Vaters änderten sich die Zustände augenblicklich. Felice Fo flößte Respekt ein und Gehorsam. Wenn er sich – die rote Mütze runtergezogen bis auf die Augen – neben den Gleisen in Positur stellte und die Signalfahne schwenkte, die ebenfalls rot war, hielten sämtliche Züge an. Nur die Personenzüge, versteht sich, und die Schienenbusse, insgesamt vier Stück am Tag.«

 

dario-fo

Dario Fo (Leggiuno-Sangiamo, 24 maart 1926)

 

De Nederlandse schrijver Jacob van Lennep is geboren te Amsterdam op 24 maart 1802, als zoon van de schrijver en politicus David Jacob van Lennep. Hij studeerde rechten aan de Universiteit Leiden. Van Lennep verzorgde de uitgave van de gedichten van De Schoolmeester (1858), een twaalfdelige editie van de werken van Joost van den Vondel (1850-1868), en Max Havelaar van Multatuli (1860). Terwijl Multatuli het boek had bedoeld als een aanklacht voor de massa, maakte Van Lennep er een dure editie van, waarin hij bovendien de politieke boodschap afzwakte door plaatsnamen en jaartallen door puntjes te vervangen; tot woede van de schrijver die echter een proces tegen deze verminking van zijn boek in 1861 verloor. Zelf debuteerde Van Lennep in 1826, met de gedichtenbundel Academische Idyllen, die hij opdroeg aan Willem Bilderdijk. Meest bekend is zijn boek Ferdinand Huyck uit 1840. Zijn dagboek over de voetreis die hij als student in 1823 maakte samen met zijn studievriend Dirk van Hogendorp heeft hij bij zijn leven niet uitgegeven. In 2000/2001 hebben de schrijver Geert Mak en Marita Mathijsen het dagboek hertaald en opnieuw het licht laten zien ten dienste van de befaamde radio- en TV-serie De Zomer van 1823, waarin de voettocht nog eens overgedaan wordt door Mak en de cineast Theo Uittenbogaard.

 

Uit: DAGBOEK  van mijne reis (1823)

 

“ Woensdag, 28 Mei.
Nadat ik met veel moeite mijn ransel met een hemd, twee paar kousen, eene das en muts en andere noodwendigheden volgepropt had, ging ik mijnen Vriend Van Hogendorp, die in het Rondeel gelogeerd was, afhalen. Hem reisvaardig vindende, geleidde ik hem naar de Nieuwe Stads Herberg, waar wij te ½ 8 ure aankwamen. De morgenstond was heerlijk: het onnoemlijk getal van schepen, wier wimpels op het zoele ochtendwindjen golfden, het zacht gegolf der Ystroomen, die de heerlijke moederstad van den handel kwamen begroeten, in de lachende overkant leverden een treffend schouwspel op: dan, naar mijne gedachten, had de haven in dezen tijd van het jaar wel wat lediger mogen zijn, en met weemoed herinnerde ik mij de vroegere dagen, toen Hollands vlag niet op het Y, maar in d
e verst afgelegene zeeën het meest te vinden was.
Te acht ure stapten wij in den Buikslooter, waar wij eenige Engelschen aantroffen, die zich naar Broek begaven: met aandacht beschouwden wij het begin van het Nieuw Kanaal, dat zoo de uitvoering mogelijk is, zoo belangrijk voor Amsterdam en geheel Noordholland wezen moet. Onder het varen hoorden wij veel melding maken van den moord aan den aannemer Huiskes gepleegd, den dag te voren, nabij Alkmaar. Deze man, had als wij naderhand hoorden, misschien in dit geval gelijk, maar had zich door slinksche wegen verrijkt en gehaat gemaakt, bestal het gouvernement en zijne onderhoorigen, aan wie hij veel van hun loon afhield, en was zoo zeer overtuigd nooit een’ natuurlijke dood te zullen sterven, dat hij altijd geladene pistolen met zich droeg. In Noordholland kwamen wij in geen’ kroeg noch herberg waar wij niet van hem hoorden spreken. – Te Buiksloot aangekomen, toonde ik aan van Hogendorp hoe bij den geweldigen doorbraak der sluis die aldaar een jaar vroeger plaats had, een klein dijkje geheel Noordholland voor overstrooming behouden had.” 

 

VANLENNEP

Jacob van Lennep (24 maart 1802 – 25 augustus 1868)

 

De Nederlandse schrijfster Top Naeff (eig. Anthonetta van Rhijn-Naeff) werd geboren op 24 maart 1878 in Dordrecht. Zij groeide als officiersdochter op in een patricisch milieu, decor van al haar werk. Haar novellen en romans geven een rake typering van het leven der gegoede burgerij in haar tijd, vooral van dat van de vrouw. Zij debuteerde in 1899 met een toneelstuk, De genadeslag. Grote bekendheid verwierf School-Idyllen (1900, vele malen herdrukt en in verschillende talen vertaald), eerste van een reeks succesvolle meisjesboeken. Zelf nam zij deze kant van haar talent niet erg serieus, voor haar was de verschijning van haar eerste roman, De dochter (1906), het eigenlijke begin van haar literaire loopbaan. Van haar romans geldt Letje, of de weg naar het geluk (1926), geschreven tussen 1920 en 1926, als de belangrijkste. Het is de tijdspiegel van een Hollands gezin en in feite een pleidooi voor de vrouw als zelfstandig levend en denkend wezen. Zij schreef ook essays, Charlotte von Stein (1921), Sarah Bernardt en Eleonora Duse (1934) en Willem Royaards (1947). Haar autobiografie Zo was het ongeveer verscheen in 1950.

 

Uit: School-ydillen

“ ’t Was krans bij Jeanne van Laer. Zij zaten met hun vieren om de tafel: Jeanne, Jet van Marle, en Lien en Noes Terhorst.

‘’t Had niet ongelukkiger kunnen treffen,’ zuchtte Jet, terwijl ze met ’n plof haar beide ellebogen op de tafel zette. ‘Nou net middenin de repetitie-week zoo’n nieuw kind naast je te krijgen! Ik was veel liever maar alléén in mijn bank gebleven, dan had ik tenminste plaats met m’n knieën als ik stikum even in m’n boek op m’n schoot wil kijken. Aan zoo’n nieuwe kan ik natuurlijk niet dadelijk vragen of ze ’n beetje op wil schikken ….. Zeg heb je nog thee? Geef me nog ’n kopje, ’t komt er niet op aan of ’t slap is. Ze zal wel verbaasd staan te kijken, als ze ziet hoe er bij ons op school eendrachtelijk geknoeid wordt….. Dank je. Maar ik zeg maar, ik ben ’t slachtoffer op ’t oogenblik. Van vóórzeggen is natuurlijk heelemaal geen sprake ….’ en Jet hield even op met brommen en keek rond of iemand ook mogelijk ’t tegendeel zou veronderstellen, maar Lien en Noes herhaalden meewarig: ‘O neen, natuurlijk niet,’ en Jeanne van Laer, ’n knap blond meisje, zuchtte ook zachtjes: ‘Ik denk ’t wel niet.’

Jeanne was de eenige van de vier die nooit ‘knoeide’. Ze zei niet vóor, ze keek niet af en wou ook niet voorgezegd worden. Ze vergeleek nooit thema’s of sommen, en was gehoorzaam en gedwee. Nooit ‘speelde ze op’ zei Noes; Lien noemde haar ’t ‘model’ en Jet sprak van ’t ‘krediet,’ want Jeanne zag er Zaterdags zoowel als ’s Maandags onberispelijk uit en maakte overal waar ze kwam, een netten gedistingeerden indruk, zóo netjes, dat de winkels het zich een eer aanrekenden door zulk een fijn dametje bezocht te worden en volgaarne taartjes, schoolbehoeften enz. in ’t oneindige op rekening leverden.” 

 

naeff

Top Naeff (24 maart 1878 – 21 april 1953)

 

De Amerikaanse schrijver Lawrence Ferlinghetti werd geboren op 24 maart 1919 in Yonkers, New York. Hij groeide op in Frankrijk, studeerde aan de universiteit van North Carolina, ging naar de marine en promoveerde aan de Sorbonne in Parijs met een proefschrift over het symbool van de stad in de moderne literatuur. Hij opende de boekhandel City Lights in San Francisco die tot trefpunt werd van avantgardistische schrijvers die hij ten dele ook zelf uitgaf. Zijn eigen gedichten zijn voorbeelden van de door hem gepromote beatgedichten die een antikapitalistische verandering van de Amerikaanse maatschappij en de opbouw van een tegencultuur tot doel heeft.

 

ARE THERE NOT STILL FIREFLIES

Are there not still fireflies
Are there not still four-leaf clovers
Is not our land still beautiful
Our fields not full of armed enemies
Our cities never bombed to oblivion
Never occupied by iron armies
speaking iron tongues
Are not our warriors still valiant
ready to defend us
Are not our senators still wearing fine togas
Are we not still a great people
Is this not still a free country
Are not our fields still ours
our gardens still full of flowers
our ships with full cargoes

Why then do some still fear
the barbarians are coming
coming coming
in their huddled masses
(What is that sound that fills the ear
drumming drumming?)

Is not Rome still Rome
Is not Los Angeles still Los Angeles
Are these really the last days of the Roman Empire

Is not beauty still beauty
And truth still truth
Are there not still poets
Are there not still lovers
Are there not still mothers
sisters and brothers
Is there not still a full moon
once a month

Are there not still fireflies
Are there not still stars at night
Can we not still see them
in bowl of night
signalling to us
our so-called manifest destinies?

FERLINGHETTI

Lawrence Ferlinghetti (Yonkers, 24 maart 1919)

 

De Duitse schrijver Martin Walser werd op 24 maart 1927 geboren in Wasserburg aan de Bodensee. Walser promoveerde in 1951 met een studie over Franz Kafka. In 1955 werd Martin Walser onderscheiden met een prijs door het literaire gezelschap “Gruppe 47”. In de jaren zestig toonde Martin Walser aan een productief en succesvol schrijver te zijn. Naast romans en verhalen schreef Martin Walser satirische toneelstukken en hoorspelen. Meestal gebruikte Martin Walser de omgeving van zijn geboortestreek als typisch Duits decor van zijn verhalen. Zijn hoofdpersonen bevinden zich regelmatig in een identiteitscrisis. De door Martin Walser beschreven gedachten werden niet altijd gezien als “politiek correct”. Zo bleek hij in 1987, dus voor de Duitse hereniging, de deling van Duitsland te betreuren in de novelle “Dorle und Wolf”. Martin Walser schreef in verschillende publicaties over het thema van de Duitse deling. In 2002 veroorzaakte de roman “Tod eines Kritikers” nog voor de verschijning bij uitgeverij Suhrkamp een grote rel. Met deze roman rekende Walser af met literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki. Martin Walser werd beticht van antisemitisme, maar reageerde door te stellen dat hij in zijn roman alleen het machtsmisbruik van de literaire televisiecritici behandelde. Het joodzijn van de hoofdpersoon beschouwde Martin Walser in een interview als van ondergeschikt belang.

Werk o.a.: “Halbzeit” (1960), “Das Einhorn” (1966), “Der Sturz” (1973), “Finks Krieg” (1996), “Verteidigung der Kindheit” (1997) en “Ein springender Brunnen” (1998).

Uit: Der Lebenslauf der Liebe

„ Sechsmal hielt sie den Zeigefinger Domino hin, sechsmal hielt sie ihn Jeannie hin und zählte mit und wechselte ab, weil sie wußte, Jeannie hätte es für ungerecht gehalten, wenn Domino sechsmal nacheinander den aus der Quarkschüssel auftauchenden Zeigefinger hätte ablecken dürfen, bis sie zum ersten Mal drangekommen wäre. Susi Gern genoß es, gerecht sein zu können. So hätte Mr. Warhol sie malen müssen. Frühstückend. Domino und Jeannie links und rechts vor ihr auf dem großen, runden, weißen Tisch. Edmunds Kommentar: Wenn mir das einer gesagt hätte, Katzen auf deinem Frühstückstisch. Sie, von Anfang an: Meine Katzen dürfen alles. Sie hatte allerdings nicht von Anfang an Katzen gehabt. Erst als sie fünf oder sechs Jahre verheiratet gewesen waren, hatte sie angefangen, sich nach Katzen umzusehen. Um Edmund die Zustimmung zu erleichtern, hatte sie gesagt: Kinder brauchen Tiere. Conny durfte den Katzen Namen geben. Andreas interessierte sich für die Katzen so wenig wie Edmund.
Daß ihre Katzen Kunstwerke waren, wußte nur sie. Wenn Edmund mit ihr frühstückte – also gar nicht mehr so oft, und sie hatte sich nicht nur daran gewöhnt, sie hatte es sogar genießen gelernt, ohne ihn zu frühstücken -, aber wenn er sich dann wieder einmal zur gleichen Zeit an den von ihm ausgesuchten Tisch setzte, dann ließ er sie das vorher wissen; und sie wußte, daß es besser sei, die Katzen den Quarkfinger lecken zu lassen, bevor Edmund ihr gegenüber Platz nahm. Edmund hat beim Frühstück zwar von Anfang an die Frankfurter vor dem Gesicht gehabt, aber er hat ihr, während er las, immer lieben Blödsinn zugerufen. Frühstück ist die schönste Jahreszeit. Dergleichen. Oder hat sich lustig gemacht darüber, daß bei ihr, angefangen von sechsmal den Finger hierhin und sechsmal dahin, bis zum fünffachen Süßstoff immer alles gleich ablaufe. Magerquark, Knäckebrot, Nescafé ohne Coffein, aber mit fünf Stückchen Süßstoff und Milch. Edmund brauchte jeden Tag ein anderes Frühstück. Es machte ihm Spaß, bei ihr zu bestellen.“

Walser

Martin Walser (Wasserburg, 24 maart 1927)

 

De Engelse schrijver, ontwerper en utopisch denker William Morris werd geboren op 24 maart 1834 in Walthamstow, Essex. Hij wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van het Fantasy-genre en is vooral bekend als de geestelijke vader van de Arts-and-craftsbeweging . Morris’ negatieve visie op de industrialisering vertaalde zich ook in politiek engagement. Hij creëerde een socialistisch systeem ter vervanging van het kapitalisme. Dit systeem was, onder invloed van Ruskin, voornamelijk op kunst gericht. Morris verlangde naar een kunst die voor en door het volk gemaakt werd. Hij was echter realistisch genoeg om in te zien dat het gewone volk zich geen ambachtelijk gecreëerde voorwerpen kon veroorloven. Hij probeerde dit gedeeltelijk te compenseren door goede werkomstandigheden te voorzien voor de arbeiders in zijn ambachtelijke atelier. Als reactie op de lage kwaliteit van industrieel gedrukte boeken, richtte hij een eigen uitgeverij op, de Kelmscott Press. Hij probeerde op die manier kwaliteitvolle boeken te creëren. Deze boeken werden met enorm veel zorg vervaardigd. William Morris schreef ook zelf boeken, waaronder The Well at the World’s End. Men beschouwt dit boek als de eerste echte Fantasy-roman. Het gaat over een soort queeste, die zich afspeelt in een verzonnen, middeleeuwsachtige wereld.

Uit: The Well at the World’s End

“ Long ago there was a little land, over which ruled a regulus or kinglet, who was called King Peter, though his kingdom was but little. He had four sons whose names were Blaise, Hugh, Gregory and Ralph: of these Ralph was the youngest, whereas he was but of twenty winters and one; and Blaise was the oldest and had seen thirty winters.

Now it came to this at last, that to these young men the kingdom of their father seemed strait; and they longed to see the ways of other men, and to strive for life. For though they were king’s sons, they had but little world’s wealth; save and except good meat and drink, and enough or too much thereof; house-room of the best; friends to be merry with, and maidens to kiss, and these also as good as might be; freedom withal to come and go as they would; the heavens above them, the earth to bear them up, and the meadows and acres, the woods and fair streams, and the little hills of Upmeads, for that was the name of their country and the kingdom of King Peter.” 

morris

William Morris (24 maart 1834 – 3 oktober 1896)

 

De Oostenrijkse schrijver en dichter Robert Hamerling werd geboren op 24 maart 1830 in Kilchberg am Walde. Hij studeerde klassieke talen, filosofie, geschiedenis en medicijnen in Wenen. Hij werkte als leraar, eerst in Wenen, daarna tot 1866 in Triëst. Vanwege een chronische maagkwaal ging hij met pensioen en vestigde zich in Graz, waar hij zijn vruchtbaarste tijd als schrijver beleefde. In zijn tijd behoorde hij tot de succesvolste en meest gelezen auteurs.

Uit: An die Tadler des »Ahasver in Rom«.

“ Wenn sie ein weichlich Geschlecht nur reizt, nicht schreckt die Entartung,
Treu mit der Schminke gemalt, und die prunkende Sünde der Alten,
Nun, so werde beschworen ein Bild aus düsterer’n Zeiten,
Werde der Pinsel getaucht in die kälteren Farben des Nordens.
Halle sie wieder, die Sprache, die derbe, der rauheren Väter,
Spiegelnd die Weisen und Bräuche germanischer Männer der Vorzeit.
Und was die heitre verbrach, mag sühnen die düstere Nacktheit,
Wenn dein sinnender Ernst sie, gestaltende Muse, mir segnet!

Singen die seltsamste will ich, die deutsamste aller Geschichten,
Die auf germanischer Erde gescheh’n: ein Spiegel für jedes
Höchste und Tiefste des Lebens, ein Echo für jegliche Frage,
Welche die Geister bewegt, und entflammt zu gewaltigem Ringen!

Kämpfer der Mitwelt, lauscht dem Gesang! es beflügelt der rasche
Fiebernde Puls ihn der Zeit und ihr anabaptistischer Herzschlag.
Dennoch – bedenket es wol! – die erhabene Muse, sie kämpft nicht,
Nein, sie krönt und verdammt: ausstreckt sie zwischen die Kämpfer
Ihr zweischneidiges Schwert, das beide verwundet und richtet . . .”

HAMERLING

Robert Hamerling (24 maart 1830 – 13 juli 1889)

 

De Zwitserse schrijver Peter Bichsel werd geboren op 24 maart 1935 in Luzern. Peter Bichsel werd beroemd met twee dunne boekjes: Eigentlich möchte Frau Blum den Milchmann kennenlernen (1964) en Kindergeschichten (1969). Voor zijn boek Die Jahreszeiten (1967) kreeg hij bovendien in 1965 de prijs van de Gruppe 47. In 1985 verscheen het volgende literaire werk: Der Busant. Von Trinkern, Polizisten und der schönen Magelone, en in 1993: Zur Stadt Paris. Geschichten . In de tussentijd schreef hij columns, maar bij Bichsel kunnen die  evengoed als verhalen gezien worden: Geschichten zur falschen Zeit [1915-1978] (1979), Irgendwo anderswo. Kolumnen 1980-1985 (1986) en Im Gegenteil. Kolumnen 1986-1990 (1990).

Uit: Zur Stadt Paris

Der da sitzt in seinem Haus

Der Mann, der da sitzt in seinem Haus, ist ein Mann, der das erreicht hat, was er wollte. Er ist als kleiner Junge mal an einem Hausvorbeigegangen – vorbeigegangen und stehengeblieben – und hat sich gesagt, in so einem Haus möchte ich mal leben. Er ist einige Jahre später am »Goldenen Engel« vorbeigegangen – vorbeigegangen und stehengeblieben – und hat sich gesagt, an
so einem Tisch möchte ich mal essen.


Er kannte das Wort Champagner und das Wort Kaviar und das Wort Bordeaux, bevor er auch nur eine Ahnung hatte, wie das schmeckt, aber er wußte, aufgewachsen bei einem einfachen Mann, daß nicht alle Menschen die Gelegenheit haben, im Laufe ihres Lebens ebendas zu schmecken. Also werden Leute, die das schmecken, andere Leute sein als jene, die das nicht schmecken. Das Leben ist kurz, sagte er sich, und er wurde weit über neunzig, aber das einzige, was ihm passiert ist in seinem Leben, das ist, daß er an einem Haus vorbeigegangen ist – als Kind – und sich gesagt hat, daß er in einem solchen Haus mal leben möchte..“

 

BICHSEL

Peter Bichsel (Luzern, 24 maart 1935)

 

De Duitse schrijfster Fanny Lewald werd op 24 maart 1811 in het toenmalige Königsberg geboren. Zij is een van de vooraanstaande schrijfsters van het Jonge Duitsland en van de Vormärz. Na haar dood raakte zij in de vergetelheid. Ten eerste omdat zij vrouw was, en in het Derde Rijk omdat zij joods was. Zij had echter al uitgesproken opvattingen over de opleiding van vrouwen, gedwongen huwelijken, scheiding en de emancipatie van joden en vrouwen.

Uit: Jenny

„ Bei Gerhard, dem ersten Restaurant einer großen deutschen Handelsstadt, hatte sich im Spätherbst des Jahres 1832 nach dem Theater eine Gesellschaft von jungen Leuten in einem besondern Zimmer zusammengefunden, die anfänglich während des Abendessens heiter die Begegnisse des Tages besprach, allmählich zu dem Theater und den Schauspielern zurückkehrte und nun in schäumendem Champagner auf das Wohl einer gefeierten Künstlerin, der Giovanolla, trank, welche an jenem Abende die Bühne betreten hatte.

»Sie soll leben und blühen in ewiger Schönheit!« sagte entzückt der Maler Erlau, »und möge es mir vergönnt sein, die Feueraugen und den Götternacken dieses Mädchens immer vor meinen Augen zu haben, wie sie sich mir bei der gestrigen Sitzung zeigten. Ihr seht sie alle in der falschen, täuschenden Beleuchtung der Bühne und könnt nicht ahnen, wie schön ihre Farben, wie regelmäßig und vollendet ihre Züge und wie üppig ihre Formen sind. Ich sage euch, sie ist der Typus einer italienischen Schönheit.«

Lewald

Fanny Lewald (24 maart 1811 5 augustus 1889)