Craig Arnold, Chinua Achebe, Yves De Bosscher

De Amerikaanse dichter Craig Arnold werd geboren op 16 november 1967 in Temple, Californië. Zie ook alle tags voor Craig Arnold op dit blog.

 

ARTICHOKE

Edible flowers might be colorful,
but this one sports its G.I. olive drab
for camouflage.
— Who’s it trying to fool?

It is a nymph that some god wants to grab
and have his way with, I explain. She scorns
his lust; and when he sees he’s met his match,
he turns her to a flower, covered with thorns
to keep her other lovers out of reach.

You say You made that up. You say That’s sick.
You say The things men think of are so cruel.

Under the bamboo steamer there’s a slick
of emerald green water. I watch you pull
the petals off, each with a warm knot
of paler flesh left hanging at the root.

A ‘loves me, loves me not’ sort of endeavor,
I say, but you don’t laugh. It hasn’t been
that long since liking me for being clever
stopped being enough for you. Sly pangolin,
endearingly nearsighted, belly rolled
up a spiky ball—that’s how I keep
my wits about me.
I notice how you’ve polled
the petal-points an inch, and how you scrape
each leaf with your incisors, the two
small grooves they leave. It makes me sick to watch.

—You’re awfully quiet today. What’s wrong with you?
I want to tell you what … but there’s a catch,
deep in the throat, that stops me, makes me choke
the words back, crack another pointless joke.

 

Mulberry

You have towered here
leaning half over the wall
all my awareness

years before I knew
what silkworm was or China
I felt your berries

pulp under my feet
tracked your purple all over
grandmother’s carpet

a sapling planted
by some sea captain to make
shade for a future

This winter you lost
one of  your long low branches
to a backed-up car

and the old woman
who has known you all her life
wept at the split wood

Your bark is wrinkled
more deeply than any face
you live so slowly

do our voices sound
to you like the fluttering
of  paper moth wings

do we seem rootless
holding fast to the anchor
of  the saddest things

 

Craig Arnold (16 november 1967 – 27 april 2009)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Antwoord

Ik verbrak eindelijk
de met angst omgeven fascinatie
die mijn oude blik bond
aan die zich verdringende gezichten
van plundering en greep mijn
restantleven in een wonder
van beslissing tussen witte-
boordenhanden en schudde het
als een goedkoop horloge in
mijn oor en gooide het
naast me op de grond
en stond op. Ik
maakte van hun schouders
en hoofden die op en neer gingen
een nieuwe ladder en zette hem
tegen hun zwetende flanken
en klom omhoog tot in de lucht
mijn handen zo nieuw voor hardheid
konden de ruwheid van een stekelige
dag beetpakken en de bron dempen
die turbulentie aan hun
voeten voedde. Ik maakte een dramatische
afdaling die dag en landde
achteruit in hurkende schaduwen
in potscherven van gebroken trance. Ik
gooide lang niet meer gebruikte ramen en deuren open
en zag mijn hut
opnieuw geveegd door regenboogbezems
van zonlicht weer mijn thuis worden
waar op de vloer van de ontmoeting
mijn trotse, levendige leven wachtte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

De Vlaamse schrijver, dichter en politicus Yves De Bosscher werd geboren in Kortrijk op 16 november 1970. Zie ook alle tags voor Yves De Bosscher op dit blog.

 

Moordkuil

Gooi de moordkuil dicht,
doe het nu
de uren zijn gerijpt
in gouden licht.

Sleep breuksteen aan
uit een andere aarde
zeg me niet van waar,
er waaien reeds genoeg
geheimen met de wind.

 

Lessen over de oorlog

maan de dauw uit de loopgraven
blaas het kopergroen klaroen
want we praten weer over onze oorlog

correctie: de oorlogen, de groote,
de min of meer grote en zelfs de kleine,
de verloren en gewonnen gewaande dagen
van weleer of van morgen
die zoals het zulke dagen betaamt
ook voorbij zijn gegaan

weer het bloed uit oude prenten
en verzen vol verlies, rood is
dood en rauw is de kleur
van het berouw

we praten weer over de oorlog
maar de doden
hebben ons niets geleerd dan dat
de vrede enkel wordt gevonden
diep in de aarde
van winnaars en verliezers

 

Yves De Bosscher (Kortrijk, 16 november 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Anton Koolhaas, Chinua Achebe, Yves De Bosscher

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: Nieuwe maan

“Toen Enno met zijn lichtbundel zat te zwaaien, leek het wel of hij zelf een besluit moest nemen, of er nù iets opzienbarends zou gaan gebeuren, of dat het nog uitgesteld moest worden. Of het aardedonker zou blijven en hij leeg, op een vulling met volstrekte duisternis na, terug zou keren. Hij deed het licht uit en luisterde naar het zwart.
Hij zat ongemakkelijk en hij voelde het dak van de grot, of wat het uiteindelijk ook zou blijken te zijn, als een druk op zich. Ineens luisterde hij met al zijn macht – maar die was verminderend. Er was een soort geluid in het donker. Niet een incidentele tik of zoiets, of stromen of ruisen van water, of iets van een herkenbaar bewegen; maar het geluid van angst. Nog niet eens een angst die zich al uit; of een angst waar al de ritseling van vluchten in zit; of zelfs de angst die zich alleen maar verraadt door het heffen van een kop, of van mogelijk zelfs een groot aantal koppen; maar een angst van iets massaals, of van een massa afzonderlijke levens, die tot iets ontwaken, dat ze zelf nog niet kennen. Zoiets als van wezens der duisternis, die voor het eerst licht zien. Enigszins te vergelijken met vleermuizen op een heel donkere zolder, die om hun as beginnen te draaien, als er licht binnenvalt. Maar dit geluid was nog massaler dan dat van vleermuizen, ook al zijn het er duizenden en zolang ze niet expres ook nog lawaai maken. Bovendien was het beneden Enno en niet op ongeveer de hoogte van het dak, of de bovenkant van het zwart.

Je zou kunnen denken aan het langs elkaar schuiven van dekens, met doorgaans vaag gebeweeg en soms plotselinger en sneller. En met slapers er onder, die nog in een diepe oerslaap vertoefden en in het wollige donker van die slaap gehinderd werden door prikkels, waarvan ze zich de aard niet realiseerden, maar die de onzekerheid van ontwaken aankondigden.
Het was verschrikkelijk opwindend, dat geluid en hoe ondefinieerbaar het in zijn wollige zachtheid ook was, het had iets angstaanjagends.
Iemand die jacht maakt op iets, houdt zich stil om de prooi niet te laten vluchten. Maar van niets was hier zo weinig sprake als van het begrip prooi en Enno moest een schreeuw geven. Om zijn bestaan hier te bevestigen en om te weten van welke aard het geheim was, dat hij beneden zich hoorde.
Aan de terugkaatsing van zijn schreeuw was af te leiden, dat de gitzwarte ruimte achter de kam niet zo erg diep en veel smaller was dan die waarin zijn mand stond. Maar nu hij zijn toorts naar beneden richtte, tot vlak voor de voet van de rotskam, zag hij maar vaag grond en op die grond niets. Hij zette de lichtstraal daarom van gespreid op gericht, om op die manier de grond iets scherper te kunnen belichten. Maar hij zag ook nu niets speciaals. Voor zover het hem mogelijk was, tuurde hij in het licht, de wand zelf af, om te kijken of ook aan die kant donkere en lichtgrijze vlakken waren, die hem eventueel een afdaling in het donker mogelijk zouden maken. Het leek hem toe dat dit zou kunnen. Maar hij was nog niet aan dat besluit toe.”

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Biafra, 1969

De eerste keer dat Biafra
Hier was, zo wordt ons verteld, was het een mooie
Figuur massief uitgehouwen in hardhout.

Vraatzuchtige witte mieren
Zaten erop en aten
Door zijn enorme neergezette voeten heen
Tot aan het grote hart en lieten
Een gegroefde, geleegde vogelverschrikker achter.

En zonovergoten golven kwamen en sloegen waanzinnig
Over zijn hol gegeten voeten
Totdat hij met zijn gezicht naar beneden in een miljoen fragmenten neerstortte.
Hij dreef vrolijk weg
Naar koude kusten – alleen cartografen
Markeerden de kustlijn
Van die vergeten massieve standplaats.

In onze tijd kwam hij terug
Met pijn en een bijtende geur
Van poeder. En woedende slopers,
Aangemoedigd door een half millennium
Van verovering, parasiterend
Op nieuwe oliedividenden, knijpen nu

Door zijn zwarte keel
Bloed en lymfe naar beneden, naar
Zijn handen en voeten,
Opgeblazen door kwashiorkor.

Moet Afrika
Voor de derde keer komen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

De Vlaamse schrijver, dichter en politicus Yves De Bosscher werd geboren in Kortrijk op 16 november 1970. De Bosscher bracht zijn jeugd door in Harelbeke in de wijk Overleie. Op school en tijdens zijn vrije tijd was hij geëngageerd in natuur. Als vijftienjarige werd hij het jongste lid van het groencomité in Harelbeke. Later richtte hij samen met zijn vrienden een jongeren-natuurvereniging op. Zijn belangstelling voor natuur zette hij grotendeels om in poëzie en zo startte hij eerst met een reeks vogelgedichten. Hij studeerde industriële milieuzorg in hoger onderwijs en werd in 1992 milieuambtenaar bij de stad Harelbeke. De Bosscher werd in 2010 aangesteld als rivierdichter van de Zuid-West-Vlaamse milieu- en natuurverenigingen, met zijn werk tentoongesteld tijdens de voorstelling ‘Lange Leve de Leie’ van 3 tot 30 december 2010 in de openbare bibliotheek van Harelbeke. In hetzelfde jaar publiceerde hij in Cyclus Overleie een viertal gedichten over zijn jeugdherinneringen aan zijn thuishaven. Verder schreef hij meerdere verhalen over de oorsprong van De Gavers, van laaggelegen meersen tot grote vijver, waaronder het jeugdverhaal Lolo van het Natte Weidenland en Gabbar.

 

Anemone aeternam

Een sluitend vast tapijt
van witte anemonen
smoort wat late stuipen winter

In ranke stille stammen
borrelt levensstroom uit ondergrond,
nog geruisloos is de lente

Op het ruisen van de voorjaarswind
drijft het lonken en verlangen, sluipt
in warm bloed dat aan het paren slaat

strooit de zon gedempt licht in sporen
waarlangs de zomer al haar intree doet
en dra de regen spoelt in stromen

Straks zijn knoppen vol, tot barsten al bereid
komen koperwieken aangevlogen
in hun zog brengen ze herfst

Waarna alweer de sneeuw valt
die sluit als vast tapijt rond bomen
waaronder anemoon noch hyacint

op een dag
geen lente meer zal komen

 

Papaver

Ik had je lief,
ik had je liever,
dat staat nu toch zo goed als vast,
dan jij mij

Toen je mij die klaproos gaf,
frêle blaadjes rond het naaktste hart
en ik vreesde voor het breken
sloten lippen zich voor eeuwig
rond de letters van je naam.

Nooit nog had ik iemand liever
dat staat nu toch zo goed als vast,

gezegd waar het op stond.

 

Yves De Bosscher (Kortrijk, 16 november 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Zonnewende (Yves De Bosscher)

Bij de zomerzonnewende

 

Fiercely the red sun descending / Burned his way along the heavens door Thomas Moran, 1876


Zonnewende

Ik hongerde naar woorden,
als het honderddagenvlas
onder het langste junilicht
wachtend op eendagsbloemen

sleet slechts aangevreten gedachten,
afgeknaagd zelfs de bast die beschermde
tegen het verschroeiende falen van mijn taal

Mijn hoop stelde ik op het roten van verjaarde vezels
in de aard van je oevers
waar geheimen prijs werden gegeven

Toen de winter kwam liep ik langs dat water, in de luwte
waar ik mijn dode stengels had gelaten groeide fijn kristal
en net daarbuiten, waar de rivier nog naar het land lonkte
dreven wind geschreven woorden

 

Yves De Bosscher (Kortrijk, 1970)
Het gedicht van de Bosscher op een plaat in Harelbeke


Zie voor de schrijvers van de 21e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Yves De Bosscher

Onafhankelijk van geboortedata

De Vlaamse dichter en politicus Yves De Bosscher werd in 1970 geboren in Kortrijk. Op tweejarige leeftijd verhuisde hij naar Harelbeke, waar hij met zijn ouders in een appartement langs de Leie kwam te wonen. Nooit zou een rivier veraf zijn in zijn leven. De Leie werd rechtgetrokken en de immense werken maakten grote indruk. De Bosscher begon zich lokaal voor natuur- en milieu te engaeren, richtte een natuurvereniging voor jongeren op en ging op vijftienjarige leeftijd naar de milieuraad van Harelbeke. Hij werd milieuambtenaar in de stad waar hij woonde. De waterkwaliteit van de Leie verbeterde. Deze van het kanaal ging achteruit. De indrukken die hem overvielen werden vaak in poëzie uitgedrukt. Hij verhuisde naar Stasegem – alweer vlakbij het kanaal. Nu woont hij met zijn gezin in Sint-Denijs, op geringe afstand van het kanaal. En met, in de verte, zicht op de Schelde …. Pas nadat op het natuur.forum een poëzietopic werd opgestart kwam hij voor het eerst met zijn poëzie naar buiten. Een aantal van zijn gedichten werd gepubliceerd in tijdschriften en boeken. Op het Vogelfestival aan de Oostvaarderplassen in Nederland werkte hij samen met Wim Parmentier uit Watou mee aan een poëzieproject. Voor Natuur.koepel Zuid-West-Vlaanderen werkt hij nu rond rivierpoëzie. Ondertussen kan men op verschillende plaatsen in Zuid-West-Vlaanderen de sporen van het rivierpoëzieproject vinden.

Stil

vader taalt in armgrepen
de letters raakt hij kwijt
en als zijn denken overstroomt
grossiert hij stil in spijt

graait tevergeefs naar woorden
die dolend zwerven in zijn hoofd
geen enkel kan hij vatten
zo is zijn stem gedoofd.

hij prevelt soms mijn naam nog
maar herkennen doet hij niet
het verleden ligt geborgen
in een bunker van graniet

het pad waarop hij stapt
verdwijnt in grijze mist
niets blijft er nu nog over
van wat hij vroeger wist

straks scheiden onze wegen
het is al veel te laat
wie valt nog te verwijten
dat er nooit echt werd gepraat?

 

Kortrijk, 2302

hoe het een geschiedenis kan vergaan
uiteindelijk zijn de woorden weer gevallen
waarmee wij ons zullen onderscheiden
van schuimers en plunderaars
in deze verloren stad

hebben onze lieve vrouwen en kinderen
op het smelten niet gewacht,
het gild der koolstofjagers
hoedt zich in deze boten
voor de vloek van het zoute water

nu kappen we de touwen
die ons kluisterden aan maagd en leeuw,
varen langs dobberende inboedels
tussen de spitsen van sint-Antonius en sint-Jan
naar een ongewisse wereld

er klinken elegieën voor de ouden
die achter werden gelaten,
zij die hadden voorzien
het vermeende voor waarheid te nemen
en zonder gemor verdronken zijn
in hun huizen op de kouter

duizend jaar zijn geweest
en weer hebben we niets geleerd

Yves De Bosscher (Kortrijk, 1970)