Doeschka Meijsing, Alphonse de Lamartine, Samuel Taylor Coleridge, Patrick Kavanagh

De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zij is de oudere zus van schrijver Geerten Meijsing. Toen ze drie jaar was verhuisde ze naar Haarlem. Ze studeerde Nederlands en literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1971 tot 1976 gaf ze daar les aan het St. Ignatiusgymnasium. Daarna was ze tot 1978 wetenschappelijk medewerker aan het instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. In 1978 werd ze redactrice voor de boekenbijlage van Vrij Nederland. In 1989 werd ze literatuur-redacteur van Elsevier.

In 1974 debuteerde Doeschka Meijsing met De hanen en andere verhalen. Meijsing behoort tot de stroming van de Revisor-auteurs. De gastcolleges die ze aan de Universiteit van Groningen gaf, zijn gebundeld in Hoe verliefd is de toeschouwer? (1988). Belangrijke thema’s in Meijsings werk zijn verbeelding, fascinatie en de tijd. Meijsing schreef ook poëzie (Paard Heer Mantel, 1986)

 

Uit: Hé, Kelly!

“Het was zomer 1983. We waren met z’n zevenen en we bevonden ons in het zuiden. De nieuwe uitgeverij Tabula van Jeroen Koolbergen had een boekje uitgegeven en de zeven schrijvers ervan uitgenodigd voor een presentatie te Maastricht. Het boekje heette Over God.

Het werd een kolkende avond.

Frans Kellendonk had ik wel eens ontmoet. Hij behoorde immers tot de Revisor-schrijvers die dankzij een omslag van de HP tot een stroming waren gebombardeerd: Frans Kellendonk, Dirk Ayelt Kooiman, A.F.Th. van der Heijden (Canaponi), Nicolaas Matsier en ik. Kellendonk en ik hadden een vriendelijk contact, wat vooral neerkwam op een grijns en gegrinnik van Frans naar aanleiding van een van mijn vele boude uitspraken.

Ook hebben wij – bien étonnés de se retrouver ensemble – eens een treinreis gemaakt naar een literair doel in Keulen. Frans was verlegen en grijnsde. We spraken over het literaire leven. Ik denk dat we er beiden weinig van hebben onthouden.

Terug naar Maastricht en de zeven schrijvers. Het was een zomerdag zoals je hem maar kunt wensen: zonnig, warm, uitbundig. Bij de boekhandel op het Vrijthof werden we royaal onthaald. Al de voor ons bedoelde hotels op en rond het Vrijthof waren echter bezet door tandartsen (!) op congres. Wij zouden buiten de stad worden gehuisvest.

Maar eerst was er een copieus diner plús de eigenlijke presentatie in de vorm van een schrijversforum. De schouwburg was tot aan de nok toe gevuld met rumoerige mensen. Wij filosofeerden diepzinnig en vrolijk over God. De zaal filosofeerde luidruchtig mee en Adriaan van Dis probeerde zonder succes de verhitte gemoederen in de hand te houden. De zaal deinde.

Na afloop was er discobal.

Om een uur of twee werden we opgehaald om onze spullen op het Vrijthof te vergaren en per taxi naar een leegstaand hotel over de Belgische grens te worden gereden.

Wij vonden alles super de luxe. Wij waren super de luxe dronken.

Op het Vrijthof werden er in de tuin nog een paar flessen champagne ontkurkt. De eerste kurk knalde gelijk met de eerste donderslag en onmiddellijk viel er een tropische, loodrechte regen naar beneden. Wij vonden ook dat super de luxe na zo’n verhitte zomeravond.”

 

Doeschka Meijsing

Doeschka Meijsing (Eindhoven, 21 oktober 1947)

 

Voor onderstaande schrijvers zie ook mijn blog van 21 oktober 2006.

 

De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon.

 

De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire.

 

De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan.

Hans Warren, Arthur Rimbaud, Marnix Gijsen, Oskar Pastior

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook mijn blog van 20 oktober 2006.

Uit: Geheim Dagboek (Zevende deel)

“11 september 1958 – 20 uur – Dit is wel het jaar van de démasqués: ook Mohamed is gevallen. Nadat ik zijn koffers uiteindelijk naar Milaan had verzonden, hoorde ik niets meer van hem en uit het feit dat verder noch zijn broer Smaïn, noch Sidali Bensaha schrijven leid ik af dat hij hen op zijn gebruikelijke manier verboden heeft contact met mij te onderhouden.

  Over mij is hij zijn macht kwijt. Hoezeer heb ik me in hem vergist. Jarenlang is hij mijn ideaal geweest. Als een troubadour zijn verre geliefde, zo heb ik hem bezongen. Het waren merendeels slechte verzen, maar toch. Pas toen ik hem verloren had, besefte ik dat ik hem had kunnen krijgen. Vanaf de eerste nacht in de Rue de la Huchette – als ik het maar anders aangepakt had. Nu bleef het bij incidentele gelegenheden in Nanterre, Lozière, zelfs hier in Kloetinge ondanks de aanwezigheid van Badaoui. Dwaze idealist die ik was.

  Ik wenste liefde, poëzie,genegenheid, niet enkel drift, ellende, dronkenschap.Ach, is het niet beter zo? Ik heb hem liefgehad, een prachtige schim, een niet bestaande die bestond.

  Hij was tenslotte een avonturier, ook al wou ik dat niet zien. En hij was lauw, miste hartstocht, liet zich alles aanleunen. Hij weerde niet af, maar bleef onbewogen. Dat was al zo de allereerste nacht, het bleef zo alle nachten met hem doorgebracht.

  Innerlijk ben ik nog niet helemaal van hem af. Ik heb hem niet meer lief maar kan hem ook niet vergeten.”

 

Vroeger

Vroeger met de zuidenwind
ontving ik soms een boodschap
geur uit je straat, stof van je drempel.

Of met de noordenwind
gaf ik een vogel mee
die een woord voor woord geleerde lofzang floot.

Er waren veel wegen en schepen
en de aarde draaide gewillig,
hier jij, daar ik.

Toen je pas verloren was
bleven er veel denksystemen
en berekeningen om in te nemen
als slaapmiddel.

Later het gevecht met de taal.
Bezweren je leeft en ik heb je nog lief,
want ik zeg het.

Weer later kwam je alleen
in de windstilte van de slaap
soms naast mij liggen.

Nu de wind van alle kanten komt
ontvang ik vaak een boodschap
geur uit je straat, stof van je drempel.

 

Weet je nog toen het niets was

Weet je nog toen het niets was, alles was:
jij opende de deur, een lichte groet,
even hield je mijn hand vast, en ik streelde
even als bij vergissing langs je schouder.
Toen lichtte je het deurkleed op en wij
gleden in een verlicht aquarium
van lach, pianospel en avondjurken.
Aarzelend in dat ogenblik
was lente dichterbij dan in viooltjes,
werd liefde inniger beleden dan
in al de verzen die ik sindsdien voor je schreef.

 

warren2

Hans Warren (20 oktober 1921 – 19 december 2001)

 

De Franse dichter Arthur Rimbaud werd geboren op 20 oktober 1854 in Charleville. Zie ook mijn blog van 20 oktober 2006.

 

Oraison du Soir

Je vis assis, tel qu’un ange aux mains d’un barbier,
Empoignant une chope à fortes cannelures,
L’hypogastre et le col cambrés, une Gambier
Aux dents, sous l’air gonflé d’impalpables voilures.

Tels que les excréments chauds d’un vieux colombier,
Mille rêves en moi font de douces brûlures :
Puis par instants mon coeur triste est comme un aubier
Qu’ensanglante l’or
jeune et sombre des coulures.

Puis, quand j’ai ravalé mes rêves avec soin,
Je me detourne, ayant bu trente ou quarante chopes,
Et me recueille pour lâcher l’âcre besoin :

Doux comme le Seigneur du cèdre et des hysopes,
Je pisse vers les cieux bruns très haut et très loin,
Avec l’assentiment des grands héliotropes.

 

 

Le buffet

C’est un large buffet sculpté ; le chêne sombre,
Très vieux, a pris cet air si bon des vieilles gens ;
Le buffet est ouvert, et verse dans son ombre
Comme un flot de vin vieux, des parfums engageants ;

Tout plein, c’est un fouillis de vieilles vieilleries,
De linges odorants et jaunes, de chiffons
De femmes ou d’enfants, de dentelles flétries,
De fichus de grand’mère où sont peints des griffons ;

– C’est là qu’on trouverait les médaillons, les mèches
De cheveux blancs ou blonds, les portraits, les fleurs sèches
Dont le parfum se mêle à des parfums de fruits.

– O buffet du vieux temps, tu sais bien des histoires,
Et tu voudrais conter tes contes, et tu bruis
Quand s’ouvrent lentement tes grandes portes noires.

 

 

Sensation

Par les soirs bleus d’été, j’irai dans les sentiers,
Picoté par les blés, fouler l’herbe menue :
Rêveur, j’en sentirai la fraîcheur à mes pieds.
Je laisserai le vent baigner ma tête nue.

Je ne parlerai pas, je ne penserai rien :
Mais l’amour infini me montera dans l’âme,
Et j’irai loin, bien loin, comme un bohémien,
Par la nature, heureux comme avec une femme.

 

Rimbaud

Arthur Rimbaud (20 oktober 1854 – 10 november 1891)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 20 oktober 2006

 

De Belgische schrijver Marnix Gijsen werd geboren op 20 oktober 1899 in Antwerpen.

 

De Duits-Roemeense schrijver Oskar Pastior werd in 1927 in Hermannstadt (Transsylvanië, Roemenië) geboren.

In memoriam Jan Wolkers

De Nederlandse schrijver en beeldhouwer Jan Wolkers is vrijdagmorgen, 19 oktober 2007, om 1.30 uur, overleden. Hij was 81 jaar

Uit: Terug naar Oegstgeest

“Toen ik een halfjaar was kreeg ik bronchitis. ‘De wieg schudde van het hoesten’, zei mijn moeder. ‘Je werd er angstig van. Het was net of er een oude man in lag te kuchen.’ Naast mijn wieg werd een koperen kroepketel gezet. Als hij aangestoken was en het water ging koken, werd de lange gebogen tuit door een spleet in de gordijnen naar binnen gestoken en stroomde de stoom mijn wieg in. Ik heb nu nog angstige dromen dat ik drijfnat van het zweet wakker word uit een tropisch oerwoud waar de verstikkende waterdamp door het dichte bladerdak wordt tegengehouden. En altijd krijsen er die waanzinnige vogels. ‘Je vader en ik waren al bang dat er iets niet in orde was met dat ding, want als het water hard kookte maakte hij een piepend geluid’, zei mijn moeder later. ‘Net of er iets in die tuit zat.’ Toen hij een paar keer gebruikt was spoot het soldeerlood met het hete water tegen mijn linkerslaap. Het was tot vlak bij mijn oog gekomen, dat maanden erna nog dichtzat en waarvan ze in het begin niet wisten of het blind was. Mijn ouders hebben mij verteld dat de apotheker die de ketel had verhuurd hem niet goed gerepareerd had. Dat hij na het ongeluk nog schadevergoeding heeft willen betalen. ‘Lichamelijk letsel toegebracht aan mijn kind, dat is met geld niet goed te maken’, moet mijn vader gezegd hebben. Maar kan het ook te wijten zijn geweest aan nalatigheid van mijn vader en moeder? Het blijft mij bezighouden, vooral omdat een buurvrouw mij verleden jaar zei toen ik haar er naar vroeg: ‘Dat zal ik nooit vergeten. Ik zie je moeder nog zo met jou in een dekentje de taxi ingaan. Later hoorde ik dat je op haar schoot zat en de theepot omgetrokken had.’ ‘De theepot. Was ik dan niet ziek?’, vroeg ik verwonderd. ‘Jij ziek’, zei ze lachend. ‘Je zag wel altijd lijkwit en je kuchte zo hard dat we het soms door de muren heen hoorden, maar je was zo gezond als een vis. Nee, je moeder heeft het mij zelf verteld, je trok de theepot om.’

 

Jan Wolkers 75

Al bijna losgezongen van zijn werk
Zijn boeken zweven ergens aan de top
Werd Wolkers een begrip, een handelsmerk.
De recensenten kregen lelijk klop.

Er groeide uit de pesterige vlerk
Een ideale vader, grijs van kop,
Zonder verraad aan Gorter en Jacques Perk,
Zonder vermindering van harteklop.

Vier zonen en een vrouw, het kan niet op,
En tóch liefst voor het zingen uit de kerk.
Zijn boeken schiep hij, leek het, met miljoenen.

Hij gaf ons lachend allemaal een schop.
Nu is ook Jan een man van vier seizoenen.
In winters laaien vuren extra sterk.

 

© Gerrit Komrij

 

wolkers

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

Leigh Hunt, Miguel Ángel Asturias, John le Carré

De Engelse dichter, schrijver en essayist James Leigh Hunt werd geboren op 19 oktober 1784 in Southgate, Middlesex. Zie ook mijn blog van 19 oktober 2006.

Death

Death is a road our dearest friends have gone;
Why with such leaders, fear to say, “Lead on?”
Its gate repels, lest it too soon be tried,
But turns in balm on the immortal side.
Mothers have passed it: fathers, children; men
Whose like we look not to behold again;
Women that smiled away their loving breath;
Soft is the travelling on the road to death!
But guilt has passed it? men not fit to die?
O, hush — for He that made us all is by!
Human we’re all — all men, all born of mothers;
All our own selves in the worn-out shape of others;
Our used, and oh, be sure, not to be ill-used brothers!

 

The Negro Boy

Paupertas onus visa est grave.

Cold blows the wind, and while the tear
Bursts trembling from my swollen eyes,
The rain’s big drop, quick meets it there,
And on my naked bosom flies!
O pity, all ye sons of Joy,
The little wand’ring Negro-boy.

These tatter’d clothes, this ice-cold breast
By Winter harden’d into steel,
These eyes, that know not soothing rest,
But speak the half of what I feel!
Long, long, I never new one joy,
The little wand’ring Negro-boy!

Cannot the sigh of early grief
Move but one charitable mind?
Cannot one hand afford relief?
One Christian pity, and be kind?
Weep, weep, for thine was never joy,
O little wand’ring Negro-boy!

Is there a good which men call Pleasure?
O Ozmyn, would that it were thine!
Give me this only precious treasure;
How it would soften grief like mine!
Then Ozmyn might be call’d, with joy,
The little wand’ring Negro-boy!

My limbs these twelve long years have borne
The rage of ev’ry angry wind:
Yet still does Ozmyn weep and mourn,
Yet still no ease, no rest can find!
Then death, alas, must soon destroy
The little wand’ring Negro-boy!

No sorrow e’er disturbs the rest,
That dwells within the lonely grave;
Thou best resource, the wo-wrung breast
E’er ask’d of Heav’n, or Heav’n e’er gave!
Ah then, farewell, vain world, with joy
I die the happy Negro-boy!

hunt

Leigh Hunt (19 oktober 178428 augustus 1859)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 19 oktober 2006.

 

De Guatemalteekse schrijver Miguel Ángel Asturias werd geboren op 19 oktober 1899 in Guatemala-Stad.

De Britse schrijver John le Carré werd geboren op 19 oktober 1931 in Poole, Dorset, Engeland.

Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Choderlos de Laclos

De Duitse schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006.

Uit: Die Marquise von O…

(Nach einer wahren Begebenheit, deren Schauplatz vom Norden nach dem Süden verlegt worden)

In M…, einer bedeutenden Stadt im oberen Italien, ließ die verwitwete Marquise von O…, eine Dame von vortrefflichem Ruf, und Mutter von mehreren wohlerzogenen Kindern, durch die Zeitungen bekannt machen: daß sie, ohne ihr Wissen, in andre Umstände gekommen sei, daß der Vater zu dem Kinde, das sie gebären würde, sich melden solle; und daß sie, aus Familienrücksichten, entschlossen wäre, ihn zu heiraten. Die Dame, die einen so sonderbaren, den Spott der Welt reizenden Schritt, beim Drang unabänderlicher Umstände, mit solcher Sicherheit tat, war die Tochter des Herrn von G…, Kommandanten der Zitadelle bei M… Sie hatte, vor ungefähr drei Jahren, ihren Gemahl, den Marquis von O…, dem sie auf das innigste und zärtlichste zugetan war, auf einer Reise verloren, die er, in Geschäften der Familie, nach Paris gemacht hatte. Auf Frau von G…s, ihrer würdigen Mutter, Wunsch, hatte sie, nach seinem Tode, den Landsitz verlassen, den sie bisher bei V… bewohnt hatte, und war, mit ihren beiden Kindern, in das Kommandantenhaus, zu ihrem Vater, zurückgekehrt. Hier hatte sie die nächsten Jahre mit Kunst, Lektüre, mit Erziehung, und ihrer Eltern Pflege beschäftigt, in der größten Eingezogenheit zugebracht: bis der … Krieg plötzlich die Gegend umher mit den Truppen fast aller Mächte und auch mit russischen erfüllte. Der Obrist von G…, welcher den Platz zu verteidigen Order hatte, forderte seine Gemahlin und seine Tochter auf, sich auf das Landgut, entweder der letzteren, oder seines Sohnes, das bei V… lag, zurückzuziehen. Doch ehe sich die Abschätzung noch, hier der Bedrängnisse, denen man in der Festung, dort der Greuel, denen man auf dem platten Lande ausgesetzt sein konnte, auf der Waage der weiblichen Überlegung entschieden hatte: war die Zitadelle von den russischen Truppen schon berennt, und aufgefordert, sich zu ergeben. Der Obrist erklärte gegen seine Familie, daß er sich nunmehr verhalten würde, als ob sie nicht vorhanden wäre; und antwortete mit Kugeln und Granaten. Der Feind, seinerseits, bombardierte die Zitadelle. Er steckte die Magazine in Brand, eroberte ein Außenwerk, und als der Kommandant, nach einer nochmaligen Aufforderung, mit der Übergabe zauderte, so ordnete er einen nächtlichen Überfall an, und eroberte die Festung mit Sturm.”

kleistport

Heinrich von Kleist (18 oktober 17777 – 21 november 1811)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 oktober 2006.

 

De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895.

 

De Franse schrijver Pierre Ambroise François Choderlos de Laclos werd geboren in Amiens op 18 oktober 1741.

 

Simon Vestdijk, Georg Büchner, Emanuel Geibel, Jupiter Hammon

De Nederlandse schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2006.

Ikaros

Het was hun een’ge kans om te ontsnappen.
Het labyrinth was kil, en ’t heimwee groot.
De vader wist: een wedstrijd met de dood…
De zoon wist niets, en volgde alle stappen.

Met heel ’t vertrouwen van de tochtgenoot
Van een meesterlijk man: hij maakte grappen
Over het vleugelpaar dat dicht kon klappen
En dat men met was aan beider schouders sloot.

De vader wist: als ik hem waarschuw, stort
Hij neer, omdat hij dan onzeker wordt;
Daarom gezwegen van het doodsgevaar!

De zoon winst niets, bewoog het vleugelpaar
In staat’ge rust, – tot aan zijn val in zee.
Was híj de ware meester van de twee.

 

De overlevende

Wanneer mijn vader sterft, laat mij dan staan
Vereenzaamd als een treurboom in ’n plantsoen,
Gesmukt met ’t teerste, avondlijkste groen,
Bijna bebloesemd, sneeuwwit aangedaan.

Bijna een bruid, boven de sponde waar
Sinds kort mijn moeder ook een toevlucht vond;
En ruischende hernieuw ik ’t oud verbond
Met mijn diepst neergebogen treurgebaar.

Zoo, treurend, zou ik willen sterven ook.
Maar hoe te sterven, zoo ver boven hen?
Erbarm u mijner, treurboom die ik ben,
Gedoemd te bloeien onder de stadsrook,

In ’t tweeslachtig plantsoen, geen stad, geen land,
Dalend als sneeuw en stijgend als de bruid
Boven mijn vaders doode handen uit
In deze aarzellichte tusschenstand

 

Het Kind

Harten verflard, reeds heeft de hartenbinder
Zijn eigen, teerder weefsel opgezet
En van uw liefde ’t looze eind gered,
Opdat de glans in ’t raamwerk niet verminder’.

Nog blijft het klein, een aardig vlindernet,
Een kinderhemdje, klein zelf als een vlinder;
Maar eerlang wordt het tot een tijdsverslinder,
Die weeft en weeft, naar eigen levenswet.

Toch, hoe benard, uw draden blijven heel
In ’t kind en loopen door zijn leven heen
Zooals de nerven door de jonge bladeren.

Alleen: gij kunt elkaar niet dicht meer naderen,
Want waar het kind zich tot volwass’ne speelt
Wast gíj ten dood, en die neemt éen voor éen.

simon2xk

Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)
Foto: links: Simon Vestdijk sr. (1863 – 1944) rechts: Simon Vestdijk jr. (1898-1971) – genomen 16 december 1943 door Ans Koster

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 17 oktober 2006.

 

De Duitse schrijver Georg Büchner werd geboren op 17 oktober 1813 in Goddelau.

 

De Duitse schrijver Emanuel Geibel werd geboren op 17 oktober 1815 in Lübeck.

 

De Amerikaanse dichter Jupiter Hammon werd geboren op 17 oktober 1711 op Long Island, New York.

Günter Grass tachtig jaar! Oscar Wilde, Dimitri Verhulst

De Duitse schrijver Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk, Polen) op 16 oktober 1927. Hij is vandaag dus tachtig jaar geworden. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2006.

 

Uit: Im Krebsgang

 

»Warum erst jetzt?« sagte jemand, der nicht ich bin. Weil Mutter mir immer wieder … Weil ich wie damals, als der Schrei überm Wasser lag, schreien wollte, aber nicht konnte … Weil die Wahrheit kaum mehr als drei Zeilen … Weil jetzt erst …
Noch haben die Wörter Schwierigkeiten mit mir. Jemand, der keine Ausreden mag, nagelt mich auf meinen Beruf fest. Schon als junger Spund hätte ich, fix mit Worten, bei einer Springer-Zeitung volontiert, bald gekonnt die Kurve gekriegt, später für die »taz« Zeilen gegen Springer geschunden, mich dann als Söldner von Nachrichtenagenturen kurz gefaßt und lange Zeit freiberuflich all das zu Artikeln verknappt, was frisch vom Messer gesprungen sei: Täglich Neues. Neues vom Tage.
Mag schon sein, sagte ich. Aber nichts anderes hat unsereins gelernt. Wenn ich jetzt beginnen muß, mich selber abzuwickeln, wird alles, was mir schiefgegangen ist, dem Untergang eines Schiffes eingeschrieben sein, weil nämlich, weil Mutter damals hochschwanger, weil ich überhaupt nur zufällig lebe.
Und schon bin ich abermals jemand zu Diensten, darf aber vorerst von meinem bißchen Ich absehen, denn diese Geschichte fing lange vor mir, vor mehr als hundert Jahren an, und zwar in der mecklenburgischen Residenzstadt Schwerin, die sich zwischen sieben Seen erstreckt, mit der Schelfstadt und einem vieltürmigen Schloß auf Postkarten ausgewiesen ist und über die Kriege hinweg äußerlich heil blieb.
Anfangs glaubte ich nicht, daß ein von der Geschichte längst abgehaktes Provinznest irgendwen, außer Touristen, anlocken könnte, doch dann wurde der Ausgangsort meiner Story plötzlich im Internet aktuell. Ein Namenloser gab mit Daten, Straßennamen und Schulzeugnissen personenbezogene Auskunft, wollte für einen Vergangenheitskrämer wie mich unbedingt eine Fundgrube aufdecken.
Bereits als die Dinger auf den Markt kamen, habe ich mir einen Mac mit Modem angeschafft. Mein Beruf verlangt diesen Abruf weltweit vagabundierender Informationen. Lernte leidlich, mit meinem Computer umzugehen. Bald waren mir Wörter wie Browser und Hyperlink nicht mehr böhmisch. Holte Infos für den Gebrauch oder zum Wegschmeißen per Mausklick rein, begann aus Laune oder Langeweile von einem Chatroom zum anderen zu hüpfen und auf die blödeste Junk-Mail zu reagieren, war auch kurz auf zwei, drei Pornosites und stieß nach ziellosem Surfen schließlich auf Homepages, in denen sogenannte Vorgestrige, aber auch frischgebackene Jungnazis ihren Stumpfsinn auf Haßseiten abließen. Und plötzlich – mit einem Schiffsnamen als Suchwort – hatte ich die richtige Adresse angeklickt: »www.blutzeuge.de«. In gotischen Lettern klopfte eine »Kameradschaft Schwerin« markige Sprüche. Lauter nachträgliches Zeug. Mehr zum Lachen als zum Kotzen.
Seitdem steht fest, wessen Blut zeugen soll. Aber noch weiß ich nicht, ob, wie gelernt, erst das eine, dann das andere und danach dieser oder jener Lebenslauf abgespult werden soll oder ob ich der Zeit eher schrägläufig in die Quere kommen muß, etwa nach Art der Krebse, die den Rückwärtsgang seitlich ausscherend vortäuschen, doch ziemlich schnell vorankommen. Nur soviel ist sicher: Die Natur oder genauer gesagt die Ostsee hat zu all dem, was hier zu berichten sein wird, schon vor länger als einem halben Jahrhundert ihr Ja und Amen gesagt.

 

Grass

Günter Grass (Danzig, 16 okober 1927)

 

De Iers-Engelse schrijver Oscar Wilde werd geboren op 16 oktober 1854 in Dublin. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2006.

 

Sonnet to Liberty

 

Not that I love thy children, whose dull eyes
See nothing save their own unlovely woe,
Whose minds know nothing, nothing care to know, –
But that the roar of thy Democracies,
Thy reigns of Terror, thy great Anarchies,
Mirror my wildest passions like the sea
And give my rage a brother -! Liberty!
For this sake only do thy dissonant cries
Delight my discreet soul, else might all kings
By bloody knout or treacherous cannonades
Rob nations of their rights inviolate
And I remain unmoved – and yet, and yet,
These Christs that die upon the barricades,
God knows it I am with them, in some things.

 

&nbsp
;

 

Holy Week At Genoa

 

I wandered through Scoglietto’s far retreat,
The oranges on each o’erhanging spray
Burned as bright lamps of gold to shame the day;
Some startled bird with fluttering wings and fleet
Made snow of all the blossoms; at my feet
Like silver moons the pale narcissi lay:
And the curved waves that streaked the great green bay
Laughed i’ the sun, and life seemed very sweet.
Outside the young boy-priest passed singing clear,
‘Jesus the son of Mary has been slain,
O come and fill His sepulchre with flowers.’
Ah, God! Ah, God! those dear Hellenic hours
Had drowned all memory of Thy bitter pain,
The Cross, the Crown, the Soldiers and the Spear.

 

wilde

Oscar Wilde (16 oktober 1854 – 30 november 1900)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Dimitri Verhulst werd in 1972 geboren in Aalst. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2006.

Kroniek van een zwangerschap

Wij zijn met elkaar gaan leven, in elkaar gaan beven.
We trekken elk ons eigen voordeel uit de twijfel en blijven
namen op dezelfde bel, bedriegers langs dezelfde brievenbus.

Ondanks mijn kortademige vreugde en mijn wreedste vrede,
mijn synoniemen die elkander trachten schoon te spreken
en mijn luidste leugens die ik molenwiekend heb geluid,
ondanks mijn ondanksen, hoop ik dat jij me goed verteert.

Je leert me af nog terwijl je mij ontmantelt,
mijn vragen bekampt met jouw Kempische stiltes.

We zijn begonnen ons verlangen te verlappen aan een ander.
Wie is hij dat jij hem plechtig medeplichtig maakte

aan je nagemaakte overgave in onze laatste lakens?
Ik weet het, hij woont in Zemst, zwemt Olympische lengten in zijn geld
en belt voortdurend op jouw gsm.
Maar dat kind, is dat ook van hem?

 

Verhulst_Koppe

Dimitri Verhulst (Aalst, 1972)

A. F.Th. van der Heijden, Michail Lermontov, Vergilius, Grenville Woodhouse

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006.

Uit: De vondeling

Sterfelijkheid alom. Eindigheid de norm. Ik weet waar ik over praat. Als je door de duizenden jaren heen al die miljoenen geslachtsrijpe mannen en vrouwen telkens weer onvermoeibaar op elkaar hebt zien kruipen, moet je wel concluderen dat ze het doen vanuit de ijdele en wanhopige hoop ten minste één keer een wezen te verwekken dat niet voor de schroothoop bestemd is. Een onsterfelijke mens – een soort Eeuwige Gloeilamp, die aan de waakzaamheid van Philips’ economische bloedhonden ontsnapt is, en door de millennia heen mag blijven branden. Ook ’s nachts, zoals Movo eraan toegevoegd zou hebben.
Met Jezus Christus dacht het dwepende gepeupel er dichtbij te zijn, maar het is een twijfelgevalletje gebleven. Een halfgod, half gestorven, half weer opgestaan… alles half werk… met een leer gebouwd op halfheden… Nee, dan zijn de joden eerlijker, die gaan gewoon over tot de orde van de dag, en zien wel of hij nog komt, hun verlossende gloeipeer…
Ondertussen blijven ze baltsen, paren, dragen en werpen tot ze erbij neervallen, de mensen. Ze creperen, op de snijtafel of gewoon in bed, waar voor de zekerheid alvast een zeiltje ingelegd is… maar creperen zullen ze… en hun nageslacht staat ook op de nominatie om te creperen, net zo goed… tot de laatste telg. En toch… ooit moet het lukken iets duurzamers voort te brengen. Het is precies die tantaliserende drogreden die de menselijke soort in stand houdt, terwijl het sterven gewoon tot sint-juttemis doorgaat, als er zelfs geen kalveren meer zijn om op het ijs te dansen. Geniale inval van God (een volle, geen halve) om zijn onderdanen, dat crapuul, klein te houden.
De Eeuwige Gloeipeer… die zit er niet in. Nooit. Al zou de hele wereldbevolking zich vierentwintig uur per dag met nauwelijks iets anders bezighouden dan het voltrekken van de bijslaap… Zelfs de grote lamp aan het firmament blijft niet tot in lengte van dagen op volle sterkte branden, en tegen dat het tijd wordt te reclameren, zijn zelfs de taaiste querulanten kassiewijle.

Haar steentje aan het eeuwige proces van eindigheid bijdragen, dat had de kleine Zora niet veel lichamelijke inspanning gekost. Een paar minuten op een man zitten, lekker nat en knus… een picknick van luie lijven onder een zilveren parasol… dat was het wel zo’n beetje, en nog betaald ook, exclusief de reiskostenvergoeding. De dracht zelf was voornamelijk een zaak geweest van de juiste kleren dragen. Niemand had haar hoeven beklagen in haar toestand, want die was door iedereen uitgelegd als tijdelijke puberale vetzucht, niets om je druk over te maken. Goed, ze was in de loop van een halfjaar uitgedijd tot een kwabbig ronde roomsoes, verpakt in vele kledinglagen bij wijze van bladerdeeg, maar dat had het knappe vriendje er niet van weerhouden haar trouw te blijven. Stethoscopen, bloeddrukmeters en in vaseline gedrenkte rubberhandschoenen waren er niet aan te pas gekomen… geen centje pijn…”

VanderHeijden
A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 15 oktober 2006.

 

De Russische schrijver Michail Joerjevitsj Lermontov werd geboren op 15 oktober 1814 in Moskou.

 

15 Oktober 70 v. Chr. wordt gezien als de geboortedatum van de Romeinse schrijver Publius Vergilius Maro.

 

De Brits-Amerikaanse schrijver  Sir Pelham (‘Plum’) Grenville Wodehouse werd geboren op 15 oktober 1881 in Guildford.

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels voor Saul Friedländer

De Israelische historicus Saul Friedländer ontving vandaag de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels. Saul Friedländer schreef vele boeken over nazi-Duitsland en de jodenvervolging en geldt als een grote deskundige op dit gebied. Hij ontving talrijke prijzen en onderscheidingen. Friedländer is hoogleraar geschiedenis aan de University of California en emeritus hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Tel Aviv. Hij werd op 11 oktober 1932 geboren in de Tsjechische hoofdstad Praag. Zijn ouders waren Duitstalige Joden, die later in Auschwitz om het leven zijn gebracht. Hij overleefde de Tweede Wereldoorlog onder een valse naam in Frankrijk.Begin 1939, toen duidelijk werd dat Hitler Tsjechoslowakije zou bezetten, vertrok het gezin naar Frankrijk. De negenjarige Friedländer werd op een streng katholieke kostschool geplaatst. Gescheiden van zijn ouders gaf hij zich geheel over aan het katholicisme. Pas nadat duidelijk was geworden dat zijn ouders in Auschwitz vermoord waren, zocht hij toenadering tot het zionisme.In het boek Herinneringen schetste hij zijn jeugd onder de dreiging van het nazisme.

 

Uit het dankwoord bij het ontvangen van de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels

 

‘Madame’, schrieb mein Vater auf Französisch, ‘ich schreibe Ihnen dies aus dem Zug, der uns nach Deutschland bringt. Im letzten Moment habe ich einem Vertreter der Quäker 6000 Francs und ein Armband mit Anhängern sowie einer Dame ein Briefmarkenalbum zur Weitersendung an Sie übergeben. Heben Sie alles für den Kleinen auf und nehmen Sie zum letzten Mal unseren unendlichen Dank und die herzlichen Wünsche für Sie und die ganze Familie entgegen. Verlassen Sie nicht den Kleinen! Gott möge Ihnen alles vergelten und Sie und Ihre ganze Familie segnen! Elli und Jan Friedländer.’ (…)

Sechzig Jahre sind vergangen, seit diese und zahllose andere Stimmen zu vernehmen waren. Und doch berühren sie uns, mag auch noch so lange Zeit verstrichen sein, mit einer ungewöhnlichen Stärke und Unmittelbarkeit, die weit über die Grenzen der jüdischen Gemeinschaft hinaus fortwirkt und die große Teile und mehrere Generationen der abendländischen Gesellschaft bewegt hat. Wenn wir diesen Schreien lauschen, dann haben wir es nicht mit einem ritualisierten Gedenken zu tun, und wir werden auch nicht durch kommerzielle Darstellungen des Geschehens manipuliert.

Vielmehr erschüttern uns diese individuellen Stimmen infolge der Arglosigkeit der Opfer, die nichts von ihrem Schicksal ahnten, während viele rings um sie das Ergebnis kannten und manchmal an seiner Herbeiführung beteiligt waren. Vor allem jedoch bewegen uns die Stimmen der Menschen, deren Vernichtung bevorstand, bis auf den heutigen Tag gerade wegen ihrer völligen Hilflosigkeit, ihrer Unschuld und der Einsamkeit ihrer Verzweiflung. Diese Stimmen bewegen uns unabhängig von aller rationalen Argumentation, da sie den Glauben an die Existenz einer menschlichen Solidarität stets von neuem einer Zerreißprobe aussetzen und in Frage stellen.”

 

friedlaender
Saul Friedländer (Praag, 11 oktober 1932)

Katherine Mansfield, Stefan Zeromski

De Nieuw-Zeelandse schrijfster Katherine Mansfield werd geboren op 14 oktober 1888 in Wellington. Zie ook mijn blog van 14 oktober 2006.

 

Uit: BLISS

 

“ALTHOUGH Bertha Young was thirty she still had moments like this when she wanted to run instead of walk, to take dancing steps on and off the pavement, to bowl a hoop, to throw something up in the air and catch it again, or to stand still and laugh at–nothing—at nothing, simply.

What can you do if you are thirty and, turning the corner of your own street, you are overcome, suddenly, by a feeling of bliss–absolute bliss!– as though you’d suddenly swallowed a bright piece of that late afternoon sun and it burned in your bosom, sending out a little shower of sparks into every particle, into every finger and toe? . . .

Oh, is there no way you can express it without being “drunk and disorderly”? How idiotic civilization is! Why be given a body if you have to keep it shut up in a case like a rare, rare fiddle?

“No, that about the fiddle is not quite what I mean,” she thought, running up the steps and feeling in her bag for the key–she’d forgotten it, as usual–and rattling the letter–box. “It’s not what I mean, because—– Thank you, Mary”– she went into the hall. “Is nurse back?”

 

Mansfield

Katherine Mansfield (14 oktober 1888 – 9 januari 1923)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 14 oktober 2006.

 

De Poolse schrijver Stefan Żeromski werd geboren op 14 oktober 1864 in Strawczyn in de buurt van Kielce.