De Engelse schrijver Julian Barnes werd geboren op 19 januari 1946 in Leicester. Zie ook alle tags voor Julian Barnes op dit blog.
Uit: Het tumult van de tijd (Vertaald door Ronald Vlek)
“Het gebeurde midden in de oorlog, op een perron, even vlak en stoffig als de eindeloze steppe die het omringde. De wachtende trein was twee dagen geleden uit Moskou vertrokken, in westelijke richting; nog twee of drie dagen te gaan, afhankelijk van kolenvoorraad en troepenbewegingen. Het was kort na zonsopgang, maar de man – in werkelijkheid maar een halve man – was al bezig zich op een platte lorrie met houten wielen naar de slaaprijtuigen te stuwen. Er was geen andere manier om het geval voort te bewegen dan aan de voorkant te wrikken, en om te voorkomen dat hij zijn evenwicht verloor had hij een touw onder de lorrie door gehaald en door zijn broeksband gestoken. De handen van de man waren omzwachteld met smerige repen stof en zijn huid was gehard door het bedelen op straten en stations.
Zijn vader was een overlevende geweest van de vorige oorlog. Hij was vertrokken met de zegen van de dorpspriester om te gaan vechten voor het vaderland en de tsaar. Toen hij terug was gekomen waren de priester en de tsaar inmiddels verdwenen, en was zijn vaderland niet meer hetzelfde geweest. Zijn vrouw had gegild toen ze zag wat de oorlog met haar man had gedaan. Nu woedde er opnieuw een oorlog, en was dezelfde indringer weer terug, al waren de namen veranderd; de namen aan beide kanten.
Maar verder was er niets veranderd: jonge mannen werden nog steeds door kanonnen aan flarden geschoten en vervolgens door chirurgen ruw opengesneden. Zijn eigen benen waren afgezet in een veldhospitaal te midden van kapotgeschoten bomen. Allemaal voor een hoger doel, zoals dat de vorige keer ook het geval was geweest. Het liet hem koud. Laat anderen daar maar over twisten; zijn enige zorg was het einde halen van de volgende dag. Hij was verworden tot een techniek om te overleven. Beneden een bepaald niveau werden alle mannen dat: een techniek om te overleven.
Enkele passagiers waren uitgestapt om zich even te vertreden in de stoffige lucht; andere zaten met hun gezicht voor de ramen van de rijtuigen. Terwijl de bedelaar naderbij kwam, hief hij luidkeels een obsceen soldatenlied aan. Sommige passagiers zouden hem misschien een paar kopeken toewerpen als dank voor het vertier; andere hem betalen om zich te verwijderen.”
Julian Barnes (Leicester, 19 januari 1946)