W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

 

 

Nachtmerrie van een polemist

Toen ik de ene man met goed gevolg
Aan een gezwel in de hals had geopereerd

Met mijn zakmes,
Werd ik overmoedig en opereerde de andere man
Aan het hart.

Ik had het ongeluk een ader open te snijden
Zij hing uit zijn borstkas als een dunne rubberslang
Zoals gebruikt wordt in aquaria.

Haastig heb ik, zonder verder te opereren, de wond toegenaaid.
De ader hing eruit.
Gelukkig, er kwam geen bloed uit.

Radeloos ben ik naar mijn huisdokter gegaan
En ik bekende hem al mijn zonden:
Hoe ik de ene man had geholpen,
Hoe ik de andere misschien had vermoord,
Hoe ik hem haast je rep je had verbonden
Dat ik de twee einden van de ader
Niet meer op elkaar aan kon sluiten.
Hoe moest nu die man zijn bloedsomloop gebruiken ?

De dokter vroeg: Bloed ? Wat zegt u, bloed ?
Is dat er dan niet allang allemaal uitgelopen ?
Is hij niet dood ?

Ik ontkende, ik zei: er kwam geen bloed uit.
De ader hangt uit zijn huid
Als een tuit.

 

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

 

Uit: Nooit meer slapen

“– Ik heb Noren ontmoet die zich tegen mij verontschuldigden, die zeiden dat in Londen alles veel beter is dan in Oslo. Maar zo praten Nederlanders ook tegen buitenlanders. Ik heb eens in de trein een Nederlander meegemaakt die het Nederlandse wapen in zijn paspoort aan een Spanjaard liet zien. You see this? zei hij. Dutch lion. Now just dog.
In Spanje! Een land waartegen we tachtig jaar oorlog hebben gevoerd.
– Weet je, zegt Arne, wij leven hier in een land dat, tot zestig jaar geleden, zelden helemaal zelfstandig geweest is.
Eerst onder de Denen, toen onder de Zweden. Onze taal telt in de wereld nauwelijks mee. Iedere student moet Engels, Frans en Duits kennen. Zonder die talen zou je geen enkele academische studie kunnen voltooien. Onze eigen taal wordt daardoor een soort lagere taal, een leerlingentaal.
De hoogste wijsheid is in vreemde talen geschreven. De leermeesters spreken tot ons in het Engels, in Engelse leerboeken. Een taal die wij wel goed kunnen lezen, maar toch meestal niet zonder fouten spreken of schrijven. Ik merk het zelfs al op dit ogenblik, nu ik jou dit probeer uit te leggen. Kon ik Noors tegen jou spreken, mijn woordkeus zou meer subtiel, meer nauwkeurig zijn.
– Ik begrijp je heel goed.
– Toch, wie een taal spreekt die zijn moedertaal niet is, die wordt naar beneden gedrukt, onherroepelijk. Waarom hebben gekoloniseerde volkeren zoals negers, indianen, enzovoort de reputatie gekregen dat ze zo kinderlijk zijn? Omdat zij gedwongen waren tegen hun meesters talen te spreken die zij niet goed kenden.”

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

 

Samenzijn in négligé

Zij stond voor haar toilettafel,
Een driedelige toilettafel,
Een toilettafel met drie spiegels.

Zij kamde haar haar,
En ik stond achter haar.
Zij plukte uit haar kam een rafel.

En zo lichtgevend was zij,
Dat ik, toen ik mij omdraaide naar de wand
(De toilettafel – zij – ik – de wand),
Zag een driedubbele schaduw in haar hand.

Drie lichtende vingers; ik ontweek ze schuw,
Ik ontweek ze, ik, driedubbele schaduw.

 

Bewaakte overweg

De wit en rode zuurstangen van het verbodene
Kantelen, terwijl ze breder worden.
– Aldoor bellen die waanzinnig worden
Aangehitst door omgekochte seinen
Tot eerbetoon aan dolgeworden treinen.

Als ik op ’t hek leun: plotseling bedaren.
Een overrompeld, in ontzetting, staren.
Palen houden eindeloze snaren
Omhoog in bundels die ertussen dalen.

Hun kandelabers kammen het geruis
Van hese en veeltonige elektronen.
Nergens een huis. Alleen de weg. Geen bomen.

Ik haat de snelheid die de mijne kruist
Tomeloos, als slaap de vaart der dromen.

De trein ijlt in een mantel van gefluit.
Zijn haar een witte, overzware stroom.
Zijn hart tikt haperend op de stalen sporen.
– Moeder! – Mijn woorden smoren in geluid.
Haar wuiven gaat verloren onder stoom.

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer, Edgar Rice Burroughs

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2006. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Herinneringen van een engelbewaarder

“Het is, edelachtbare heren, een groot voorrecht in een vrij en democratisch land te leven als het onze. Niet minder groot is het voorrecht dagbladschrijver te zijn in zulk een land, waar persvrijheid bestaat. Waar vrijheid van gedachten, vrijheid van geest al eeuwen dierbare goederen zijn, door het voorgeslacht met opoffering van goed en bloed verworven, door het nageslacht behoed als het kostbaarste kleinood dat het verleden ons nagelaten heeft.”

De stem van zijn engel onderscheidde hij niet van de stem van zijn gedachten. Wat er op papier stond waren zijn gedachten op dat ogenblik niet en daardoor ging er dan ook van Alberegt’s voordracht niet de geringste bezieling uit. Want mijn stem kon hij niet tot zwijgen brengen en ik kon dat evenmin, omdat het denken van een engel altijd spreken is en zijn spreken denken.

“Juist daarom, meneer de president, mogen wij niet nalaten dit goed, tot hoge prijs gewonnen, ook tot elke prijs te verdedigen. Juist omdat wij deze onmetelijke vrijheid van gedachten bezitten, juist daarom moeten wij zelf bepalen hoever wij in het uiten van die gedachten kunnen gaan. Het is dan ook toe te juichen dat de wetgever enige jaren geleden besloten heeft het in woord en geschrift beledigen van bevriende staatshoofden strafbaar te stellen.

Juist omdat de vrijheid ons hoogste goed is, dienen wij ons beperkingen op te leggen. Het zou niet aangaan dat ons land, door de onberaden uitlatingen van sommige pennevoerders, in den vreemde de reputatie zou krijgen dat hier de persoon van bevriende staatshoofden niet de bescherming zou genieten, die ook de gewone burger geniet.

Men kan over het regime dat door Adolf Hitler in Duitsland gevoerd wordt, zo zijn gedachten hebben. Uitdrukkelijk wil ik echter vaststellen dat het de zaak van de Duitsers is, niet de onze, te beslissen hoe en door wie zij wensen te worden geregeerd, Voorts in aanmerking genomen dat Nederland aan Duitsland grenst; dat Nederland klein is en Duitsland groot; dat allerwegen een vernietigende oorlog woedt; dat ons land tot dusverre voor de verschrikkingen van deze oorlog gespaard gebleven is. Daarbij ons afvragende wat de kleine pen van een kleine pennevoerder in een klein neutraal land zou vermogen te bewerkstelligen tegen vermeend groot onrecht in een grote en machtige buurstaat, komen wij tot de conclusie dat verdachte niet de zorgvuldigheid in acht genomen heeft die elke burger in een vrij land siert, toen hij het geïncrimineerde artikel over het Duitse staatshoofd aan het papier toevertrouwde.”

hermans

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook mijn blog van 1 september 2006. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Terugkeer naar Atlantis

„De Nederzetting
Op een vochtige avond als deze drijft de organische reuk van de kleine kaarsenfabriek laag en haast tastbaar over de nederzetting. Ons, de inboorlingen, schijnt die reuk niet te hinderen. Ook hij heeft er iets mee te maken: weer voel ik mij in het uitsterven van de nazomer een jaar ouder geworden. Nog steeds staan de gaslantarens nutteloos te branden in het landschap van mijn jeugd. Mijn laatste bezoekers voor vandaag waren een vrouw met een kind, dat aan heupgewrichtsontsteking lijdt: armoedzaaiers, zoals de anderen. Morgenvroeg zal ik het stedelijk hospitaal opbellen en horen, wat ze voor me doen kunnen. Het regende geruisloos toen ik hen uitliet. Bedachtzaam heb ik mijn pijp gestopt. Als beschutting tegen de tocht, hield ik de handen bol om de opvlammende lucifer heen. Het deed mij denken aan de vreemde lantarens, die wij als kind omstreeks deze tijd in de vorm van een doodshoofd uit geroofde bieten sneden en waarvoor wij zélf huiverden, als we er een kaars in opstaken. Ik rookte langzaam en aandachtig een goedkope, doch met overleg gekozen zware tabak, gemengd met eigen kweeksel. Daarna heb ik de luiken gesloten. Het geknars der scharnieren en het bonzen van het hout schonken mij één ogenblik die kleine rilling van destijds weder, wanneer moeder mij naar bed had gebracht.“

lampo

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Trans-Siberian Prose and Little Jeanne from France (Fragment)

I was in my adolescence at the time
Scarcely sixteen and already I no longer remembered my childhood

I was 16,000 leagues from my birthplace
I was in Moscow, in the city of a thousand and three belfries and seven railroad stations
And they weren’t enough for me, the seven railroad stations and the thousand and three towers
For my adolescence was so blazing and so mad
That my heart burned in turns as the temple of Epheseus, or as Red Square in Moscow
When the sun sinks.
And my eyes shone upon the ancient routes
And I was already such a bad poet
That I didn’t know how to go all the way to the end.

The Kremlin was like an immense Tatar cake
Crusted with gold,
With great almonds of cathedrals all done in white
And the honeyed gold of the bells…

An old monk was reading to me the legend of Novgorod
I was thirsty
And I was deciphering cuneiform characters
Then, suddenly, the pigeons of the Holy Spirit soared above the square
And my hands also flew up, with the rustling of the albatross
And these, these were the last recollections of the last day
Of the entire last voyage
And of the sea.

But I was a very bad poet.
I didn’t know how to go to all the way to the end.
I was hungry
And all the days and all the women in the cafés and all the glasses
I would have liked to drink and to break them
And all the shop windows and all the streets
And all the homes and all the lives
And all the wheels of the hackney cabs turning in a whirlwind on the bad cobblestones
I would have wanted to thrust them into a furnace of swords
And I would have wanted to crush all the bones
And to tear out all the tongues
And to liquefy all the big bodies strange and naked under the clothing that drives me to madness…
I sensed the coming of the great red Christ of the Russian revolution…
And the sun was a bad wound
That split open like a burnt up inferno

 

Vertaald door Ekaterina Likhtik

 cendrars

 Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Kleine Geschichten (Vertaald door Uwe Englert)

 „Vor dem Beginn aller Zeiten öffnete GOtt das Buch der Schöpfung und riss eine Seite heraus, denn hätte ER dies nicht getan, wäre das Buch vollkommen und somit die Existenz GOttes unmöglich, da es eines von GOttes Attributen ist, das einzige Vollkommene zu sein. Danach begann ER zu lesen, und allmählich entstand das Universum, indem dessen Geschichte unter Seinen Augen vorüberglitt, doch als ER an die fehlende Seite gelangte und einfach weiterlas, gab es notwendigerweise etwas, das ER nicht wusste, womit Seine Existenz ebenfalls unmöglich war, denn ein weiteres Seiner Attribute ist Seine Allwissenheit. Da ER aber allwissend ist, wusste er von Beginn an, dass ER sich – unabhängig davon, ob er die Seite herausreißen würde oder nicht -, gezwungen sähe, Seine Existenz zu beenden; ergo haben weder GOtt, das Buch, noch beide zusammen jemals existieren können, was in jedem Fall bedeutet, dass auch diese Geschichte unmöglich ist. Es sei denn, ER ist noch nicht an die fehlende Seite gelangt.“

adolphsen

Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.

chartreuse

glaub das doch bitte nicht
was man sagt, was man sieht
die abgewedelten deprivationen
der aufgehellte fleck, und frag
nicht nach fahnen, am malen
ist doch was dran, man kann
auch taschenschirme klonen
und behaupten, sie seien geklaut
bis davon was sichtbar wird
bleibt regen regen, »es läuft
es rollt die leere fassade«
hat es je jemanden interessiert
was man dahinter wie destilliert?

 

glacier

hartschaum, zerkaute
icegumfelder, bricolage
in curaçao, der umgekippte
saft, das wilde
gefrieren passiert problemlos
die blut-hirnschranke,
eros und
schmelze, squeeze
serotonin, klebt wie
hulle, i mean, warum
ziehst du nicht einfach
leine, empty a bottle
and feel a bit freeze
gefäßverengender
wird es nicht mehr

scho.jpg

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

De Gambiaanse schrijver en chirurg Lenrie Leopold Wilfred Peters werd geboren in Bathurst op 1 september 1932. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.
We Have Come Home

We have come home
From the bloodless wars
With sunken hearts
Our booths full of pride-
From the true massacre of the soul
When we have asked
‘What does it cost
To be loved and left alone’

We have come home
Bringing the pledge
Which is written in rainbow colours
Across the sky-for burial
But is not the time
To lay wreaths
For yesterday’s crimes,
Night threatens
Time dissolves
And there is no acquaintance
With tomorrow

The gurgling drums
Echo the stars
The forest howls
And between the trees
The dark sun appears.

We have come home
When the dawn falters
Singing songs of other lands
The death march
Violating our ears
Knowing all our loves and tears
Determined by the spinning coin

We have come home
To the green foothills
To drink from the cup
Of warm and mellow birdsong
‘To the hot beaches
Where the boats go out to sea
Threshing the ocean’s harvest
And the hovering, plunging
Gliding gulls shower kisses on the waves

We have come home
Where through the lighting flash
And the thundering rain
The famine the drought,
The sudden spirit
Lingers on the road
Supporting the tortured remnants of the flesh
That spirit which asks no favour of the world
But to have dignity.To be loved and left alone’

peters

Lenrie Peters (1 september 1932 – 28 mei 2009)

 

De Nederlandse schrijver Jacob(us) Jan Cremer werd geboren op in Arnhem op 1 september 1827. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Fabriekskinderen

„’t Is winter. Een koude decembernacht houdt met kille vingers oud Hollands grijze academieveste den blinddoek voor de oogen.

Slechts een waardig trawant van den reuzengeest dezer eeuw voert strijd met den nacht en rukt er gedurig den blinddoek weêr los. Zie maar, de gazvlammen werpen van afstand tot afstand een vlugtig licht in de holle straten en ginds langs de sombere grachten.

Waartoe die kamp; waarvoor dat licht? Immers de stad ging ter ruste en slaapt.

Geloof het niet, want telkens moet ze wakker en ziende zijn, wakker en ziende om er te waken voor het onheil dat naderen kon.

En de oude stad, zij slaapt dan ook niet. Slechts bij wijlen bevangt haar een ligte sluimering, en ’t schijnt u toe als droomde zij van heur alouden roem – even als de teedere loot van den grijzen vorst der Alpen, die zoetjes dommelt aan haren boezem, en murmelt en fluistert van de grootheid zijner afkomst.

Maar toch, hoe vlugtig ook haar sluimering zij – telkens turend over den blinddoek heen, om er te waken zelfs in den nacht, toch vermag zij het niet zoo als zij ’t zou willen.

De arme is krank!

Ja, ’t hoofd is wel helder, zelfs klaarder dan voorheen; ja heur harte klopt wel even luide voor deugd en voor trouw als in de dagen harer jeugd, nogtans, gij ziet het wel hoe heur regter-arm als verlamd daar ter nederligt.

Luister:

Een deel van heur eêlste sappen gingen over in onzuivere vochten; in vochten die zich vormden tot een afzigtelijke wonde; een wonde die hare krachten verteert, en welligt haar voert in het einde tot de slooping van haar glorierijk bestaan.

cremer

J. J. Cremer (1 september 1827 – 5 juni 1880)

 

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Zie ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: The Son of Tarzan

 „Paulvitch had taken to the jungle when he had seen the beasts of Tarzan and their savage lord swarm the deck of the Kincaid, and in his terror lest Tarzan pursue and capture him he had stumbled on deep into the jungle, only to fall at last into the hands of one of the savage cannibal tribes that had felt the weight of Rokoff’s evil temper and cruel brutality. Some strange whim of the chief of this tribe saved Paulvitch from death only to plunge him into a life of misery and torture. For ten years he had been the butt of the village, beaten and stoned by the women and children, cut and slashed and disfigured by the warriors; a victim of often recurring fevers of the most malignant variety. Yet he did not die. Smallpox laid its hideous clutches upon him; leaving him unspeakably branded with its repulsive marks. Between it and the attentions of the tribe the countenance of Alexis Paulvitch was so altered that his own mother could not have recognized in the pitiful mask he called his face a single familiar feature. A few scraggly, yellow-white locks had supplanted the thick, dark hair that had covered his head. His limbs were bent and twisted, he walked with a shuffling, unsteady gait, his body doubled forward. His teeth were gone–knocked out by his savage masters. Even his mentality was but a sorry mockery of what it once had been.
They took him aboard the Marjorie W., and there they fed and nursed him. He gained a little in strength; but his appearance never altered for the better–a human derelict, battered and wrecked, they had found him; a human derelict, battered and wrecked, he would remain until death claimed him. Though still in his thirties, Alexis Paulvitch could easily have passed for eighty. Inscrutable Nature had demanded of the accomplice a greater penalty than his principal had paid.“

 Burroughs

Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2006.

 

Uit: Onder professoren

 

„De vaderlandse gewoonte getrouw, die een van de vele kleinigheden is, waarover we de buitenlander laten gapen van verbazing, bleven ook na zonsondergang alle gordijnen open. Van de straat af was zonder belemmering waar te nemen wat er in Kaeckebeke’s zitkamer plaatsgreep, evenals je dat bij zijn buren kon zien. Wij Nederlanders doen dit, zegt de Fransman Miraud in zijn boekje ‘La Hollande burlesque’ om bij onze medeburgers niet de vunze gedachte te doen opkomen dat we, zodra het lamplicht brandt en we ons achter gesloten gordijnen veilig wanen, gaan eten met open mond, smakken, op de grond spugen, onze echtgenoten uitkleden om lichaamsstraffen toe te dienen, of onze broeken naar beneden doen om met ieder die zich grijpbaar onder ons dak bevindt, ontuchtige handelingen te verrichten. En deze vrees voor andermans schunnige fantasieën, zegt de Fransman, komt voort uit het puritanisme waarin de Nederlander wordt opgevoed.

[….]

 

Emancipatie betekent assimilatie. Ik zal u een voorbeeld noemen. De Nederlandse katholieken zijn nooit zo katholiek geweest als toen ze door de protestanten onderdrukt werden. Maar na hun emancipatie, toen ze de gelijken van de protestanten waren geworden, hebben ze hun katholicisme als een handicap ervaren en ze wilden dus niet alleen maar de gelijken van de protestanten zijn, maar ook gelijk aan de protestanten. Wat gebeurde er? Het kerklatijn werd afgeschaft, priesters en zusters legden hun bijzondere kleding weg, het bestaan van de heiligen wordt met een korreltje zout genomen, aan het bestaan van de hel wordt getwijfeld. Steeds meer katholieken twijfelen aan de onfeilbaarheid van de Paus. Wat is er eigenlijk nog van het katholicisme overgebleven?“

 

 

Hermans

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd geboren op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook mijn blog van 1 september 2006.

 

Uit: De Komst van Joachim Stiller

 

„„Maar de goederentrein, die ik iedere avond om kwart voor negen in de bocht van de naburige spoorbaan hoorde voorbijstommelen, behoorde uitsluitend tot de materieloze verschijnselen van de nacht, evenals de sirenes van de schepen op de nabije rivier die, zwaar en breed op de resonantievlakken van het water en de laagdrijvende wolken, als de tragische noodseinen uit een vergeten wereld klonken en mij niet vreesachtig, doch weemoedig stemden, als waren zij de klaaglijke getuigen van een leed, waarvoor ik geen naam wist. Nooit heb ik mij afgevraagd, van waar deze trein wel komen mocht en waar hij heen reed, alsof het voor mij vast stond, dat hij tot een bovennatuurlijke werkelijkheid behoorde, waar onze vragen naar herkomst en bestemming van alle grond verstoken zijn. Ook thans nog, zovele jaren later, oefent het gedreun van nachtelijke treinen een onverklaarbare aantrekkingskracht op me uit, maar vruchteloos heb ik de betovering van weleer weergezocht.”

 

hubert_lampo

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds.

 

 

Paysage

 

La terre est rouge

Le ciel est bleu

La végétation est d’un vert foncé

Ce paysage est cruel dur triste malgré la variété infinie

des formes végétatives

Malgré la grâce penchée des palmiers et les bouquets

éclatants des grands arbres en fleurs fleurs de carême

 

 

Clair de Lune

 

On tangue on tangue sur le bateau

La lune la lune fait des cercles dans l’eau

Dans le ciel c’est le mât qui fait des cercles

Et désigne toutes les étoiles du doigt

Une jeune Argentine accoudée au bastingage

Rêve à Paris en contemplant les phares qui dessinent

la côte de France

Rêve à Paris qu’elle ne connaît qu’à peine et qu’elle

regrette déjà

Ces feux tournants fixes doubles colorés à éclipses lui

rappellent ceux qu’elle voyait de sa fenêtre d’hôtel sur

les Boulevards et lui promettent un prompt retour

Elle rêve de revenir bientôt en France et d’habiter Paris

Le bruit de ma machine à écrire l’empêche de mener son

rêve jusqu’au bout.

Ma belle machine à écrire qui sonne au bout de chaque

ligne et qui est aussi rapide qu’un jazz

Ma belle machine à écrire qui m’empêche de rêver à

bâbord comme à tribord

Et qui me fait suivre jusqu’au bout une idée

Mon idée

 

Cendrars

Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)
Portret door Amedeo Modigliani

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus.

 

Uit: Das Herz des Urpferds (Vertaald door Hannes Grössel)

 

„Unglücklicherweise stützte Jimmy sich in ebender Sekunde, als der Zerreißprozess seinen Schlusspunkt erreichte, mit gestrecktem Arm an der Rohrleitung ab. Wenige Augenblicke davor

fielen ihm die harfenartigen kleinen Geräusche von den immer schneller zerspringenden Stahldrähten

auf; er richtete seinen Blick auf die Geräuschquelle und begriff genau einen Moment zu spät, was gerade geschah. Die Trosse schwippte durch die Luft und riss seinen Arm direkt überm Ellbogen mit solcher Kraft ab, dass der Armstummel schnurrend davonflog und kreisrunde Blutspuren hinterließ, dunkelrot auf der dürren Erde.

Jimmy, der Schwerkraft und einem hypovolämischen Schock preisgegeben, sackte gegen die

Rohrleitung zusammen. Gleichzeitig, wenige Millimeter von der Stelle, an der das Blut das sonnenwarme Metall färbte, im Innern des Rohres, raste unser Öltropfen vorbei, auf dem Weg zur Raffinerie in Salt Lake City, wo er nach einer Weile im Rohöltank erst die atmosphärische und danach die Vakuumdestillation durchlief. Bei 165° Celsius wurde der größte Teil dessen, was einmal Pferdeherz war, als schweres Naphtha von dem übrigen Rohöl geschieden und von sinnreichen Rohrsystemen zur Entschwefelungsanlage geführt, die via katalytischer Hydrogenerierung aus der jetzt helleren, aber noch immer undurchsichtigen Flüssigkeit Hydrogensulfid entfernte. Die nächste Stufe der Raffination war die Reformierung in einer erhitzten Hydrogenatmosphäre über einem Katalysator aus Platin und Rhenium, der die Naphthene in Aromate umwandelte sowie einen Teil der Paraffine in Isoparaffine, während die schwereren Paraffine in kleinere Moleküle zerschlagen wurden,

wodurch sich die Oktanzahl erhöhte. Und so wurde ein weiteres Glied zur Kette der Verwandlungen

des Pferdeherzens hinzugefügt: der Zustand Benzin.

Nach langer Zeit in 10 000-gallon-Lagertanks wurde das Benzin in einen Tanklaster gefüllt und

an verschiedene Tankstellen verteilt. Unser Tropfen landete über Umwege in einer Amoco-Tankstelle

in Austin, Texas, wo er in einem unterirdischen, betonummantelten Behälter ein paar Tage Ruhe fand, ehe er via Zapfsäule und Schlauch im Benzintank eines Ford Pinto landete.“

 

peter_adolphsen

Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008.

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e september ook mijn vorige blog van vandaag.

Blaise Cendrars, W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Edgar Rice Burroughs

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds. Zie ook mijn blog van 1 september 2007.

 

Lettre

Tu m’as dit : si tu m’écris,
Ne tape pas tout à la machine.
Ajoute une ligne de ta main,
Un mot, un rien, oh ! pas grand-chose.
Oui, oui, oui, oui, oui, ou, oui, oui.
Ma Remington est belle, pourtant.
Je l’aime beaucoup et travaille bien.
Mon écriture est nette, est claire,
On voit très bien que c’est moi qui l’ai tapée,
Il y a des blancs que je suis seul à savoir faire.
Vois donc l’oeil qu’a ma page.
Pourtant, pour te faire plaisir, j’ajoute à l’encre
Deux trois mots
Et une grosse tache d’encre,
Pour que tu ne puisses pas les lire.

 

 

Nupur

Nous sommes suspendus entre le ciel et la mer dans le chant des rossignols

Raymone et moi

Et évoquons Paris

Et parlons des gens que nous avons connus

Et pour ne pas rire ou pleurer

Et ne pas gâcher les mystères de l’existence

Nous nous balançons sans plus rien dire

La grande ville – Saint-Segond

Nous nous laissons aller

Aller et venir

Nous nous balançons en silence

Portés par le baume des orangers en fleurs

 

Hamacs aux mouvements contraires dont pend

une main

une gourmette

une cigarette

 

Trou d’air

Trou dans la mémoire

Trou

On plane

On monte

On tombe

Trou dans la nuit

Trou de serrure

Une étoile sur la mer

Une touffe de lavande au sol

Une parole en l’air

Les mailles du filet

 

Trou

Trous

La robe se déchire

On se pâme

Et se pâmait aussi le vieux saint homme qui s’était retiré dans

la solitude du Pamir

Dans la dernière ville

Avant de s’engager sur le sentier qui devait le mener dans les

hautes solitudes des montagnes de la frontière

Et, traversant la dernière ville, il avait levé les yeux sur une

bayadère qui lui souriait

Et voici que maintenant il

 

Cendrars

Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)

 

 

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2006 en ook mijn blog van 1 september 2007.

 

Uit: Eindelijk alles over Menno

 

Neem een land waar tien of twintig baarddragende filosofen ernstig zwoegen, alles gelezen hebben, op hun studeerkamers enorme kaartsystemen onophoudelijk raadplegen. Door indrukwekkende stoeten sidderende leerlingen omgeven, betreden zij hun katheders, vijf minuten na het vastgestelde uur, om te orakelen in kantiaanse, hegeliaanse of heideggeriaanse geheimtaal.

Een land vol universiteiten waar hele horden commentatoren de gebedsmolens van de terminologieën eeuwenlang draaiende houden…

In zo’n land zou iemand als Menno ter Braak die komt vertellen dat alles en nog wat christendom of nihilisme is en de hele bliksemse boel als ressentiment ontmaskert, een verkwikkende figuur wezen!

Maar omdat de getabberde en gebaarde filosofen in Ter Braak’s vaderland óók maar grappenmakers waren, zij het dan grappenmakers waar niemand ooit om zou lachen: gepensioneerde sergeants, opgeblazen soutanes, mummelende napraters in vergelijking met de meestal Duitse denkkolossen waar zij tegenaan leunden…

En omdat de officiële litteraire kritiek er zelden deskundig is geweest, of informatief en goed gedocumenteerd, zelfs meestal niet eens in schijn objectief, eerder: opzettelijk en parmantig ‘verzuild’, spreekt het misschien vanzelf dat Ter Braak als een groot licht wordt beschouwd. Maar het is niet eens meer belachelijk wanneer zijn bewonderaars menen nu maar te hebben afgerekend met Hegel, Kant en Freud, het existentialisme en het neo-positivisme en alle Franse en Engelse filosofen waar ze nooit over gehoord hebben, omdat Ter Braak van hun bestaan niet op de hoogte was.

Dat doet alleen maar denken aan de theorie volgens welke iedere pijp waar rook uit komt een locomotief zou wezen.”

 

hermans

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd geboren op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook mijn blog van 1 september 2006 en ook mijn blog van 1 september 2007.

 

Uit: Beroepsgeheim 5 (Interview met Willem M. Roggeman)

 

– Ik heb steeds de indruk gehad dat er altijd magisch realisme is geweest. Het magisch element speelt in de hele wereldliteratuur een enorme rol. Het is pas vanaf ‘La Princesse de Clèves’ van Madame de la Fayette uit de 17de eeuw dat eigenlijk het realisme de voorrang is gaan krijgen voor de roman. En wanneer wij een nieuwe roman in een uitstalling zien liggen, dan kunnen wij meestal met zekerheid zeggen dat het een realistische roman is. Wanneer je mij nu vraagt of er momenteel een stroming is in de wereldliteratuur, die wij magisch realisme kunnen noemen, dan weet ik niet wat ik daar moet op antwoorden. Ik zou eerder zeggen: er zijn magisch realisten. Maar deze volgen elkaar ook niet na. Zij kunnen soms een grote groep vormen zoals bijv. de huidige Zuidamerikanen. Ik denk dan vooral aan Gabriel Garcia Marquez. Daar zou je misschien van een magisch realistische school kunnen spreken. Maar hier in West-Europa voel ik het aan als een verschijnsel dat door individuen apart wordt beoefend. Johan Daisne was een apart staande figuur. Ikzelf ben een vrij apart staande figuur. Wij vormen geen groep. Wij hebben geen afspraken. Wij hebben geen theorie. Wij zetten niet een bepaalde magisch realistische dialectiek voorop. Ieder gaat zijn eigen gang. En als ik dan ‘wij’ zeg, dan zou ik het al heel moeilijk hebben om momenteel anderen te noemen. In Frankrijk denk ik aan Julien Gracq bijv., maar het gaat dus werkelijk om aparte individuen, dunkt mij. Ook de Argentijn Jorge Luis Borges is een totaal apart staande figuur, geloof ik.

Maar het magisch realisme behoort in ieder geval tot de eigenlijke literatuur. Het zou fout zijn, dunkt mij, het apart te zetten, zoals men de science-fiction apart zet. Alhoewel er verbanden zijn. Ook in de science-fiction gaan grote dromen der mensheid, archetypische dromen, in vervulling. Het kenmerk van het magisch realisme voor mijn gevoel is trouwens het archetypische element.”

 

lampo

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus. Zie ook mijn blog van 1 september 2007.

 

Uit: The Slow Giant (Vertaald door George Blecher)

 

”Because all the waves coursing through the atmosphere penetrate him without resistance, in effect rendering him invisible, a giant as tall as 11 Eiffel Towers stands at this very moment with his foot raised over a little village in Northern Sweden. He’s not standing still but is in mid-stride, a stride that has lasted centuries and will last for several more. As old as the earth itself, the giant’s respiration and sense of time are of geological slowness. He has watched glaciers glide sedately along, and trees shoot up like small fountains; the passing of the seasons he experiences as an imperceptible shudder. It is only in the last few centuries that the giant has noticed the erect ape suddenly to be found all over the globe.”

 

ADOLPHSEN
Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

 

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Hij ging naar de Michigan Military Academy in Andover, en slaagde daar in 1895. Hij haalde vervolgens het toegangsexamen voor West Point niet, en werd soldaat. Na zijn tijd in het leger had hij een aantal tijdelijke banen en ging hij uiteindelijk in 1899 voor zijn vader’s bedrijf werken. Tegen 1911 begon hij met het schrijven van verhalen. Zijn verhalen waren bedoeld in de zg. pulp bladen die in die tijd populair waren, en zijn eerste verhaal, Under the Moons of Mars werd in 1912 in een feuilleton formaat uitgegeven in het All Story magazine. Vanaf dat moment begon hij full-time te schrijven, en tegen de tijd dat het laatste deel van Under the Moons of Mars werd gepubliceerd had hij twee boeken af, waaronder Tarzan of the Apes die in oktober 1912 voor het eerst werd gepubliceerd.

Tarzan was een sensatie, en Burroughs wilde van deze populariteit profiteren, en exploiteerde Tarzan op iedere manier die hij kon bedenken, van een stripverhaal tot een film en koopwaar en het publiek kon er geen genoeg van krijgen, tot op de dag van vandaag.

 

Uit: Tarzan of the Apes

 

Early in his boyhood he had learned to form ropes by twisting and tying long grasses together, and with these he was forever tripping Tublat or attempting to hang him from some overhanging branch.

 

By constant playing and experimenting with these he learned to tie rude knots, and make sliding nooses; and with these he and the younger apes amused themselves.  What Tarzan did they

tried to do also, but he alone originated and became proficient.

 

One day while playing thus Tarzan had thrown his rope at one of his fleeing companions, retaining the other end in his grasp.  By accident the noose fell squarely about the running

ape’s neck, bringing him to a sudden and surprising halt.

 

Ah, here was a new game, a fine game, thought Tarzan, and

immediately he attempted to repeat the trick.  And thus, by

painstaking and continued practice, he learned the art of roping.

 

Now, indeed, was the life of Tublat a living nightmare.  In sleep, upon the march, night or day, he never knew when that quiet noose would slip about his neck and nearly choke

the life out of him.

 

Kala punished, Tublat swore dire vengeance, and old Kerchak took notice and warned and threatened; but all to no avail.

 

Tarzan defied them all, and the thin, strong noose continued to settle about Tublat’s neck whenever he least expected it.

 

The other apes derived unlimited amusement from Tublat’s discomfiture, for Broken Nose was a disagreeable old fellow, whom no one liked, anyway.

 

In Tarzan’s clever little mind many thoughts revolved, and back of these was his divine power of reason.

 

If he could catch his fellow apes with his long arm of many grasses, why not Sabor, the lioness?

 

It was the germ of a thought, which, however, was destined to mull around in his conscious and subconscious mind until it resulted in magnificent achievement.

 

But that came in later years.”

 

Rice

Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)

Blaise Cendrars, W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds, Neuchâtel. Hij maakte vele reizen, de hele wereld over en bezocht o.a. Rusland en China. Hij leidde het leven van een avonturier totdat hij in Bern medicijnen en filosofie ging studeren. In 1910 ging hij voor het eerst naar Parijs waar hij kennis maakte met mensen als met Guillaume Apollinaire, Marc Chagall, Robert en Sonia Delaunay, Fernand Léger, Amedeo Modigliani. Vanaf 1950 woonde Cendrars permanent in Parijs. Zijn gehele werk omvat zo’n veertig delen.

Trouées

 

Echappées sur la mer
Chutes d’eau
Arbres chevelus moussus
Lourdes feuilles caoutchoutées luisantes
Un vernis de soleil
Une chaleur bien astiquée
Reluisance
Je n’écoute plus la conversation animée de mes amis qui se partagent les nouvelles que j’ai apportées de Paris
Des deux côtés du train toute proche ou alors de l’autre côté de la vallée lointaine
La forêt est là et me regarde et m’inquiète et m’attire comme le masque d’une momie
Je regarde
Pas l’ombre d’un œil

 

 

 

Couchers de soleil

Tout le monde parle des couchers de soleil
Tous les voyageurs sont d’accord pour parler des cou-
chers de soleil dans les parages
Il y a plein de bouquins où l’on ne décrit que les couchers
de soleil
Les couchers de soleil des tropiques
Oui c’est vrai c’est splendide
Mais je préfère de beaucoup les levers de soleil
L’aube
Je n’en rate pas une
Je suis toujours sur le pont
A poils
Et je suis toujours le seul à les admirer
Mais je ne vais pas décrire les aubes
Je vais les garder pour moi seul

 

cendrars

Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)

 

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2006.

 

Uit: Nooit meer slapen

 

“Een van de oorzaken waardoor de meeste leesboeken altijd over dezelfde dingen handelen, is de bezorgdheid van de auteurs dat iedereen zal kunnen begrijpen waar het over gaat. Vaktermen zijn uit den boze. Hele categorieën van bezigheden en beroepen zijn nooit in een roman beschreven, omdat het zonder vaktermen onmogelijk zou zijn de werkelijkheid te benaderen. Van andere beroepen: politie, dokters, cowboys, zeelui, spionnen, bestaan alleen de karikaturen die corresponderen met de waanvoorstellingen van de leken voor wie de lectuur is bestemd.”

 

(…)

 

“Al vind ik dan geen meteoorkrater, ik kan niet beweren dat ik helemaal niets vind, al heeft wat ik vind met geologie niets te maken, al is het helemaal niet onder te brengen in de wetenschappen van aarde of kosmos. In geen enkele wetenschap voorlopig. Hier is sprake van een geval door Wittgenstein beschreven, waarin de manier waarop iemand ertoe gekomen is iets te begrijpen, verdwijnt in datgene dat hij begrepen heeft. Alsof je zou zeggen: dat heb ik begrepen nadat ik sterke koffie had gedronken. Maar de koffie heeft niets te maken met wat ik begrepen heb.”

 

wf_hermans

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd geboren op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook mijn blog van 1 september 2006.

 

 

Uit: De verdwaalde carnavalsvierder

 

‘Ik dacht aan het jodenmopje met de langste baard dat ik ken… Schrik maar niet, het wordt geen parabel… Het mopje over Mozes die er zijn vrouw van verdenkt hem met Sam te bedriegen. Let op de originele keuze van de namen. Zijn buurman, een slimme goj, geeft hem de raad ongemerkt de twee te volgen. Nee, zoals beloofd maak ik er geen verhaaltje van, het is te stom… Enfin, het komt hierop neer dat hij zijn mooie Rachel in een stil laantje van het Stadspark in Samuels armen ziet vallen, hen volgt tot bij hun geheime pied à terre, op zijn tenen in het donker mee de trap op sluipt, hen door het sleutelgat beloert terwijl zij zich uitkleden…’

‘De arme stakker,’ zei Miranda, ‘en verder…?’

‘Inderdaad, de arme stakker! Hij is zijn ganse leven met zijn twijfel blijven zitten. Op dat moment deed Sam het licht uit.’

hubert lampo

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus en groeide op in Aalborg, Wenen en Greenbay, Wisconsin. In Århus bezocht ij de toneelschool en in Kopenhagen de schrijversschool. Hij woonde enkele jaren in Spanje en studeerde daar filologie. Adolphsen debuteerde in 1991 als dichter in een door Poul Borum uitgegeven bloemlezing. Bekend werd hij door twee bundels verhalen (Små Historier), die in 1996 en 2000 verschenen. Van invloed op zijn werk zijn Kafka en de filmer Lars von Trier.

 

 Uit: Brummstein (Vertaald door Hanns Grössel)

 

“Josef ließ sich mit einem dumpfen Geräusch auf den schlammigen Boden fallen, das er nur spürte, nicht hörte. Während seine mit den Gehörorganen verbundenen Neuronen in ihren Ausgangszustand zurückfanden, versuchte er, sich die Töne einzuprägen, die sich in seinem Kopf im Kreise drehten. Er versuchte mitzusingen, obwohl er nicht hören konnte, dass er es tat. Als die Heultöne allmählich verebbten und sein Gehör zurückkehrte, beschloss er, niemand von dem wummernden Felsen zu erzählen. Vorläufig. Mit dem Geologenhammer schlug er ein Stück von dem Felsen ab. Ein Echo rikoschettierte ins Dunkel hinaus. Vorsichtig hielt er das Felsstück ans Ohr; es brummte nicht, zitterte aber ganz leicht, wie er im gleichen Moment bemerkte. Er steckte das rätselhafte Ding in die Tasche.”

“Das wurde aber Zeit”, war Betscharts einziger Kommentar, als Josef kurz darauf zurückkehrte. “Ich habe gesehen, was ich wollte”, sagte Josef, und ohne noch groß miteinander zu sprechen, legten sie den langen Weg aus dem Hölloch hinaus zurück, rechneten die vereinbarten acht Schweizerfranken ab und gingen jeder seines Weges. Zurück im Hôtel des Grottes, legte Josef das walnussgroße grauschwarze Felsstück auf den Nachttisch und schlief ein. Etwas später kam Andrea von einem Spaziergang im Bödmerenwald zurück, sank auf den Bettrand nieder, bemerkte den Stein auf dem Nachttisch, nahm ihn in die Hand und spürte ein seltsames Kitzeln in den Fingerspitzen.”

 

peter_adolphsen

Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

Hermans, Lampo en de vader van Tarzan

Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. In 1971 werd aan Hermans de P.C. Hooftprijs toegekend, die hij weigerde. Toenmalig minister van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, P.J. Engels, zou in zijn eerste brief (22 december 1972) aan Hermans een tikfout hebben laten staan: in plaats van Fl 8000,- zou Hermans Fl 18.000 tegemoet mogen zien. In een excuusbrief werd dit hersteld. Hermans schreef terug: ‘Men kan nauwelijks verwachten dat een schrijver zich bijzonder vereerd zal voelen wanneer hij bekroond wordt door een minister wiens handtekening van de ene dag op de andere 10.000 gulden in waarde daalt.’ Het zou niet het laatste rumoer zijn rondom de schrijver. Nadat hij zijn werk  als lector in de fysische geografie aan de universiteit van Groningen vaarwel had gezegd vestigde hij zich in 1973 als fulltime schrijver in Parijs. In Onder professoren, een ternauwernood verhulde sleutelroman, nam hij wraak op zijn oude tegenstanders en het universitaire milieu dat hem had uitgestoten. In 1977 werd hem in Brussel uit handen van de Belgische koning Boudewijn de Prijs der Nederlandse Letteren uitgereikt. Hermans zag dit als de belangrijkste en meest eervolle bekroning van zijn werk. Vooral omdat dit ook een blijk van waardering was in zijn geliefde België. Als kenner en liefhebber van de Franse taal en cultuur voelde hij zich in het bourgondische België altijd erg thuis.

Uit: De tranen der acadia’s

“Hij bukte zich, sloeg het dek van het bed op en ging liggen, alsof hij in zijn eigen bed stapte en Andrea er niet was. Zij moest er toch zijn, al begreep hij niet dat hij niet tegen haar aanstootte, toen hij ging liggen. Maar opeens kroop haar hand over zijn borst. Hij strekte zijn linker arm uit en Andrea lichtte vanzelf haar hoofd op. Zij wentelden zich tegelijkertijd naar elkaar toe. Zij wisten niet waar zij elkaar het innigst konden omklemmen. Hij streelde haar lichaam, zijn vingers zich verwarrend in de zachte zijde van haar nachthemd. Andrea kuste hem met de weke binnenkant van haar lippen die zo warm waren als zijn eigen mond en zo zacht dat hij ze nauwelijks voelde, dat hij niet kon uitmaken waar zij begon en hijzelf eindigde. Zijn hand gleed bijna angstig over haar huid, of Andrea tot hun straf plotseling in een afzichtelijk cadaver kon veranderen, of zijn vingers konden blijven haken in een open gezwel. Maar onmiddeliijk daarop sloegen zijn gedachten weer om. Zij trok de knopen van zijn ondergoed los, hij voelde haar hele lichaam techen zich aan, warm als zijn eigen bloed.” 

 

Uit: De raadselachtige Multatuli 

“De Franse tijd heeft heel wat sporen achtergelaten: een nieuwe staatsvorm, nieuwe ideeën, nieuwe wetten en de militaire dienstplicht. Maar ook slachtoffers.

Nog tientallen jaren zal de discussie over de vraag of Napoleon een monster geweest is, dan wel een kracht van de vooruitgang en de grondvester van een nieuwe tijd met nieuwe mensenrechten, niet verstommen. Ondertussen heeft de Corsicaanse heilbrenger ons vaderland straatarm achtergelaten.

Het door hem opgelegde Continentaal Stelsel, dat de handel met Engeland verbood en daardoor tot Engeland’s ondergang zou moeten voeren, had minder in het Engelse dan in het eigen vlees gesneden. Maar, als alle verbodsbepalingen, gaf ook deze, aan wie durfde, de kans zich te verrijken door het verbod te overtreden.

Een van hen schijnt de Amelandse zeekapitein Engel Douwes(zoon) Dekker te zijn geweest. Echt rijk werd hij daarvan niet.

Te Amsterdam worden de grachten bewoond door de rijken, patriciërs met dubbele namen en soms adellijke titels. In de straten en stegen die dwarsverbindingen tussen de grachten vormen, wonen de minder rijken. In een huis aan een van deze stegen, de Korsjespoortsteeg, komt op 2 maart 1820 het vierde, of eigenlijk het vijfde kind van Engel Dekker en zijn vrouw Sytske Eeltjes Klein ter wereld: Eduard.”

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Zelfportret, zomer 1940


Hubert Léon Lampo
werd geboren op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Hij is vooral bekend geworden door zijn roman De komst van Joachim Stiller (1960), die in 1976 werd verfilmd en waarvan tijdens zijn leven 44 nederlandstalige drukken en talrijke vertalingen verschenen. Lampo is in het Nederlandse taalgebied niet alleen een belangrijke grondlegger, maar tevens de met afstand bekendste exponent van het
magisch realisme, een stroming die zich kenmerkt door de realistische weergave van ‘bovennatuurlijke’ verschijnselen, eigenschappen en gebeurtenissen Het feit dat hij vrijwel de enige echt uitgesproken vertegenwoordiger van het magisch realisme in ons taalgebied was, verschafte hem bovendien een plaats in de Nederlandse en Belgische school- en geschiedenisboeken en tientallen jaren prijkte zijn werk op vrijwel alle lijsten van verplichte lectuur in het voortgezet onderwijs.

Terwijl hij met name in de jaren ’60 en ’70 van de twintigste eeuw met eer, roem en lof was overladen, zag hij zijn lezersschare nadien weer in een onthutsend tempo ineenschrompelen. Meest illustratief hiervoor is wel het feit dat hij op de lijst van de gedurende het jaar 2004 door Vlaamse bibliotheken meest uitgeleende auteurs al tot de 430e plaats was gedaald. Lampo maakte er overigens ook zelf bepaald geen geheim van dat hij zich door de allengs aanzwellende kritiek ten zeerste miskend en gekrenkt voelde.

Citaten:

“Maar een man die er naar streeft eerlijk te zijn of het langzamerhand te worden, draagt zijn rechter in het eigen hart.”

“Men kan gemakkelijker een vijandig mitrailleursnest het zwijgen opleggen, dan een herinnering, die als een luchtbel na jaren plots opnieuw naar het bewustzijn stijgt.”

“De dood: dat is maar wat snelwerkend gif in een beker wijn, een koude prik op de juiste plaats of een behoedzaam doorgesneden slagader.”

 

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

Edgar Rice Burroughs werd geboren op 1 september 1875 in Chicago. Hij is vooral bekend geworden door zijn boeken over de held van de jungle: Tarzan. Zijn boek Tarzan of the Apes werd in oktober 1912 voor het eerst gepubliceerd.

 

Johnny Weissmuller in Tarzan The Apeman (1932)

 

Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)

Willem Frederik Hermans

Dat Willem Frederik Hermans door velen beschouwd wordt als de grootste Nederlandse prozaïst van na de Tweede Wereldoorlog (niet door mij, eerst komt Gerard Reve), ontneemt enigszins het zicht op het feit dat de jonge auteur Hermans zich aanvankelijk vooral als dichter manifesteerde, want van de vijf publicaties van voor zijn definitieve doorbraak met De tranen der acacia’s (1949) en Ik heb altijd gelijk (1951) betroffen er drie poëzie: Kussen door een rag van woorden (1944, zijn officiële debuut), Horror coeli (1946) en Hypnodrome (1948).

Bewaakte overweg

De wit en rode zuurstangen van het verbodene
Kantelen, terwijl ze breder worden.
– Aldoor bellen die waanzinnig worden
Aangehitst door omgekochte seinen
Tot eerbetoon aan dolgeworden treinen.

Als ik op ’t hek leun: plotseling bedaren.
Een overrompeld, in ontzetting, staren.
Palen houden eindeloze snaren
Omhoog in bundels die ertussen dalen.

Hun kandelabers kammen het geruis
Van hese en veeltonige elektronen.
Nergens een huis. Alleen de weg. Geen bomen.

Ik haat de snelheid die de mijne kruist
Tomeloos, als slaap de vaart der dromen.

De trein ijlt in een mantel van gefluit.
Zijn haar een witte, overzware stroom.
Zijn hart tikt haperend op de stalen sporen.
– Moeder! – Mijn woorden smoren in geluid.
Haar wuiven gaat verloren onder stoom.

W.F. Hermans

Uit: Overgebleven gedichten, vierde vermeerderde druk (1982)
Uitgever: De Bezige Bij

W.F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995
Foto 1951