Geert Buelens, William S. Burroughs, Joris-Karl Huysmans, Terézia Mora, Philip Weiss, Rikkert Zuiderveld, Luc Indestege

De Vlaamse dichter, essayist en columnist Geert Buelens werd geboren in Duffel op 5 februari 1971. Zie ook alle tags voor Geert Buelens op dit blog.

 

i.m. dfw

ik ben hier
hier
in een steelse pan die doldraait
en zich afvraagt
afvraagt afvraagt afvraagt
wat als en of en
want
echt
zou het zo verder kunnen
wanneer je geest openklapt
als hapering
als
mozaïekverwantschap
en
komaan zeg, dat kun je toch niet
menen
zo zit je in elkaar
er niet intrappen
dat is je natuurlijke setting
niet?
de dingen altijd anders zien
open houden
pijnbestrijding inzetten
als kennisverwerving
kennisverwerking begrijpen als
pijnbestrijding
niet alles is een taalspel
want alles is
maar niet alles is groen
he
niet alles
is
alsof het ontstond om opgeschreven
te worden

 

 
Geert Buelens (Duffel, 5 februari 1971)

Lees verder “Geert Buelens, William S. Burroughs, Joris-Karl Huysmans, Terézia Mora, Philip Weiss, Rikkert Zuiderveld, Luc Indestege”

Ruth Lasters

De Vlaamse dichteres en schrijfster Ruth Lasters werd geboren in Antwerpen op 5 februari 1979. Lasters studeerde in Brussel en volgde lessen aan de SchrijversAcademie. Later woonde zij enige tijd in Madrid en in Gent, om zich daarna weer in haar geboortestad Antwerpen te vestigen. Naast haar literaire werk is zij actief als docente Frans. Zij publiceerde gedichten en columns in onder meer Lava, Deus ex Machina, Revolver, En er is, Krakatau, NRC Handelsblad, Het Liegend Konijn en in de bloemlezing 21 dichters voor de 21ste eeuw. Haar debuutroman “Poolijs” verscheen in 2006. Voor deze roman ontving Lasters de Vlaamse Debuutprijs. In 2007 verscheen de dichtbundel “Vouwplannen”. Deze bundel werd in 2009 bekroond met de Debuutprijs Het Liegend Konijn (wat met zich meebrengt dat de bundel wordt vertaald in het Engels, Frans en Duits, en één gedicht in alle 23 officiële talen van de Europese Unie} en genomineerd voor de Jo Peters Poëzieprijs 2008. In oktober 2010 verscheen haar tweede roman ”Feestelijk Zweet”. Eind november 2013 verscheen in de Wablieftreeks, “De Laatste Straatmuzikant”.

Maïs

Soms richt ik mijn ontgoochelingen af als logge,
dolle honden. In hoge maïsvelden liefst,

zoveel geritsel dat je desillusies er wel uit je hoofd
lijken te lopen, voor je uit. Ik roep ze op in al hun pijnlijke
details (Breng terug! Rechtop!) en laat ze daarna

Los! Af! Liggen!, waarna ik me uitstrek tussen stengels,
afgebroken kolven, me afvragend welke gedachten ik
in plaats van die teleurstellingen indien

alles me steeds voor de wind gegaan was: mogelijk
geen. Benauwend toch! Alsof je kamers uit je
ouderlijke huis wegdacht, je ontelbaar-vaak-er-

volstrekt-zomaar-binnen-zijn-gegaan
incluis

 

Kersen

Kersen leggen op de kersen in een plastic tafelkleed:
een gesorteerde werkelijkheid
als lokaas voor

jij die alles enkel door elkaar verdraagt: kersenmar-
melade, ruggengraat als pitten uitgespuwd toevallig
in een rij op de aanrecht, krieken tussen de kersen

vertrekken je mond als ongesproken
Woorden moeten niet later iets willen worden. Niemand
vraagt het woord tafel wat wil je later – een tafel in allicht
een gedicht met jou er wijdbeens op of een werkelijke

lege tafel

 
Ruth Lasters (Antwerpen, 5 februari 1979)

Lees verder “Ruth Lasters”

Clara Müller-Jahnke

De Duitse dichteres, journaliste en activiste voor vrouwenrechten Clara Müller-Jahnke werd geboren op 5 februari 1860 in Lenzen. Clara was de dochter van de protestantse dominee Wilhelm Müller. Deze onderwees zijn dochter zelf in Latijn en Grieks, maar hij stierf al in 1873. Na zijn dood kwamen moeder en dochter in financiële problemen. Eerst trokken moeder, Clara en haar jongere zus van Lenzen naarBelgard. Later ging Clara naar Berlijn en in 1877 deed zij eindexamen aan een handelsschool. Ze werkte als boekhoudster bij een behangfabriek in Berlijn. Zij verliet het bedrijf toen haar baas meer van zijn kleine ‘blanke slavin” eiste dan het bijhouden van de boeken. Maar ook om gezondheidsredenen (ernstige anemie) moest zij Berlijn verlaten. Ze keerde terug naar haar moeder in Belgard. In 1884 verhuisde Clara Müller naar Kolberg, waar ze werkte als basisschoollerares .Vanaf 1889 werkte ze als journaliste. Ze was redacteur van de krant voor Pommeren en schreef ook voor de Breslauer Monatsblätter, de Monatsschrift für neue Litteratur und Kunst als ook voor het sociaaldemocratische satirische blad Der wahre Jakob. In de sociaal-democratische tijdschriften Neue Welt en Gleichheit publiceerde zij haar eerste maatschappijkritische gedichten. In 1899 verscheen haar eerste dichtbundel “Mit roten Kressen“. De activiste voor vrouwenrechten Clara Zetkin schonk vervolgens aandacht aan haar werk in meerdere afleveringen van het tijdschrift “Gleichheit.” Haar bespreking was een ware lofzang. In 1901 werd de bundel “Sturmlieder vom Meer“ gedrukt. Als gevolg van een erfenis kon ze sinds 1900 leven als freelance schrijfster. In december 1899 overleed haar moeder. Voortaan kon Clara Müller reizen. In Italië ontmoette zij de schilder Oskar Orient Jahnke. In 1902 trouwde zij met hem op Capri. Oskar Jahnke werkte ook in Berlijn, onder andere als architect voor het stadsdeelkantoor Zehlendorf. In 1904 verscheen Clara Müller-Jahnkes autobiografische proza ​​„Ich bekenne“. Clara Müller-Jahnke overleed op 4 november 1905 aan een griep. Oskar Jahnke schiep voor zijn vrouw op een helling van de protestantse begraafplaats Wilhelmshagen uit een rotsblok van tien ton een indrukwekkende tombe. Deze kan nog steeds worden bezichtigd.

Das alte Lied

Da klingt im Wind das alte Lied
voll Seufzer und voll Tränen –
durch meine müde Seele zieht
ein namenloses Sehnen;
es ist, als ging ich ganz allein
auf schneeverwehter Halde
und träumt vom goldnen Sonnenschein,
dem ersten Grün im Walde.

Du wonnesel’ge Jugendzeit,
heut laß mich dein gedenken,
in deine Tiefen all das Leid
des grauen Jetzt versenken, –
daß wie ein Blumenkelch betaut
mein Aug’ noch einmal strahle;
du lockst so süß wie Glockenlaut
in meinem Heimattale.

So sei gegrüßt, mein Morgenstern,
um den die Nebel weben!
Du warst ein Traumbild, licht und fern,
doch wert ein ganzes Leben!
und ob ich abgrundtief in Pein,
in Schuld und Weh versänke:
Ich kann nicht ganz verloren sein,
so lang ich dein gedenke.

 

Auf meinen Lippen brennt dein Kuß

Auf meinen Lippen brennt dein Kuß,
er brennt wie Feuer und Sünde,
er brennt wie himmlischer Hochgenuß
und macht mich zum schwachen Kinde.

Viel wilde Rosen erblühn und glühn
und glühn und verwelken am Hage –
und der Wald ist duftig, der Wald ist grün
am leuchtenden Julitage …..

Vom Meer herauf die Sonne grüßt,
Tautropfen am Riedgras beben: – –
wir haben uns kaum Willkommen geküßt
und sollen uns Abschied geben!

Und gehen sollst du, geliebter Mann,
mit all’ dem zitternden Bangen,
mit der ungelöschten Glut hindann –
und durften uns kaum umfangen.

Wie lange währt es, so schwillt der Wein,
Im Felde die Sicheln klingen;
all’, was da blühte im Sonnenschein,
wird reifen und Früchte bringen.

Die Luft wird kühl, und das Laub verdorrt,
Schnee liegt auf Hängen und Hagen …..
wir aber werden von Ort zu Ort
die zehrenden Gluten tragen.

 
Clara Müller – Jahnke (5 februari 1860 – 4 november 1905)