De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.
Uit: De laatste middagen met Teresa (Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu)
“Maruja mompelde een verontschuldiging en wilde juist naar binnen gaan, toen de Piechemapart zich omdraaide en haar met zijn handen in zijn zakken, een brutale uitdrukking op zijn gezicht en een hooghartige blik in zijn ogen, beval even te wachten. De jongen liep langzaam naar het hek, bleef daar staan, sloeg de dikke sjaal die hij al om had met een soort klap nog een keer om zijn nek, en keek Teresa aan. Nou, vroeg hij, waar was al die haast helemaal voor nodig, staat het huis soms in brand? Meteen hierna maakte hij zijn eerste vergissing: als ze zo’n haast hadden, zei hij, moest de kokkin het eten maar opdienen. De zelfverzekerdheid, die licht was aangezet door mannelijke trots waardoor het nog duidelijker was dat het nergens op sloeg, en de ernst waarmee hij dit zei maakte dat Teresa in lachen uitbarstte. Het was een heldere, lieve, spontane, totaal niet spottende, eerder solidaire lach, maar wel een die – zoals hij zelf ook besefte – verschrikkelijk groot gelijk had. Met een verward gezicht wendde de Murciaan zijn blik van Teresa af en mompelde: ‘Ik zou weleens willen weten waarom dat stomme mens zo moet lachen.’
(…)
“Misschien kwam het doordat hij, zoals elk jaar wanneer de zomer aanbrak, met zijn bijzonder gevoelige neus de wijdverbreide, collectieve geluksneurose registreerde, evenals de schitterende faam van het geld, die zich als goudkleurige honing overal verspreidt tot in de meest afgesloten terreinen langs onze Middellandse Zeekust, en die in het zonnegeweld zweeft als een kiem van waarachtig leven, en soms, in bijzondere warme nachten waar geen einde aan lijkt te komen, doordringt in het bloed, zoals alcohol.”
Lees verder “Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Béla Zsolt”