De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.
Uit: Kleur van geluk
“Wat zal met mij sterven wanneer ik kom te sterven, welke hartroerende of vergankelijke vorm zal de wereld dan verliezen?’ Hierna komt er nog een zin, een lange zin, en dan is het verhaal klaar.
Ik knik en zeg dat het goed is dat hij me dit verhaal leerde kennen. Ik weet zeker dat we vrienden zijn geworden.
We hebben het alleen maar over boeken. Hij vooral over het werk van Kafka, ik over Nabokov, van wie ik een paar jaar eerder voor het eerst iets las, de verhalenbundel Lente in Fialta. Ik sloeg die open in de boekhandel en las daar over de geur die aan een dorp in zee hing. Ik las: ‘De lucht is stil en warm, met een vage branderige geur. Het zout van de zee verdrinkt in een oplossing van regen en de zee zelf is meer grauw dan zeegroen, met golven die te traag zijn om schuimend te breken.’ En ik róók die geur, de geur die in het dorp hing, de geur van de zee. Er gebeurde wat daar stond!
Hij gaat twee keer naar beneden om flessen bier te halen.
Als hij het grote raam achter hem verder openzet, komt er ergens boven in de gordijnen enige beweging en dan maakt zich uit de stof een dier los. Het lijkt een zwarte vogel, maar dat is het niet, het is een groot insect. Het maakt een geluid dat lijkt op twee vellen dik papier die tegen elkaar gewreven worden, met iets metaligs erbij, iets wat je achter je tanden voelt. Het is net alsof het zich traag laat vallen tot halverwege de raamopening, waar het even tot stilstand komt, om vervolgens weg te vliegen. We kijken het na, het verdwijnt achter de hoge heg in de tuin.
‘Heb je ooit zoiets gezien?’ vraag ik.
Hij schudt zijn hoofd, verbaasd, maar ook geamuseerd.
We hebben het er die middag niet meer over. Pas een jaar of tien later, als we samen worden geïnterviewd door een journalist van een regionaal tijdschrift. Die vraagt uiteraard hoe we elkaar hebben leren kennen. Als hij weg is, komt het insect ter sprake.
‘Het was toch een insect?’ zeg ik. ‘Geen vogel.’
‘Het was een insect. Nog nooit zag ik zo’n groot exemplaar.’
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)