Thomas Verbogt, Eileen Myles, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Kleur van geluk

“Wat zal met mij sterven wanneer ik kom te sterven, welke hartroerende of vergankelijke vorm zal de wereld dan verliezen?’ Hierna komt er nog een zin, een lange zin, en dan is het verhaal klaar.
Ik knik en zeg dat het goed is dat hij me dit verhaal leerde kennen. Ik weet zeker dat we vrienden zijn geworden.
We hebben het alleen maar over boeken. Hij vooral over het werk van Kafka, ik over Nabokov, van wie ik een paar jaar eerder voor het eerst iets las, de verhalenbundel Lente in Fialta. Ik sloeg die open in de boekhandel en las daar over de geur die aan een dorp in zee hing. Ik las: ‘De lucht is stil en warm, met een vage branderige geur. Het zout van de zee verdrinkt in een oplossing van regen en de zee zelf is meer grauw dan zeegroen, met golven die te traag zijn om schuimend te breken.’ En ik róók die geur, de geur die in het dorp hing, de geur van de zee. Er gebeurde wat daar stond!
Hij gaat twee keer naar beneden om flessen bier te halen.
Als hij het grote raam achter hem verder openzet, komt er ergens boven in de gordijnen enige beweging en dan maakt zich uit de stof een dier los. Het lijkt een zwarte vogel, maar dat is het niet, het is een groot insect. Het maakt een geluid dat lijkt op twee vellen dik papier die tegen elkaar gewreven worden, met iets metaligs erbij, iets wat je achter je tanden voelt. Het is net alsof het zich traag laat vallen tot halverwege de raamopening, waar het even tot stilstand komt, om vervolgens weg te vliegen. We kijken het na, het verdwijnt achter de hoge heg in de tuin.
‘Heb je ooit zoiets gezien?’ vraag ik.
Hij schudt zijn hoofd, verbaasd, maar ook geamuseerd.
We hebben het er die middag niet meer over. Pas een jaar of tien later, als we samen worden geïnterviewd door een journalist van een regionaal tijdschrift. Die vraagt uiteraard hoe we elkaar hebben leren kennen. Als hij weg is, komt het insect ter sprake.
‘Het was toch een insect?’ zeg ik. ‘Geen vogel.’
‘Het was een insect. Nog nooit zag ik zo’n groot exemplaar.’

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Eileen Myles, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda”

Ödön von Horváth, John Milton, Jan Křesadlo, Maksim Bahdanovič, Dalton Trumbo

De Hongaars-Duitse schrijver Ödön von Horváth werd geboren op 9 december 1901 in Fiume. Zie ook alle tags voor Ödön von Horváth op dit blog.

Uit: Glaube, Liebe, Hoffnung

„Präparator Da sind Sie ja, Sie Betrügerin Sie! Sie Hochstaplerin Sie! Ihr Vater ist ja gar kein Zollinspektor. Wenn Sie mir das gleich gesagt hätten, daß der kein Zollinspektor ist, sondern bloß so ein Versicherungsinspektor, ja glaubens denn, ich hätte Ihnen hernach eine Existenz verschafft?
Elisabeth Aber das hab ich doch niemals behauptet –
Präparator unterbricht sie: Jawohl haben Sie das behauptet!
Elisabeth Nein! Nie!
Präparator schlägt mit seinem Spazierstock auf der Prantl ihren Schreibtisch, daß die Geschäftspapiere nur so herumflattern und brüllt: Zollinspektor! Zollinspektor! Zollinspektor!
Die Prantl rettet ihre Geschäftspapiere und kreischt: Halt! Halt! Stille.
Präparator verbeugt sich chevaleresk zur Prantl und zur Frau Amtsgerichtsrat hin: Entschuldigens meine Herrschaften, daß ich so aus heiterem Himmel, aber neben einem Versicherungsinspektor ist ja sogar noch ein lumpiger Oberpräparator eine Kapazität und diese gefährliche Person dort hat mir mein gutes bares Geld herausgelockt.
Elisabeth unterbricht ihn: Ist ja garnicht wahr!
Die Prantl Ruhe!
Präparator Ruhe!
Die Prantl droht mit dem Zeigefinger: Fräulein, Fräulein – wer schreit hat unrecht.
Präparator schreit: Unrecht! Jawohl!!“

 

 
Ödön von Horváth (9 december 1901 – 1 juni 1938)
Scene uit een opvoering in Neurenberg, 2013

Lees verder “Ödön von Horváth, John Milton, Jan Křesadlo, Maksim Bahdanovič, Dalton Trumbo”

Margot Vanderstraeten

De Belgische schrijfster en journaliste Margot Vanderstraeten werd geboren in Zonhoven op 9 december 1967. Zij ging naar school (kleuter- en lager onderwijs- in Meulenberg, Houthalen. Ging daarna naar drie middelbare scholen, de laatste werd het internaat Agnetendal in Peer. Vanderstraeten deed vervolgens een studie vertaler Frans-Spaans aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen. Aanvankelijk werkte ze freelance voor reclamebureaus en tijdschriften zoals Steps, de Gazet van Antwerpen en Trends, later verschenen haar stukken vooral in De Standaard en De Morgen. Naast haar journalistieke werk schrijft ze fictie. Ze won in 2003 als prominente het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Voor haar roman” Alle mensen bijten “ ontving zij in 2003 de Debuutprijs. Haar roman “Mise en Place” werd in 2009 genomineerd voor de Halewijnprijs. In 2014 verscheen “Het vlindereffect”. In 2009 kreeg de schrijfster een column op de voorpagina van dagblad De Morgen, in een beurtrol met Hugo Camps. Haar non-fictieboek “Mazzel Tov” (2017), over haar periode als gouvernante bij een orthodox-joodse familie werd bekroond met De Prijs voor het religieuze boek 2017 van de Vereniging der Uitgevers van de Katholieke Periodieke Pers. Momenteel schrijft zij vooral diepte-interviews voor deze krant. Ook schrijft ze columns voor Feeling, Gentleman en Boekenkrant. Sinds 2009 is ze lid van de raad van de Nederlandse Taalunie.

Uit:Het vlindereffect

“Ze zijn westers gekleed, inclusief honkbalpet en sportieve horloges. De ene draagt een donkere jeans en een zwart t-shirt, de andere een cargobroek en een grijs t-shirt met lange mouwen. Ze hebben het soort vest aan dat je bij de kampeerwinkel kunt kopen en dat zowel duur als winddicht is. Bij hen zal het vooral kogelvrij zijn. Om hun schouders spant een bolle rugzak. Ze klemmen kalasjnikovs vast. Ik weet niet wat er gebeurt. Er gebeurt niets en veel tegelijk. Het is zoals wanneer je de trein neemt. Je zit in je stilstaande wagon. Op het spoor naast je zet een andere trein zich in beweging, en heel even ben je in de war en weet je niet of jij het bent die voor- of achteruitbolt, of het treintoestel naast je. Alleen door je ogen pijlsnel op een vast punt recht voor je te richten, krijg je uitsluitsel. Ik heb geen vast punt. Het ene moment liggen Theo, Jacky en ik te genieten op onze ligbedden, het volgende schieten we rechtovereind. Nog een nanoseconde later zitten we ineengedoken achter een brede struik met dicht loof waaraan botergele bloemen groeien. Vraag me niet of Theo ons naar deze plek achter de ligstoelen, tegen de zijwand van het hotel, heeft getrokken, of dat Jacky of ik de aangever was. Theo heeft in ieder geval nog de reflex gehad om zijn rugzak vanonder zijn stoel te grissen. Die van Jacky, én mijn handtas, liggen nog naast de stoelen, waar ook mijn notitieblokje is achtergebleven. Gehurkt achter de struik, met mijn trillende armen om de jongens heen geslagen, denk ik: wat ik hier zie, is niet echt. We wonen – dat zal het zijn – een filmopname bij zonder dat we daarvan op de hoogte werden gesteld. Mumbai is India’s filmstad en een hotel als dit is het ideale decor voor een vete of romance. Ik ken al deze Bollywood-acteurs en -actrices natuurlijk niet, dat is logisch. Wat weten wij van India, behalve dat het land Gandhi heeft voortgebracht en dat Gandhi dan weer Ben Kingsley heeft voortgebracht?”

 
Margot Vanderstraeten (Zonhoven, 9 december 1967)