In Memoriam Joost Zwagerman
De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman heeft na een periode van depressies zelfmoord gepleegd in zijn woonplaats Haarlem. Dat heeft zijn uitgeverij De Arbeiderspers dinsdagavond bekend gemaakt. Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Hij is 51 jaar geworden. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.
…zag jij misschien
…zag jij misschien dat ik naar jou,
dat ik je zag en dat ik zag hoe jij
naar mij te kijken zoals ik naar jou
en dat ik hoe dat heet zo steels,
zo en passant en ook zo zijdelings –
dat ik je net zo lang bekeek tot ik
naar je staarde en dat ik staren bleef.
Ik zag je toen en ik wist in te zien
dat in mijn leven zoveel is gezien
zonder dat ik het ooit eerder zag:
dat kijken zoveel liefs vermag.
Zeven joosten
Die nacht had ik zeven mooie hoofden
die ik naast mijn ene leven legde op de kast.
Ik deed het licht uit en de hoofden sliepen in.
Mijn romp speelde sjamaan in bed, de halsrib
rond en roodbeknoest, doorzinderd vlees
met aderen die schreeuwden. Mijn zeven mooie
hoofden in rust op rij. Ik verzorgde mij
zoals mijn moeder vroeger plantjes water gaf.
Alles wat ze zeggen over mij is altijd waar
en samen zijn we alle zeven niemandsland.
Alle pluche is ballast voor het polymorfe hoofd.
Mij is geen zonde of verzaking aan te wrijven,
ik doe mijn plicht en vraag niets in ruil.
Ik geef munten aan wie vraagt, duplicaten
aan wie waant, ontucht in het volle licht,
mijn monden vangen zevenvoudig zaad. Mijzelf
genoeg. Ik sta ingeschreven voor onteigening
maar weet niet of verhoord gebed mij past.
Roeshoofd hemelt
Die achternacht kwam ik mij tegen op een plek
waar ik mij gewoonlijk niet vertoon.
Ik stelde mij teleur. Sprak te luid
tegen mensen die mij zichtbaar niet vertrouwden.
Ik wilde dat ik vond dat ik naar huis toe wilde
en sprak mij aan om hiervandaan te gaan
maar dat was zo gemakkelijk nog niet. Ik verloor mij
in gesprekken die ik al zo vaak gevoerd had
zonder zicht op toonzaamheid
of zelfs maar dunne trucs
waarmee je doorgaans
een kapotte nacht doorkomt.
Het eindigde ermee dat ik van alles
in mijn oor siste wat ik maar half verstond.
Wat doe je op zulke momenten? Ik liet mij
voor wat ik was; het had geen zin mij het zwijgen
op te leggen, ik was berstensvol op mij gebeten
en toen het eenmaal ochtend was
zag ik mij als zo vaak in tongen terug
als het legioen dat vreemden streelt.
Spreekwoord was ik dat niet snapt,
gaandeweg de dag werd ik weer opvoeding
die ouders voor hun kinderen uitdenken
en in het holst van alle bruikleen
was ik wat ik telkens na zo’n achternacht in corvee
en klatering moet zijn: voor dag en dauw de bijbel,
met stofomslag en in voldongen esperantoklanken,
een man om van kaft tot kaft uit voor te lezen
Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)