Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, P. A. de Génestet, Voltaire, Garth Risk Hallberg

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.

Uit: Kreuzersonate

“Tien jaar later ontmoette ik de blinde criticus opnieuw, de patriciërszoon Marius van Vlooten die zich als student om een ongelukkige liefde een kogel door het hoofd had gejaagd. Hij stond als laatste in de rij voor een van de incheckbalies op Schiphol en doordat er rond zijn enorme, gebogen gestalte iets woedends hing, herkende ik hem meteen. Zijn schedel glansde. Gehuld in de donkerblauwe regenjas die hij ondanks het mooie zomerweer had aangetrokken, schuifelde hij tikkend met zijn blindenstok met de rij mee naar voren. Ik herinnerde me dat ik me er destijds over verbaasd had hoe onhandig hij vaak onder het voortgaan met zijn stok de grond aftastte, alsof hij verzuimd had in het begin van zijn blindheid, in de jeugd ervan, dit speciale zintuig te trainen en het de juiste gewoonten bij te brengen. Ik sloot achter hem aan. Aannemend dat hij net als ik onderweg was naar de Festspiele in Salzburg, besloot ik mij bekend te maken.
Ik kuchte. ‘Meneer Van Vlooten…’ Daarna legde ik even mijn vingers op zijn arm. Ik wist nog dat voor een blinde de mensen door hun stem en hun aanrakingen plotseling uit het niets te voorschijn komen.
Ik noemde mijn naam. ‘Misschien herinnert u zich mij niet meer, maar wij hebben elkaar ontmoet…’
Zich abrupt naar mij toekerend, legde hij me met een gebaar van zijn hand het zwijgen op. Ik keek hem recht in het gezicht. Met een schok zag ik hoe het veranderd was en kon amper geloven dat het de tijd was geweest die deze ravage had aangericht. Onder zijn ogen lagen zwarte kringen en een krachtige spier trok een mondhoek omlaag. De put die het revolverschot van toen boven zijn oor had achtergelaten, kende ik al en hij wekte in plaats van schrik enkel een vlugge herinnering aan zomeravonden, aan uitgelezen maaltijden onder kroonluchters en aan de kleine canon van viool en cello op het motief cis d cis b cis fis-d cis b: de omstandigheden van onze eerste ontmoeting.
‘Natuurlijk herinner ik me u!’ onderbrak hij mijn klankvisioen en ik herkende zijn hese bekakte stem. ‘U bent de jongeman in wiens gezelschap ik ooit naar Bordeaux ben gevlogen.’
‘Ja,’ zei ik meteen. ‘We hadden een lange tussenstop in Brussel.’
Hij stak zijn nek naar voren.
‘Óf ik me u herinner, u en uw soort!’ Zijn gezicht werd rood. ‘Pienter, belangstelling voor veel te veel dingen tegelijk en dus zonder enige ware hartstocht. Studie aan het Musicologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Een beurs, een bijbaantje, geen cent van thuis, afgestudeerd op Schönberg.’
Onwillekeurig knikte ik.
‘Een aantal kortstondige liefdesverhoudingen die jullie relaties noemen met vrouwen die jullie vriendinnen noemen. Ten slotte trouwen jullie er eentje na voor jezelf logisch en goed beargumenteerd uiteengezet te hebben waarom zij de ware is, en wordt er een hypotheek op beider naam afgesloten. Ik zou u willen vragen: wat richt dit alles in godsnaam uit?’

 

 
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

 

De Nederlandse schrijver en vertaler Gerard Koolschijn werd op 21 november 1945 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Koolschijn op dit blog.

Uit: Geen sterveling weet

“Gelukzalig onwetend was ze nog van de zwarte wolken die zich in een verafgelegen land samenpakten. Wat wist ze ook van het christendom? Ja, de plantage was een keer bezocht door dominee Kostelijk, maar het prentje dat hij Jettie gaf, van een Hollands boerenlandschap waarin jonge meisjes vrolijk spelen met gieter en schep boven de tekst Gedenk uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap — dat kleurige plaatje kon slecht als voorbereiding op de Waarheid dienen. De wolken hingen in Den Haag. Daar zit het jongetje dat ons leven zou overheersen, Jan, op een gebloemde divan naast zijn moeder. Haar neus is groot, haar voorhoofd een berghelling. Haar verleden rust, ingelijst, op de ombouw van een opklapbed: een zwaargebouwd meisje naast een met bloemen versierde fiets op een Delftse gracht, voor de apotheek waar ze werkte. `Ap-teek,’ zei oma later, wanneer ze ons trots en met spijt aan haar opgegeven betrekking herinnerde. `Ap-teekassistente.’ Het ventje zelf lijkt met zijn speelgoedbeer nog heel normaal, al kijkt hij ernstig. Op tafel staat een glas melk. Op een platje voor opengeslagen deuren is het hele gezin vereeuwigd, Jan en zijn broertje Koos ook al in matrozenpak. Boven het viertal hangt beddengoed te drogen. Of is het vooroorlogs ondergoed? In een ruimte vol ordnerkasten ziet de vader toe op zestien andere keurige heren, die aan een lange tafel ijverig lderkenwerk verrichten. Fietsen, bolhoeden. Somber en kouwelijk staat Jan als puber op het station van Ede, met plusfours en pet, op weg naar zijn dominee in Bennekom, waar diens grote vlucht begon. Voorlopig was de afstand tussen de toekomstige gehuwden nog veilig groot, wekenlang varen. Zij zou in de tropenhitte moeten afdalen naar Belawan, de haven van Medan. Het schip zou haar door Straat Malakka onder India langs naar Aden voeren, en dan door de Rode Zee, het Suezkanaal en de Middellandse Zee tot aan Genua, waar de trein naar het land van de Elfstedentocht wachtte. Ze was zes toen haar reis naar de botsing van genen begon. Jan was tien.”

 


Gerard Koolschijn (Den Haag, 21 november 1945)

 

De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook alle tags voor Isaac Bashevis Singer op dit blog.

Uit: More Stories from My Father’s Court (He Wants Forgiveness From Her)

“I closed my eyes and contemplated the strangeness of human relationships. Because a young man in Lodz or Kolish can’t sleep at night for thinking about his former fiancée, I, a young boy from Krochmalna Street, have to be in a droshky on a Wednesday noon. I passed through the elegant gate of the woman’s building, climbed up a marble staircase to her apartment, and rang the bell. A maid clad in a white apron opened the door and asked me what I wanted.
“The lady of the house is being called to the rabbi’s courtroom.” The woman soon appeared. She was in her late thirties, still pretty, but her high bosom was heavy, and she had scattered strands of gray hair. She looked as imposing in her womanliness as did her former fiance in his manliness. She asked me why I had come. “Your former fiance is summoning you to see the rabbi—my father,” I said. The woman’s big dark eyes widened. “What fiance? And what rabbi?” As I told the woman everything I had heard, I noticed the color changing on her face—now pale, now red. One moment she was about to burst into laughter, the next she turned sad. At one point I thought she was going to yell at me and drive me from the apartment. Then she seemed to soften. “Do you already understand these matters?” she asked. “I understand everything,” I said with boyish boastfulness. “Wait. I’m going to phone my husband.” After I had waited for a long time in the corridor, the young woman came out wearing a coat and hat. “Let’s go.” I told her I had money for a droshky, but she said she’d pay for the droshky herself. Soon I was sitting next to her—a lady from Khlodna Street going to meet her former fiance, accompanied by a boy with red sidecurls, who knew bizarre secrets, was mixed up in the affairs of strangers, and was thinking wild thoughts. The woman herself did not interest me that much, but I couldn’t take my eyes off the horse. I sat to the side, where I could observe the horse’s broad hindquarters and long tail, which swayed and seemed to tell me mutely: I don’t care who I carry or where I go. I don’t know anything. I’m a horse’s rear and I’ll always be one. When I eat oats, I have the strength to pull this droshky. I don’t care whether a priest, a rabbi, or a Turk is sitting in it. From time to time the horse’s tail swished, a sign that its hindquarters were satisfied. As I climbed the stairs to our apartment with the woman, I noticed that her dress was narrow and long. She had to take small steps and was unable to negotiate two stairs at a time. The heels of her shoes were high and shiny. Pharmacy fragrances clung to her. She took me by the sleeve, as if to lean on me for protection.”

 

 
Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)
Standbeeld in Biłgoraj, Polen

 

De Amerikaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Marilyn French werd geboren op 21 november 1929 in New York. Zie ook alle tags voor Marilyn French op dit blog.

Uit: Beyond Power

“It is therefore extremely ironic that patriarchy has upheld power as a good that is permanent and dependable, opposing it to the fluid, transitory goods of matricentry. Power has been exalted as the bulwark against pain, against the ephemerality of pleasure, but it is no bulwark, and is as ephemeral as any other part of life. Coercion seems a simpler, less time-consuming method of creating order than any other; yet it is just as time-consuming and tedious and far more expensive than personal encounter, persuasion, listening, and participating in bringing a group into harmony. None of this is unknown, unfamiliar, unperceived. Yet so strong is the mythology of power that we continue to believe, in the face of all evidence to the contrary, that it is substantial, that if we possessed enough of it we could be happy, that if some “great man” possessed enough of it, he could make the world come right”
(…)

.For it is not enough either to devise a morality that will allow the human race simply to survive. Survival is an evil when it entails existing in a state of wretchedness. Intrinsic to survival and continuation is felicity, pleasure. Pleasure has been much maligned, diminished by philosophers and conquerors as a value for the timid, the small-minded, the self-indulgent. “Virtue” involves the renunciation of pleasure in the name of some higher purpose, a purpose that involves power (for men) or sacrifice (for women). Pleasure is described as shallow and frivolous in a world of high-minded, serious purpose. But pleasure does not exclude serious pursuits or intentions, indeed, it is found in them, and it is the only real reason for staying alive.”

 


Marilyn French (21 november 1929 – 2 mei 2009)

 

De Britse schrijfster Freya North werd geboren op 21 november 1967 in Londen. Zie ook alle tags voor Freya North op dit blog.

Uit: The Turning Point

“Alone in his truck on an empty stretch of road in the middle of Thompson Country, Scott cursed out loud though no one could hear him. For the previous half an hour, as he drove from the belly of Kamloops and through the entrails of its suburbs, his phone signal had been off and the radio had played crystal clear everything he wanted to hear. His own personal play-list, beamed telepathically back through the radio, providing company and a soundtrack to the three hours remaining of the journey home. And now, as the road climbed and the scenery most deserved a rousing score, the music had gone and, instead, the cell-phone networks were polluting this immaculate part of British Columbia. His phone rang, his voicemail beeped, his phone rang again, his voicemail beeped. The sound wasn’t dissimilar from some god-awful plastic Europop. A barrage of text-message alerts now chimed in like a truly crap middle eight before the calls started again. The phone was in his bag, in the footwell. Whatever risks Scott had taken in his life, he’d only ever driven with two hands on the wheel and both eyes on the road ahead. He pulled over. What, for Christ’s sake, what?The voicemail icon with its red spot as angry as a boil. The envelope signifying text messages bursting with four unread. Missed calls. Managing his phone was the only thing in life that Scott was prepared to multitask,  because to minimize the time spent on it, was time well spent. He accessed the voicemail whilst clicking into the texts. Before he’d heard a thing he knew what was wrong from Jenna’s two words:
I’m fine x
But by then, a recorded voice was filling the car with the details.‘Hi Scott – it’s Shelley. I’ve been trying to contact you – Jenna’s had a seizure. She’s OK now but it lasted near enough five minutes. She hit her head, she has a concussion so they’ve taken her to Squamish just to be sure. It’s just gone two. You have my number so feel free to call me.’Scott only vaguely listened to the later messages, all from Jenna’s friend Shelley repeating the information in different tones of voice: tired, upbeat, reassuring, pseudo-medical. He stamped on the gas and drove fast, without looking at the view and with the radio off. There was no quick route. Too many mountains in the way”

 


Freya North (Londen, 21 november 1967)

 

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.

 

Ik doe het stof af. Ik schuur de tegelvloer. Ik ga bij de kapper en vermink iemand
met een haardroger. Ik vermoord een klant. Ik schiet een agent neer. Ik snijd het
hoofd van een kapster af.
Wij worden ouder. Wij worden zieker. Wij willen altijd alles beter doen.
Ik mis een leidende hand om in te bijten.
Ik mis de tijd waarin slurpen sociaal was aanvaard.
Onze inhoud loopt leeg over een diamanten steenweg. Wij dansen, wij zingen, wij
zijn cirkelzagen in ons verdriet. Wij mijmeren. Wij liggen slapeloos in een bed.

*

In het hakselhout liggen wij te kotsen. Op onze oprit plassen wij uw naam weg,
die wij daar in krijt hadden neergeschreven: om u hier te houden! Is een paard dat
huppelt in een laan in het donker dan niet goed genoeg voor u? Kan ik mijn gelaat
overschilderen en zingen in de molsgangen van de rooms-katholieke Kerk?
U bent niets, precies zoals wij het hebben gewild.

 

 
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)

 

De Nederlandse dichter en theoloog Petrus Augustus de Génestet werd geboren in Amsterdam op 21 november 1829. Zie ook alle tags voor P. A. de Génestet op dit blog.

 

Toen ik een knaap was

Toen ik een knaap was in ’t zorgloze leven,
Gordde ik mij-zelve en liep naar mijn lust;
Vrij in mijn wandlen en zoeken en streven,
Vrij in mijn reizen, mijn dromen, mijn rust.

Straks ook voor mij is een ure gekomen,
Ure van roeping, van ernst, van genâ,
Dat in mijn boezem die stem werd vernomen
Hebt gij mij lief? – en mijn ziele sprak : Ja.

Sinds mij dat uur uit mijn dromen kwam wekken,
Leidt mij een ander, ook waar ik niet wil,
Leert mij de handen steeds williger strekken,
Volgen en dragen, ach, vrolijk of stil.

Toch, nu die Meerdre gebiedt in mijn leven,
Vinde ik, trots banden en zielstrijd en smart,
Wat ik eens vruchteloos zocht in mijn streven:
Vrijheid en vrede voor ’t rusteloos hart.

 

De mailbrief

XXI
Toch, als de tovervonk langs wonderdraad gevlogen,
– Snel als de Laster vliedt en ’t praatje van de Logen –
De tijding brengt in ’t land: de Mail, de Mail is aan!
Dan hoort men harten vaak als dichterboezems slaan,
Want elk, vol vreugd, vol vrees, wacht van zijn verre lieven
De levenstekenen, de lange, dierbre Brieven!

 

Weemoed en hope

Op de bodem van het leven,
In de diepte van het hart
Rust de Weemoed
En de Smart;
Maar de Hope rijst er neven,
In ’t geslingerd mensenhart.

Tussen weemoed, strijd en hope
Vliedt het leven snel voorbij;
Waakzaam, werkzaam
Wachten wij
Dat het Raadsel zich ontknope,
Wat ons korte leven zij.

 

 
P. A. de Génestet (21 november 1829 – 2 juli 1861)

 

De Franse schrijver Voltaire, (pseudoniem van François-Marie Arouet)werd werd op 21 november 1694 geboren in Parijs. Zie ook alle tags voor Voltaire op dit blog.

Uit: Essai sur les moeurs et l’esprit des nations

«Quand le Cid eut chassé les musulmans de Tolède et de Valence, à la fin du XIe siècle, l’Espagne se trouvait partagée entre plusieurs dominations. Le royaume de Castille comprenait les deux Castilles, Léon, la Galice, et Valence. Le royaume d’Aragon était alors réuni à la Navarre. L’Andalousie, une partie de la Murcie, Grenade, appartenaient aux Maures. Il y avait des comtes de Barcelone qui faisaient hommage aux rois d’Aragon. Le tiers du Portugal était aux chrétiens.

Ce tiers du Portugal, que possédaient les chrétiens, n’était qu’un comté. Le fils d’un duc de Bourgogne, descendant de Hugues Capet, qu’on nomme le comte Henri, venait de s’en emparer au commencement du XIIe siècle.
Une croisade aurait plus facilement chassé les musulmans de l’Espagne que de la Syrie ; mais il est très-vraisemblable que les princes chrétiens d’Espagne ne voulurent point de ce secours dangereux, et qu’ils aimèrent mieux déchirer eux-mêmes leur patrie, et la disputer aux Maures, que la voir envahie par des croisés.
(1114) Alfonse, surnommé le Batailleur, roi d’Aragon et de Navarre, prit sur les Maures Saragosse, qui devint la capitale d’Aragon, et qui ne retourna plus au pouvoir des musulmans.
(1137) Le fils du comte Henri, que je nomme Alfonso de Portugal, pour le distinguer de tant d’autres rois de ce nom, ravit aux Maures Lisbonne, le meilleur port de l’Europe, et le reste du Portugal, mais non les Algarves. (1139) Il gagna plusieurs batailles, et se fit enfin roi de Portugal.
Cet événement est très-important. Les rois de Castille alors se disaient encore empereurs des Espagnes. Alfonse, comte d’une partie du Portugal, était leur vassal quand il était peu puissant ; mais, dès qu’il se trouve maître par les armes d’une province considérable, il se fait souverain indépendant. Le roi de Castille lui fit la guerre comme à un vassal rebelle ; mais le nouveau roi de Portugal soumit sa couronne au saint-siége, comme les Normands s’étaient rendus vassaux de Rome pour le royaume de Naples, Eugène III confère, donne la dignité de roi à Alfonse et à sa postérité, à la charge d’un tribut annuel de deux livres d’or (ll47). Le pape Alexandre III confirme ensuite la donation moyennant la même redevance.”

 

 
Voltaire (21 november 1694 – 30 mei 1778)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijver Garth Risk Hallberg werd geboren in Louisiana in november 1978 en groeide op in Noord-Carolina. Zie ook alle tags voor Garth Risk Hallberg op dit blog.

Uit: City on Fire

“Good,” she said. “That’s great. Except can you try not to look at the camera, dumbass?”

All it took was the voice. It was her: the girl from the ballfield. The hair was different, or maybe it was that the headphones were gone, but her features were still larger than life: the pierced nose, the wide, expressive mouth. He flipped through some nearby records. Quick glances took in more of the boys across the shop. Or men, possibly, in a kind of uniform. Slogans in various hues covered their black jackets, superseded by an identical logo freshly painted on the back of each. The white guy’s hair was short and uneven, as if cut by lawn- mower. The black one wore a stocking cap. The camera would make them look lost in contemplation of the record stacks; click, click, it went, a devouring sound, or so Charlie imagined. In reality it was impossible to hear over the deep-dish bass thumping off every surface. Then the white one, the giant one, announced he was bored. “Are we done yet?”
“Are you kidding? You do this like every day, Sol.”
“Yeah, but not in front of a camera. You didn’t tell us that would make it be so boring. Plus Nicky would kill me if he found out. No more cameras, he says.”
“Nicky, Nicky, Nicky. Why should I listen to someone who refuses to even meet—”
“—only ’cause you never put down the fucking camera! Anyway, I got to get to work.”
“Fine, whatever,” the girl said. “I’m out of film anyway. Go screw.” But once the guys drifted out the door, she started aiming her lens around at the perfunctory record store crap, the posters on the wall, the smoldering joss sticks, the caged ferret, et cetera, et cetera. It landed, eventually, on Charlie. The eye not blocked by the camera opened and then narrowed, as if to bring a memory into focus. “Hey, wait a minute. I know you. How do I know you?”

 

 
Garth Risk Hallberg (Louisiana, november 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e november ook mijn blog van 21 november 2015 deel 2.

Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire, Garth Risk Hallberg

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.

Uit:Van vogels en mensen

“Op een vroege juni-ochtend komt hij thuis. Hij rijdt de straat in. Vredige stilte, zij het bedrieglijk. De auto’s staan nog allemaal onder de meidoorns langs de stoepranden geparkeerd. De jonge bomen bloeien. Witroze bloemetjes.
Het is even na zessen. In deze straat, de Mozartstraat te Schalkwijk, zal het dagelijks leven op zijn vroegst pas over een half uur beginnen. Schalkwijk is een tussen weilanden en water gelegen dorp, het heeft een middeleeuws verleden maar hoort tegenwoordig tot de gemeente Haarlem.
Als hij uitstapt valt het uitzinnige kabaal van de vogels in de meidoorns hem niet speciaal op. Dit gejubel is hem vertrouwd. Rinus Caspers, van huis uit hovenier, werkt als vogelverjager op de luchthaven, zo’n kilometer of tien verderop. Een onverstoorbare, vriendelijke man. Gewend solitair te werken en nooit te beroerd om een nachtdienst van een collega over te nemen. Alleen-zijn, ’s nachts onder de sterrenhemel of onder een pak regenwolken, hij zou niet weten wat daar voor eenzaams aan is.
Hij steekt de straat over naar de nieuwbouwwoning, een tussenhuis van vier-onder-een-kap, waar hij met zijn vrouw en zoon woont. Zodoende vallen de in neutrale kleding gestoken man en vrouw op de voorbank van een Volkswagen hem net zomin op als het vogelgetsjilp. De twee hebben dienst. Straks zullen ze zo netjes mogelijk een arrestatie verrichten, op zichzelf niets bijzonders, alleen is het dit keer een vrouw. Ook niet echt ongehoord in hun vak.
Hij duwt de voordeur achter zich dicht. De hond, een bordercollie, staat dan al intens zijn laarzen en broek te besnuffelen. Het dier dat deze keer niet mee mocht naar de vliegtuigen wil zich op de hoogte stellen. De opgaande zon schijnt door het zijraam van de erker via de huiskamer het halletje in. Rinus hangt zijn jekker tussen de jassen en sjaals van Marie Lina, zijn vrouw, en zijn zoon Olivier. Hij gaat ervan uit dat de twee nog een lekker uurtje mogen blijven liggen, warm in hun slaapgeur, van niets wetend.
‘Naar je mand,’ beveelt hij zachtjes de collie.
Hij trekt zijn laarzen uit en brengt ze via de keuken naar de achterplaats om ze later op de dag met de tuinslang schoon te spuiten.”

 
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

Lees verder “Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire, Garth Risk Hallberg”

Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.

Uit:De schilder en het meisje

“Daarop had de schilder gevoeld hoe ze ontspanden. Hoe de anderen begrepen dat ze het dus goed hadden gezien. Alle vier keken nu van het schilderij naar hem, maar hij zei niets, knikte alleen vaagjes. De vernedering kwam eraan, maar was nog abstract. Had nog niet de gedaante aangenomen van een brik, normaal in gebruik voor biertransport, die met een hoop lawaai de Rozengracht op komt rollen en stilhoudt voor nummer 184. Dat zou pas over een paar dagen gebeuren.
Nog voordat er zou worden geklopt zou zijn vrouw opendoen.
‘Lieve help! Ze hebben het al gebracht!’
Hij en zij zouden elkaar halverwege de trap tegemoet zijn gehold, hij vanaf de eerste verdieping waar hij aan het werk was, zij vanuit de open voordeur waardoorheen je op straat het paard kon zien, de lege bok en een stuk van de gênante, tot aan de dissel naar voren geschoven lading, een slordige grijsgrauwe rol, dubbelgeklapt tot een paar meter doorsnee.
Nog niet. Geen sprake van zelfs. De grijsgrauwe rol hing op dit moment nog magnifiek uitgespreid, al zijn kleuren naar buiten, op een van de eervolste plekken waar hij maar hangen kon. Eigenlijk tweede keus, zeker, maar niettemin. Intussen kwam de commissie met kritische opmerkingen over de woeste stijl van het werk, argumenten die zonder meer relevant waren, maar die de maker ervan een lachje ontlokten – dit is verdorie mijn beste groep, beter nog dan die schutters die nu toch al zo’n jaar of twintig zonder noemenswaardig gezeur in De Doelen hangen!
Zijn lachje kwam irritant over.
‘Een penseel is geen hakbijl,’ klonk het kwaad.
‘Soms wel,’ zei de schilder.
‘U rotzooit maar wat aan.’
De schilder boog.
Een van de burgemeesters opende nu een bleekgroene map, haalde er een tekening uit en wilde hem die toesteken. Maar de schilder verroerde geen vin.”

 
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

Lees verder “Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire”

Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.

Mijn diepste gevoelens

Ik bid. Ik richt mij tot de Schepper. Ik vraag Hem
om een meisje. Ik vraag Hem om ontmaagd te
worden. Misschien hoort Hij mij.

Ik ben niet tevreden. Ik ben alles kwijt. Mijn meisje
en moeke. Zij hebben mij verlaten. En vake ook.

Ik woon alleen. Ik heb geen geld. Ik heb niets.

 

Het wenende meisje

Jammer toch, een wenend meisje,
en nog zo jong. Meent ze dat wel,
zo’n groot verdriet? Want tussen haar tranen
kan ik niet goed zien.

Zie ze staan, zo beteuterd,
en waarom? Heeft haar vriendje
haar daar zo afgezet? Of heeft ze soms
een hele zware kwaal? 

Ik weet niet wat er scheelt
met dit bleke meisje. Ze zegt
helemaal niets, en vanwaar
zou ik haar beter moeten kennen dan hier? 

Het is hard om nu mijn ogen
te moeten sluiten voor haar verdriet,
maar helpen kan ik toch niet,
ze weent altijd even fel.

 
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)

Lees verder “Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark”

Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Voltaire

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.

 

het wordt wettelijk geregeld

er kruipen mieren door me heen
maar niet als kogels – als hele kleine
dames die daar niets te zoeken hebben

het is echter niet verboden – niet van mij
noch van hen – mij te betreden

zonder sleutel of slot – zelfs een kijkgat
is hen te veel – en dat mag allemaal

er kruipen mieren door mijn hoofd
en ik word er wit van
ik word er ovaal en theatraal van

anderzijds kruip ik ook als een mier
dus als een hele grote dame
met een wit hoofd, ovaal en theatraal

die niets te zoeken heeft dan kogels
en dat mag ook

 

Kassa

Ik kocht zeep in Delhaize.
Aan de kassa struikelde ik
over mijn schoenveters.

Ik probeerde mij
vast te klampen
aan de knieën
van de dame voor mij.

Zij schrok hevig
en vond dat ik stonk.
Zij reed met haar karretje over mij.

Ik had pijn en riep om hulp.

Nadien raapte een kassierster
mij op. Zij was lief.

Zij had geen diploma.
Daarom weigerde ik
verder contact.

 
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)

Lees verder “Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Voltaire”

Wouter Steyaert

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.

 

Voor een goede gang van zaken

Vermoeid als een ijsbeer. Een diepblauw ideaal
dekt de ogen toe. Vandaag ruikt naar alle uren
van gisteren en een goed begrip is omlijnd
met zwarte viltstift, wordt daags uitgeknipt,
en beplakt met confetti. Er liggen er hier veel,
dingen waarvan je niet weet wat ervan te denken.

En als je ligt, op zo een schijfje, de ogen wijd
open, geconcentreerd op een ideaal, een wolk,
heb je geen vermoeden zoals de wind er een is.

Je rust uit op de kromming van het oppervlak
met steeds meer kleren aan. Gewikkeld
in allerlei soorten aanwijzingen, koude handen,
een onrust die aan de binnenkant van je huid
groeit (tegen elke verwachting in). Je weet
niets en ruikt de grote minuten van morgen al.

 
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)

Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Hans Werner Kolben, Christian Friedrich Scherenberg, Wouter Steyaert, Catullus

De Poolse schrijver en journalist Henryk Sienkiewicz werd geboren in Wola Okrzejska op 5 mei 1846. Zie ook alle tags voor Henryk Sienkiewicz op dit blog.

 

Uit: Quo Vadis? (Vertaald door Paul Seliger)

 

»Corbulo! Beim Bakchos, er ist der wahre Kriegsgott, der leibhaftige Mars, ein großer Feldherr und dabei aufbrausend, ehrlich und töricht. Ich liebe ihn, wenn auch nur deshalb, weil Nero ihn fürchtet.«

»Corbulo ist durchaus nicht töricht.«

»Vielleicht hast du recht; aber es ist alles eins. Die Torheit ist, wie Pyrrhon sagt, um nichts schlechter als die Weisheit und unterscheidet sich in nichts von ihr.«

Vinicius begann nun vom Kriege zu erzählen; als aber Petronius die Lider von neuem schloß, änderte der Jüngling, der seine müden und etwas eingefallenen Züge bemerkte, den Gegenstand der Unterhaltung und begann ihn mit einiger Besorgnis nach seiner Gesundheit zu fragen.

Petronius schlug wieder die Augen auf.

Gesund! … Nein, er fühle sich nicht wohl. Soweit sei es allerdings noch nicht mit ihm gekommen wie mit dem jungen Sissena, der so stumpfsinnig geworden sei, daß er, wenn man ihn früh ins Bad bringe, frage: »Sitze ich schon?« Aber er sei nicht gesund. Vinicius habe ihn ja dem Schutze des Asklepios und der Kypris empfohlen. Man wisse aber nicht einmal, wessen Sohn dieser Asklepios sei, ob der Arsinoe oder der Koronis, und wenn die Mutter zweifelhaft sei, was solle man dann erst vom Vater sprechen! Wer könne heutzutage überhaupt dafür bürgen, daß er der Sohn seines Vaters sei!

Hier begann Petronius zu lachen und fuhr dann fort: »Ich schickte wirklich vor zwei Jahren drei Dutzend lebende Hähne und einen goldenen Becher nach Epidauros, aber weißt du auch, warum? Ich sagte mir nämlich: mag es helfen oder nicht, auf keinen Fall schadet es mir. Obgleich die Menschen auf der Erde den Göttern noch immer Opfer darbringen, so glaube ich doch, daß sie alle derselben Meinung sind wie ich. Alle! mit Ausnahme vielleicht der Eseltreiber, die sich den Reisenden an der Porta Capena vermieten. Außer bei Asklepios hatte ich ganz dieselbe Erfahrung bei den Söhnen des Asklepios zu machen, als ich voriges Jahr etwas an der Blase litt. Sie wachten eine Nacht im Tempel für mich. Ich sah, daß es Betrüger waren, aber gleichmütig sagte ich mir: was schadet dies mir? Die Welt will betrogen werden, und das Leben selbst ist eine Täuschung.“

 

 

Henryk Sienkiewicz (5 mei 1846 – 15 november 1916)

Lees verder “Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Hans Werner Kolben, Christian Friedrich Scherenberg, Wouter Steyaert, Catullus”

George Albert Aurier, Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Wouter Steyaert, Catullus

De Franse dichter, schilder en criticus George Albert Aurier werd geboren op 5 mei 1865 in Châteauroux (Indre Zie ook alle tags voor George Albert Aurier op dit blog.

 

Uit: The Isolated Ones: Vincent van Gogh (Les Isolés : Vincent van Gogh)

„Yet, this respect and his love for the reality of things does not suffice alone to explain or to characterize the profound, complex, and quite distinctive art of Vincent van Gogh. No doubt, like all the painters of his race, he is very conscious of material reality, of its importance and its beauty, but even more often, he considers this enchantress only as a sort of marvelous language destined to translate the Idea. He is, almost always, a Symbolist . . . who feels the continual need to clothe his ideas in precise, ponderable, tangible forms, in intensely sensual and material exteriors. In almost all his canvases, beneath this morphic exterior, beneath this flesh that is very much flesh, beneath this matter that is very much matter, there lies, for the spirit, that knows how to find it, a thought, an idea, and this Idea, the essential substratum of the work, is, at the same time, its efficient and final cause. As for the brilliant and radiant symphonies of colour and line, whatever may be their importance for the painter in his work they are simply expressive means, simply methods of symbolization. Indeed, if we refuse to acknowledge the existence of these idealistic tendencies beneath this naturalist art, a large part of the body of work that we are studying would remain utterly incomprehensible. How would we explain, for example, The Sower that august and disturbing sower, that rustic with his brutally brilliant forehead (bearing at times a distant resemblance to the artist himself), whose silhouette, gesture, and labour have always obsessed Vincent van Gogh, and whom he painted and repainted so often, sometimes beneath skies rubescent at sunset, sometimes amid the golden dust of blazing noons–how could we explain The Sower without considering that idée fixe. that haunts his brain about the necessary advent of a man, a messiah, sower of truth, who would regenerate the decrepitude of our art and perhaps our imbecile and industrialist society?“

 

George Albert Aurier (5 mei 1865 – 5 oktober 1892)

Vincent van Gogh, De zaaier

Lees verder “George Albert Aurier, Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Wouter Steyaert, Catullus”

Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Christian Friedrich Scherenberg, Wouter Steyaert, Catullus

De Poolse schrijver en journalist Henryk Sienkiewicz werd geboren in Wola Okrzejska op 5 mei 1846. Zie ook mijn blog van 5 mei 2007 en ook mijn blog van 5 mei 2008 en ook mijn blog van 5 mei 2009 en ook mijn blog van 5 mei 2010.

 

Uit: Quo Vadis? (Vertaald door Paul Seliger)

 

“Nach jenem Gastmahl also, bei dem er, der Narrenpossen des Vatinius müde, mit Nero, Lucan und Seneca über das Thema disputiert hatte, ob das Weib eine Seele besitze, war er spät

aufgestanden und erfrischte sich nun wie gewöhnlich in seinen Bädern. Zwei hünenhafte Balneatoren legten ihn gerade auf einen Tisch aus Zypressenholz, der mit schneeweißem ägyptischen Byssus bedeckt war, und begannen mit ihren in wohlriechendes Olivenöl getauchten Händen seinen schöngeformten Leib zu massieren, während er mit geschlossenen Augen wartete, bis die Wärme des Laconicums und die ihrer Hände in ihn eindrang und alle Mattigkeit vertrieb.

Doch nach einer Weile bekam er Lust zu reden. Er schlug die Augen auf und erkundigte sich zuerst nach dem Wetter, dann nach den Gemmen, die der Juwelier Idomeneus ihm zur Ansicht zu schicken versprochen hatte. Er erfuhr, das Wetter sei prächtig, ein sanfter Wind wehe von den Albaner Bergen

her und die Gemmen seien noch nicht eingetroffen. Petronius schloß abermals die Augen und befahl, ihn ins Tepidarium zu bringen, als plötzlich der Kopf des Nomenclators hinter dem Vorhang auftauchte und ihm meldete, daß der junge Marcus Vinicius, der gerade aus Kleinasien zurückgekehrt war, ihm

einen Besuch abstatten wolle. Petronius befahl, den Gast ins Tepidarium zu führen, wohin er sich auch selbst begab. Vinicius war der Sohn seiner älteren Schwester, die sich vor Jahren mit Marcus Vinicius, einem Konsular aus der Zeit des Tiberius, vermählt hatte. Der Jüngling hatte soeben unter Corbulo im Kampf gegen die Parther gedient und kam nun, da der Krieg fürs erste beendet war, nach Rom zurück. Petronius empfand eine gewisse, an Zuneigung grenzende Schwäche für ihn, denn Marcus war ein schöner und athletischer Mann, der es verstand, in seinen Ausschweifungen ein ästhetisches Maß zu halten, was Petronius überaus schätzte.”

 

 

Henryk Sienkiewicz (5 mei 1846 – 15 november 1916)

Buste in de kerk “Domine Quo Vadis?” aan de Via Appia Antica in Rome

Lees verder “Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Christian Friedrich Scherenberg, Wouter Steyaert, Catullus”

Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Christian Friedrich Scherenberg, Wouter Steyaert, Catullus

De Poolse schrijver en journalist Henryk Sienkiewicz werd geboren in Wola Okrzejska op 5 mei 1846. Zie ook mijn blog van 5 mei 2007 en ook mijn blog van 5 mei 2008 en ook mijn blog van 5 mei 2009.

 

Uit: Sintflut

 

“Sie war ein hübsches Mädchen, mit edlen Gesichtszügen, mit dichtem, flachsblondem Haar und blauen Augen, die ernst unter den schwarzen Brauen hervorsahen. Das schwarze Trauerkleid gab ihr ein etwas düsteres Aussehen. Sie war ganz in Gedanken versunken und sann über ihre eigene, so unklare Zukunft.

Das Testament des Großvaters bestimmte ihr, der Zwanzigjährigen, einen Menschen zum Manne, den sie seit mehr als zehn Jahren nicht gesehen hatte. Aus ihren Kindheitstagen hatte sie nur eine sehr unklare Erinnerung von einem halbwüchsigen Hitzkopf, der während des Aufenthalts mit seinem Vater in Wodokty sich mehr mit der Büchse in den Sümpfen herumtrieb, als im Hause war.

»Wo kann er jetzt sein? und wie mag er aussehen?« dachte sie unaufhörlich.

Aus den Erzählungen des Großvaters wußte sie, daß er ein sehr tapferer Ritter war, von sehr heißem Geblüt. Wäre nicht der Krieg gewesen, so hätte er sich schon längst der Braut vorgestellt. Vielleicht sehnte sie sich nach dem unbekannten Bräutigam. In ihrem reinen, von keiner Leidenschaft berührten Herzen wohnte ein tiefes Bedürfnis nach Liebe. Ein Funken würde genügen, um auf diesem Herde ein Feuer zu entflammen, – ein ruhiges, gleichmäßiges, unauslöschliches Feuer.

Oft ergriff sie eine Unruhe, die ihre Seele bald mit süßen Träumereien erfüllte, bald mit schweren Fragen peinigte, auf die sie keine bestimmte Antwort fand. – Wird er mich aus freiem Willen ehelichen? Wird er meine Zuneigung erwiedern? Wird er mich liebgewinnen? – Und eine Gedankenfülle bestürmte sie, wie ein Zug Vögel, der sich auf einen einsam in öder Steppe stehenden Baum niederläßt. – Wer bist du? Wie bist du? Lebst du noch irgendwo in der weiten Welt, oder bist du auf dem Schlachtfelde gefallen? Bist du fern oder nahe? – Das offene Herz der Panna, einem Tore gleich, das zum Einzug lieber Gäste weit offen gehalten wird, rief unwillkürlich den fernen Ländern, den schneebedeckten Wäldern und Feldern zu: »Komm, Ritter! komm! Gibt es etwas Schwereres in der ganzen Welt als die Erwartung!«

 

HenrykSienkiewicz

Henryk Sienkiewicz (5 mei 1846 – 15 november 1916)
Standbeeld in Vevey, Zwitserland

 

De Engelse dichter Richard Watson Dixon werd geboren in Islington op 5 mei 1833 – Warkworth. Zie ook mijn blog van 5 mei 2009.

 

The Judgement of the May

 

COME to the judgement, golden threads

upon golden hair in rich array;

Many a chestnut shakes its heads,

Many a lupine at this day,

Many a white rose in our beds

Waits the judgement of the May.

 

Oh, like white roses, great white queen,

Come to the judgement, come to-day.

The white stars on thy robes of green

Are like white roses on trees in May:

By me thy stars and flowers are seen,

But now thou seemest far away.

 

Dixon

Richard Watson Dixon (5 mei 1833 – 23 januari 1900)

 

De Duitse dichter Christian Friedrich Scherenberg werd geboren op 5 mei 1798 in Stettin. Zie ook mijn blog van 5 mei 2008

 

Der verlorne Sohn

Und nun ade, mein Sohn, nun tue gut

Und mach deinem Vater kein Herzeleid.

Und nun ade, mein Leben, mein Blut!

Gedenk deiner Mutter auch alle Zeit!

Gedenk deiner Eltern zu Land uns See;

Du bist unsere Freude, du bist unser Weh!

Herzvater, Herzmutter, mein schönstes Ade!

Gedenk woh Eurer zu Land und See

Gedenk auch Eurer zu aller Zeit.

Dein Herz ist willig und glatt dein Gesicht!

Mein Sohn! mein Sohn, nimm dich in acht,

Wenn die bösen Buben locken-

Ich folge nicht!

Das hat schon mancher gesagt. –

 

In der Nacht, in der Nacht, der klingenden Nacht,

Wo´s grinst und stiert und grimmt und giert

Und bleich und stumm,

Als ginge der Tod im Saale um –

Zum Tisch – zum Tisch – zum grünen Tisch!

Wo´s locket und rollt,

Das glitzernde Silber, das glühende Gold!

Ich war kaum Vogel, nun bin ich Fisch!

Verjubelt die Glut, ist kalt mein Blut.

Mein Sang ist der Klang,

Mein Lieb ist das Gold,

V banque!

Juchhei!

Die Taschen sind voll! Noch mehr, noch mehr!

Gewagt, gewonnen!

Es steht!

La bete!

Vorbei!

Gewonnen, zerronnen!

Die Taschen sind leer! – Und sind sie leer –

Herzvater, Herzmutter, sie schicken mehr.

Sie sparen und scharren und kratzen zu Haus,

Und weinen zu ihrem Vergnügen.

Ich nehme die Gelder zum Briefe heraus

Und lasse die Tränen drin, lieben

Juchei!

Der eine erwirbt, der andre verdirbt,

Und jeder dran stirbt.

Vorbei!

Im Sturme, im Sturme wird´s durchgebracht

Das Herz, das Leben, die Liebe!

Wir leben geschwinde wir Herren der Nacht,

Wir Schwelger, wir Spieler, wir – Diebe.

 

Ich bin gefahren zu Land zu See,

Aus ist mein Spiel und Tanz – Ade!

Die Eltern sind verdorben,

An ihrem Sohn verstorben

Und Krezu und Grad darüber,

Und alles ist hinüber!

Verwüstet mein Leib, verstürmt mein Sinn,

Nichts drinnen nichts draußen; wo soll ich hin?

O wie mich´s gereut! o wie mich´s gereut!

Ich habe verlungert die ganze Zeit

Und nichts errungen als Herzeleid,

Ich hab nicht gelebt – sie soll ich sterben?

Am Wege, am Wege muß ich verderben.

 

Christian_Friedrich_Scherenberg
Christian Friedrich Scherenberg (5 mei 1798 – 9 september 1881)

 

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent in het jaar 1982. Zie ook mijn blog van 5 mei 2009.

 

Laat mij maar liggen bovengronds

Laat mij maar liggen bovengronds
afgescheiden van lof en ironie
geweerd van de speen
waarover we het laken heen en weer trokken.

Ik stel het wel in mijn houten huis
zo ver en even dicht bij u.

Laat mij maar liggen bovengronds
wachtend op een licht, een toehappend inzicht
laat mij de rug keren van al wie heeft getracht.

Ik heb u goed begrepen
en werd al zoveel bemind.

 

passen, passen hangen aan het plafond

passen, passen hangen aan het plafond
niet eens zo hoog, passen
en natte passen hangen hoog

stil op het plafond staan zolen
rubberlaarzen en schoenen van katoen, stil
te staan als spijkers in het bot

ogen, ogen liever rood of droog te zien
in plassen van katoen, ogen liever groot
te staren naar de maar die niet komt

lichter dan het hoofd zijn de voeten
verborgen in stille plassen, lichter
dan verborgen voeten is het hoofd van katoen

passen, passen hangen niet eens zo
hoog aan het plafond, niet
eens aan het plafond

 

wouter_steyaert

Wouter Steyaert (Gent, 1982)
(foto: Sander Uitdehaag)

 

De Romeinse dichter Gaius Valerius Catullus werd geboren in 87 v. Chr, in Sirmione bij Verona. Zie ook mijn blog van 5 mei 2009.

 

Verrukking

 

Leven en liefhebben, Lesbia mijn!
Laat al die praatjes van deftige heren
niets méér voor ons dan een rookwolkje zijn!

Zonnen gaan onder om weder te keren;
maar
als òns daglicht is ondergegaan,
zal ons het eeuwige duister verteren.

Kus mij dus duizendmaal – spoedig gedaan -,
honderdmaal, duizendmaal, – tel je ze alle?
telkens opnieuw weer van voren af aan!

Duizelen moet het van al die getallen
waarvan geen tellen ons kussen meer stoort
noch menig nijdas bewerkt tot vergallen
als hij van zoveel tienduizenden hoort.

 

 

Naar huis terug!

 

Ik ruik de lauwe lentelucht.
De Maartse buien zijn gevlucht
voor ’t zachte zefirsuizen.
Nu mag ik uit dit ballingsland,
waar ’s zomers ’t zonlicht zengt en brandt,
naar blijder kust verhuizen.

Een reislust zonder rust of duur
doortrilt mij met verjongend vuur.
Vaartwel, mijn beste vrinden!
Te zamen gingen wij op reis;
nu zal elk op zijn eigen wijs
den weg naar huis wel vinden.

 

 Vertaald door A. Rutgers van der Loeff

 

Catullus

Catullus (87 v. Chr – 54 v. Chr.)