Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit:Nos Mères

“Elles nous demandent où nous vivons.
Tout haut, nous ne répondons rien.
Tout bas, nous répondons dans le plus grand et le plus beau lieu entouré de biefs, d’osselets, de cascades d’eau chaude et de fines pluies qui ne souillent pas. Sur une terre blanche. Dans un village de petite taille et de petite montagne que nous n’allons jamais quitter, dit-on.
Nous demeurons. Nous disons nous mordons, et nous mordons. Aveugles. Nos pieds nus caressés par les crocs de bêtes noires. Des araignées peut-être. Il y en a tant dans la région. Ou des cafards. Ils escaladent sur nous.
Nous portons des pelisses, des gilets de fine laine, mais le plus souvent nous allons nus.
Après journée, elles viennent nous chercher derrière les plantations de bananes, d’oranges et de mangues où nous vivons dans une abondance verte.
Nous mentons.
Nos mères nous fixent durement. Elles n’ont encore rien dit mais préparent des sermons, l’air mauvais et une verge à la main dont elles vont déchirer nos peaux, c’est sûr, afin de nous rendre moins fragiles garçons.
Elles nous aiment, c’est évident, simplement elles ne supportent plus grand-chose depuis qu’elles sont seules avec nous.
Pieds nus sur la terrasse, elles racontent l’épisode de la mort de l’homme de leur vie, mais entre leurs dents, tout bas, toujours entre leurs dents. Mort dans la boue des poussières d’obus disent-elles, et mort dans la poussière des tirs de Kalachnikov des milices adverses répétons-nous, entre nos dents aussi, tout bas, tâchant de ne pas les affoler.
Elles, elles voudraient que ce soit ça et rien d’autre : elles et nous, elles avec nous, et nous pour elles.
Elles tentent alors de nous capturer, des boucles terminant leurs mains. De nous garder. De nous couver si fort souvent et de nous punir de ce que nous sommes d’affreux gamins et galopins.”

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder”

Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo

De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Zie ook alle tags voor Johannes Beilharz op dit blog.

 

Weltmannschaft

Elf Dichter aus aller Welt
begaben sich zum Turnier

War ein Andalusier dabei,
zurückgestrichnes schwarzes
Haar, ermordet: Garcia Lorca

War ein Amerigo-Engländer
dabei mit ernster Brille fürs
Mittelfeld: T. S. Eliot
Bolzte sich ein franko-
abessinischer Waffenhändler ein
mit Namen Rimbaud

Ein schmalbrüstiger und dürftig
bebarteter Österreicher zur
Abwehr: R. M. Rilke

Als Libero ein Franzose,
der auf schwarze Frauen
stand: Baudelaire

Im Sturm ein erblindeter
Bibliothekar aus Argentinien:
Borges

lm Tor einer aus Peru,
der Hungers starb in Paris:
César Vallejo

Ein Judeo-Russe für die
Verteidigung, in Sibirien ums
Leben gekommen: Mandelstam

 

 
Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)

Lees verder “Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo”

Willem de Clercq, Louis Guilloux, Walter Serner, Alexander Moszkowski, Aleksandr Gribojedov, Sidonia Zäunemann, Peter Christen Asbjørnsen

De Nederlandse dicher en (dagboek)schrijver Willem de Clercq werd geboren in Amsterdam op 15 januari 1795. Zie ook alle tags voor Willem de Clercq op dit blog.

Uit: Dagboek van Willem de Clercq 1811-1830

“Justus en Clericus raakten in zulk een geestdrift, dat zij door elkander hoogduitsche en latijnsche verzen uitdonderden, zoodat het vuur der opzeggers zelfs de verbazing des voermans tot zich trok. Ede ligt zeer schoon en door een groot bosch omringd. Midden onder dit genoegen verhief de maan haar verzilverd aangezicht, doch er begon zich tevens een vervaarlijk onweder opeen te pakken. Hoezeer nu ook onze natuur-bewonderaars zich mochten verheugen over het heerlijk gezicht, hetwelk het glansrijke weerlicht, dat zijne stralen door de wolken schoot, opleverde, zoo besloot men, daar de fysische mensch boven dreef, het bewonderen te staken en een oogenblik te Papendaal, eene afgezonderde boerenwoning, aan te leggen. Weldra speelden donder, bliksem en weerlicht hunne rol met plasregens gepaard, terwijl onze reizigers bij een gelderschen haard geschaard in een beminnelijke boerin en drie lieve kinderen een heerlijk ostadisch tafereel bewonderden en wezenlijk eenigszins sentimenteel werden. Evenwel vereischte het gebulder des onweders spoedige besluiten. De voerman spoorde hen tot voortgang aan en de jonge dame was vol moed. Men pakte zich dan zoo goed mogelijk in den halven kap in, terwijl de boerin in doodelijken angst tot alle de heiligen in den Hemel bad. Nu ging dan ook de reis voort, aangenamer in de herinnering dan in de werkelijkheid… Zij renden dat hooren en zien verging tot zij eindelijk bij de duisternis des avonds, tot hunne innige vreugde de poorten van Arnhem bereikten. De mede reizende dame vond haren broeder, die als een echt stijf proponent de beleefdheden der reizigers, die door het aanbod van eene visite tegen den volgenden dag bekroond werden, zeer koeltjes beantwoordde, en zijne zuster spoedig van hunne zijde wegtrok….”

 


Willem de Clercq (15 januari 1795 – 4 februari 1844)
Blik op Arnhem door Thomas Barber, eerste helft 19e eeuw

Lees verder “Willem de Clercq, Louis Guilloux, Walter Serner, Alexander Moszkowski, Aleksandr Gribojedov, Sidonia Zäunemann, Peter Christen Asbjørnsen”

Tsjêbbe Hettinga

De Friese dichter en vertaler Tsjêbbe Piter Hettinga werd geboren in Burgwerd op 15 januari 1949 als zoon van een katholieke boer en paardenhandelaar in Burgwerd, net ten noorden van Bolsward. Zijn moeder verdronk zichzelf op 55-jarige leeftijd. Tijdens zijn jeugd werd Hettinga geleidelijk slechtziend, en uiteindelijk was hij vrijwel blind. Na zijn studie aan de kweekschool te Sneek was Hettinga werkzaam als opnametechnicus van de blindenbibliotheek in Groningen. Daarnaast studeerde hij Nederlands en Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij in 1986 afstudeerde. Hij woonde vanaf 1982 in Leeuwarden, woonde samen (zijn vrouw overleed in 2011) en was vader van twee kinderen. Hij overleed op 64-jarige leeftijd in het ziekenhuis van Leeuwarden aan kanker. Afgezien van zijn optredens leidde Hettinga een tamelijk teruggetrokken leven. Hij gaf vrijwel geen interviews, en achtte zijn privé-leven niet van belang voor de interpretatie van zijn werk. De dichter Eeltsje Hettinga is zijn jongere broer. Tsjêbbe Hettinga gold als een van meest beeldbepalende Friese dichters. In 1970, 1971 en 1987 won hij de Rely Jorritsmapriis voor zijn poëzie. Zijn optreden op de Frankfurter Buchmesse in 1993 betekende voor hem (en voor de Friestalige poëzie) een doorbraak in de Nederlandse literaire wereld. In 2001 ontving hij de belangrijkste Friese literaire prijs, de Gysbert Japicxpriis, voor zijn bundel Fan oer see en fierder. De poëzie van Tsjêbbe Hettinga is vertaald in het Nederlands (door Benno Barnard en David Van Reybrouck), Engels, Duits, Frans en Spaans. Zelf vertaalde Hettinga werk van Dylan Thomas, Derek Walcott en Walt Whitman naar het Fries. Bij zijn performances werkte Hettinga veel samen met musici. Zelf speelde hij als jazzmuzikant saxofoon. In 1974 raakte Hettinga betrokken bij het literair tijdschrift Hjir. Vijftien jaar lang, tot 1990, was hij lid van de redactie van dit tijdschrift. De Friese regisseur Pieter Verhoeff maakte over Hettinga een documentaire die in 2006 verscheen onder de titel Yn dat sykjen sûnder finen (In dat zoeken zonder vinden).

De kruik

Hij dronk, terwijl zijn ogen de strakblauwe ogen
Van de vissersvrouw in het zwart troffen en verwarden,
Bij de bron, in de zoele schaduw van verlegen
Ceders, geur van vis en hars, zicht op zee en sloepen, leeg.
Stil stond zij, terwijl haar verzonken ogen zijn dronk
Zagen in de nacht van stille kreten, liefdes dorst en
De zo gulle kruik op haar nu geschrokken schouder,
Naast een ezel, blauw en stil; door het oorwit van haar arm
De zee, om haar heupen de branding, tussen beiden,
Verstomd door de stormvlagen van een ogenblik stilte:

Zij hadden gedronken, gezien hoe de vissers in
Hun kleine sloepen kleiner werden, de van belofte
Druipende netten van de sterren strakker, voller,
En twee halve manen dreven de groene haven in,
Terwijl de wind het zout over het gebroken ijs
Strooide in glazen op een terras met zwarte slangen,
Witte emmers; en het paadje naar haar hut (nà haar
Heuvelop, de stegen door, vanwege vissersmessen)
Legde zij uit, voelend dat hij komen zou, en hij
Had haar heuvel beklommen, had zich gelaafd aan haar kruik.

 

BLAUW EN GROEN

aan de oude middelzeedijk
onder berlikum
stonden tussen slinkende voren
de aardappelplantjes
als kinderkopjes
van de zon te snoepen

in ’t zachte zuidwestelijke lentewindje
heb ik toen een kruis geslagen
van mijn voorhoofd naar mijn hart
als het geluid van de vogels
dat blauw is
en van schouder naar schouder
als de veile vlakte in de stilte
die groen is

 

Vertaald door Tsjêbbe Hettinga en Benno Barnard

 
Tsjêbbe Hettinga (15 januari 1949 – 7 maart 2013)

Am Feste vom süßen Namen Jesus (Annette von Droste-Hülshoff)

 

Onafhankelijk van geboortedata

 

 
Jozef met het kindje Jezus door Guido Reni, ca. 1635

 

Am Feste vom süßen Namen Jesus

Was ist süß wie Honigseim,
Wenn er sich der Wab’ entgießt?
Süßer ist des Lebens Keim,
Der durch unsre Adern fließt.
Doch dein Name, lieber Jesu mein,
Der ist über Alles mild und süß!
Daß der Tod vergißt die herbe Pein,
Wo ein frommer Mund ihn tönen ließ.

Was ist gleich des Löwen Kraft
Wenn er durch die Wälder kreis’t?
Stärker ist die Leidenschaft,
Ist der widerspenst’ge Geist.
Doch dein Name, lieber Jesu mein,
Der ist über Alles voll der Macht!
Daß er zwängt zu milden Lichtes Schein,
Was die Welt bedräut in Flammenpracht.

Was ist reich wie Meeresfahrt,
Gleich des Schachtes goldner Hut?
Reicher ist, wer sich bewahrt
Seiner Ehre köstlich Gut.
Doch dein Name, lieber Jesu mein,
Der ist mehr und reicher als das all’!
Ach um ihn erträgt man ganz allein
Schmach, Verkennung, aller Ehre Fall.

Was ist schön wie Morgenlicht,
Gleich dem Sternendom der Nacht?
Ach, ein lieblich Angesicht,
Und im Aug’ des Geistes Pracht!
Doch dein Name, lieber Jesu mein,
Der ist über Alles mild und schön!
Wer ihn trägt im stillen Antlitz sein,
Der ist hold, was auch Natur versehn.

Was ist freudig wie zu ziehn
In die reiche Welt hinaus?
Ach, viel freud’ger, was wir fliehn,
Das verkannte Elternhaus!
Doch dein Name, lieber Jesu mein,
Der ist über alles voll der Lust!
O, wer gäb’ nicht um die Freuden sein
Heimat, Freiheit, was ihm nur bewußt!

Ja, dein Name, Jesus Christ,
Der ist stark und reich und mild!
Wer den Namen nie vergißt,
Der kennt aller Leiden Schild.
Und ich soll, o liebster Jesu mein,
Ich, die Arme, treulos aller Pflicht,
Dennoch deines Namens Erbin sein:
Gott, du willst den Tod des Sünders nicht!

 


Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
Venster met het Jezus monogram in de Namen Jesu kerk in Wenen

 

 

Zie voor de schrijvers van de 15e januari ook mijn drie vorige blogs van vandaag.