De Belgische dichter en schrijver Leonard Nolens werd geboren in Bree op 11 april 1947. Zie ook alle tags voor Leonard Nolens op dit blog.
Kier
Laat dit niet alles zijn, dit leven stil en donker
Als het maandelijks bloeden van de vrouwen.
Laat mij van iemand zijn, maar ook niet zo volstrekt
Dat ik verdwijn, in haar, in hem, of weg moet gaan
Omdat geen mens mijn menselijk gewicht kan tillen.
Uit schrik voor mijn gezicht schrijf ik dit op.
Altijd ben ik onderweg. Ik vind geen rust
Bij mij, ben bang als jij mijn trage stap hoort branden
Op de koude tegels in de gang naar jou.
De deur gaat open. En zoenend en stom onderzoeken je lippen
De sombere man die jou zwijgend staat aan te blaffen
Met liefdesgedichten. Geef hem je bed. Laat alle deuren
Op een kier.
Noordkant
Als zij thuis is kan ik hier het zuiden horen.
Zij is het licht dat mij zijn kern te eten geeft
En straalt tot in de koudste hoeken van mijn leven.
Alle warmte die ik ben komt hier van haar.
Dat ooit een mens mij zo brutaal, zo helemaal
Heeft aangekeken, met een blauw dat ging en gaat
Tot op het botste van mijn mannelijke leegte,
Dat ooit twee handen hier zo gruwelijk intiem
Mijn bloed gingen betasten, elke blote zenuw
Van het kind dat er onvindbaar in mij sliep,
Dat doet mijn oude dood nog pijn, dat maakt mij ziek
Van geluk dat ik met haar niet delen kan.
Als zij weg is blijf ik achter met de schaamte
Van de jongen die zijn moeder wil bezitten, hurk ik
Neer onder de rok van haar afwezigheid en neurie
Onverstaanbaar de zoete ellende van mijn geboorte.
Stof
Vier vrouwen hebben mij gebaard en gezoogd en gewiegd.
Ze droegen me ’s middags en ’s avonds naar de hemel
Van mijn kamer en wasten mijn vleugels en kleedden me uit.
Ze kleden me uit en ze bidden me niet meer in slaap.
Doe dat maar zelf! Doe dat voortaan maar zelf!
Vier vrouwen lagen op hun knieën voor mijn bed te zingen.
De enkele vader zit beneden, overstemt de bovenwereld
Met zijn stilte, pent er zijn hartgrondige verslagen
Over de herkomst en erfeniskwesties van de aardbol neer.
Zijn moegezworven dood verkavelt alle slijk onder mijn voet.
Op alle plaatsen waar hij jaar na jaar begraven wordt
Veeg ik zijn stof bijeen en spuw erin
En kneed mezelf weer heel
En vloek dat ik hem lief moet hebben als de mond
Waarmee ik dit leven bedenk en mijn kinderen kus.
Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947)