Dimitri Verhulst, Göran Sonnevi, Graham Greene, Wallace Stevens, Andreas Gryphius, Nes Tergast, Waltraud Anna Mitgutsch, Jan Morris

De Vlaamse dichter en schrijver Dimitri Verhulst werd op 2 oktober 1972 geboren in Aalst. Zie ook mijn blog van 2 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Dimitri Verhulst op dit blog.

Uit: Bloedboek

“Indien er effenaf niks was in het begin, dan ook geen toekomst. Dus was er God, van wie niemand weet en weten zal van waar Die zelf dan komt, Hij had uit al dat niks gewoon Zichzelf gemaakt, vraag niet hoe, vraag niet waarom, en Die nadien, om Zijn status te verdienen uit Zijn krammen had te schieten en te scheppen, om te beginnen de hele hemel en een ietepetieterige jammerbol, waarop vooralsnog geen sprietje onkruid stond. Dood en troosteloos lag het maaksel van de wereld in de smerig zwarte, universele leegte waarin zelfs God geen halve meter voor Zich uit kon zien. Zijn djinn doolde over de vreugdeloze vlakten, en over het water, dat er door Zijn toedoen ondertussen ook al was. Toen kreeg Hij een, welja, zeer goddelijk gedacht, en vond Hij dat er licht moest zijn. En Hij had geluk, want Hij had die dingen maar uit te spreken en, pardaf, daar was dat licht dan al. Meteen, ja, inderdaad. En omdat de dingen eigenlijk maar pas ten volle gaan bestaan indien ze zijn voorzien van één of andere naam, noemde Hij dat lichtelijke licht ‘het licht’, lidwoord incluis. Zeer, zeer slim voorwaar, die aandacht voor de taal. Want niks zal hebben bestaan, niks zal zijn gebeurd, dat niet ooit kan worden naverteld. Hij gaf al Zijn creaties Zelf een naam, en als er later trammelant ontstond over dit verhaal, dan alleen omdat het zo kadukelijk werd vertaald.
Wisselde Hij de donkerte en dat lichte af, dan ontstond er dag en nacht. Zodoende werd de machine van de tijd op gang gebracht. Er waren dagen, en zij gingen voorbij. Het eerste van nog vele etmalen trad al toe tot het rijk van de opspelende vergetelheid toen Hij van oordeel was dat dit kladwerk nood had aan een duidelijke boven- en een al even zo duidelijke onderkant. Hij spleet het weinige wat was horizontaal en met vaste hand in twee, etiketteerde het bovenste gedeelte geheel content als het firmament, hetgeen niet simpel was, want de hele operatie nam de volledige tweede dag toch in beslag. Op de derde dag is Hij ongetwijfeld zeer vroeg opgestaan, om al dat water te laten stromen, meer bepaald naar beneden, zodat alle druppels en spetters en stralen zich konden verenen in de zeeën en het land hoog en droog, of alleszins toch iets minder nat, boven al dat water lag. Echt waar prachtig vond Hij dat. Nu pas kon Hij beginnen aan het onkruid en het gewas, vol zaden, zodat die dingen zichzelf konden hermaken. De bomen schonk Hij eikels, en ook al had het eigenlijk iets heikels, zij waren nu geoutilleerd het hele perpetuum van de voortplanting voor hun eigen rekening te nemen.”

 

 
Dimitri Verhulst (Aalst, 2 oktober 1972)

Lees verder “Dimitri Verhulst, Göran Sonnevi, Graham Greene, Wallace Stevens, Andreas Gryphius, Nes Tergast, Waltraud Anna Mitgutsch, Jan Morris”

Joost Baars

De Nederlandse dichter, essayist, bloemlezer en boekhandelaar Joost Baars werd geboren op 2 oktober 1975 in Leidschendam. Baars volgde het VWO en studeerde daarna enkele jaren psychologie en antropologie te Amsterdam. Hij was zakelijk coördinator en programmeur bij Stichting Perdu; organisator van het poëziefestival Dichtersmarathon en redacteur van het literair tijdschrift Lava. Hij is de uitgever van Halverwege Chapbooks en geestelijk vader van VersSpreken, een podcast over poëzie. Baars is medewerker aan Het Liegend Konijn, Poëziekrant, Revolver en Vooys.

marktblues

ik heb een blanco boodschappenlijstje
en overvloed

wat kook ik vanavond

de hemel sluit zich en het begint zachtjes
zachtjes gebeurtenissen te regenen

appels worden bevoeld, fietslichtjes bekeken,
prijzen in twijfel getrokken, schoenzolen slepen

over het nog natte asfalt, moeders sjokken met hun versleten
kinderen langs de patatkraam van meneer Donkers

een zwarte man met opgerolde broekspijpen
en tandeloos speelt mondharmonica
just strummin’

ik kan alleen maar struinen

naar het einde van de straat, ik weet niet waar
naar een avond met ik weet niet wie

langs kraampjes vol met dingen die zouden kunnen
zouden kunnen mislukken

 

tussen vertrek en aankomst

tussen vertrek en aankomst is alleen een lijn,
geen ruimte, en net daar

bevindt hij zich, de veerman,
midden tussen de oevers

denkt hij (en ik weet niet

of je wel eens een ongeluk hebt gehad,
aangereden of van een ladder gevallen of zo, maar het is verbazing-
wekkend hoeveel je kunt denken

in een fractie van een seconde) water, al
het water in de wereld, is een druppel,
één druppel, buiten

dan misschien de wolken, en her en der wat spetters
in de lucht (schepen, dolfijnen, spelende kinderen,

verdrinkende kinderen) of op een kade, maar in de hele wereld is geen kade
die dit water, dat ik elke dag zo routineus bedwing,
nu niet beroert

 
Joost Baars (Leidschendam, 2 oktober 1975)