Truman Capote, Hendrik Marsman, Roemi, Eli Wiesel

De Amerikaanse schrijver Truman Capote werd geboren op 30 september 1924 als Truman Streckfus Persons in New Orleans. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2006.

 

Uit: The Walls Are Cold

 

“… so Grant just said to them come on along to a wonderful party, and, well it was as easy as that. Really, I think it was just genius to pick them up, God only knows they might resurrect us from the grave.” The girl who was talking tapped her cigarette ash on the Persian throw rug and looked apologetically at her hostess.

The hostess straightened her trim, black dress and pursed her lips nervously. She was very young and small and perfect. Her face was pale and framed with sleek black hair, and her lipstick was a trifle too dark. It was after two and she was tired and wished they would all go, but it was no small task to rid yourself of some thirty people, particularly when the majority were full of her father’s scotch. The elevator man had been up twice to complain about the noise; so she gave him a highball, which is all he is after anyway. And now the sailors. .. oh, the hell with it.

“It’s all right, Mildred, really. What are a few sailors more or less? God, I hope they don’t break anything. Would you go back in the kitchen and see about ice, please? I’ll see what I can do with your new-found friends.”

“Really, darling, I don’t think it’s at all necessary. From what I understand, they acclimate themselves very easily.”

The hostess went toward her sudden guests. They were knotted together in one corner of the drawing-room, just staring and not looking very much at home.

The best looking of the sextet turned his cap nervously and said, “We didn’t know it was any kind of party like this, Miss. I mean, you don’t want us, do you?”

“Of course you’re welcome. What on earth would you be doing here if I didn’t want you?”

The sailor was embarrassed.

“That girl, that Mildred and her friend just picked us up in some bar or other and we didn’t have any idea we was comin’ to no house like this.”

“How ridiculous, how utterly ridiculous,” the hostess said. “You are from the South, aren’t you?”

He tucked his cap under his arm and looked more at ease. “I’m from Mississippi. Don’t suppose you’ve ever been there, have you, Miss?”

She looked away toward the window and ran her tongue across her lips. She was tired of this, terribly tired of it. “Oh, yes,” she lied. “A beautiful state.”

He grinned. “You must be mixed up with some other place, Miss. There sure’s not a lot to catch the eye in Mississippi, ‘cept maybe around Natchez way.”

“Of course, Natchez. I went to school with a girl from Natchez. Elizabeth Kimberly, do you know her?”

“No, can’t say as I do.”

Suddenly she realized that she and the sailor were alone; all of his mates had wandered over to the piano where Les was playing Porter. Mildred was right about the acclimation.

“Come on,” she said, “I’ll fix you a drink. They can shift for themselves. My name’s Louise, so please don’t call me Miss.”

“My sister’s name’s Louise, I’m Jake.”

 

Capote

Truman Capote (30 september 1924 – 25 augustus 1984)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hendrik Marsman werd geboren op 30 september 1899 in Zeist Zie ook mijn blog van 30 september 2006.

Vrees

Ik vraag mij af

hoe lang het nog duren zal

dat ik als een bal

heen en weer word geslingerd

en van vreezen verval

tot steeds dieper vreesachtigheid

en hoe kort is de tijd

dat ik als een bevende voorjaarswingerd

tegen den machtigen muur van het leven hang!

 

waarvoor ben ik bang?

 

ik ben bang voor het uur

dat de dood mijn lichaam ontbinden zal

en mijn ziel wordt gezet in het vuur,

ik ben bang dat ik staan zal tegen den muur

en dat de kogel niet missen zal…

ik ben bang, dat ik noch in den duur

noch daarna in de schaduwen van het Dal

den weg naar het hart des levens

meer vinden zal –

 

ach, de vreezen zijn zonder tal…

 

 

Maannacht

 

De maan breekt de wolken uiteen;

en stroomende uit die wel breken

kolken en kreken, gletschers en meren

naar alle verten uiteen.

 

de aarde is klein en alleen,

een slingerend schip in het ruim,

dat zich stampend en schuin

overstag gaand in doodsangst

kampende boven houdt

op het kolkende water des donkers

onder het stormende schuim.

 

ik lig in het ruim naast een vrouw.

haar borsten rijzen en dalen;

zij slaapt, zij denkt nu alleen

in haar droomen aan het geluk;

hoe vredig haar ademhalen:

zij weet niets van den nood

van ons schip, zij hoort

de seinen niet gillen,

noch het angstige fluiten driemaal

als een signaal

van den dood.

 

gun mij nog twee uren slaap,

ik kan zoo niet blijven waken

 

– neem dan nu afscheid van haar,

misschien zult gij den morgen niet halen,

tenzij in een ander land….

 

ik schuif mijn hand in haar hand

– zie, even beven haar wimpers, –

– zoo liggen wij naast elkaar

als tweelingen, sluim’rende kinderen –

zullen wij elkaar niet meer vinden

dan zij mij dood – of ik haar?

 

marsman1

Hendrik Marsman (30 september 1899 – 21 juni 1940)

 

De Perzische dichter en soefistisch mysticus Jalal ad-Din Rumi (of Roemi met diverse spellingsvarianten) werd geboren op 30 september 1207 in Balkh. Rumi is één van de belangrijkste personen uit de Perzische dichtkunst. In religieuze kringen wordt hij ook wel Maulana of Mevlana (soms met toevoeging Balkhi naar zijn geboorteplaats) genoemd; dit betekent ‘onze meester’. Hij is geboren in de streek Khorasan, toen Perzië en nu in Afghanistan, en verhuisde later naar de noordwestelijke Perzische stad Tabriz en later naar Konya in het huidige Turkije. Hij was de leidende figuur van de soefi beweging in het middeleeuwse Konya. Zijn graf is nog steeds een heilige plaats voor volgelingen. Hij stichtte er onder andere de dansende derwisjen, een soefi orde van religieuze dansers en muzikanten. In de dans draaien zij om hun as, waarbij zij mediteren en de naam van God aanroepen.

 

Uit: Divan-I Shams-I Tabriz

 

1

The man of God is drunken without wine,
The man of God is full without meat.
The man of God is distraught and bewildered,
The man of God has no food or sleep.
The man of God is a king neath dervish-cloak,
The man of God is a treasure in a ruin.
The man of God is not of air an
d earth,
The man of God is not of fire and water.
The man of God is a boundless sea,
The man of God rains pearls without a cloud.
The man of God has hundred moons and skies,
The man of God has hundred suns.
The man of God is made wise by the Truth,
The man of God is not learned from book.
The man of God is beyond infidelity and religion,
To the man of God right and wrong are alike.
The man of God has ridden away from Not-being,
The man of God is gloriously attended.
The man of God is concealed, Shamsi Din;
The man of God do you seek and find!

 

rumi

Roemi (30 september 1207 – 17 december 1273)

 

De Joods-Roemeens-Frans-Amerikaanse schrijver Eli Wiesel werd geboren op 30 september 1928 in Sighet (nu Sighetu Marmaţiei), Roemenië, als een zoon van Sjlomo en Sara, orthodoxe joden van Hongaarse afkomst die een kruidenierszaak hadden. Hij had drie zussen, Bea, Hilda en Tzipora. Sighet werd een gedeelte van Hongarije in 1940, en in 1944 deporteerden de nazis de Hongaarse joden naar Auschwitz-Birkenau. Zijn moeder en Tzipora, de jongste zus, werden er vermoord; hij en zijn vader werden naar het aangrenzende werkkamp Auschwitz III Monowitz gestuurd. In januari 1945, werden vader en zoon gedwongen te marcheren naar Buchenwald, waar Elies vader overleed. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij in een Frans weeshuis gestopt. In 1948 begon Wiesel een studie aan het Sorbonne. Hij vond een baan bij de Franse krant, L’arche als journalist en raakte in contact met de Nobelprijs voor Literatuur-winnaar François Mauriac, die hem uiteindelijk kon overtuigen zijn Holocaustervaringen op te schrijven. Dat leverde zijn eerste roman, in het Jiddisch, Un di velt hot geshvign (En de wereld zweeg) op, die in 1956 in Buenos Aires verscheen. Twee jaar later zag de sterk ingekorte bewerking La nuit bij Les Éditions de Minuit het licht, waarschijnlijk Wiesels beroemdste werk en het begin van een lange reeks werken in het Frans. In 2007 schreef hij een nieuw voorwoord bij een heruitgave van La nuit. Eli Wiesel ontving in 1986 de Nobelprijs voor de vrede.

 

Uit: Night

 

“At four o’clock in the afternoon of the same day, as usual the bell summoned all

the heads of the blocks to go and report.

They came back shattered. They could only just open their lips enough to say the

word: evacuation. The camp was to be emptied, and we were to be sent farther back.

Where to? To somewhere right in the depths of Germany, to other camps; there was no

shortage of them.

“When?”

“Tomorrow evening.”

“Perhaps the Russians will arrive first.”

“Perhaps.”

We knew perfectly well that they would not.

The camp had become a hive. People ran about, shouting at one another. In all the

blocks, preparations for the journey were going on. I had forgotten about my bad foot. A doctor

came into the room and announced:

“Tomorrow, immediately after nightfall, the camp will set out. Block after block.

Patients will stay in the infirmary. They will not be evacuated.”

This news made us think. Were the SS going to leave hundreds of prisoners to

strut about in the hospital blocks, waiting for their liberators? Were they going to let the

Jews hear the twelfth stroke sound? Obviously not.

“All of the invalids will be summarily killed,” said the faceless one. “And sent to

the crematory in a final batch.”

“The camp is certain to be mined,” said another. “The moment the evacuation’s

over, it’ll blow up.”

As for me, I was not thinking about death, but I did not want to be separated from

my father. We had already suffered so much, borne so much together; this was not the

time to be separated.

I ran outside to look for him. The snow was thick, and the windows of the blocks

were veiled with frost. One shoe in my hand, because it would not go onto my right foot,

I ran on, feeling neither pain nor cold.

“What shall we do?”

 

WieselElie

Eli Wiesel (Sighet, 30 september 1928)

Pé Hawinkels, Miguel de Unamuno, Elizabeth Gaskell, Miguel de Cervantes

De Nederlandse schrijver, vertaler en dichter  Pé Hawinkels werd geboren op 29 september 1942 in Heerlen. Zie ook mijn blog van 29 september 2006.

 

Het leven op aarde
Naar ‘Het hooien’ van Pieter Brueghel

 

Nu zal het spoedig avond zijn.

 

In de bomen als een goede stroom

uit de hoorn der bergen verzamelen op vilten zolen

zich de bendes van de nacht al; zo meteen

zullen zij, doelmatig en geruisloos als abstracte katten

uitzwermen en de duisternis uitzetten, zoals een plant

dat doet; maar nu

heerst stilte.

 

De zon heeft al vaarwel gezegd; de horizon

draagt nog de stille bleekheid om zijn dood,

maar in de landen, al de lagen,

waarin die zich voor het oog groeperen,

is een korte poos

van rust.

De mensen gaan vermoeid naar huis,

of werken nog wat door, met wat de aarde

en de dag hun opgeleverd hebben,

maar de hemel werk nu eenmaal samen met de nacht:

boven hun doen, ’t lijkt op spel, boven hun gang

op weg naar huis, hangt zwaar ’t ooglid,

donkerblauw, te talmen.

 

Meisjes draaien als altijd voorbij,

hun lach rilt en stoot zichzelf vooruit

naar dat onmetelijk zwijgen,

dat vogels in zich opneemt net zo goed als burchten,

molens en handelssteden, rivieren waar een schip in snijdt,

en nogmaals bomen, wier gebladerte niet eens

beeft in ’t bijzijn van de grote nacht.

 

Hoe goed nu dat men toebereidselen treft om weg,

om naar het dorp van de vergetelheid te gaan; schatrijk

blaast de weide zijn veelvoud aan wangen op,

dronken graait de boer ’t corrupte hooi naar zich toe.

 

Nu zal het weldra avond zijn.

 

Groots, onverbiddelijk zal ’t enorme oog

van het heelal zich sluiten, en daarmee

 

zal al ’t verbazen, heel de menigvuldigheid, o,

het rood van uw kleren, uw vruchten, uw rinkelend lachen

en uw donkere bemoeienis met zwijnen, met god en met

de vertwijfelde, vriendelijke noodsprongen van

de klaproos hier en de braamstruik daar,

het afleggen tegen, bezwijken aan

het alleswegvagend niets dat nu

zijn uur wacht in de hoogte.

 

En wie of wat zal straks

als de dood egaal zijn lijf

laat zakken op deze weelde, de tot waanzin drijvende

pracht, iets baten? Wie?

De boer soms, die innig als een vlieg in zijn pootjes,

zijn zeis wet? De ruiters, die razen

over verre welvingen gras, de man die alleeen

de nacht in de ogen ziet, als een held of als een konijn?

De daad onder daken, in de schoot vol onraad

en een geringer bezwijken?

 

De bomen beven niet in ’t minst; vogels zweven heel kalm

en zonder kopzorg onder boven; mannen keren vrij van angst

en gaan het land in waar hen de nacht verrassen zal;

de einder is lichtblauw, en de vrouw

die van de wereld weg lacht

heeft een ongezien gezicht.

 

Hawinkels

Pé Hawinkels (29 september 1942 – 16 augustus 1977)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 29 september 2006.

 

De Spaanse dichter en filosoof Miguel de Unamuno y Jugo werd geboren op 29 september 1864 in Bilbao.

 

De Britse schrijfster Elizabeth Gaskell werd geboren op 29 september 1810 in Londen.

 

De Spaanse dichter en schrijver Miguel de Cervantes werd geboren op 29 september 1547 in Madrid.

Albert Vigoleis Thelen, Prosper Mérimée, Francis Palgrave, Rudolf Baumbach

De Duitse schrijver Albert Vigoleis Thelen werd geboren in Süchteln op 28 september 1903. Hij werd, evenals zijn drie broers, streng katholiek opgevoed. In 1925 begon hij de studie germanistiek, filosofie en kunstgeschiedenis aan de Keulse universiteit. In het daarop volgende jaar zette hij zijn studie voort aan de universiteit van Münster, waar hij ook Nederlands studeerde. Bij zijn eerste pogingen literair werk te vervaardigen, koos hij als alter ego de tweede voornaam Vigoleis, naar eigen zeggen afkomstig uit het middeleeuwse epos Wigalois van Wirnt von Grafenberg. In 1928 werkte Thelen als assistent van professor Karl Dester in Keulen mee aan de Internationale Presseausstellung Pressa. Daar leerde hij zijn latere vrouw Beatrice Bruckner kennen. Tussen 1928 en 1931 voorzag hij in zijn levensonderhoud als arbeider op de boerderij van zijn oudere broer Joseph. Hij trachtte vele malen te debuteren, hetgeen hem uiteindelijk lukte met de tekst Versuch einer Deutung (een artikel over de schilder Hermann Schmitz in de Vereinigten Drei-Städte-Zeitung).

Van 1931 tot 1936 woonden Thelen en zijn echtgenote op Mallorca, waar hij o.a. de vertaling in het Duits voltooide van Het carnaval der burgers van de Nederlandse essayist Menno ter Braak, met een voorwoord van Thomas Mann; door het aan de macht komen van de nazi’s in Duitsland, kon daarvoor echter geen uitgever meer worden gevonden. Om dezelfde reden leden zijn Duitse vertalingen van de Nederlandse schrijvers Van Vriesland en Slauerhoff schipbreuk. Thelen genoot in Nederland al voor de oorlog in kleine kring, voornamelijk onder schrijvers, een bijzondere reputatie vanwege zijn zeer bewogen leven; een selectie uit zijn brieven, die Ter Braak had willen uitgeven, had in 1940 al schipbreuk geleden door Ter Braaks vroege dood en het uitbreken van de oorlog, waarin de originelen verloren waren gegaan. Uitgever Geert van Oorschot moedigde hem nu aan, alsnog zijn herinneringen op schrift te stellen en publiceerde zo als eerste Thelens autobiografische roman die Insel des zweiten Gesichts, in het Duits. Die Insel des zweiten Gesichts verscheen in 1953, en werd door Thomas Mann geprezen als een van de grootste autobiografieën van de twintigste eeuw; zijn boek laat zich vergelijken met andere grote autobiografieën, zoals Het land van herkomst van Eduard du Perron en Jahrestage van Uwe Johnson. Het boek verscheen in 1953, en leverde Thelen o.a. de Theodor-Fontane-prijs op.

Uit: Die Insel des zweiten Gesichts

“Es hieße diese Aufzeichnungen mit Erdichtetem beginnen, wollte ich mich anheischig machen, nach zwanzig Jahren noch an den Tag zu bringen, wer mich auf der nächtlichen Meerfahrt mit ärgerer Tücke gequält hat: der gemeine Menschenfloh in dem von einem Matrosen entliehenen Schlafsack oder der garstige Traumalb, der mich in die Nicolaas Beets Straat nach Amsterdam entführte, wo sich das Grab über einer jungen Frau geschlossen hatte, deren Todesursache ich, Doppelgänger ihres treulosen Geliebten, geworden war. Ein schichtig-schauerlicher Anfang für ein Buch, könnte man meinen. Nun, es bleibt wohl bei diesem in der Ferne verzuckenden Wetterleuchten, und soweit ich als Autor ein Wörtchen mitzureden habe, glaube ich vorhersagen zu dürfen, dass es auf die lange Dauer gar nicht makaber hier zugehen wird, sehen wir von dem noch unabsehbaren Ende ab, wo Bomben platzen und der Hass, die Nacht, die Angst, kurz die Schießgewehre des spanischen Bürgerkrieges in Anschlag gebracht werden – lebt wohl, ihr Brüder, hier die Brust! “

Uit: Die Literatur in der Fremde

“Viel weiter zurück in die Vergangenheit muß man gehen, wenn man Alfred Döblin in seinem Roman Der blaue Tiger (Querido Verlag, Amsterdam) folgen will. Dieses Buch ist die Fortsetzung des hier früher bereits besprochenen Die Fahrt ins Land ohne Tod. Blicken wir zurück auf das Werk des jetzt 60-jährigen Autors, dann finden wir, daß seine historischen Romane eine ununterbrochene Abrechnung mit dem Problem des »Ich über der Natur« beinhalten. Geographisch gesprochen, ging die mythische Fahrt Döblins über China nach Indien, mit dem utopischen Intermezzo Berge, Meere und Giganten, das dem Leser von 1938 übrigens beweist, wieviel an Zukunftsphantasie das Buch bereits eingebüßt hat. Ist das ein Beweis für die prophetischen Qualitäten des Autors oder für die diagnostische Scharfsinnigkeit des Arztes Döblin?
Es ist nicht immer leicht, Döblin auf seiner Fahrt ins Land ohne Tod zu begleiten. Bei diesem Autor wird alles ins Kosmische gezogen die Revue der Gestalten, historischen Namen, einzelnen Fakten (die oft nur zur Peripherie des Ganzen gehören) betäubt den Leser öfter, so daß er fürchtet, selbst in den Strom der Anhänger des Loyola gezogen zu werden, die den Völkern Südamerikas das Evangelium verkündigen. Ich fühle mich nicht kompetent, das historische Fundament des Romans auf seine Echtheit hin zu prüfen. Es scheint mir jedoch auch nicht von großer Wichtigkeit zu sein, ob der Mythos Döblins mit dem übereinstimmt, was in den Archiven als »geschichtswissenschaftliche Wirklichkeit« klassifiziert ist.“

 

thelen

Albert Vigoleis Thelen (28 september 1903 – 9 april 1989)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 september 2006.

De Franse auteur, historicus en archeoloog Prosper Mérimée werd geboren in Parijs op 28 september 1803. Zie ook mijn blog van 28 september 2006.

De Britse criticus en dichter Francis Turner Palgrave werd geboren op 28 september 1824 in Great Yarmouth.

De Duitse dichter en schrijver Rudolf Baumbach werd op 28 september 1840 geboren in Kranichfeld/Ilm.

Grazia Deledda, Edvard Kocbek, Tanja Kinkel

De Italiaanse schrijfster Grazia Deledda werd geboren op 27 september 1871 in Nuoro op Sardinië en is afkomstig uit een welgestelde familie. Ze had na afronding van de scuola elementare niet de mogelijkheden om verder te leren. Om toch tot een literaire klasse door te kunnen dringen eigende zij de literaire kennis op autodidactische wijze toe.

Deledda debuteerde op 17-jarige leeftijd met de publicaties van enkele Novellen voor het mode-tijdschrift l’Ultima moda. Haar literaire carrière werd door haar familie gedwarsboomd; ze was immers nog een minderjarig meisje. Bovendien werden deze publicaties hevig bekritiseerd door de overwegend conservatieve Nuorese bevolking. Desalniettemin gaf Deledda niet op en stuurde haar novellen naar het vasteland van Italië. Op 21-jarige leeftijd publiceerde ze haar eerste roman genaamd Fior di Sardegna (1892) en 3 jaar later volgde Anime oneste (1895). In 1900 trouwde ze met de regeringsfunctionaris Palmiro Madesani en verhuisde naar het wereldlijke Rome waar logischerwijs de kans op haar grote doorbraak groter was, ook al werd zij daarvoor al gezien als een veelbelovende schrijfster. In datzelfde jaar kwam haar meest gewaardeerde roman uit, Elias Portolu, een verhaal over de onbeantwoorde liefde van een ex-gedetineerde voor zijn schoonzus. In 1926 ontving Deledda de Nobelprijs voor de Literatuur.

 

Uit: While the East Wind Blows (Mentre soffia il levante)

 

“Although he was a poet, Diddinu was a wild and brutal man who dealt severely with his family, in particular with his daughters. His family respected him, but they all feared him. In the presence of her father, Maria Franzisca would hardly have dared to sit down close to her dear Predu. According to the custom of engaged couples, she kept a distance from her fiancé, only to charm him more, enticing him with the lovely movements of her body, veiled in the fleecy scarlet vest embroidered with flowers, and the blazes of her turquoise-green, almond-shaped eyes.

Thus, it was Christmas Eve—a gray day, dimmed but mild since an east wind was blowing, carrying the enervating warmth of distant deserts and a humid scent of the sea.

It appeared that, somewhere among the mountains, their slopes green from the cold grass of winter, or in the valleys where the shaking almond trees prematurely bloomed, throwing to the wind the white petals of snow as if from harm, there burned a great fire, the flames of which were not seen, but which was the source of the heat. And the clouds incessantly issuing from the mountaintops and spanning the sky seemed to be the smoke of that invisible fire.

The country sounded from the ringing of feast; people, yielding to the strange Levantine wind, crowded streets and houses, gathering to celebrate the birth of Christ. Families exchanged their gifts: suckling pigs roasted whole, lambs of autumn, meat, sweets, cakes, and dried fruit. Shepherds brought to their masters the first milk of their calves, and the lady of the house returned the container to the shepherds, filled with vegetables or other things, having first carefully emptied it in order not to bring down ruin on the cattle.”

 

 

Graziadeledda

Grazia Deledda (27 september 1871 – 15 augustus 1936)

 

De Sloveense dichter, schrijver en essayist Edvard Kocbek werd in Sloveens Stiermarken geboren op 27 september 1904. Zie ook mijn blog van 27 september 2006.

 

 

Rocket (Raketa)

Moonlight is dangerous,
Mothers used to say,
Sleeping walkers on nocturnal roofs
Are very suspicious,
Fathers used to judge,
And yet children were dazzled
By the fireworks of a mad crowd,
And this mathematical excursion of force to the Moon
Is the greatest fraud of all time,
An obsessed reiteration of a spinning World,
Caught up in death and darkness.

Time is more mysterious than space,
History books heavier than atlases,
Earth is the most colorful of rainbows
And man is hotter than the Sun,
Among the bright Cherubim
The flame of spirit is the most irrepressible,
A burning rocket named Palach
Has measured history
From bottom to top,
Even black glasses have read
The smoky message.

 

Prayer (Molitev)

I am
Because I was
And everybo
dy
Will be able
To forget me.

And yet
I must say:
I am
And I was
And I will be,
And that’s why I’m more
Than oblivion,
Infinitely more
Than denial,
Endlessly more
Than nothing.

Everything is eternal
That originates,
Birth is stronger
Than death,
More persistent
Than despair and solitude,
Mightier
Than noise and sin,
More solemn
Than rejection.
I will never
Stop to exist.
Never.
Amen.

 

 

Vertaald door Luka Lisjak

 

 

edvard_kocbek

Edvard Kocbek (27 september 1904 – 3 november 1981)

 

De Duitse schrijfster Tanja Kinkel werd geboren op 27 september 1969 in Bamberg. Zie ook mijn blog van 27 september 2006.

 

Uit: Venuswurf

„Es war laut, das fiel ihr als Erstes auf. Ungeheuer laut. Zu Beginn ihrer Reise hatten die anderen miteinander geschwatzt, bis ihre Stimmen in Dunkelheit, Erschöpfung und Angst versickerten. Die Nacht war immer noch nicht vorbei, aber mittlerweile hörten sie von allen Seiten Geräusche. Von Rädern, die kein Loch und keinen Stein auf der Straße ausließen. Von Fuhrwerk um Fuhrwerk, das hinter ihnen, vor ihnen oder neben ihnen von Rindern, Eseln oder Menschen gezogen wurde. Flüche, Knirschen und Scharren, das sie nicht einordnen konnten. In ihren Dörfern hatte es selbst an Erntetagen nicht so viel Lärm gegeben, und ganz gewiss nicht in der Nacht.

»Heb mich hoch!«, forderte Tertia, nachdem sie sich vergeblich auf die Zehenspitzen gestellt hatte, um durch die Spalten des Verschlags zu spähen, und berührte den Mann, der an ihrer Seite kauerte, mit dem Ellbogen. »Wir müssen in der Stadt sein. Ich will die Stadt sehen!«

Selbst sitzend war er noch größer als sie. »Warum?«, fragte er dumpf. »Hast du es so eilig, verkauft zu werden?«

»Ich werde nicht verkauft«, sagte Tertia scharf. »Ich werde gerettet.«

Er schnaubte verächtlich und beachtete sie nicht weiter. Dafür äußerte sich die einzige andere Person, die aus dem gleichen Dorf wie Tertia stammte. »Du hast Glück, dass deine Eltern dich nicht schon längst losgeworden sind«, sagte Fausta verächtlich.

»Das sind nicht meine Eltern«, erwiderte Tertia in einem hohen Singsang. »Sie haben mich als Kind gefunden, wie Romulus und Remus. In Wirklichkeit bin ich die Tochter eines griechischen Königs, und er wird in der Stadt sein, um mich zu retten.« Ihre Geschichte hatte zu Beginn der Reise einige der anderen zum Lachen gebracht, aber mittlerweile nicht mehr.”

 

Kinkel_Tanja_1

Tanja Kinkel (Bamberg, 27 september 1969)

Bart Chabot , T. S. Eliot, William Self, Cyprian Ekwensi

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot  werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2006.

 

Uit: FC Dood

“Ik heb in dienst gezeten. Bij de Koninklijke Luchtmacht, als dienstplichtig militair. Van 1974 tot 1976.
In mei ’76 ging ik, zoals dat heet, met Groot Verlof.
Tot op de dag van vandaag ben ik oproepbaar. Als via de draadomroep een algehele mobilisatie wordt afgekondigd, dien ik mij terstond, dat wil zeggen: binnen vierentwintig uur, te melden bij mijn onderdeel, in afwachting van nadere instructies.

Mei 1999 kreeg ik een brief van kolonel Steggelweij.
In verband met de ‘veranderde veiligheidssituatie’ zou, naar het zich thans liet aanzien, ‘van mijn kwaliteiten in de toekomst geen gebruik worden gemaakt’, reden om mij, Eerste Luitenant der Koninklijke Luchtmacht, bij Hare Majesteit de Koningin ‘voor te dragen voor vervroegd eervol ontslag’.
Ik schreef het volgende terug. (Dat dan wél, ja. Een dergelijk buitenkansje liet ik me niet ontglippen.)

Lieve kolonel,
(Zoiets komt in die kringen als een mokerslag aan. Schrijf je die lieden aan als ‘Geacht kolonelsregime’ of ‘Geachte leden van de Bloedjunta’, dat is geen punt, daar verblikken of verblozen ze niet van. Maar schrijf je ‘Lieve kolonel’, dan bezorg je de andere kant, de ontvangende partij, een hoog Brokeback Mountain-gevoel, iets wat in die specifieke kringen
niet bijster populair is.)
Ik deel uw inschatting niet.

Natuurlijk ben ik verheugd over de wat u noemt ‘veranderde veiligheidssituatie’. U doelt, naar ik aanneem, op het omvallen van het IJzeren Gordijn. Vergis ik mij echter of is de situatie sinds de val van de Berlijnse Muur in sommige opzichten niet veeleer verslechterd? We hoeven maar naar het voormalige Joegoslavië te kijken of naar de randhaarden in de ex-Sovjet-Unie, om in te zien dat te veel optimisme tot bittere teleurstelling kan leiden, ja, zelfs tot ontgoocheling.”

 

bartchabot

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2006.

 

COUSIN NANCY

Miss Nancy Ellicott
Strode across the hills and broke them,
Rode across the hills and broke them–
The barren New England hills–
Riding to hounds
Over the cow-pasture.

Miss Nancy Ellicott smoked
And danced all the modern dances;
And her aunts were not quite sure how they felt about it,
But they knew that it was modern.

Upon the glazen shelves kept watch
Matthew and Waldo, guardians of the faith,
The army of unalterable law.

 

 

MORNING AT THE WINDOW

They are rattling breakfast plates in basement kitchens,
And along the trampled edges of the street
I am aware of the damp souls of housemaids
Sprouting despondently at area gates.

The brown waves of fog toss up to me
Twisted faces from the bottom of the street,
And tear from a passer-by with muddy skirts
An aimless smile that hovers in the air
And vanishes along the level of the roofs.

 

Elliot

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

De Engelse schrijver, criticus en columnist William Self werd geboren in Londen op 26 september 1961. Hij studeerde filosofie aan het Exeter College in Oxford. Self werkte ook als journaqlist en tekenaar en voor radio en televisie. Ook was hij lid van de punkband The Abusers. Tot 1996 kwam hij ook herhaaldelijk in de publiciteit wegens zijn heroineverslaving.

 

Uit: The Book of Dave

 

“Carl De´vu´sh, spindle-shanked, bleach-blond, lampburnt, twelve years old, kicked up buff puffs of sand with his bare feet as he scampered along the path from the manor. Although it was still early in the first tariff, the foglamp had already bored through the cloud and boiled the dew off the island. As he gained height and looked back over his shoulder, Carl saw first the homely notch of Manna Ba¨, then the shrub-choked slopes of the Gayt rising up beyond it. The sea mist had retreated offshore, where it hovered, a white-grey bank merging with the blue screen above. Wot if Eye woz up vair, Carl thought, up vair lyke ve Flyin I? He put himself in this lofty perspective and saw Ham, floating like a water beetle, thrusting out angled legs of grey stone deep into the placid waters of its ultramarine lagoon. The waters intensified the beetle island’s myriad greens: its golden wheatie crop, its purple, blue and mauve flowering buddyspike, its yellowy banks of pricklebush and its feathery stands of fireweed. The whole lustrous shell was picked out by a palisade of blisterweed, the lacy umbels of which trimmed the entire shoreline.

The real island was quite as vivified as any toyist vision, the southeast-facing undulation of land audibly hummed. Bees, drugged by the heat, lay down in the flowers, ants reclined on beds of leaf mould, flying rats gave a liquid coo-burble – then stoppered up. To the south a few gulls soared above the denser greenery of the Ferbiddun Zo¨n.”

 

Self

William Self (Londen, 26 september 1961)

 

De Nigeriaanse schrijver Cyprian Ekwensi werd op 26 september 1921 in Nigeria geboren in Minna. Zie ook mijn blog van 26 september 2006.

 

Patricia Lasoen, Carlos Ruiz Zafón, William Faulkner, Herbert Heckmann

De Vlaamse dichteres Patricia Lasoen werd geboren op 25 september 1948 in Brugge. Zie ook mijn blog van 25 september 2006.

 

Reïncarnatie

 

mijn voetjes warmend
hoog tussen je zachte dijen
denk ik plots
aan die kale man
die vroeger de piano stemde
en alleen maar melk en
regenwater dronk.
Hij geloofde aan reïncarnatie en
– verstrooid de snaren toetsend –
heeft hij op een dag verteld
dat ik vroeger een prinses was
of de dochter van een Indianenstamhoofd
en Kiruka heette.
Zelf zou hij terugkeren
als bruingestreepte kater.

 

PatriciaLasoen

Patricia Lasoen (Brugge, 25 september 1948)

 

 

De Spaanse schrijver Carlos Ruiz Zafón werd geboren op 25 september 1964 in Barcelona. Zie ook mijn blog van 25 september 2006.

 

Uit: Der Friedhof der Vergessenen Bücher (Der Schatten des Windes,Vertaald door Peter Schwaar)

 

“Ich erinnere mich noch genau an den Morgen, an dem mich mein Vater zum ersten Mal zum Friedhof der Vergessenen Bücher mitnahm. Die ersten Sommertage des Jahres 1945 rieselten dahin, und wir gingen durch die Straßen eines Barcelonas, auf dem ein aschener Himmel lastete und dunstiges Sonnenlicht auf die Rambla de Santa Mónica filterte. “Daniel, was du heute sehen wirst, darfst du niemandem erzählen”, sagte mein Vater. “Nicht einmal deinem Freund Tomás. Niemandem.”
“Auch nicht Mama?” fragte ich mit gedämpfter Stimme.
Mein Vater seufzte hinter seinem traurigen Lächeln, das ihn wie ein Schatten durchs Leben verfolgte.
“Aber natürlich”, antwortete er gedrückt. “Vor ihr haben wir keine Geheimnisse. Ihr darfst du alles erzählen.”
Kurz nach dem Bürgerkrieg hatte eine aufkeimende Cholera meine Mutter dahingerafft. An meinem vierten Geburtstag beerdigten wir sie auf dem Friedhof des Montjuïc. Ich weiß nur noch, daß es den ganzen Tag und die ganze Nacht regnete und daß meinem Vater, als ich ihn fragte, ob der Himmel weine, bei der Antwort die Stimme versagte. Sechs Jahre später war die Abwesenheit meiner Mutter für mich noch immer eine Sinnestäuschung, eine schreiende Stille, die ich noch nicht mit Worten zum Verstummen zu bringen gelernt hatte. Mein Vater und ich lebten in einer kleinen Wohnung in der Calle Santa Ana beim Kirchplatz. Die Wohnung lag direkt über der von meinem Großvater geerbten, auf Liebhaberausgaben und antiquarische Bücher spezialisierten Buchhandlung, einem verwunschenen Basar, der, wie mein Vater hoffte, eines Tages in meine Hände übergehen würde. Ich wuchs inmitten von Büchern auf und gewann auf zerbröselnden Seiten, deren Geruch mir noch immer an den Händen haftet, unsichtbare Freunde. Als Kind lernte ich damit einzuschlafen, daß ich meiner Mutter im dämmrigen Zimmer die Ereignisse zwischen Morgen und Abend, meine Abenteuer in der Schule erklärte und was ich an diesem Tag gelernt hatte. Ich konnte ihre Stimme nicht hören und ihre Berührung nicht fühlen, aber ihr Licht und ihre Wärme glühten in jedem Winkel der Wohnung, und mit der Zuversicht dessen, der seine Jahre noch an den Fingern abzählen kann, dachte ich, wenn ich nur die Augen schlösse und mit ihr spräche, könnte sie mich vernehmen, wo immer sie auch sein mochte. Manchmal hörte mir mein Vater im Eßzimmer zu und weinte verstohlen.
Ich erinnere mich, daß ich in jener Junimorgendämmerung schreiend erwachte. Das Herz hämmerte mir in der Brust, als wollte sich die Seele einen Weg bahnen und treppab stürmen. Erschrocken stürzte mein Vater ins Zimmer und nahm mich in die Arme, um mich zu trösten.”

 

Zafon

Carlos Ruiz Zafón (Barcelona, 25 september 1964)

 

 

De Amerikaanse schrijver William Faulkner werd geboren op 25 september 1897 in New Albany, Mississippi. Zie ook mijn blog van 25 september 2006.

  

Uit: As I Lay Dying

 

Jewel and I come up from the field, following the path in single file. Although I am fifteen feet ahead of him, anyone watching us from the cottonhouse can see Jewel’s frayed and broken straw hat a full head above my own.

The path runs straight as a plumb-line, worn smooth by feet and baked brick-hard by July, between the green rows of laidby cotton, to the cottonhouse in the center of the field, where it turns and circles the cottonhouse at four soft right angles and goes on across the field again, worn so by feet in fading precision.

The cottonhouse is of rough logs, from between which the chinking has long fallen. Square, with a broken roof set at a single pitch, it leans in empty and shimmering dilapidation in the sunlight, a single broad window in two opposite walls giving onto the approaches of the path. When we reach it I rum and follow the path which circles the house. jewel, fifteen feet behind me, looking straight ahead, steps in a single stride through the window. Still staring straight ahead, his pale eyes like wood set into his wooden face, he crosses the floor in four strides with the rigid gravity of a cigar store Indian dressed in patched overalls and endued with life from the hips down, and steps in a single stride through the opposite window and into the path again just as I come around the comer. In single file and five feet apart and jewel now in front, we go on up the path toward the foot of the bluff.

Tull’s wagon stands beside the spring, hitched to the rail, the reins wrapped about the seat stanchion. In the wagon bed are two chairs. Jewel stops at the spring and takes the gourd from the willow branch and drinks. I pass him and mountthe path, beginning to bear Cash’s saw.

wfaulkner

William Faulkner (25 september 1897 – 6 juli 1962)

 

De Duitse schrijver en literatuurwetenschapper Herbert Heckmann werd geboren op 25 september 1930 in Frankfurt am Main. Hij studeerde aan de Johann Wolfgang Goethe-Universität filosofie, germanistiek en geschiedenis.. Vanaf 1958 was hij vijf jaar wetenschqappelijk assistent aan de universiteiten van Heidelberg en Münster. In 1965 ging hij voor twee jaar als gastdocent naar de Northwestern University Evanston/Illinois. Van 1963 tot 1979 werkte hij voor de Neue Rundschau. Van 1980 tot 1995 was hij hoogleraar aan de Hochschule für Gestaltung Offenbach am Main. Heckmann schreef romans, verhalen en kinderboeken. Voor zijn prozadebuut kreeg hij in 1959 een beurs van de Villa Massimo. In 1963 kreeg hij de Bremer Literaturpreis.

Uit: ‘Stefan George heute’

 

” (…) Tatsache ist, daß Stefan George der deutschen Sprache einige sehr schöne Gedichte geschenkt hat…In dem Zyklus Das Jahr der Seele, besonders im ersten Teil, der den Titel Nach der Lese trägt, ist der Herbst nicht nur als Jahreszeit zu nehmen; er ist auch ein historischer Augenblick, ein Wissen um die Dekadenz. “Komm in den totgesagten park…” So beginnt die erste Zeile des ersten Gedichts. Auch hier der Park, die vom Menschen besorgte Natur. Die Pflanzen entfalten einen letzten Glanz.

 

“Die späten rosen welken noch nicht ganz,
Erlese, küsse sie und flicht den kranz.”

 

Stefan George zeigt den letzten Aufstand der Schönheit vor dem Vergehen. Fast behutsam zählt er die einzelnen Ereignisse und Dinge auf, preist ihre Farben, die Vorboten des Verwelkens. Keinem anderen Herbstgedicht in der deutschen Literatur, die an Herbstgedichten wahrlich nicht arm ist, gelingt es so, die verführerische Schönheit des Herbstes einzufangen, so sehr die Verzauberung anzudeuten, die die herbstlich wuchernde Schönheit ausübt. Die letzte Entfaltung des Lebens im schon totgesagten Park wird hinübergerettet ins Gedicht.

 

“Und auch was übrig blieb vom grünen leben
Verschwinde leicht im herbstlichen gesicht.” (…)

 

heckmann

Herbert Heckmann (25 september 1930 – 18 oktober 1999)

Hendrik Tollens, F. Scott Fitzgerald, Alfons Petzold, Szilvia Molnar

De Nederlandse schrijver en dichter Hendrik Tollens werd op 24 september 1780 te Rotterdam geboren. Zie ook mijn blog van 24 september 2006.

 

Voor mijn Hond

Alard is dood. Een traan ontsprong mijne oogen,

Toen hij de zijne sloot;

Ik schaam mij niet: ik ben bewogen:

Alard is dood.

 

Hij hing me aan ’t lijf; hij kleefde me aan de kleeren

Hij kwispelde aan mijn zij’;

Nog stervend sloeg hij menig keeren

Het brekend oog op mij.

 

Hoe dikwijls lag hij naast mij op de zoden

Aan gindschen eik, als ik, de stad

In ’t vreedzaam avontuur ontvloden,

Te peinzen en te mijmren zat!

 

‘k Wil aan dien eik voor hem een grafterp stichten

Hij heeft die eer verdiend.

Beschijnt hem minzaam, hemellichten!

Hij was mijn trouwste vriend.

 

Tollens

Hendrik Tollens (24 september 1780 -21 oktober 1856)

 

 

De Amerikaanse schrijver F. Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, Minnesota. Zie ook mijn blog van 24 september 2006.

 

Uit: The Great Gatsby

 

“In my younger and more vulnerable years my father gave me some advice that I’ve been turning over in my mind ever since.

“Whenever you feel like criticizing anyone,” he told me, “just remember that all the people in this world haven’t had the advantages that you’ve had.”

He didn’t say any more but we’ve always been unusually communicative in a reserved way and I understood that he meant a great deal more than that. In consequence I’m inclined to reserve all judgements, a habit that has opened up many curious natures to me and also made me the victim of not a few veteran bores. The abnormal mind is quick to detect and attach itself to this quality when it appears in a normal person, and so it came about that in college I was unjustly accused of being a politician, because I was privy to the secret griefs of wild, unknown men. Most of the confidences were unsought — frequently I have feigned sleep, preoccupation or a hostile levity when I realized by some unmistakable sign that an intimate revelation was quivering on the horizon — for the intimate revelations of young men or at least the terms in which they express them are usually plagiaristic and marred by obvious suppressions. Reserving judgements is a matter of infinite hope. I am still a little afraid of missing something if I forget that, as my father snobbishly suggested and I snobbishly repeat, a sense of the fundamental decencies is parcelled out unequally at birth.

And, after boasting this way of my tolerance, I come to the admission that it has a limit. Conduct may be founded on the hard rock or the wet marshes but after a certain point I don’t care what it’s founded on. When I came back from the East last autumn I felt that I wanted the world to be in uniform and at a sort of moral attention forever; I wanted no more riotous excursions with privileged glimpses into the human heart. Only Gatsby, the man who gives his name to this book, was exempt from my reaction — Gatsby who represented everything for which I have an unaffected scorn. If personality is an unbroken series of successful gestures, then there was something gorgeous about him, some heightened sensitivity t
o the promises of life, as if he were related to one of those intricate machines that register earthquakes ten thousand miles away. This responsiveness had nothing to do with that flabby impressionability which is dignified under the name of the “creative temperament” — it was an extraordinary gift for hope, a romantic readiness such as I have never found in any other person and which it is not likely I shall ever find again. No — Gatsby turned out all right at the end; it is what preyed on Gatsby, what foul dust floated in the wake of his dreams that temporarily closed out my interest in the abortive sorrows and short-winded elations of men.”

 

 

300px-F_Scott_Fitzgerald_stamp

F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 – 21 december 1940)

 

 

De Engels-Zweedse schrijfster en vertaalster Szilvia Molnar werd geboren op 24 september 1984 in Boedapest, Hongarije. Zij groeide op in Zweden. Haar eerste publicatie was een kort verhaal in 2005 in The Wolf. Dit werd gevolgd door een kort prozastuk in het Zweeds in Biblioteket & Jag. Molnar schrijft ook gedichten in de Engelse periodieken The Ugly Tree en Smoke. Een voorbeeld van haar werk is te zien op myspace.

 

Voor onderstaande schrijver zie ook mijn blog van 24 september 2006.

 

De Oostenrijkse schrijver Alfons Petzold werd geboren op 24 september 1882 in Wenen.

 

Jaroslav Seifert, Euripides,Theodor Körner, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag.Zie ook mijn blog van 23 september 2006.

DANCE OF THE GIRLS’ CHEMISES

A dozen girls’ chemises
drying on a line,
floral lace at the breast
like rose windows in a Gothic cathedral.

Lord,
shield Thou me from all evil.

A dozen girls’ chemises,
that’s love,
innocent girls’ games on a sunlit lawn,
the thirteenth, a man’s shirt,
that’s marriage,
ending in adultery and a pistol shot.

The wind that’s streaming through the chemises,
that’s love,
our earth embraced by its sweet breezes:
a dozen airy bodies.

Those dozen girls made of light air
are dancing on the green lawn,
gently the wind is modelling their bodies,
breasts, hips, a dimple on the belly there —
open fast, oh my eyes.

Not wishing to disturb their dance
I softly slipped under the chemises’ knees,
and when any of them fell
I greedily inhaled it through my teeth
and bit its breast.

Love,
which we inhale and feed on,
disenchanted,
love that our dreams are keyed on,
love,
that dogs our rise and fall:
nothing
yet the sum of all.

In our all-electric age
nightclubs not christenings are the rage
and love is pumped into our tyres.
My sinful Magdalen, don’t cry:
Romantic love has spent its fires.
Faith, motorbikes, and hope.

 


SOMETIMES WE ARE TIED DOWN. . .

Sometimes we are tied down by memories
and there are no scissors that could cut
through those tough threads.
Or ropes!

You see the bridge there by the House of Artists?
A few steps before that bridge
gendarmes shot a worker dead
who was walking in front of me.

I was only twenty at the time,
but whenever I pass the spot
the memory comes back to me.
It takes me by the hand and together we walk
to the little gate of the Jewish cemetery,
through which I had been running
from their rifles.

The years moved with unsure, tottering step
and I with them.
Years flying
till time stood still.

 

Seifert

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

Zie voor onderstaande schrijvers mijn blog van 23 september 2006.

 

De Griekse schrijver Euripides werd volgens de legende geboren op 23 september 484 voor Christus in Salamis.

 

De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden.

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren 

Dannie Abse, Lodewijk van Deyssel, Fay Weldon

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse (eig. Daniel Abse) werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Abse studeerde aan het King’s College in Londen medicijnen. In 1964 verscheen zijn autobiografie Ash on a Young Man’s Sleeve. Hij ontving de  Welsh Arts Council Award en in 1985 de Cholmondeley Award. Abse schrijft gedichten, romans, toneel en essays. Zijn laatste gedichtenbundel verscheen in 2006 onder de titel Running Late.

 

The Game

Follow the crowds to where the turnstiles click.
The terraces fill. Hoompa, blares the brassy band.
Saturday afternoon has come to Ninian Park
and, beyond the goalposts, in the Canton Stand
between black spaces, a hundred matches spark.

Waiting, we recall records, legendary scores:
Fred Keenor, Hardy, in a royal blue shirt.
The very names, sad as the old songs, open doors
before our time where someone else was hurt.
Now like an injured beast, the great crowd roars.

The coin is spun. Here all is simplified
and we are partisan who cheer the Good,
hiss at passing Evil. Was Lucifer offside?
A wing falls down when cherubs howl for blood.
Demons have agents: the Referee is bribed.

The white ball smacked the crossbar. Satan rose
higher than the others in the smoked brown gloom
to sink on grass in a ballet dancer’s pose.
Again, it seems, we hear a familiar tune
not quite identifiable. A distant whistle blows.

Memory of faded games, the discarded years;
talk of Aston Villa, Orient and the Swans.
Half-time, the band played the same military airs
as when The Bluebirds once were champions.
Round touchlines the same cripples in their chairs.

Mephistopheles had his joke. The honest team
dribbles ineffectually, no one can be blamed.
Infernal backs tackle, inside forwards scheme,
and if they foul us need we be ashamed?
Heads up! Oh for a Ted Drake, a Dixie Dean.

‘Saved’ or else, discontents, we are transferred
long decades back, like Faust must pay the fee.
The Night is early. Great phantoms in us stir
as coloured jerseys hover, move diagonally
on the damp turf, and our eidetic visions blur.

God sign our souls! Because the obscure Staff of
Hell rule this world, jugular fans have guessed
the result half way through the second half
and those who know the score just seem depressed.
Small boys swarm the field for an autograph.

Silent the Stadium. The crowds have all filed out.
Only the pigeons beneath the roofs remain.
The clean programmes are trampled underfoot
and natural the dark, appropriate the rain
Whilst, under lampposts, threatening newsboys shout.

 

Things

Nichts ist mir zu klein, und ich lieb es trotzdem
und mal’es auf Goldgrund und gross…
R M Rilke

 

So many things not wanted,
so many things outgrown:
a red uncomfortable chair,
an outdated telephone,
a vase in detestable state
once won at an Easter Fair.

A shiny suit, a discarded shoe,
clocks that no longer tick;
a broken musical box
(Frere Jacques, dormez vous?)

So many things finished and old
but nothing too useless
or graceless or diminished
that cannot be tenderly painted
on a background of gold.

 

Abse

Dannie Abse (Cardiff, 22 september 1923)

 

De Nederlandse schrijver Lodewijk van Deyssel (eig. Karel Joan Lodewijk Alberdingk Thijm) werd geboren op 22 september 1864 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 22 september 2006.

 

Uit: Een Liefde

 

“- Doe nou de deur maar dicht, kind, anders vat-je koû. Mathilde deed ’t. Eerst draaide zij de onderste helft toe, daarna de bovenste, sloot die af met een dikken sleutel en hing den sleutel aan een haak, midden aan de bovenste helft der deur, waar Jans, de meid, hem vinden zoû.

Met éen sprongetje was Mathilde weêr bij haar vader, die meer achter in den gang, wachtte; zij stak haar arm door den zijne en de twee wandelden, te-rug naar het zaaltje. Zij hadden met hun tweën de menschen, die dien avond bij hen geweest waren, uitgelaten. Terwijl de heer de Stuwen opmerkingen maakte over kleine voorvalletjes van den avond, stapte zijn dochter op haar hakken naast hem, en keek zij, het hoofd gebogen, naar de punten harer schoenen. Zij zeî niet veel.

– Toen ’t zoo geanimeerd werd, dacht ik niet, dat ze zoo vroeg heen zouden gaan.

– Nee, andwoordde Mathilde, dat was wel vreemd.

In-éens herinnerde de vader zich iets, dat hem getroffen had. Hij glimlachte, de oogen neêr, schalksch,:

– Heb-je wel gemerkt, hoe verlegen of mevrouw van Borselen werd en dat ze’n ’n eindje met haar stoel van Louis Berlage vandaan schoof, toen ie die anekdote vertelde van die jonge weduwe, die zoo graâg weêr trouwen woû?

– Nee, daar heb ik niet op gelet …

– Van Wilden was weêr op zijn beau dire van-avond.

– Ja.

Mathilde moest nu den arm loslaten, want de ingang van het zaaltje was niet breed genoeg voor beiden te gelijk. Zij liet haar vader binnengaan, met gedachteloze blikken over zijn rug.

Het zaaltje, in de war, bepoeteld, kleverig, vol klamme glansen in het dik-gele lamplicht, luwde een volle warmte over hun gezichten, doorsiepeld van glacé-handschoenen- en punch-geurtjes. Door het éene groote venster, dat op de binnenplaats uitkwam, frischte, als uit een mond van den nacht, de buitenlucht er tegen in. De stoelen stonden, links en rechts, in een onvriendelijke wanorde. Voete-kussens lagen over den vloer, wild wechgeschoven.

 

deyssel

Lodewijk van Deyssel  (22 september 1864 – 26 januari 1952)

 

 

De Engelse schrijfster Fay Weldon werd geboren op 22 september 1931 in Alvechurch, Engeland als Franklin Birkinshaw. Zie ook mijn blog van 22 september 2006.

 

Uit: Rhode island blues

 

‘I’m old enough to speak the truth,’ said my grandmother, her voice bouncing over the Atlantic waves, ridiculously girlish. ‘Nothing stops me now, Sophia, not prudence, or kindness, or fear of the consequences. I am eighty-five. What I think I say. It is my privilege. If people don’t like what they hear they can always dismiss it as dementia.’

My grandmother Felicity had seldom refrained from speaking the truth out of compassion for others, but I was too tired and guilty to argue, let alone murmur that actually she was only eighty-three, not eighty-five. Felicity spoke from her white clapboard house on a hillside outside Norwich, Connecticut, with its under-floor music system and giant well-stocked fridge, full of uneatable doughy products in bright ugly bags, Lite this and Lite that, and I listened to her reproaches in a cramped brick apartment in London’s Soho. Her voice echoed through an expensive, languid, graceful, lonely, spacious, carpetless house: she kept the doors unlocked and the windows undraped, squares of dark looking out into even blacker night, where for all anyone knew axe murderers lurked. My voice in reply lacked echo: here in central London the rooms were small and cluttered and the windows were barred, and thick drapes kept out the worst of the late-night surge of noise as the gay pubs below emptied out and the gay clubs began to fill. I felt safer here than I ever did when visiting Felicity on her grassy hillside. A prostitute worked on the storey below mine, sopping up any sexual fury which might feel inclined to stray up the stairs, and a graphic designer worked above me, all fastidious control and expertise, which I liked to think seeped downwards to me.”

weldon2

Fay Weldon (Alvechurch, 22 september 1931)
In 1990

 

Frédéric Beigbeder, Leonard Cohen, Johann Peter Eckermann, H. G. Wells

De Franse schrijver Frédéric Beigbeder werd geboren op 21 september 1965 in Neuilly-sur-Seine. Hij studeerde politieke wetenschappen en werkte tien jaar lang als tekstschrijver voor een reclamebureau. Tegenwoordig woont en werkt hij als criticus en schrijver in Parijs. Met de publicatie van zijn roman 99 francs werd hij ook buiten de grenzen van Frankrijk bekend. Andere romans volgden. In mei 2007 was hij in de VS om een film te maken over de zeer teruggetrokkken levende schrijver J.D. Salinger. Ook 99 francs werd verfilmd.

 

Uit : 99 Francs

 

« Quand, à force d’économies, vous réussirez à vous payer la bagnole de vos rêves, celle que j’ai shootée dans ma dernière campagne, je l’aurai déjà démodée. J’ai trois vogue d’avance, et m’arrange toujours pour que vous soyez frustré. Le Glamour, c’est le pays où l’on n’arrive jamais. Je vous drogue à la nouveauté, et l’avantage avec la nouveauté, c’est qu’elle ne reste jamais neuve. Il y a toujours une nouvelle nouveauté pour faire vieillir la précédente. Vous faire baver, tel est mon sacerdoce. Dans ma profession, personne ne souhaite votre bonheur, parce que les gens heureux ne consomment pas.

Connaissez-vous la différence entre les riches et les pauvres ? Les pauvres vendent de la drogue pour s’acheter des Nike alors que les riches vendent des Nike pour s’acheter de la drogue.

Les hommes politiques ne contrôlent plus rien ; c’est l’économie qui gouverne. Le marketing est une perversion de la démocratie : c’est l’orchestre qui gouverne le chef. Ce sont les sondages qui font la politique, les tests qui font la publicité, les panels qui choisissent les disques diffusés à la radio, les “sneak previews” qui déterminent la fin des films de cinéma, les audimats qui font la télévision. […] Big Brother is not watching you, Big Brother is testing you. Mais le sondagisme est un conservatisme. C’est une abdication. On ne veut plus vous proposer quoi que ce soit qui puisse RISQUER de vous déplaire. C’est ainsi qu’on tue l’innovation, l’originalité, la création, la rebellion. Tout le reste en découle. Nos existences clonées… Notre hébétude somnambule… L’isolement des êtres… La laideur universelle anesthésiée….

Picasso est un nom de bagnole Citroën, Steve Mc-Queen conduit une Ford, Audrey Hepburn porte des mocassins Tod’s ! Tu crois qu’ils se retournent pas dans leur tombe, ces gens-là, d’être transformés en VRP posthumes ? C’est la nuit des morts-vivants ! Cannibal Holocaust ! On bouffe du cadavre ! Les zombies font vendre !

Toutes ces marques sont rigoureusement inattaquables. Elles ont le droit de vous parler mais vous n’avez pas le droit de leur répondre. Dans la presse, vous pouvez dire des horreurs sur des personnes humaines mais essayez un peu de descendre un annonceur et vous risquez très vite de faire perdre à votre journal des millions de francs de rentrées publicitaires. A la télévision, c’est encore plus retors : une loi interdit de citer des marques à l’antenne pour éviter la publicité clandestine ; en réalité, cela empêche de les critiquer. Les marques ont le droit de s’exprimer tant qu’elles le veulent (et paient ce droit très cher), mais on ne peut jamais leur répondre. »

 

frederic_Beigbeder

Frédéric Beigbeder (Neuilly-sur-Seine, 21 september 1965)

 

De Canadese dichter, folk singer-songwriter en schrijver Leonard Cohen werd geboren op 21 september 1934 te Montréal.

Stranger Song

It’s true that all the men you knew were dealers
who said they were through with dealing
Every time you gave them shelter
I know that kind of man
It’s hard to hold the hand of anyone
who is reaching for the sky just to surrender,
who is reaching for the sky just to surrender.
And then sweeping up the jokers that he left behind
you find he did not leave you very much
not even laughter
Like any dealer he was watching for the card
that is so high and wild
he’ll never need to deal another
He was just some Joseph looking for a manger
He was just some Joseph looking for a manger

And then leaning on your window sill
he’ll say one day you caused his will
to weaken with your love and warmth and shelter
And then taking from his wallet
an old schedule of trains, he’ll say
I told you when I came I was a stranger
I told you when I came I was a stranger.

But now another stranger seems
to want you to ignore his dreams
as though they were the burden of some other
O you’ve seen that man before
his golden arm dispatching cards
but now it’s rusted from the elbows to the finger
And he wants to trade the game he plays for shelter
Yes he wants to trade the game he knows for shelter.

Ah you hate to see another tired man
lay down his hand
like he was giving up the holy game of poker
And while he talks his dreams to sleep
you notice there’s a highway
that is curling
up like smoke above his shoulder.
It is curling just like smoke above his shoulder.

You tell him to come in sit down
but something makes you turn around
The door is open you can’t close your shelter
You try the handle of the road
It opens do not be afraid
It’s you my love, you who are the stranger
It’s you my love, you who are the stranger.

Well, I’ve been waiting, I was sure
we’d meet between the trains we’re waiting for
I think it’s time to board another
Please understand, I never had a secret chart
to get me to the heart of this
or any other matter
When he talks like this
you don’t know what he’s after
When he speaks like this,
you don’t know what he’s after.

Let’s meet tomorrow if you choose
upon the shore, beneath the bridge
that they are building on some endless river
Then he leaves the platform
for the sleeping car that’s warm
You realize, he’s only advertising one more shelter
And it comes to you, he never was a stranger
And you say ok the bridge or someplace later.

And then sweeping up the jokers that he left behind …

And leaning on your window sill …

I told you when I came I was a stranger.

 

 

leonard-cohen-never-drinks-wine

Leonard Cohen (Montréal, 21 september 1934)

 

Voor onderstaande schrijvers zie ook mijn blog van 21 september 2006.

 

De Duitse dichter Johann Peter Eckermann werd geboren op 21 september 1792 in Winsen (Luhe).

 

De Britse schrijver Herbert George Wells werd geboren op 21 september 1866 in Bromley, Kent.