Léon-Gontran Damas, Éric-Emmanuel Schmitt, Schack von Staffeldt, Arsène Houssaye, Martien Beversluis

De Franstalige dichter uit Guyana Léon-Gontran Damas werd geboren op 28 maart 1912 in Cayenne. Zie ook mijn blog van 28 maart 2007  en ook mijn blog van 28 maart 2009 en ook mijn blog van 28 maart 2010.

Uit: Black-Label (Fragment)

 

SONNE ET SONNE
sonne à mon coeur mariné dans l’alcool
dont nul n’a voulu tâter à table hier
Sonne et sonne
minuit de clair de lune à trois
dont l’image est à jamais en UNE
FEMME entrevue en l’Ile aux mille et une fleurs
assise au pied des mornes verts
et filaos échevelés

 

ALLO ALLO
Allo Sicy
Syci-Chabine
ICI Limbé

 

Veux-tu que nous jouions
au jeu de notre enfance enjouée
dis
veux-tu que nous jouions
au jeu du baiser-pur
du baiser-sur-le-front
du baiser-jamais sur la bouche

 

SONNE ET SONNE
sonne à mon coeur mariné dans l’alcool
dont nul n’a voulu tâter à table hier
Sonne et sonne
minuit de clair de lune à trois
dont l’image est à jamais en UNE
FEMME entrevue en l’Ile aux mille et une fleurs
assise au pied des mornes verts
et filaos échevelés
et flûte de bambou du pâtre éveillé modulant
la rengaine en sourdine

 

 

Léon-Gontran Damas (28 maart 1912 – 22 januari 1978)

Lees verder “Léon-Gontran Damas, Éric-Emmanuel Schmitt, Schack von Staffeldt, Arsène Houssaye, Martien Beversluis”

Heinrich Mann, Golo Mann, Patrick McCabe, Bob den Uyl, Dubravka Ugrešić, Shusaku Endo

De Duitse schrijver Heinrich Mannwerd geboren op 27 maart 1871 in Lübeck. Zie ook mijn blog van 27 maart 2007 en ook mijn blog van 27 maart 2008 en ook mijn blog van 27 maart 2009 en ook mijn blog van 27 maart 2010.

 

Uit: Professor Unrat

 

„Zu seiner Jubelfeier im Vorjahr hatte das Gymnasium ihm einen Fackelzug gebracht. Er war auf seinen Balkon getreten und hatte geredet. Während alle Köpfe, in den Nacken gelegt, zu ihm hinaufsahen, war plötzlich eine unschöne Quetschstimme losgegangen: »Da ist Unrat in der Luft!« Andere hatten wiederholt: »Unrat in der Luft! Unrat in der Luft!«
Der Professor dort oben fing an zu stottern, obwohl er den Zwischenfall vorausgesehn hatte, und sah dabei je­dem der Schreier in den geöffneten Mund. Die andern Herren standen in der Nähe; er fühlte, daß er wieder ein­mal »nichts beweisen« könne; aber er merkte sich alle Namen. Schon tags darauf gab der mit der gequetschten Stimme dadurch, daß er das Heimatdorf der Jungfrau von Orleans nicht kannte, dem Professor Gelegenheit zu der Versicherung, er werde ihm im Leben noch oftmals hinderlich sein. Richtig war dieser Kieselack zu Ostern nicht versetzt worden. Mit ihm blieben die meisten in der Klasse zurück von denen, die am Jubiläumsabend ge­schrien hatten, so auch von Ertzum. Lohmann hatte nicht geschrien und blieb dennoch sitzen. Dieser erleich­terte die Absicht Unrats durch seine Trägheit und jener durch seine Unbegabtheit. Nächsten Spätherbst nun, an einem Vormittag um elf, in der Pause vor dem Klassen­aufsatz über die »Jungfrau von Orleans«, geschah es, daß von Ertzum, der der Jungfrau immer noch nicht näherge­treten war und eine Katastrophe voraussah, in einem An­fall schwerfälliger Verzweiflung das Fenster aufriß und aufs Geratewohl mit wüster Stimme in den Nebel hinaus­brüllte: »Unrat!«
Es war ihm unbekannt, ob der Professor in der Nähe sei, und es war ihm gleichgültig. Der arme, breite Land­junker war nur von dem Bedürfnis fortgerissen worden, noch einen kurzen Augenblick seinen Organen freies Spiel zu gewähren, bevor er sich für zwei Stunden hinhocken mußte vor ein weißes Blatt, das leer war, und es mit Wor­ten bedecken aus seinem Kopf heraus, der auch leer war. Tatsächlich aber ging Unrat grade über den Hof. Als der Ruf aus dem Fenster ihn traf, machte er einen eckigen Sprung. Im Nebel droben unterschied er von Ertzums knorrigen Umriß. Kein Schüler hielt sich drunten auf, kei­nem konnte von Ertzum das Wort zugerufen haben. >Die­ses Mal<, dachte Unrat frohlockend, >hat er mich gemeint. Diesmal kann ich es ihm beweisen!< „

 

 

Heinrich Mann (27 maart 1871 – 12 maart 1950)

In 1906

 

Lees verder “Heinrich Mann, Golo Mann, Patrick McCabe, Bob den Uyl, Dubravka Ugrešić, Shusaku Endo”

Hansjörg Schneider, Žarko Petan, Alfred de Vigny, Kenneth Slessor, Francis Ponge

De Zwitserse schrijver Hansjörg Schneider werd geboren op 27 maart 1938 in Aarau. Zie ook mijn blog van 27 maart 2007 en ook mijn blog van 27 maart 2008 en ook mijn blog van 27 maart 2009. en ook mijn blog van 27 maart 2009 en ook mijn blog van 27 maart 2010.

 

Uit: Hunkeler und die Augen des Odipus

 

„Am Morgen des 24. April, es war ein Freitag, wurde Willy Dreier, Inhaber der Wirtscha∫ Stauwehr bei Märkt im deutschen Markgräflerland, von einem dumpfen, knirschenden Geräusch, welches das stete Rauschen des Wassers übertönte, geweckt. Er sah auf dem Wecker, dass es kurz vor sieben

war. Punkt sieben hatte er aufstehen wollen, um den Keller zu reinigen und vorzubereiten für eine Lieferung Wein vom Tüllinger Hügel. Am Freitag, dem 1. Mai, wollte er sein Lokal für die kommende Sommersaison eröffnen.

Er fragte sich, ob er geträumt hatte, und blieb eine Weile liegen. Da das Geräusch nicht nachließ, sondern sich im Gegenteil steigerte, als ob Eisen gegen Eisen stieße, erhob er sich, schlüpfte in Hose und Hemd und trat vor die Tür. Die Auenlandscha∫ lag in leichtem Nebel. Die Sonne war

noch nicht zu sehen. Ein Chor von Vögeln besang das aufkommende Morgenlicht.

Das fremde Geräusch, das ihn geweckt hatte, war verstummt. Er überlegte, ob er zurückgehen sollte ins Haus, um zu frühstücken und mit der Arbeit zu beginnen. Da hörte er einen langgezogenen, schrillen, schleifenden Ton. Er erstarb. Es war nur noch das Wasser zu hören, das übers Wehr fiel.

Er ging die wenigen Meter durch das morgenfeuchte Gras zum Damm, kletterte hinauf und schaute über den Fluss, der breit wie ein See vor ihm lag. Dicht am Ufer schwammen ein paar hundert Reiherenten, die aus dem Norden hergeflogen waren, um hier zu überwintern. Drüben war das französische Ufer.“

 

 

Hansjörg Schneider (Aarau, 27 maart 1938)

 

Lees verder “Hansjörg Schneider, Žarko Petan, Alfred de Vigny, Kenneth Slessor, Francis Ponge”

Marie Under, Lajos Zilahy, Andon Zako Çajupi, Sophie Mereau, Harry Rowohlt, Carlo Dossi, Louis Simpson

De Estlandse dichteres Marie Under werd geboren op 27 maart 1883 in Tallin. Zie ook mijn blog van 27 maart 2009 en ook mijn blog van 27 maart 2010.

TEMPÊTE D’AUTOMNE

Vous entendez la tempête, comme elle fait rage et déferle,
mugit dans les forêts et siffle dans les cimes,
et cruelle elle effraie les oiseaux apeurés dans leur nid,
hérisse la tête crépue du genévrier et les buissons jaunis,
griffe des pâtures la face raboteuse et tourmentée,
arrache encore et déchire les dernières fleurs transies,
s’ébat et se déchaîne et danse et hurle comme un loup par les champs.

Des bosquets et des bois montent comme des pleurs secrets,
les sapins, les bouleaux et les pins bruissent et gémissent:
plus d’un craque et succombe, dans sa lutte contre elle.
Mais elle, hautaine, elle chevauche par-dessus ses victimes,
sourit, méchante, et fait tinter ses orgueilleux éperons,
propage sa rumeur parmi les souches et fait siffler les cimes:
la reine aux mains de fer… la tempête d’automne.

 

Vertaald door Michel Dequeker


Marie Under (27 maart 1883 – 25 september 1980)

 

Lees verder “Marie Under, Lajos Zilahy, Andon Zako Çajupi, Sophie Mereau, Harry Rowohlt, Carlo Dossi, Louis Simpson”

Carolina Trujillo

De Uruguayaans-Nederlandse schrijfster Carolina Trujillo werd geboren in Montevideo, Uruguay, op 27 maart 1970. Zij kwam op vijfjarige leeftijd naar Nederland. Na het einde van de dictatuur in Uruguay keerde ze terug. In 1991 won ze een eerste prijs voor haar eerste Spaanstalige novelle en besloot ze weer naar Amsterdam te gaan. Daar voltooide ze haar studie scenarioschrijven aan de Filmacademie.

Uit: De terugkeer van Lupe Garcia

“Ik had Lupes borsten gezien toen het nog van die kleine puntige heuveltjes waren. Onze eerste zomer samen was nog maar net begonnen en ik heb die heuveltjes nooit meer uit mijn hoofd gekregen. In Nederland was topless normaal, zei ze. Toco, mijn beste vriend, begon te gillen toen hij het hoorde, helemaal toen hij erachter kwam dat Lupe zich omkleedde waar ik bij was en soms in haar slipje in de tuin zat. Meisjes deden dat niet, niet als er jongens bij waren. De enige slipjes die wij zagen hingen aan kramen op de markt. Het langst duurde het voor ik het stukje tussen haar benen zag en toen dat gebeurde begreep ik dat zij de liefde van mijn leven was.
We waren op het strand voor mijn huis. Ik kan de rots waar ik op zat nog aanwijzen. Zij zat een stukje lager in het zand en droeg een korte broek aan en had haar benen opgetrokken. Ik kon zomaar alles zien, het hele vlezige roosje, en zij maar kletsen. Ik denk dat ik nog nooit zo’n stijve heb gehad, ik voelde me er bleek bij wegtrekken.
‘Zullen we een duik nemen?’ vroeg ze, maar als ik overeind kwam zou mijn lul me het zand in heien. Zo voelde dat op die leeftijd. Ik keek haar na terwijl ze het water in rende.
In Nederland leerden ze op de lagere school al zwemmen. Dat kwam doordat er zoveel grachten waren. Er was een kans van acht op tien dat je er ooit in zou fietsen. Daar waren onderzoeken naar gedaan. Ik geloofde haar en zei dat we hier ook vaak in het water vielen maar dat we gewoon verzopen. Ze geloofde mij niet.”


Carolina Trujillo (Montevideo, 1970)

100 Jaar Tennessee Williams, Hwang Sun-won, Martin McDonagh, Gregory Corso, Bettina Galvagni, Hai Zi

100 Jaar Tennessee Williams

 

De Amerikaanse schrijver Tennessee Williams (eigenlijk Thomas Lanier Williams) werd geboren in Columbus (Mississippi op 26 maart 1911. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden. Zie ook mijn blog van 26 maart 2007 en ook mijn blog van 26 maart 2008 en ook mijn blog van 26 maart 2009 en ook mijn blog van 26 maart 2010.

 

Uit: Cat on a Hot Tin Roof

 

„BRICK: Why d’ya call Gooper’s kiddies no-neck monsters?

MARGARET: Because they’ve got no necks! Isn’t that a good enough reason?

BRICK: Don’t they have any necks?

MARGARET: None visible. Their fat little heads are set on their fat little bodies without a bit of connection.

BRICK: That’s too bad.

MARGARET: Yes, it’s too bad because you can’t wring their necks if they’ve got no necks to wring! Isn’t that right, honey?

[She steps out of her dress, stands in a slip of ivory satin and lace.]

Yep, they’re no-neck monsters, all no-neck people are monsters …

[Children shriek downstairs.]

Hear them? Hear them screaming? I don’t know where their voice boxes are located since they don’t have necks. I tell you I got so nervous at that table tonight I thought I would throw back my head and utter a scream you could hear across the Arkansas border an’ parts of Louisiana an’ Tennessee. I said to your charming sister-in-law, Mae, honey, couldn’t you feed those precious little things at a separate table with an oilcloth cover? They make such a mess an’ the lace cloth looks so pretty! She made enormous eyes at me and said, “Ohhh, noooooo! On Big Daddy’s birthday? Why, he would never forgive me!” Well, I want you to know, Big Daddy hadn’t been at the table two minutes with those five no-neck monsters slobbering and drooling over their food before he threw down his fork an’ shouted, “Fo’ God’s sake, Gooper, why don’t you put them pigs at a trough in th’ kitchen?”-Well, I swear, I simply could have di-ieed!

 

 

Paul Newman en Elizabeth Taylor in Cat on a Hot Tin Roof (1958).

 

 

Think of it, Brick, they’ve got five of them and number six is coming. They’ve brought the whole bunch down here like animals to display at a county fair. Why, they have those children doin’ tricks all the time! “Junior, show Big Daddy how you do this, show Big Daddy how you do that, say your little piece fo’ Big Daddy, Sister. Show your dimples, Sugar. Brother, show Big Daddy how you stand on your head!”-It goes on all the time, along with constant little remarks and innuendos about the fact that you and I have not produced any children, are totally childless and therefore totally useless! -Of course it’s comical but it’s also disgusting since it’s so obvious what they’re up to!

BRICK [without interest]: What are they up to, Maggie?“

 

 

Tennessee Williams (26 maart 1911 – 25 februari 1983)

 

Lees verder “100 Jaar Tennessee Williams, Hwang Sun-won, Martin McDonagh, Gregory Corso, Bettina Galvagni, Hai Zi”

Robert Frost, Erica Jong, Patrick Süskind, A. E. Housman, Artur Landsberger

De Amerikaanse dichter Robert Lee Frost werd geboren op 26 maart 1874 in San Francisco. Zie ook mijn blog van 26 maart 2007 en ook mijn blog van 26 maart 2008.en ook mijn blog van 26 maart 2009 en ook mijn blog van 26 maart 2010.

 

A Prayer in Spring

 

Oh, give us pleasure in the flowers today;

And give us not to think so far away
As the uncertain harvest; keep us here

All simply in the springing of the year.

 

Oh, give us pleasure in the orchard white,

Like nothing else by day, like ghosts by night;

And make us happy in the happy bees,

The swarm dilating round the perfect trees.

 

And make us happy in the darting bird

That suddenly above the bees is heard,

The meteor that thrusts in with needle bill,

And off a blossom in mid air stands still.

 

For this is love and nothing else is love,

To which it is reserved for God above

To sanctify to what far ends he will,

But which it only needs that we fulfill.

 

 

 

Putting in the seed

 

You come to fetch me from my work to-night
When supper’s on the table, and we’ll see
If I can leave off burying the white
Soft petals fallen from the apple tree
(Soft petals, yes, but not so barren quite,
Mingled with these, smooth bean and wrinkled pea);
And go along with you ere you lose sight
Of what you came for and become like me,
Slave to a Springtime passion for the earth.
How Love burns through the Putting in the Seed
On through the watching for that early birth
When, just as the soil tarnishes with weed,
The sturdy seedling with arched body comes
Shouldering its way and shedding the earth crumbs.

 

 

Robert Frost  (26 maart 1874 – 29 januari 1963)

Hier met zijn zoon Carol in 1916 of 1917

 

Lees verder “Robert Frost, Erica Jong, Patrick Süskind, A. E. Housman, Artur Landsberger”

Flannery O’Connor, Jacques Bens, Jaime Sabines, Peter Van Straaten,Toni Cade Bambara

De Amerikaanse schrijfster Flannery O’Connor werd geboren op 25 maart 1925 in Savannah, Georgia. Zie ook alle tags voor Flannery O’Connor op dit blog.

Uit: Everything That Rises Must Converge

„HER DOCTOR had told Julian’s mother that she must lose twenty pounds on account of her blood pressure, so on Wednesday nights Julian had to take her downtown on the bus for a reducing class at the Y. The reducing class was de-signed for working girls over fifty, who weighed from 165 to 200 pounds. His mother was one of the slimmer ones, but she said ladies did not tell their age or weight. She would not ride the buses by herself at night since they had been integrated, and because the reducing class was one of her few pleasures, necessary for her health, and free, she said Julian could at least put himself out to take her, considering all she did for him. Julian did not like to consider all she did for him, but every Wednesday night he braced himself and took her.

    She was almost ready to go, standing before the hall mirror, putting on her hat, while he, his hands behind him, ap-peared pinned to the door frame, waiting like Saint Sebastian for the arrows to begin piercing him. The hat was new and had cost her seven dollars and a half. She kept saying, “Maybe I shouldn’t have paid that for it. No, I shouldn’t have. I’ll take it off and return it tomorrow. I shouldn’t have bought it.”

Julian raised his eyes to heaven. “Yes, you should have bought it,” he said. “Put it on and let’s go.” It was a hideous hat A purple velvet flap came down on one side of it and mood up on the other; the rest of it was green and looked like a cushion with the stuffing out. He decided it was less comical than jaunty and pathetic. Everything that gave her pleasure was small and depressed him.

    She lifted the hat one more time and set it down slowly on top of her head. Two wings of gray hair protruded on either side of her florid face, but her eyes, sky-blue, were as innocent and untouched by experience as they must have been when she was ten. Were it not that she was a widow who had struggled fiercely to feed and clothe and put him through school and who was supporting him still, “until he got on his feet,” she might have been a little girl that he had to take to town. “It’s all right, it’s all right,” he said. “Let’s go.” He opened door himself and started down the walk to get her going.“

 

Flannery O’Connor (25 maart 1925 – 3 augustus 1964)

 

Lees verder “Flannery O’Connor, Jacques Bens, Jaime Sabines, Peter Van Straaten,Toni Cade Bambara”

Pol Hoste, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi, Anne Fanshawe

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008 en  en ook mijn blog van 25 maart 2009 en ook mijn blog van 25 maart 2010.

 

Uit: Caran d’Ache

 

Goud

 

Zo droomt het televisiemeisje. Een windhoos is een

kleurenscherm, een watervlak draagt haar herinnering.

Men koopt ogen, een revue. Parfum van glanspapier.

Als ze door haar foto glijdt, is ze uit zichzelf

verdwenen.

 

 

Mauve

 

Tot in de diepste punten ben ik dagelijks veranderd,

dat is niet sterven, dat is uitspuwen of inslikken.

Ik ga bijvoorbeeld naar mijn zus, vertel haar van

mijn was. Vroeger wist ik ook wel alles en nu zelfs

meer en meer. Maar als ze kijken ben ik nog altijd

dezelfde. Ik durf me niet verroeren want dan huil je,

dan huil je. Een man heeft zijn eigen leven.

 

 

Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

 

Lees verder “Pol Hoste, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi, Anne Fanshawe”

Antonio Fogazzaro, Daniel Schiebeler, Mary Webb, Erica Pedretti

De Italiaanse schrijver Antonio Fogazzaro werd geboren op 25 maart 1842 in Vicenza. Zie en ook mijn blog van 25 maart 2009 en ook mijn blog van 25 maart 2010.

 

Uit: The Saint

 

“Well,” said the girl, “I enjoy seeing Memling with Signor Carlino, playing classical music with him, discussing a Kempis with him, although this affection he has recently developed for a Kempis seems a

profanation, when you consider that he believes in nothing. _Je suis catholique autant qu’on peut l’etre lorsqu’on ne l’est pas_, but when I hear an unbeliever like your brother read a Kempis so feelingly, I very nearly lose my faith in Christianity as well. I like him for one other reason, dear, because he is your brother. But that is all! Oh! Jeanne Dessalle says such strange things sometimes–such strange things! I do not understand–I really do not understand. But _warte nur, du Raethsel_, as my governess used to say.”

“What am I to wait for?”

Noemi threw her arm round her friend’s neck, “I will drag your soul with so fine a net that it will bring beautiful great pearls to the surface, perhaps some sea-weed as well, and a little mud from the bottom, or even a very tiny _pioeuvre_.” “You do not know me,” answered Jeanne. “You are the only one of my friends who does not know me.”

“Of course. You imagine that only those who adore you really know you? Indeed, this belief that everybody adores you is a craze of yours.”

Jeanne made the little pouting grimace with which all her friends were familiar.

“What a foolish girl,” she said; but at once softened the expression with a kiss and a half-sad, half-quizzical smile.

“Women, as I have always told you, do adore me. Do you mean to say that you do not?”

“_Mais point du tout_,” exclaimed Noemi. Jeanne’s eyes sparkled with mischief and kindness.

“In Italian we say: _Si, di tutto cuore_,” she answered.“

 

 

Antonio Fogazzaro (25 maart 1842 – 7 maart 1911)

Standbeeld op de Campo Marzio in Vicenza

 

Lees verder “Antonio Fogazzaro, Daniel Schiebeler, Mary Webb, Erica Pedretti”