Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Jochen Missfeldt, Gerrit Jan Zwier

De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook mijn blog van 26 januari 2007 en ook mijn blog van 26 januari 2008 en ookmijn blog van 26 januari 2009 en ook mijn blog van 26 januari 2010.

 

Uit: Afscheid van Domineesland 

 

“Sedert ik ingezien heb, dat de vooroordeelen in Nederland niet erger zijn dan elders, durf ik weer van Nederland houden, van zijn individualistische huisdeuren, van zijn koffiemaaltijd, van zijn laatsten krijgsheld van Speyck, van zijn volksuniversiteiten en het weekblad ‘De Prins’. Maar er is een tijd geweest, waarin ik dit alles haatte, omdat het niet van mij afgevallen was, omdat het voor mij een probleem beteekende, Nederlander te zijn van afstamming en gemoed, geen Nederlander te willen zijn in eruditie en formuleering. Thans, nu ik afscheid genomen heb van Nederland en zijn dominees, nu ik voor mijzelf niet langer behoef te loochenen, dat ik in plaats van in Arles in het land van Revius en Cats ter wereld ben gekomen, thans blijkt dit afscheid tevens een wederzien… Ik besef, dat deze laatste zin nog zoo duidelijk de sporen van den dominee-in-mij draagt, dat ik mij, bij het verschijnen van deze twee bundels studies uit vijf jaren, rekenschap moet geven van dien Engelbewaarder van mijn jeugd in gekleede jas, die op mijn eerste wankele schreden steeds zoo zorgvuldig acht heeft geslagen.

De onverbiddelijke erfelijkheid bestemde mij, bijna, tot dominee. Mijn overgrootvader was niet de eerste, die het ambt in mijn familie bracht; maar hij was een dominee, wiens ijzeren gehechtheid aan het moraliseeren alleen reeds een gansch nageslacht zou kunnen bestemmen tot volmaakte ethici. Hij schreef dag in dag uit dagboek na dagboek vol en hield aan zijn oude doopsgezinde geloof vast, terwijl zijn zoons hem in den steek lieten. De overtuiging, dat er iets Hoogers was, gaf hem voldoende steun, om het Evangelie op één der waddeneilanden te blijven verkondigen.”

 


Menno ter Braak
(26 januari 1902 –  14 mei 1940)

 

 

Lees verder “Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Jochen Missfeldt, Gerrit Jan Zwier”

Philip José Farmer, Bhai, Rudolf Alexander Schröder, Alfons Paquet, Lode Baekelmans

De Amerikaanse schrijver Philip José Farmer werd geboren in North Terre Haute (Indiana) op 26 januari 1918. Zie ook mijn blog van 26 januari 2010. 

 

Uit: The Magic Labyrinth

 

“Everybody should fear only one person, and that person should be himself.”

That was a favorite saying of the Operator.

The Operator had also spoken much of love, saying that the person most feared should also be much loved.

The man known to some as X or the Mysterious Stranger neither loved nor feared himself the most.

There were three people he had loved more than he loved anybody else.

His wife, now dead, he had loved but not as deeply as the other two. His foster mother and the Operator he loved with equal intensity or at least he had once thought so.

His foster mother was light-years away, and he did not have to deal with her as yet and might never. Now, if she knew what he was doing, she would be deeply ashamed and grieved. That he couldn’t explain to her why he was doing this, and so justify himself, deeply grieved him.

The Operator he still loved but at the same time hated.

Now X waited, sometimes patiently, sometimes impatiently or angrily, for the fabled but real Riverboat. He had missed the Rex Grandissimus. His only chance now was the Mark Twain.

If he didn’t get aboard that boat . . . no, the thought was almost unendurable. He must.

Yet, when he did get on it, he might be in the greatest peril he’d ever been in, bar one. He knew that the Operator was downRiver. The surface of his grail had shown him the Operator’s location. But that had been the last information he would get from the map.“

 


Philip José Farmer (26 januari 1918 – 25 februari 2009)

 

Lees verder “Philip José Farmer, Bhai, Rudolf Alexander Schröder, Alfons Paquet, Lode Baekelmans”

François Coppée, Eugène Sue, Jan van Hoogstraten, Delphine Gay, Sabino Arana Goiri

De Franse dichter en schrijver François Coppée werd geboren op 26 januari 1842 in Parijs. Zie ook mijn blog van 26 januari 2009 en ook mijn blog van 26 januari 2010.

Janvier

Songes-tu parfois, bien-aimée,
Assise près du foyer clair,
Lorsque sous la porte fermée
Gémit la bise de l’hiver,

Qu’après cette automne clémente,
Les oiseaux, cher peuple étourdi,
Trop tard, par un jour de tourmente,
Ont pris leur vol vers le Midi ;

Que leurs ailes, blanches de givre,
Sont lasses d’avoir voyagé ;
Que sur le long chemin à suivre
Il a neigé, neigé, neigé ;

Et que, perdus dans la rafale,
Ils sont là, transis et sans voix,
Eux dont la chanson triomphale
Charmait nos courses dans les bois ?

Hélas ! comme il faut qu’il en meure
De ces émigrés grelottants !
Y songes-tu ? Moi, je les pleure,
Nos chanteurs du dernier printemps.

Tu parles, ce soir où tu m’aimes,
Des oiseaux du prochain Avril ;
Mais ce ne seront plus les mêmes,
Et ton amour attendra-t-il ?


François Coppée (26 januari 1842 – 23 mei 1908)

 

 

Lees verder “François Coppée, Eugène Sue, Jan van Hoogstraten, Delphine Gay, Sabino Arana Goiri”