Ellen Deckwitz, William Michaelian

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

 

Moeras

Mijn zus duwde mijn hoofd in de wasbak
zei daarna pas dat het kon prikken.
De kleur spoelde uit mijn hoofd.
Ze dacht dat het zou helpen, blond

maar ik was al argwanend
ten opzichte van alles wat dartelt.
Wanneer ik nadenk houd ik mijn adem in
alsof ik kopje onder ga. Blond

riet met daaronder mijn moeras,
enkele prehistorische opvattingen grazen er wat.
Vrolijke gedachten spelen er verstoppertje.
Wiebelende konijnenkontjes, hup
het hoekje om. Ik er achteraan,

de verf brandde op mijn hoofdhuid na.
Mijn zus rauschte met de handdoek
over mijn schedel, wat vacht viel opgewekt
weg. Nu je wenkbrauwen nog,

als dank besloot ik haar kersenhouten vloer
te verven in fluorescerend oranje. Op handen en knieën
werkte ik achterstevoren naar de hoek toe, tot ik mezelf bleek

te hebben ingesloten. Mijn polsen onder de vlekken.
Een konijntje op het droge. Voor ik moest lachen dacht ik
zo kwam ik dus in dit lijf terecht.

 

Knoop

…….Niet voor Merijn

In december 1989 stopte ik
een knoop in het kerkzakje en bad
bij voorbaat om vergiffenis voor mijn
aan snoep verspilde contributie.

Tegenwoordig zit je steeds vaker
met je rug naar me toe en rijg je
lappen kennis aan elkaar.

Ik lig steeds vaker achter
je. Jouw kennis lijkt op een jas
die ik moet verstellen tot ik haar pas
en telkens te mager lijk, soms

denk ik dat God de knoop
aan me teruggaf
met jou eraan vast.

 

Aardappels met vlees

Gejaagd snuift de wagen, schrapen hoeven
over de metalen plaat. Alle dieren

die mijn grootouders voor hun ploegen spanden.
Alle dieren mijn grootouders aten

tot ze vruchtbaar waren. Mijn opa zegt dat
de duivel hoeven draagt, en de wagen wiegt.
Af en toe loeit er eentje zacht. Zij weten niet
dat ze weggaan. Zij moeten zich veiliger voelen
dan ik. Mijn grootvader bidt altijd

voor de aardappels met vlees.
Hij heeft vooraf graag een citaat en houdt
van Noach. Dat we met de dieren naar een plek gaan,
waar niets meer vloeit.

 

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Klokken

Veroordelend, arrogant, volhardend,
hun plaatsen beschermend
naast het bed of aan de muur.

Jaloers ook op de handen
die hen daar plaatsten,
en de vrijheid om weg te lopen.

Eenzaam, als de waarheid werd verteld,
beschaamd om opgesloten te zitten
door hun eigen wrede gevoel voor humor.

Gekruisigd, uitkijkend over een veld
van lege kamers, bloedende tijd,
te laat om te veranderen, te vroeg om te sterven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn blog van 20 mei 2020 en eveneens mijn blog van 20 mei 2019.

Karel van het Reve, William Michaelian

De Nederlandse letterkundige, vertaler, essayist, schrijver en columnist Karel van het Reve werd geboren in Amsterdam op 19 mei 1921. Zie ook alle tags voor Karel van het Reve op dit blog.

Uit: Mag ik mijn broeder krenken?

“Enige duizenden moronen voelen zich, om met Multatuli te spreken, in hun keukenmeidengeloof gekrenkt. Is dat zo erg? Is dat niet af en toe heel opvoedend? Is het niet heel nuttig dat bijvoorbeeld de voorzitter van de Nederlandse Hervormde Stichting voor de Geestelijke Volksgezondheid, die in het Algemeen Dagblad van 6 januari de grootste wartaal uitslaat (‘Maar met bijbelteksten mag men geen satire plegen’ – hij houdt het blijkbaar voor een soort van overspel of meineed – ‘Ook al omdat er geen verdediging mogelijk is. Serieuze geestelijke bewegingen mag je niet belachelijk maken’) – is het niet heel nuttig dat zulke mensen af en toe eens krachtig in hun kakschoolgevoelens worden gekrenkt? Is dat ook niet een daad van eenvoudige rechtvaardigheid? Wij ongelovigen kunnen, op zoek naar een stukje Mozart, de radio niet aanzetten of de walm slaat ons tegen van wat om mij volstrekt onbegrijpelijke redenen geen blasfemie schijnt te zijn: de nimmer aflatende stroom van preken en gebeden waarmee de aanhangers van Jezus Christus zich in het openbaar over Hem uitlaten en zich tot Hem richten, in termen van het meest walgelijke byzantinisme en op een gluiperige toon die zijn weerga niet vindt in de geschiedenis der menselijke cultuur. Men moet het betreuren dat hun god niet bestaat, want het kan toch haast niet anders of Hij zou iedere zondag verscheidene dezer wauwelaars (katholiek of protestant, dat moet Hem in zijn oneindige oecumenische goedheid om het even zijn) verdelgen met de middelen – pestilentie, hemelvuur etc. – die Hem zo rijkelijk ter beschikking staan.
Denken kunnen deze lieden niet. Schrijven kunnen ze nog veel minder. Spreken kunnen ze helemaal niet. Maar zich gekwetst voelen kunnen zij wel. Het komt niet in ze op dat duizenden Nederlanders, voor wie grote woorden wat minder goedkoop zijn dan voor hun Christelijke broeders, enige prijs stellen op fatsoen en redelijkheid en daarom menige zondag en bij menige dagopening en sluiting vrij pijnlijk in hun gevoelens – die zij zich niet aanmatigen heilig te noemen – gekwetst worden. Deze ongelovigen vinden dat niet zo erg. Zij proberen te begrijpen dat zo’n Christen het fijn vindt om naar het holle geblaas der papen of naar het hemeltergende geimproviseer van Dr. Anton van der Horst te luisteren. Zij willen hun gelovige broeder niet zo voortdurend ergeren als die gelovige broeder het hun doet – dat zou van slechte, Christelijke smaak getuigen – maar een enkel keertje willen zij die Christen wel eens in zijn gezicht uitlachen.”

 

Karel van het Reve (19 mei 1921 – 4 maart 1999)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Stoelen

Ze zijn niet allemaal blij:
sommigen kreunen omdat ze het zich herinneren,
en wensten dat ze konden ontsnappen
naar de volgende kamer.

Anderen huilen als ze alleen zijn,
Of zich zorgen maken over de kinderen
terwijl het licht verandert en schaduwen vallen.

Vroeg op, zie ik ze in de schemering:
welke, vraag ik me af,
zijn bang om de dageraad te ontmoeten?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
Portret door Laura Tedeschi, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2022 en ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Ellen Deckwitz, William Michaelian

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

 

DE GROOTVADER DIE IK NIET HAD

Mijn grootvader leidt me rond
in zijn urn, hangt mijn jas op
bij het familieportret en het geweer
terwijl zijn rug zich recht.
De levervlekken lopen leeg.

We veranderen tijd
in een platgeslagen vlieg
op een pasgewassen raam.

Hij neemt me op schoot, vertelt
over onze soort. De Hades in de aderen
die alles schoonwoedt. Het gat tussen
zijn ogen dat zich vol met inkt zuigt
en dat zich sluit. Ik kruip tegen hem aan.
Hij knikt, gelooft niet
dat er in mijn ballpoint
ook een kogel zit.

 

OVER DE LONGEN VAN ARNO’S MOEDER

Op een ochtend word je gebeld en krijg je van je voeten
amper de tijd om nog laarzen aan te trekken of hup daar
ga je al de deur uit en het sneeuwt daar en het vriest daar
zo hard dat je vingertoppen de klappen van de kou opvangen
Je denkt aan Arno’s moeder, dat ze iets hebben gevonden
wat ze liever niet waren tegen gekomen, de röntgenfoto
was gevuld met het rookpatroon dat na de knal van een vuurpijl
in de lucht hangt. Je loopt door en denkt aan je ouders en je vrienden
en aan de ouders van je vrienden. Dat er de laatste jaren steeds meer
worden weggemaaid, ook jij hebt een leeftijd bereikt
waarbij je je steeds moeilijker neerlegt bij slaap, steeds meer walg je
over je voeten, hoe soepel ze over de aarde heengaan. Ze vonden iets
bij Arno’s moeder en toen je je vader de laatste keer omhelsde voelde je
hoe los zijn vel zat, zijn geest met de dag afnam. Het waren weken
waarbij met ieder telefoontje de grond onder je voeten veranderde
in een ijsschots die op het punt van kantelen stond, je vaders ogen
leken de laatste keer een donkere vijver, er hingen bevroren vissen in.
Ze hebben iets gevonden in Arno’s moeder en je loopt door de vrieskou
naar het midden van het ondergesneeuwde meer, ze hebben iets gevonden
in Arno’s moeder, in het midden van het meer blaast de wind
een zwart venster, je loopt het ijs op, ze vonden iets, de lucht brandt
in je longen en je trekt je kraag hoger op, denkt terug aan vroeger,
toen alles nog goed kwam, toen je echt nog dacht dat dat een recht was.

 

Benen

Toen al onze benen gebroken bleken,
moesten we er toch een beetje om janken. Je keek me aan,
zei dat je nooit had gedacht dat ik sterk genoeg was.
Het deed me blozen.

We leerden lopen, beweging bleek een taal
die we waren verleerd. Onze tenen zetten hun punten
op deze onhandige grammatica. We leerden dat
wanneer jij een stap naar voren deed, ik naar achter stapte.

Ik bewoog tegen je aan, je bewoog terug omdat ik tegen je aan bewoog.

We zagen er nog steeds niet uit, maar jemig het was toch leuk
om over te vertellen. De kliko vol gips en dat ik weer nieuwe stof
tot ergernis kon verzamelen.

 

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Novemberhemel

Ik geef je mijn haar, ik geef je
mijn gezicht, ik geef je mijn nagels.
Ik geef je mijn stem en mijn ogen.

Ik geef je de bomen en de heuvels.
Ik geef je de gekleurde bladeren
op drift op stille, spiegel-grijze vijvers.

Ik geef je de dageraad, nu bevroren.
Ik geef je de wegen. ik geef je
de graven en de geheimen die ze bevatten.

Ik geef je de aarde waar ik sta,
en de plaatsen waar ik ben geweest.
Ik geef je de afstand ertussen.

Ik geef je mijn schoenen. ik geef je
mijn armen. Ik geef je mijn handen.
Ik geef je mijn geloof in dromen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn blog van 20 mei 2020 en eveneens mijn blog van 20 mei 2019.

Jodi Picoult, William Michaelian

De Amerikaanse schrijfster Jodi Lynn Picoult werd geboren op 18 mei 1966 in Nesconset op Long Island, New York. Zie ook alle tags voor Jodi Picoult op dit blog.

Uit: The Book of Two Ways

“My calendar is full of dead people.
When my phone alarm chimes, I fish it out from the pocket of my cargo pants. I’ve forgotten, with the time change, to turn off the reminder. I’m still groggy with sleep, but I open the date and read the names: Iris Vale. Eun Ae Kim. Alan Rosenfeldt. Marlon Jensen.
I close my eyes, and do what I do every day at this moment: I remember them.
Iris, who had died tiny and birdlike, had once driven a getaway car for a man she loved who’d robbed a bank. Eun Ae, who had been a doctor in Korea, but couldn’t practice in the United States. Alan had proudly showed me the urn he bought for his cremated remains and then joked, I haven’t tried it on yet. Marlon had changed out all the toilets in his house and put in new flooring and cleaned the gutters; he bought graduation gifts for his two children and hid them away. He took his twelve-year-old daughter to a hotel ballroom and waltzed with her while I filmed it on his phone, so that the day she got married there would be video of her dancing with her father.
At one point, they were my clients. Now, they’re my stories to keep.
Everyone in my row is asleep. I slip my phone back into my pocket and carefully crawl over the woman to
my right without disturbing her—air traveler’s yoga—to make my way to the bathroom in the rear of the plane. There I blow my nose and look in the mirror. I’m at the age where that’s a surprise, where I still think I’m going to see a younger woman rather than the one who blinks back at me. Lines fan from the corners of my eyes, like the creases of a familiar map. If I untangle the braid that lies over my left shoulder, these terrible fluorescent lights would pick up those first gray strands in my hair. I’m wearing baggy pants with an elastic waist, like every other sensible nearly-forty woman who knows she’s going to be on a plane for a long-haul flight. I grab a handful of tissues and open the door, intent on heading back to my seat, but the little galley area is packed with flight attendants. They are knotted together like a frown.
They stop talking when I appear. “Ma’am,” one of them says, “could you please take your seat?”
It strikes me that their job isn’t really very different from mine. If you’re on a plane, you’re not where you started, and you’re not where you’re going. You’re caught in between. A flight attendant is the guide who helps you navigate that passage smoothly. As a death doula, I do the same thing, but the journey is from life to death, and at the end, you don’t disembark with two hundred other travelers. You go alone.”

 

Jodi Picoult (Nesconset, 19 mei 1966) 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Hij weet het

Stop. Laten we niet dwaas zijn.
De hond staat op de veranda
te luisteren naar elk woord van ons.
Zie je wel? Hij kijkt naar binnen.
Het is niet eerlijk om hem getuige te maken
van onze luie misdaad van egoïsme,
vooral op zo’n fijne
warme herfstdag.
Kijk naar hem. Hij weet het.
We zouden op konijnen moeten jagen,
niet hier in de keuken
naar elkaar staan te blaffen
zonder een bot tussen ons.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
Portret door Rahina, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Ellen Deckwitz, William Michaelian

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

Opstaan. En rol die grasmat van je af.
Wat sliertjes ziel in je haren, ik strijk ze
weg gelijk aarde, maak er leeslinten van.
Leg ze in je album, tussen de kliekjes
waarop licht brandt dat nooit oplaait.

En ik wrijf een steentje uit je oogkas
en ik wrijf je voeten warm. En ik wrijf
een steentje uit je album
en ik sla je vel dan om.

 

Hut

Toen ik de hut verliet waren er mensen
tegen wie ik aankroop, bij enkelen meende ik het.
Ik weet niet wat er dooide, er kwam al zoveel in me om.

Wat was hij even een baby. Bleef maar jengelen
om verhalen van de walvis in de man. Hechtte wat
waterpsalmen af. Ik dein

op een matras. Alsof me iets wiegt maar het gaat
te hard. Weinigen komen onder smeltwater vandaan,
weinigen komen van smeltwater af.

De poel op de vloer neemt toe. De rimpelingen
aan het oppervlak lijken vingerafdrukken
die in elkaar overgaan.

 

Ontwaken

De stoel, de lift, dit tijdschrift: ze zijn niet levenloos
maar rusten gewoon even. De wijk doet haar dutje,
gerangschikt in huizenblokken, trottoirs en bruggen.
Het huis kraakt als het zich omdraait in haar slaap.
De pinautomaat is kunststof dat alleen maar geld gaf
om te kunnen doordromen, de mannen met baarden

zagen het al. Onze wereld is aan het sluimeren,
haar ontwaken zal zich openbaren in brokstukken,
puin, ijzeren staken. Niet uit de bewusteloze treden
van de brandtrap, de comateuze betonplaten. Banken,
ziekenhuizen, scholen, het bleken slechts cocons.
Wacht maar tot ze zijn ontdaan van slaap. Ons huis
is een knop, waarin de ontploffing al bloesemt.

 

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Verzen

Een oude dichter zijn, is jong zijn.

Jeugd is oude poëzie.

Vogellied.

Grijze wolken op de rug van een locomotief,
Een kreet bij elke kruising.

Een cent op je pad.

De prijs voor wat niet kan zijn.

Warm, de geur van blote huid in de zomer.

Rijpe perziken, die op tafel tegen elkaar fluisteren.

En zo ontstond de eerste kus.

Oude poëzie.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
William Michaelian. Portret door Rahina, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn blog van 20 mei 2020 en eveneens mijn blog van 20 mei 2019.

Constantin Göttfert, William Michaelian

De Oostenrijkse dichter en schrijver Constantin Göttfert werd op 19 mei 1979 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Constantin Göttfert op dit blog.

Uit:  Ein Mann fällt in Hietzing

         für Karin

„Ein Mann fällt in Hietzing. Er hat das Weiße verlassen, das er zu feinem Knochenmehl zermahlen hat. Jetzt bläst ihm das Werk seiner eigenen Hände in Gesicht und Kleidung, legt sich an ihn, als wollte es ihn begraben und halten gleichzeitig. Er denkt an Wiederholung, an das Rieseln von solcherlei Mehl in Weißwein, den er Tags zuvor noch getrunken hat und der ihm nun aus allen Poren bricht. Eine Hülle ist das, was ihm bleibt, nachdem er sich selbst ausgelöffelt hat, weil ihm zwei Antworten gleichzeitig aus dem Mund gebrochen sind, die beide hätten verschluckt sein wollen, obwohl sie ihm doch tagelang den Hals wund gescheuert haben. Er setzt Fußspuren in Knochenmehl, als wollte er einen Weg markieren, als hieße es eine Route zu finden, aber das einzige Ziel, das er sich vorstellen kann, ist dort, wo der Fuß zum ersten Mal ins Mehl getreten ist. Im Kopf leuchten ihm nun die kleinen grünen Sonnen, die er so gerne bei sich gehabt hätte. Er wollte etwas gegen sie eintauschen, aber er konnte sich nichts Passendes vorstellen und hätte dies womöglich auch gar nicht besessen. Statt dessen hat ihn das Knochenmehl von den Füßen geholt und das, was ihm vom kleinen Grünen noch in den Taschen steckt, ist doch nur mehr ein winziger Henkel: ein Phantomgewicht, das ihm die Hände nicht mehr schwer macht, wenn er danach greift. Ein Vortag mit feinem Ascheflockenregen, denkt er, während er sich im weißen Staub versinken lässt. Andere Möglichkeiten, die grünen Sonnen zu erwerben, kennt er nicht. Warum also lässt er sie nicht dort, wo sie sind? Seine Hände, denkt er, und hebt diese unbrauch­barsten aller Werkzeuge, haben Geschwindig­keits­begren­zungen verletzt. Da hat sich etwas selbständig gemacht, denkt er. Etwas ist aus mir heraus gebrochen, von dem ich gar nicht wusste, dass es darinnen war. Es bröckelt nur so an ihm herab. Mit spitzen Fingern, als wären sie mit Kot glasiert, hebt er Teile von sich auf und bezweifelt sofort deren Nützlichkeit. Er verwechselt Hülle und Inhalt an sich selbst. Die Uhr, sagt er, hat zu schlagen begonnen. Das Pendel, das durch die feinen Ascheflocken in der Luft pflügt, außerdem jenes Tentakel, das durch Felsspalten zu ihm vordringt, aber natürlich hat er alles verwechselt. Er schaufelt sich Mehl in den Mund, als könnte es dadurch wieder ganz werden. Es ist ein jämmerliches Bild. Gotteskrieger, sagt er.”

 

Constantin Göttfert (Wenen, 19 mei 1979)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Als ik, toen ik een kind was

Als ik, toen ik een kind was,
een glimp had opgevangen
van mezelf zoals ik nu ben,
zou ik een vreemde
hebben gezien.

Als hetzelfde is gebeurd
toen ik op de rand van mannelijkheid stond,
zou ik gelachen hebben om mijn verbazing en mijn angst
te verbergen.

Nu ben ik hier.

Maar ik herinner me het kind
en zou het overal herkennen:
op de trap, in de tuin, in een boom,
slapend in zijn niet-afgemeerde bed,
drijvend door de straat,
lief en zich van niets bewust.

Ik weet, ook, dat de wereld
wordt gedroomd door veel van zulke ogen,
en hoorde zachtjes roepen
in de nacht.

En toch als we elkaar ontmoeten,
verheugen we ons zelden.

Vreemden zijn overal.

Maar onze levens
zijn als spiegels.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
Portret door Laura Tedeschi, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Ellen Deckwitz, William Michaelian

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

 

Sint Barbara

De laatste kanarie heeft
het begeven en ligt in vederlicht
doch fluorescerend doodskleed
op de bodem van de kooi,
het beestje had niets op
haar geweten.

Hoe nu verder, nog ongeplet
en deze gang houdt het
niet langer. Lammert neemt
zijn pet af, Andries bladert in de al-
manak en zegt dat er in dit soort
gevallen wordt gebeden tot sint
Barbara, een meisje dat stierf
vanwege haar geloof, dat omhoog
vluchtte om bovenin een toren
door haar vader te worden
onthoofd.

Uit gewoonte of wie weet
wanhoop knielen de eersten
en prevelen. Maar degene
aan wie we werkelijk denken is
de dochter van de pastoor. Zij
raakte kwijt en werd weken later
gevonden in een put, de enkels
gebroken, handen gevouwen,
haast in gebed.

 

Fietsen

Toch knap dat u erin slaagde
het evenwicht te bewaren
op enkele pinkdunne buisjes
die met schroefjes en wat draad
aan twee wieltjes waren vastgemaakt.

Het enige wat u moest doen,
was de boel draaiende houden en de bel
alleen in noodgevallen aan te slaan
het kost wat

maar een melkgehit later
schept u er tijdens feestjes over op
tot u echt naar huis moet.

Daar gaat u dan

Daar gaat u dan
– op uiteraard de fiets –

toch even tonen dat u
ook met één hand kan
en dan ook de andere boven
het is net watertrappelen
voor gevorderden met als grande finale
voeten op het stuur en met de punt
van uw neus nog even tingeling en dan zoveel applaus
dat wanneer u op de brancard geladen wordt
er nog even door uw gedachten schiet

hoe knap het is,
dat u fietst.

 

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Droogte

Boven de show met landbouwmachines,
en de plek waar ooit oude eiken waren geweest,
wolken, maar geen regen: wolken, die met hun kleur
doorgaan voor stof: stof en een treurige ontbijtgeur
vanaf de rand van de stad: stad, waar de eerste
vroege knipbeurt erop zit, het klapje van de lotion
erna: erna, in een vrachtwagen die ruikt
naar stro van vorig jaar: stro,
of een bed op de schuurvloer
met je meisje
weg.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba,  20 mei 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn blog van 20 mei 2019 en ook mijn drie blogs van 20 mei 2018.

Constantin Göttfert, William Michaelian

De Oostenrijkse dichter en schrijver Constantin Göttfert werd op 19 mei 1979 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Constantin Göttfert op dit blog.

Uit: Steiners Geschichte

„In der Dunkelheit einer Marchfelder Kindheit waren das die Zähne eines Ungeheuers gewesen. Ein rostiges Schild warnte vor der Besteigung der Stumpen, ein anderes sagte: Achtung Staatsgrenze! und rostete im frostigen Schilf. «Wieso bin ich nie dorthin gefahren?», fragte sie. Ich spürte, dass sie fror, aber als ich vorschlug, doch wieder zurück zum Wagen zu gehen und die Heizung anzustellen, auch dort könne man reden, streckte sie den Arm durch die Luke, zeigte auf eine Stelle in der Nähe der Brückenpfeiler und sagte: «Dort ist es passiert.» «Was passiert?», fragte ich. «ich zeig’s dir.» Ich folgte dem Pochen ihrer Stiefel hinaus bis an die Auspuffe des Motorblocks. Der Schnee hatte eine kleine Haube auf den senkrecht in die Höhe stehenden Rohren gebildet.
«Der Kopf im Eis», sagte sie. Dort, bei einem Baum in der Nähe der gesprengten Brücke, sei es passiert. Eine Erinnerung an ihren Großvater. Seit seinem Tod tauchten immer mehr solcher Geschichten auf. Während sie erzählte, schob ich meine Hände in ihre Achselhöhlen, sie öffnete die obersten Knöpfe meines Mantels und vergrub ihr Gesicht darunter. Und trotzdem spürte ich, wie sie vor Kälte zitterte.
An einem Wintertag im Jahr 1987 hatte es den ganzen Vormittag über geschneit. Das Läuten der Schulglocke schellte noch gedämpft durch den grauen, windigen Nachmittag, als Ina — die Kapuze mit einer Hand gegen die Schneeflocken in die Stirn gezogen — durch das Hoftor und vorbei an den verschneiten Beeten in ihr Elternhaus trat. An der Türschwelle streifte sie sich den Schnee von den Absätzen, sie klopfte sich die Jacke ab. Sie wollte ihre Schultasche abwerfen und dann in die Küche, um nach Arbeit zu fragen. Das war eine Selbstverständlichkeit. Aber als sie eintrat, stand ihr Großvater, der für gewöhnlich zu dieser Zeit auf der Küchenbank seinen Mittagsschlaf hielt, an der Tür.“

 

Constantin Göttfert (Wenen, 19 mei 1979)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Vrienden

Op de stoep
zit de oude vrouw
aan een kleine tafel
te praten met haar hond.
Ze drinkt koffie,
biedt hem kruimels aan
van haar papieren bord.
Croissant, zegt ze,
en de hond antwoordt
met een niezerig klein blafje
dat exact klinkt
als het woord vlokkig.
Ze glimlachen naar elkaar,
pauzeren dan even
krabben tegen hun vlooien.
De ochtendzon komt op
boven het bakstenen gebouw
aan de overkant van de straat.
Het is een goede zon,
vol begrip
en oude wijsheid.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba,  20 mei 1956) Portret door Sandra Cana Komlenovic, 2012

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Honoré de Balzac, William Michaelian, Wolfgang Borchert, Hector Malot, Ingvar Ambjørnsen, A.C. Cirino, Hanna Krall, Sigrid Undset

De Franse schrijver Honoré de Balzac werd geboren in Tours op 20 mei 1799. Zie ook alle tags voor Honoré de Balzac op dit blog.

Uit: Het levenselixir (Vertaald door Anton Haakman)

“In een prachtig paleis te Ferrara onthaalde Don Juan Belvidero op een winteravond een hertog uit het huis Este. In die tijd was een feest een schitterend schouwspel dat alleen rijke koningen of machtige heren konden aanrichten. Zeven vrolijke vrouwen rond een door geparfumeerde kaarsen verlichte tafel voerden aangename gesprekken omringd door bewonderenswaardige witmarmeren meesterwerken die zich aftekenden tegen de rood gestucte wanden en contrasteerden met de kostbare Turkse tapijten. Zij waren gekleed in satijn, schitterden van het goud en waren overladen met edelstenen, die minder flonkerden dan hun ogen, en ze vertelden allemaal over hartstochten die hevig waren, maar onderling evenzeer verschilden als hun charmes. Hun taal en ook hun ideeën waren niet zo verschillend; hun manieren, een blik, een paar gebaren of een accent voorzagen hun woorden van libertijns, wellustig, melancholiek of spottend commentaar.
De ene scheen te zeggen: ‘Mijn schoonheid kan het ijskoude hart van een grijsaard verwarmen.’
De andere: ‘Ik blijf liever op de kussens liggen, om in een roes te denken aan al die mannen die mij aanbidden.’
Een derde, die voor het eerst zo’n feest meemaakte, bloosde een beetje: ‘Diep in mijn hart voel ik wel wat wroeging!’ zei ze. ‘Ik ben katholiek en ik ben bang voor de hel. Maar ik vind jullie zo aardig, zo verschrikkelijk aardig, dat ik de eeuwigheid voor jullie over heb.’
De vierde riep, na het ledigen van een kelk wijn uit Chios:
‘Leve de vrolijkheid! Elke keer dat de zon opkomt begin ik een nieuw leven! Ik vergeet het verleden, ben nog ondersteboven van de schok van de vorige dag, en geniet elke dag van een leven van geluk, een leven vol liefde!’
De vrouw die naast Belvidero zat, keek hem aan met vurige ogen. Zij was nogal zwijgzaam. ‘Ik zou me niet verlaten op bravi om mijn minnaar te vermoorden als hij me in de steek liet!’ Daarna had ze gelachen, maar haar krampachtige hand brak een wonderbaarlijk mooie, met bewerkt goud versierde bonbonschaal.
‘Wanneer word je groothertog?’ vroeg de zesde aan de hertog, terwijl haar tanden moordend plezier en haar ogen een delirium als van een bacchante uitdrukten.”

 


Honoré de Balzac (20 mei 1799 – 18 augustus 1850)
Borstbeeld door Emile Hébert, 1877

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Short Poem for Spring

The first rose — so red
even the light is surprised

and you are humming
as I follow you

through the room.

 

Drought

Over the farm equipment show,
and the lot where old oaks once had been,
clouds, but no rain : clouds, that in their color
pass as dust : dust, and a mournful breakfast scent
from the edge of town : town, where the first
early haircut is done, the slap of lotion
on : on, in a truck that smells like
last year’s straw : straw,
or a barn floor bed
with your girl
gone.

 

 
William Michaelian (Dinuba,  20 mei 1956)
Dinuba, Californië

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Borchert werd geboren op 20 mei 1921 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Wolfgang Borchert op dit blog.

Uit: Draußen vor der Tür

„BECKMANN: Du bist kein Straßenfeger? Was bist du denn?
STRASSENFEGER: Ich bin ein Angestellter der Beerdigungsunternehmens Abfall und Verwesung.
BECKMANN: Du bist der Tod! Und du gehst als Straßenfeger?
STRASSENFEGER: Heute als Straßenfeger. Gestern als General. Der Tod darf nicht wählerisch sein. Tote gibt es überall. Und heute liegen sie sogar auf der Straße. Gestern lagen sie auf dem Schlachtfeld – da war der Tod General und die Begleitmusik spielte Xylophon. Heute liegen sie auf der Straße, und der Besen des Todes macht Kchch – Kchch.
BECKMANN: Und der Besen des Todes macht Kchch – Kchch. Vom General zum Straßenfeger.
Sind die Toten so im Kurs gesunken?
STRASSENFEGER: Sie sinken. Sie sinken. Kein Salut. Kein Sterbegeläut. Keine Grabrede. Kein Kriegerdenkmal. Sie sinken. Sie sinken. Und der Besen macht Kchch – Kchch.
BECKMANN: Mußt du schon weiter? Bleib doch hier. Nimm mich mit, Tod, Tod – du vergiß mich ja – Tod!
STRASSENFEGER: Ich vergesse keinen. Mein Xylophon spielt Alte Kameraden, und mein Besen macht
Kchch – Kchch – Kchch. Ich vergesse keinen.
BECKMANN: Tod, Tod, laß mir die Tür offen. Tod, mach die Tür nicht zu. Tod –
STRASSENFEGER: Meine Tür steht immer offen. Immer. Morgens. Nachmittags. Nachts. Im Licht
und im Nebel. Immer ist meine Tür offen. Immer. Überall. Und mein Besen macht Kchch – Kchch.
(Das Kchch – Kchch wird immer leiser, der Tod geht ab.)“
BECKMANN: Kchch — Kchch. Hörst du, wie meine Lunge rasselt? Wie der Besen eines Straßenfegers. Und der Straßenfeger lässt die Tür weit offen. Und der Straßenfeger heißt Tod. Und sein Besen macht wie meine Lunge, wie eine alte heisere Uhr: Kchch — Kchch — Kchch
DER ANDERE: Beckmann, steh auf, noch ist es Zeit. Komm, atme, atme dich gesund.
BECKMANN: Aber meine Lunge macht doch schon —
DER ANDERE:: Deine Lunge macht das nicht. Das war der Besen, Beckmann, von einem Staatsbeamten.
BECKMANN: Von einem Staatsbeamten?
DER ANDERE:: Ja, der ist längst vorbei. Komm, steh wieder auf, atme. Das Leben wartet mit tausend Laternen und tausend offenen Türen.“

 

 
Wolfgang Borchert (20 mei 1921 – 20 november 1947) 
Scene uit een opvoering in Bochum, 2012

 

De Franse schrijver Hector-Henri Malot werd geboren in La Bouille bij Rouen op 20 mei 1830. Zie ook alle tags voor Hector Malot op dit blog.

Uit: Sans famille

“Alors, en un tour de main, nous nous débarrassions de nos sacs, de nos instruments, et sur la route nous nous mettions à jouer ; et plus d’une fois, si je n’avais pas eu ma montre pour me rappeler l’heure, nous aurions joué jusqu’à la nuit ; mais elle me disait que j’étais chef de troupe, qu’il fallait travailler, gagner de l’argent pour vivre ; et alors je repassais sur mon épaule endolorie la bretelle de ma harpe : en avant !
Nous eûmes fini de jouer avant que la vache eût fini de paître, et quand elle nous vit venir à elle, elle se mit à tondre l’herbe à grands coups de langue, comme pour nous dire qu’elle avait encore faim.
— Attendons un peu, dit Mattia.
— Tu ne sais donc pas qu’une vache mange toute la journée ?
— Un tout petit peu.
Tout en attendant, nous reprîmes nos sacs et nos instruments.
— Si je lui jouais un petit air de cornet à piston ? dit Mattia qui restait difficilement en repos ; nous avions une vache dans le cirque Gassot, et elle aimait la musique.
Et sans en demander davantage, Mattia se mit à jouer une fanfare de parade.
Aux premières notes, notre vache leva la tête ; puis tout à coup, avant que j’eusse pu me jeter à ses cornes pour prendre sa longe, elle partit au galop.
Et aussitôt nous partîmes après elle, galopant aussi de toutes nos forces en l’appelant.
Je criai à Capi de l’arrêter, mais on ne peut pas avoir tous les talents : un chien de conducteur de bestiaux eût sauté au nez de notre vache ; Capi, qui était un savant, lui sauta aux jambes.
Bien entendu cela ne l’arrêta pas, tout au contraire, et nous continuâmes notre course, elle en avant, nous en arrière.
Tout en courant j’appelais Mattia : « Stupide bête » ; et lui, sans s’arrêter, me criait d’une voix haletante : « Tu cogneras, je l’ai mérité. »
C’était deux kilomètres environ avant d’arriver à un gros village que nous nous étions arrêtés pour manger, et c’était vers ce village que notre vache galopait. Elle entra dans ce village naturellement avant nous, et comme la route était droite, nous pûmes voir, malgré la distance, que des gens lui barraient le passage et s’emparaient d’elle.”

 

 
Hector Malot (20 mei 1830- 17 juli 1907)
Cover

 

De Noorse schrijver, muzikant en theatermaker Ingvar Ambjørnsen werd geboren in Tønsberg op 20 mei 1956. Zie ook alle tags voor Ingvar Ambjørnsen op dit blog.

Uit: Blutsbrüder (Vertaald door Gabriele Haefs)

«Als kleiner Junge habe ich schrecklich gern Johannisbeeren gegessen», sagte Kjell Bjarne. «Aber jetzt kann ich die nicht mehr ausstehen.»
Er sagte es auf eine Weise, die mir klarmachen sollte, daß seither etwas geschehen war. Unter anderem hatte er ein halbes Leben hinter sich gebracht. Und irgendwo unterwegs war ihm der Sinn für diese säuerlichen roten Beeren abhanden gekommen.
Ich selbst habe nichts gegen Johannisbeeren. Was die Zeit mir genommen hat, ist ein gut Teil der Fähigkeit, es mir gemütlich zu machen. Als Junge habe ich das Leben einfach angenehmer gefunden. Aber das sagte ich nicht.
Das hätte ihn nur verwirrt. Außerdem ist es seltsam. Wenn man etwas ausspricht, wird es irgendwie doppelt so wahr. In diesem Fall nur halb so angenehm.
Außerdem hatte ich eigentlich keinen besonderen Grund, mich zu beklagen. Wirklich nicht. In Wahrheit war ich wohl eher ein verwöhnter junger Mann. Wie so viele andere junge Männer in diesem Land. Wir müssen gar nicht bis zu den Negern in Afrika gehen, um Leute zu finden, denen es schlechter geht als uns. Es reicht, einen Blick auf die Neger in Oslo zu werfen, dann wissen wir, was Sache ist. Ich habe jedenfalls den Eindruck, daß sie wie Nigger behandelt werden. Sogar von der Polizei oder vielleicht vor allem von der Polizei. Komm her, Bimbo, sagt die Polizei. Zeig uns doch mal deinen falschen Paß. So steht es jedenfalls immer wieder in den Zeitungen.
Das hätte ihn nur verwirrt. Außerdem ist es seltsam. Wenn man etwas ausspricht, wird es irgendwie doppelt so wahr. In diesem Fall nur halb so angenehm.
Außerdem hatte ich eigentlich keinen besonderen Grund, mich zu beklagen. Wirklich nicht. In Wahrheit war ich wohl eher ein verwöhnter junger Mann. Wie so viele andere junge Männer in diesem Land. Wir müssen gar nicht bis zu den Negern in Afrika gehen, um Leute zu finden, denen es schlechter geht als uns.“

 

 
Ingvar Ambjørnsen (Tønsberg, 20 mei 1956)

 

De Surinaamse schrijver A.C. Cirino werd geboren in Goede Hoop, een dorp aan de Coppenamerivier in het district Saramacca, op 20 mei 1929. Zie ook alle tags voor A.C. Cirino op dit blog.

Uit: De ontvoering van Maiwie – Een sprookje van de Surinaamse indianen (als Jakono Rino)

“Het was in de tijd, dat de indianen in vrede leefden met elkaar. In het dorp hielpen ze elkaar hun kampen te bouwen, alsook gezamenlijk de kostgronden aanleggen. Ook de korjaal werd samen gemaakt. Dus in één woord gezegd, de indianen hielpen elkaar graag. Saamhorigheid en liefdegevoel voor de medemens waren in ruime mate aanwezig.
In die grijze oude tijd lag er een dorp aan de Boven-Coppename. De naam weten we niet meer, maar het lag aan de linkeroever van de rivier. De aanlegplaats was aan een zandbank.
In de verte gezien leek het zand op een donkerrode uitgespreide doek. Wanneer het eb was, lagen al de korjalen, sakaw koe-po, dat wil zeggen op het zand. Was het eb of vloed, dat deed er niets toe, toch zwommen de Indiaanse kinderen in de rivier. Wat konden ze snel zwemmen.
“Kom aan deze kant!” schreeuwde een van de indiaanse meisjes tegen haar vrienden. Tegelijkertijd zwom ze rechtdoor naar een aanlegpaal. Nu eens zwommen de kinderen gelijk dolfijnen, dan weer als otters en weer anderen bootsten een hert na.
Wanneer deze kinderen pret maakten in het water, bleef één indiaans meisje achter in het dorp.
Zij mocht niet mee zwemmen. Ze zat alleen in een hutje, dat naast haar ouderlijk kamp was gebouwd. Het was haar ten strengste verboden om naar het water toe te gaan. Dit Indiaanse meisje, dat Maiwie heette, was zeer vlijtig. Ze was nauwelijks dertien jaar oud of ze hielp haar moeder flink mee in de huishouding. Op een keer was ze alleen thuis, haar ouders waren op de visvangst gegaan. Het meisje was druk bezig met haar huishoudelijke werkzaamheden. Een indiaanse jongeman met op zijn hoofd zijn vederhoed, liep langzaam en statig regelrecht naar Maiwie. Haar hartje klopte haar in haar keel.
“Maak je het goed, Maiwie?” sprak de vreemdeling tot het meisje. Ze wilde wegrennen, maar het leek alsof ze aan de grond genageld was. Maiwie kon geen woord uitbrengen en haar hartje rikketikte nog wilder in haar jonge borst.”

 

 
A.C. Cirino (20 mei 1929 –  6 mei 2003) 
Cover

 

De Poolse schrijfster en journaliste Hanna Krall werd geboren op 20 mei 1937 in Warschau. Zie ook alle tags voor Hanna Krall op dit blog.

Uit: Rosa Straußenfedern (Vertaald door Bernhard Hartmann)

„Wacek war hier gewesen, Krzysiek auch, und jetzt ich. Ich ging den Flur entlang, an den Zellentüren vorbei und sagte mir immer wieder: Wacek war hier, Krzysiek auch ? Der Vergleich war unangemessen, denn jene hatten Gestapo und Sicherheitsdienst hergebracht und mich nur das Kriegsrecht, aber so oder so hielt ich die Familientradition aufrecht.
Wacek wurde durch Julian Tuwim gerettet. Der schrieb schöne Briefen zu Gunsten von Verurteilten – “die Angelegenheit, in der ich mich an Sie wende, ist die wichtigste, vor die mich das Schicksal auf meinem bisherigen Lebensweg gestellt hat”, schrieb er an Bierut, er ging zu ihm und las ihm den ganzen Brief vor – laut, vom Blatt. In Waceks Fall gab es keinen Brief, nur ein Telefonat. Tuwim wählte eine Nummer, sprach kurz mit jemandem, legte auf und sagte: Präsident Bierut hat versprochen, Sie zu begnadigen. Und tatsächlich, er begnadigte ihn, die Todesstrafe wurde in lebenslänglich umgewandelt, nur dass Rozanski zu einer Inspektion ins Gefängnis kam. Er sah Wacek auf dem Flur und sagte im Vorbeigehen, ohne stehen zu bleiben: Bist du das, Lipinski?(22) Lebend kommst du hier nicht raus ? Irgendjemand erzählte Krzysiek später, sein Vater hätte sich mit einem Handtuch an einem Heizungsrohr erhängt. Ein anderer, er wäre von der Galerie im dritten Stock des Gefängnisflurs gesprungen. Noch ein anderer, die Kriminellen hätten ihn auf Geheiß der Leitung in der Zelle erstickt und die Leiche ans Rohr gehängt ?
Sie befahlen mir, mich in den Flur zu setzen und zu warten. Ich setzte mich auf den Boden, zu beiden Seiten standen zwei Ermittler – und wir warteten. Ich war ruhig, toll gekleidet, weil ich von Krzysiek eine rote Jeans aus den Westpaketen bekommen hatte – und plötzlich sah ich ein paar hohe Tiere den Flur entlangkommen. Alle in Uniform, sie sahen aus, als inspizierten sie das Gefängnis. Und ehe ich noch nachdenken konnte, hatte ich den Satz im Ohr – “Bist du das, Lipinski?” Mich packte eine irrationale, panische Angst ?
Eins der hohen Tiere blieb stehen: Und du, Kind, weswegen bist du hier? Ich flüsterte: Ich bin eine Extremistin, eine Politische. Er fasste mich am Kinn und sagte: Es wird eine Amnestie geben, mach dir keine Sorgen ?
Ich kam wieder zu mir.
Es war gar nicht so schlimm.“

 

 
Hanna Krall (Warschau, 20 mei 1937)

 

De Noorse schrijfster Sigrid Undset werd geboren in Kalundborg, Denemarken, op 20 mei 1882. Zie ook alle tags voor Sigrid Undset op dit blog.

Uit: Olav Audunssohn (Vertaald door Julius Sandmeier en Sophie Angermann)

„Olav verspürte den schwachen bitteren und frischen Duft — den ersten Geruch nach neuem Wachstum in diesem Jahr. Der Winter, der hinter ihm lag, war so lang gewesen wie der Fimbulwinterw. Jetzt aber stand er da und empfand es belebend am ganzen Körper, daß seine Stiefel naß und schwer von Erde waren. Selbst hier im Schatten der Felsen war die Eisrinde über den Acker zurückgekrochen und hatte einen Streifen feuchter Erde zwischen den Steinen freigegeben. Der Dünger, der ausgebreitet lag, dampfte so schön, und vom Bollwerk herauf roch es frühjahrlich stark nach Meer und Teer und Fischen und nassem Holz. Das kleine Segelboot, das er vorhin beim Stier draußen gesehen hatte, steuerte in die Bucht herein. — Er kannte es nicht. Vermutlich waren es Leute, die in die Gemeinde hinauf wollten. Nun säuberte er seine Finger vom gröbsten Schmutz, führte Cecilia über die Felsen zurück. »Geh jetzt zu Liv, du — du sollst das Kind nicht so weit von dir weglaufen lassen, Liv — es könnte irgendwo hinunterfallen.« Die Magd drehte sich zu ihm um —»was für ein schönes Wetter« — breit lächelnd. Sie saß da und sonnte sich, das Wäschestück, das sie flicken sollte, lag im Heidekraut. Olav wandte sich von ihr ab, unwillig, ging zu seiner Arbeit zurück. Das Boot hatte jetzt beim Bollwerk angelegt, die fremden Männer kamen mit Eirik herauf. Olav tat, als sähe er sie nicht, bis sie am Zaun standen und ihn begrüßten. Es waren zwei Männer mittleren Alters, große schlanke Gestalten, mit gebogenen Nasen und munteren lebhaften Augen. Olav erkannte sie jetzt, er hatte sie oft in Oslo gesehen, aber nie mit ihnen gesprochen; es waren die Söhne des englischen Waffenschmieds Rikard Plattenmeister, der eine Bauerntochter aus einem der Gaue westlich des Fjords geheiratet und sich in der Stadt niedergelassen hatte. Welches Anliegen diese Männer an ihn haben könnten, war Olav nicht klar. Aber er ging doch mit ihnen zu den Häusern hinauf. Als die Rikardssöhne zu essen bekommen hatten und dann beim Bier saßen, ergriff Torodd, der ältere, das Wort: er habe sagen hören, daß Olav die Handelsgemeinschaft mit Claus Wiephart auflösen wolle? Olav antwortete, ihm sei nichts davon bekannt.“

 
Sigrid Undset (20 mei 1882 – 10 juni 1949)
Cover

Honoré de Balzac, William Michaelian, Wolfgang Borchert, Hector Malot, Ingvar Ambjørnsen, A.C. Cirino, Hanna Krall, Sigrid Undset

De Franse schrijver Honoré de Balzac werd geboren in Tours op 20 mei 1799. Zie ook alle tags voor Honoré de Balzac op dit blog.

Uit:La Comédie humaine

“Au milieu de la rue Saint-Denis, presque au coin de la rue du Petit-Lion, existait naguère une de ces maisons précieuses qui donnent aux historiens la facilité de reconstruire par analogie l’ancien Paris. Les murs menaçants de cette bicoque semblaient avoir été bariolés d’hiéroglyphes. Quel autre nom le flâneur pouvait-il donner aux X et aux V que traçaient sur la façade les pièces de bois transversales ou diagonales dessinées dans le badigeon par de petites lézardes parallèles? Évidemment, au passage de la plus légère voiture, chacune de ces solives s’agitait dans sa mortaise. Ce vénérable édifice était surmonté d’un toit triangulaire dont aucun modèle ne se verra bientôt plus à Paris.
Cette couverture, tordue par les intempéries du climat parisien, s’avançait de trois pieds sur la rue, autant pour garantir des eaux pluviales le seuil de la porte que pour abriter le mur d’un grenier et sa lucarne sans appui. Ce dernier étage était construit en planches clouées l’une sur l’autre comme des ardoises, afin sans doute de ne pas charger cette frêle maison.
Par une matinée pluvieuse, au mois de mars, un jeune homme, soigneusement enveloppé dans son manteau, se tenait sous l’auvent d’une boutique en face de ce vieu logis, qu’il examinait avec un enthousiasme d’archéologue.
À la vérité, ce débris de la bourgeoisie du seizième siècle offrait à l’observateur plus d’un problème à résoudre. À chaque étage, une singularité: au premier, quatre fenêtres longues, étroites, rapprochées l’une de l’autre, avaient des carreaux de bois dans leur partie inférieure, afin de produire ce jour douteux, à la faveur duquel un habile marchand prête aux étoffes la couleur souhaitée par ses chalands.
Le jeune homme semblait plein de dédain pour cette partie essentielle de la maison, ses yeux ne s’y étaient pas encore arrêtés. Les fenêtres du second étage, dont les jalousies relevées laissaient voir, au travers de grands carreaux en verre de Bohême, de petits rideaux de mousseline rousse, ne l’intéressaient pas davantage. Son attention se portait particulièrement au troisième, sur d’humbles croisées dont le bois travaillé grossièrement aurait mérité d’être placé au Conservatoire des arts et métiers pour y indiquer les premiers efforts de la menuiserie française. Ces croisées avaient de petites vitres d’une couleur si verte, que, sans son excellente vue, le jeune homme n’aurait pu apercevoir les rideaux de toile à carreaux bleus qui cachaient les mystères de cet appartement aux yeux profanes. Parfois, cet observateur, ennuyé de sa contemplation sans résultat, ou du silence dans lequel la maison était ensevelie, ainsi que tout le quartier, abaissait ses regards vers les régions inférieures. »

 

 
Honoré de Balzac (20 mei 1799 – 18 augustus 1850)
Borstbeeld in Vendôme

Lees verder “Honoré de Balzac, William Michaelian, Wolfgang Borchert, Hector Malot, Ingvar Ambjørnsen, A.C. Cirino, Hanna Krall, Sigrid Undset”