De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007 en ook mijn blog van 14 december 2008 en ook mijn blog van 14 december 2009.
Uit: De Taal der Liefde
“Op een vrijdagmiddag in augustus wilden wij, na boodschappen te hebben gedaan op de markt in de Dapperstraat, op de terugweg door de dierentuin heen – bij de zuidelijke ingang, die ook toegang gaf tot het Aquariumhuis, er in en bij de westelijke hoofdingang bijna recht tegenover onze woning, er weer, uit – naar huis terugkeren. Het was zonnig, warm weer en toen wij de zuidelijke ingang waren binnengekomen, gingen wij, in strijd met onze oorspronkelijke bedoeling, niet rechtstreeks de Tuin in maar betraden,, wegens de schaduw en de verwachte koelte, eerst het Aquriumhuis.
Het was er niet veel koeler dan buiten, en tamelijk vol. Er waren talrijke klassen van middelbare scholen, en in die groepen bevonden zich veel mooie Jongens, toverachtig belicht door het onderzeese schijnsel uit onzichtbare lantarens dat hen schaduwloos omsloot en hun gelaten, hoofdhaar en de omtrekken van hun heupen oneindig veel scherper en smartelijker zichtbaar maakte dan enig daglicht ooit zou kunnen doen. Een blonde jongeman, met kort haar, van naar schatting ongeveer 20 jaar, gekleed in een lichte wollen trui boven een strakke grijsachtige heupbroek, keek ons enkele ogenblikken doordringend aan, maar liep toen door zonder ons enige duidelijke aandacht te schenken.
Ik poogde niet naar Jongens te kijken maar aan iets, wat dan ook ter wereld, anders dan aan Jongens te denken toen vlak bij mij, voor één van die kleinere aquariums waarin ogenschijnlijk nooit iets levends vertoeft, een ongeveer 13 of 14jarige jongen met iets te lang, donkerblond haar over zijn oortjes, diep voorover gebogen ging staan turen naar het gedrag van misschien enige zeekreeftjes in een verre hoek van het aquarium. Zijn benen, over elkaar geslagen, spanden zijn duidelijk fluwelen broek hoog in zijn kruis en diep in zijn onbeschrijfelijk zich tussen zijn ronde, steile jongensbillen, aftekenende geheime vallei. Ik probeerde aan iets te denken betreffende de dierentuin of het Aquariumhuis maar ik kon, zolang de jongen voor het kleine aquarium gebogen bleef staan, aan niets anders denken dan hoe ik, terwijl ik hem gevangen hield, hem zou dwingen de riem van zijn broek twee of drie gaten nauwer aan te halen om hem daarna diep voorover te laten buigen opdat ik hem, zo lang Tijger het zou begeren, met een donkerrode rijzweep zijn feller dan ooit gespannen broek tot flarden van zijn dijen en blonde fluwelen jongensheuvels zou geselen. Ik voelde mij zeer moe.
De jongen richtte zich op, liep verder, en in het voorbijgaan zag ik maar al te duidelijk zijn mond en keel, waaruit hij met hese, laffe jongensstem onder de geseling zou schreeuwen, maar het volgende ogenblik was hij in een donker gebied van de zaal tussen de vele bezoekers verdwenen.”
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)