De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.
Zijn ziel en adem was doorgeurd van wijn
Zijn ziel en adem was doorgeurd van wijn.
Hij leunde in zijn verscheurde kaftan tegen
De deur der kroeg en stamelde verwegen
Van God en wereld en zijn eigen pijn.
‘Gunt Gij de mens alleen rampzalig zijn?
Waarom wordt ’t leven ongevraagd verkregen?
Maak ons als ’t stof waaraan wij zijn ontstegen!
Wees ééns barmhartig en beveel: verdwijn!’
Hemels onwrikbaarheid en menslijk dwalen
Hoonde hij en prees ’t dronken ademhalen
Tussen ‘nog niet’ en ‘niet meer’ ’t hoogst genot.
Maar in de roes en enkle stille dromen
Werd al zijn wrevel van hem weggenomen
En schreeuwde hij beschaamd als kind om God!
Finis
Wij weten niet wat komen zal.
Het hart gedenkt wat is geweest:
De vrede van een stille geest,
Vervreemding, duister, overal.
Maar smart en onrecht zijn voorbij.
Wij keerden weer tot liefdes wijk.
Als kind’ren van Gods koninkrijk
Zijn wij herboren, sterk en vrij.
God boog de rechte lijn; ‘t begin
Raakt aan het eind, de cirkel sluit.
De hemel heeft zijn zaalge buit.
En – harts verlies blijkt harts gewin.
Wintermorgen
De tuin is toegesneeuwd; ’t gazon
Ligt onder ’t hoge witte duin bedolven.
Maar veilig in hun warme strooien kolven
Wachten de rozen (en mijn hart wacht ook) de Zon!
’t Is late nacht, de lamp brandt laag,
De ruiten glinstren van de blauwe koude,
En koel is ’t hart, dat gaarne branden zoude
Van ongeduld naar Uwe komst. Vandaag?
O, nacht en morgen vloeien traag tezamen,
Ontberen en genieten smelt ineen,
Maar nòg heerst over ziel en de verbleekte ramen
Het grijzen van de schemering alleen.
Dan doet een licht de schaduw zwarten en versnellen.
Warmer en driftiger golft ’t ongeduldig bloed.
Door de gestrekte stilte tinkelen de bellen.
Bij ’t ijle dagen ijlt Ge ons tegemoet.
Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Lees verder “Willem de Mérode, Chris Kuzneski, Johann Georg Jacobi, Manfred Böckl”