Navid Kermani, Nicole Brossard, Han Kang, Philippe Delerm, James Agee, Jos. Habets, Friedrich von Canitz, Jacques Godbout, Klara Blum

De Duits-Iraanse schrijver en islamist Navid Kermani werd geboren op 27 november 1967 in Siegen. Zie ook alle tags voor Navid Kermani op dit blog.

Uit: Große Liebe

„Das erste Mal hat er mit fünfzehn geliebt und seither nie wieder so groß. Sie war die Schönste auf dem Schulhof, stand in der Raucherecke oft nur zwei oder drei Schritte entfernt, ohne ihn zu beachten. Weil den Schülern der unteren Klassen verboten war, sich zu den Rauchern zu stellen, geschweige denn selbst eine Zigarette anzuzünden, verhielt er sich so unauffällig wie möglich, verhielt sich zwischen den breiteren Rücken wie ein blinder Passagier still. Den Kopf hob er nur an, um kurz nach den Lehrern, noch kürzer nach ihr zu schielen, die unnahbar für ihn stets den Mittelpunkt ihres Grüppchens zu bilden schien. Sowenig Hoffnung er sich machte, ihre Gunst je selbst zu erlangen, brachte ihn die Sorge dennoch um den Verstand, sie könne einem der Abiturienten, die sie umringten, mehr als nur wohlwollen. Zur Beruhigung redete er sich ein, daß sie ihre offenbar ansteckende Heiterkeit und ihre zweifellos erlesenen Worte gerecht mal diesem, mal jenem zudachte.
Im Blick behielt der Junge dabei stets die Finger der Abiturienten, ob sie nicht heimlich die Hände der Schönsten berührten, ihren Rücken, gar ihren Po.
Zugleich erwartete er bang, daß jemand sich umdrehte, um zu fragen, was er in der Raucherecke suchte. Mehrfach hatten ihn die Lehrer bereits vertrieben, deren ärgerlicher oder auch nur erstaunter Blick genügte, damit er sich verzog. Die Peinlichkeit ersparte er sich lieber, vor den Augen der Schönsten aus dem Pulk gezogen und zu den Gleichaltrigen verwiesen zu werden. Peinlich war dem Jungen seine Lage schon genug, da er sich einbildete, daß alle Raucher ihn beäugten, in jeder Sekunde ihn, obwohl sie ihm doch – aber hier setzte der logische Schluß aus – ihre Rücken zuwandten.“

 

 
Navid Kermani (Siegen, 27 november 1967)

Lees verder “Navid Kermani, Nicole Brossard, Han Kang, Philippe Delerm, James Agee, Jos. Habets, Friedrich von Canitz, Jacques Godbout, Klara Blum”

Saskia Goldschmidt

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Saskia Goldschmidt werd geboren in Amsterdam in 1954. Voordat zij zich fulltime op het schrijven stortte, was ze dertig jaar lang theatermaker, producente en docente. Ze werkte intensief samen met verschillende jeugdtheatergezelschappen. Ook was ze projectmanager bij het Tropenmuseum Junior, waar ze drie jaar een uitwisselingsproject tussen kinderen uit Amsterdam en Teheran leidde. Twintig jaar werkte ze als trainingsactrice en co-trainer voor verschillende organisaties, maar in hoofdzaak voor het AMC. Ze gaf communicatietrainingen aan specialisten en verpleegkundigen. Goldschmidt debuteerde in 2011 met “Verplicht gelukkig, portret van een familie”, een boek waarin ze onderzoekt hoe trauma’s van ouders, behept met overlevingsschuld, worden doorgegeven aan de naoorlogse generatie. Daarna had Goldschmidt de smaak te pakken en anderhalf jaar later volgde haar eerste roman “De Hormoonfabriek”. Het boek stond op de Longlist voor de Libris Literatuurprijs en werd genomineerd voor de Euregioprijs. Vertalingen verschenen in Amerika, Duitsland, Frankrijk, Zuid-Afrika, Engeland, Turkije en Bulgarije. Samen met radiomaker en scenarioschrijver Peter te Nuyl schreef Goldschmidt het scenario voor de gelijknamige twaalf en een half uur durende podcast die op Radio 1 werd uitgezonden. Filmtalents, de productiemaatschappij van Jaques Audiard, nam een optie op de filmrechten. In 2015 verscheen “De Voddenkoningin”.

Uit: De hormoonfabriek

“Iedere dag zak ik verder weg in de somberheid die veel van mijn geleefde tijd gekenmerkt heeft. Ik ken ze goed, de dagen waarop het voelt als of je met je poten in een stroperige,
smerige smurrie staat en iedere beweging te veel energie kost. De uren dat je bewegingloos op bed ligt, omdat je gevangen zit in een cocon van vreugdeloosheid. Daaruit kun je de wereld bezien: de zon die gewoon opkomt alsof haar licht van het grootste belang is. Mizie die de kamer binnenkomt met haar vreugdeloze glimlach. Het rennen van de mensen die zich op straat van hot naar her haasten, alsof door hun handelen de wereld ook maar een greintje beter of slechter wordt. Ja, die illusie heb ik ook gehad, decennialang. Ach, wat heb ik geloofd dat ik ertoe deed, dat ik met mijn capaciteiten, mijn doorzettingsvermogen, mijn intelligentie de wereld tot een betere plek zou maken. En ja, ik heb mijn voetafdruk gezet. Maar of daarmee de wereld geholpen is? De regen schuwen en in de sloot vallen, meer doen we niet, niemand van ons.
Vroeger wist ik, zelfs in de somberste dagen van vreugdeloosheid, dat ik vanuit mijn cocon weer de wereld in zou stappen om deel te nemen aan de strijd. En slecht deed ik dat niet, ik behoorde tot de winnaars. Sinds Darwin weten we dat het erom gaat te eten of gegeten te worden. Ik heb actief meegedaan. Maar uiteindelijk heeft al die activiteit me slechts één besef gebracht en dat is dat het er niet toe doet. Of je een winnaar of verliezer bent, dader of slachtoffer, het maakt geen moer uit.
Nu weet ik dat ik de cocon nooit meer uitkom. Dit is het eindpunt, het godvergeten laatste hoofdstuk. En wat verlang ik ernaar om deze hele bende de rug toe te keren, de laatste zucht te slaken. Laat het maar afgelopen zijn, het is al zo lang de hoogste tijd!
Maar de dood is hardvochtig en grijpt bij voorkeur malse hapjes. Het jeugdige overmoedige haantje dat op zijn brommer stapt en zich te pletter rijdt tegen een vrachtauto, de dikke big in haar volautomatische karretje dat het af laat weten midden op de spoorweg, de jonge moeders die met
vreugde hun broedsel op de wereld hebben geworpen en pas na de pijn van de weeën beseffen wat voor brok kwetsbaarheid ze op aarde geschopt hebben. In de bloei van het leven, zo heeft hij ze graag.
Maar een oude, taaie, uitgedoofde man als ik, die laat hij het liefst liggen. De tijd van het creperen eindeloos uitsmerend.
Ik ben nog volledig in het bezit van mijn verstandelijke vermogens, die als in een slechte witz ieder lichamelijk verval registreren. Dat verdomde lichaam, slaaf van niet te beheersen driften. De ene na de andere functie valt uit, als bij een rat waarop de werking van een stof wordt getest tot hij uiteindelijk amechtig hijgend in zijn kooitje neerligt. De pijn neemt toe en de verlossing van de slaap is steeds minder beschikbaar.”

 
Saskia Goldschmidt (Amsterdam, 1954)