John (Lucille Clifton)

Bij de derde zondag van de Advent

 


Het getuigenis van Johannes de Doper door Annibale Carracci, ca. 1600

 

john

somebody coming in blackness
like a star
and the world be a great bush
on his head
and his eyes be fire
in the city
and his mouth be true as time

he be calling the people brother
even in the prison
even in the jail

i’m just only a baptist preacher
somebody bigger than me coming
in blackness like a star

 

 
Lucille Clifton (New York, 27 juni 1936)
Adventstijd in New York, de geboorteplaats van Lucille Clifton

 

Zie voor de schrijvers van de 16e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Adriaan van Dis, Andrei Ruse, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: In het buitengebied

“Wie had ooit kunnen denken dat ik met een Japanse vrouw zou wonen. Japan was voor mijn familie een vloekwoord en stond voor oorlog, kamp en marteling. Japanse techniek was bij ons thuis taboe. En nu kniel ik voor een Japanse, leg ik mijn hoofd in haar schoot en streelt ze mijn kale kruin. Zo lief. En ze zegt de aardigste dingen – zinnetjes die ik haar zelf heb ingefluisterd. O, ze leert zo snel. Toen ik haar een week of wat geleden over de drempel droeg was ze verlegen en knikte ze hooguit ja en nee en nu wil ze mij optillen en begint ze de dag met een gedicht.

The poem refreshes life so that we share, For a moment, the first idea… It satisfies Belief in an immaculate beginning

Een vlekkeloos begin van de dag. Wallace Stevens. ‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg ik haar.
Ze had naar iets Dutch gezocht – Stevens was Pennsylvania Dutch. Zo goedbedoeld. En knap. Ze doet haar best het mij naar de zin te maken: ‘I want to understand the Dutch.’ Het werd nog een heel gedoe om onze wederzijdse clichés uit te schakelen. Zo had ik een kimono voor haar gekocht – als welkomstgeschenk, naar Japans gebruik wonderschoon verpakt. Maar zij wilde liever klompen en een Delfts blauwe-tegeltjes-bh van Marlies Dekkers (een wens ingefluisterd door haar vader). Bh? Droegen Japanse vrouwen die dan? Hield een dagelijkse portie rauwe vis hun borsten niet klein en strak?
Ze bloosde. Niet dat ik het zag, maar zo voelde haar afgewend zwijgen.
Na lang bladeren vonden we elkaar in de Home and Garden-countrylook: groene laarsjes, een mantelpakje (niets opwindender dan een mantelpakje) en een stoere waxcoat. Je woont buiten of niet.
O, onze eerste keer in de moestuin. Zij op een stoel in haar laarsjes en waxcoat, starend naar een bed radijsjes, en ik geknield in de aarde woelend en bosje voor bosje – met de dauw nog op de witte wortels – in haar schoot leggend. En bloemen plukkend. Klaver, klaproos, guichelheil. Een hele vracht. Het rubber en het katoen kraakten als sneeuw in april.”


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Roemeense dichter, schrijver en filmmaker Andrei Ruse werd geboren in Boekarest op 16 december 1985. Zie ook alle tags voor Andrei Ruse op dit blog.

 

I once saw an angel in Colentina

it was about 4 o’clock in the morning
I had been running out of battery, of money and of cigarettes
I was playing on a bench with my own breathe
I kept blasting from my mouth into my nose the acute smell of jack

then you came along

you weren’t aware of anything
you were proud that you had made 18 years old, that you were wearing D on your bra
and that you had graduated highschool with seven

you tell me that you are about to became a successful woman
and you would be leaving to befar away in africa and live
the rest of your life in a straw hutch
alongside a black man with whom you would
stroll into the jungle on an elephant.

your dream was to teach the baboons to play tig among the lianas

then you told me something about
a well-known case of murder from our neighbourhood
you were frightened
but were amusing yourself at the same time by the fact that it could be me.

 

Vertaald door Nigel Walker en Loredana Matei

 


Andrei Ruse (Boekarest, 16 december 1985)

 

De Engelse schrijfster Jane Austen werd geboren op 16 december 1775 in Steventon, Hampshire. Zie ook alle tags voor Jane Austen op dit blog.

Uit: Pride And Prejudice

“MR. Bennet was among the earliest of those who waited on Mr. Bingley. He had always intended to visit him, though to the last always assuring his wife that he should not go; and till the evening after the visit was paid, she had no knowledge of it. It was then disclosed in the following manner. Observing his second daughter employed in trimming a hat, he suddenly addressed her with,
“I hope Mr. Bingley will like it, Lizzy.”
“We are not in a way to know what Mr. Bingley likes,” said her mother resentfully, “since we are not to visit.”
“But you forget, mama,” said Elizabeth, “that we shall meet him at the assemblies, and that Mrs. Long has promised to introduce him.”
“I do not believe Mrs. Long will do any such thing. She has two nieces of her own. She is a selfish, hypocritical woman, and I have no opinion of her.”
“No more have I,” said Mr. Bennet; “and I am glad to find that you do not depend on her serving you.”
Mrs. Bennet deigned not to make any reply; but unable to contain herself, began scolding one of her daughters.
“Don’t keep coughing so, Kitty, for heaven’s sake! Have a little compassion on my nerves. You tear them to pieces.”
“Kitty has no discretion in her coughs,” said her father; “she times them ill.”
“I do not cough for my own amusement,” replied Kitty fretfully.
“When is your next ball to be, Lizzy?”
“To-morrow fortnight.”
“Aye, so it is,” cried her mother, “and Mrs. Long does not come back till the day before; so it will be impossible for her to introduce him, for she will not know him herself.”
“Then, my dear, you may have the advantage of your friend, and introduce Mr. Bingley to her.”
“Impossible, Mr. Bennet, impossible, when I am not acquainted with him myself; how can you be so teazing?”
“I honour your circumspection. A fortnight’s acquaintance is certainly very little. One cannot know what a man really is by the end of a fortnight. But if we do not venture, somebody else will; and after all, Mrs. Long and her nieces must stand their chance; and therefore, as she will think it an act of kindness, if you decline the office, I will take it on myself.”
The girls stared at their father. Mrs. Bennet said only, “Nonsense, nonsense!”

 

 
Jane Austen (16 december 1775 – 18 juli 1817)
Keira Knightley als Elizabeth en Matthew Macfadyen als Mr. Darcy in de gelijknamige film uit 2005

 

De Nederlandse schrijver Adriaan van der Veen werd geboren op 16 december 1916 in Schiedam. Zie ook alle tags voor Adriaan van der Veen op dit blog.

Uit: De man met de zilveren hoed

“Maar goed, daar gaat het nu niet om. Nu moet je niet lachen. Dat heb ik ook niet gedaan toen Hans het me vertelde. Trouwens, diep binnen in me zelf was ik veel te boos om die aanstellerij, maar daarvan heb ik niets laten merken. Kortom, ze stonden bij de receptie, dat was nog in het hotel in Zürich, waar ze een nacht overbleven. Hans had eigenlijk al alles in orde gemaakt, Nina stond naast hem. Wat doet ze plotseling? Achter haar naam vult ze in het gastenboek onder beroepen nog in ‘Tänzerin’. Ja, ik wist wel dat je het gek zou vinden. Hans had het gezien, maar zei er niets van. Tegen haar zal hij nooit een opmerking maken. Al zijn moeilijkheden komen op de schouders van zijn moeder terecht.
Later die avond gingen ze in de stad een glaasje wijn drinken. Hans verzint altijd iets gezelligs, ook wel eens voor mij. Hij neemt me soms mee als hij voor een zaak in Amsterdam moet zijn, om samen te eten. Ik zit hier altijd zo alleen, dat weet je. Goed, daar zaten ze dus rustig en toen kon hij toch niet nalaten erover te beginnen. Nina begon te lachen en zei, dat ze helemaal geen danseres wilde zijn. Nee, dat kan ik best geloven, met twee kinderen en haar figuur is ook niet zo geweldig. Enfin, ze maakte er een grapje van. ‘Hausfrau’ te zijn vond ze veel interessanter. En dat was veel moeilijker, zei Hans, die het ook allemaal maar luchtig hield. Ze hadden er toen alletwee om gelachen.
De volgende morgen had ze dat ‘Tänzerin’ in elk geval doorgestreept. Maar intussen was er alweer een en ander voorgevallen. Hans is een echte goeierd, maar als advocaat, en dat hij dat is daar ben ik wat trots op, want hij is onze enige, en hij moest en hij zou studeren, daar hebben mijn arme man en ik heel wat voor opgeofferd, maar zonder mopperen – Hans dan is door zijn beroep gewend om alles tot en met uit te redeneren, al is hij later met Nina erg voorzichtig geworden. Hij was er dus die avond nog op doorgegaan, het had hem natuurlijk meer gehinderd dan hij zichzelf wilde toegeven. Hij is zo’n door en door gezonde en gewone jongen.”

 


Adriaan van der Veen (16 december 1916 – 7 maart 2003)
Schiedam, de Grote Markt in kerstsfeer

 

De Engelse schrijver en songwriter Noël Coward werd geboren op 16 december 1899 in Teddington, Londen. Zie ook alle tags voor Noël Coward op dit blog.

Uit: Blithe Spirit

“The SCENE is the living-room of the Condomines’ house in Kent. The room is light, attractive and comfortably furnished. On the L there are french windows opening on to the garden. On the R. there is an open fireplace. At the back there are double doors leading to the hall, the dining-room, the stairs, and the servants’ quarters. When the CURTAIN rises it is about eight o’clock on a summer evening. There is a wood fire burning because it is an English summer evening. The doors are open, the windows are closed. The curtains are partially closed. EDITH COMES in from the hall carrying, rather uneasily, a large tray of cocktail things. She comes to the c table with the tray of drinks. She sees there is no room, so puts it on the drinks table up stage R with a sigh of relief. RUTH enters c briskly. She is a smart-looking woman in the middle thirties. She is dressed for dinner, but not elaborately. RUTH. That’s right, Edith.
EDITH. Yes’m.
RUTH. Now you’d better fetch the ice-bucket.
EDITH. Yes’m. Rum (arranging the ornaments on the piano) Did you manage to get the ice out of those little tin trays?
EDITH. Yes’m—I ‘ad a bit of a struggle though—but it’s all right.
RUTH. And you filled the little trays up again with water?
EDITH. Yes’m.
RUTH. (moving to the window and arranging the curtains) Very good, Edith—you’re making giant strides.
EDITH. Yes’m.
RUTH. Madame Arcati, Mrs Bradman and I will have our coffee in here after dinner, and Mr Condomine and Doctor Brad-man will have theirs in the dining-room—is that quite clear?
EDITH. Yes’m. Rum. And when you’re serving dinner, Edith, try to remember to do it calmly and methodically.
EDITH. Yes’m.”

 

 
Noël Coward (16 december 1899 – 26 maart 1973)
Scene uit een opvoering in Londen met Angela Lansbury als Madame Arcati (midden), 2014

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Tip Marugg werd geboren op 16 december 1923 in Willemstad, Curaçao. Zie ook alle tags voor Tip Marugg op dit blog.

 

zoonlief, ik heb je jeugd een jobsgezicht gegeven

zoonlief, ik heb je jeugd een jobsgezicht gegeven,
het is in de roes tussen nacht en volle dag
dat ik de dronken oorsprong word van je leven
je diktongig voorlieg wat je allemaal vermag

woord wordt vlees, de daad niet te overtreffen
als onder het floers van broedend morgenrood
ik je bestemd en manbaar tot mij zal opheffen
met een feller vuur dan mijn tijdzang ontbloot

doch zonlicht weet mijn lustgevoel verzonnen
verstikt verlangen voltrokken door de strop
nachtboeket van gedroogde bloemen en grassen

minder man geef ik mij dan droog gewonnen
aan een perverse pracht die ik niet verkrop
tegen dit vaderschap ben ik niet opgewassen

 

 
Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

De ogen van Picasso (Fragment)

Altijd een en al ogen,
onontkoombare ogen.
Met zijn ogen eet hij woorden.
Hij is een zevenoog.
Honderdduizend ogen in twee ogen.
De grote oogopslag.
als een donkere knop
en nog een knop.
Sleutelgaten waardoor hij
schilderijen ziet.
Je spert je ogen open
als hij je bijt met zijn ogen.
Het oog van de naald
met de draad die hij door een tekening haalt.
Hij nagelt je vast met zijn ogen
In één knippering van je ogen.
Oog dat loert,
aanvalt,
verschroeit,
onderzoekt.
Oog van liefde.
Oog dat waakt,
een schildwacht.
Spoor aan de laars,
een kaars,
rebellenoog dat openbaart.

Sluit ze niet, die ogen,
Sla ze niet neer die ogen.
Leg ze af, die ogen,
Ruk ze uit, die ogen
en je bent kreupel
of je bent mank.
Dan zet je jezelf weer in elkaar,
of je haalt jezelf uit elkaar,
je zet je neus af
en zet hem weer op,
zet hem nog eens af
en zet er twee op.

oog dat je aan het spit rijgt,
dat je pezen doorsnijdt,
dat je tepels doet rijzen,
dat je tepels doet verkleinen,
waarvan je een vuistslag kunt krijgen,
dat je billen doet zwellen,
je berooft van je billen,
je met een snoer omwikkelt.
je aan een draad rijgt,
je binnenstebuiten zal rukken
helemaal in stukken,
je zal ranselen, in elkaar zal drukken,
aan elkaar genaaid, vernietigd,
een lappendeken, vloeibaar.

het volmaakte en het overschot.
De wereld van rust
hing aan een draad.
Hij sneed hem door.
In die warrige kluwen,
een, chaotische klomp,
zette hij het scherp
van zijn mes, zijn penseel.

 

Vertaald door Alfonso Nypels

 


Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)
Hier met Pablo Picasso (links) in 1966

 

De Franse fabeldichter Pierre Lachambeaudie werd geboren op 16 december 1807 bij Sarlat. Zie ook alle tags voor Pierre Lachambeaudie op dit blog.

 

Le Somnambule

Obéissant aux caprices d’un rêve,
A minuit un homme se lève,
Et tout droit vers un gouffre il va sans tâtonner.
Le versant allait l’entratner,
Lorsqu’un ami du danger le retire.
Le Somnambule éveillé sur-le-champ,
«Que maudit soit, dit-il, le rustre, le méchant
Qui dissipe mon rêve au gracieux sourire!
Sans toi je parvenais aux portes du bonheur’… •
Bientôt de sa colère il comprit l’injustice,
Et d’actions de grâce il combla son sauveur.

Vous peuples, vous enfants, que l’erreur ou le vice
Berce d’un rêve dangereux,
Ne blàmez pas le père ou l’ami généreux
Dont la voix vous réveille au bord du précipice.

 


Pierre Lachambeaudie (16 december 1807 – 7 juli 1872)
Borstbeeld op Père-Lachaise, Parijs

 

De Britse schrijver en criticus (Victor Sawdon) V. S. Pritchett werd geboren op 16 december 1900 in Ipswich, Suffolk. Zie ook alle tags voor V. S. Pritchett op dit blog.

Uit: The Pritchett Century

“Since my boyhood I have been vain of being born just before the end of 1900 and at every birthday thinking of myself as pretty well as old as the century. I was at ease with its assumptions for fourteen years: after that, two dreadful wars, huge social changes, technological revolution, the disappearance of British power, the rise of the Welfare State, a decade or two of “peace” in the world abroad, dramatic threats once more.
Now I am eighty I see I have been shaken up like a dice in a box, if not as brutally as people born ten years earlier than myself. Many are still alive and in voice. I am abashed by my survival rather than proud of it; there is no merit in it. The credit goes to those secretive gamblers we call the genes.
I come of long-lived forebears among whom there were few defaulters on the Yorkshire side. Also, because of the great advances of medical science and hygiene, the average expectation of life in Great Britain has enormously increased in the past fifty years or more. The old are no longer revered curiosities; on the contrary, often a social problem. We swarm in cities and resorts, ancient mariners who square our shoulders as we pick one another out at a glance in the pubs, the shops, the park seats, the planes and the tourist buses. Our skins do not yet give off the eerie smell of senility. That glance of ours is often frisky, conspiratorial and threatening, warning you that we could a tale unfold if we should happen to get a grip on your wrist.
Not a day’s illness—we boast—except a winter cough or a twinge of arthritis or gout; we speak of these twitches as medals we have won. Smoke like fish (we go on), drink like a chimney, pity people who do not work a twelve-hour day, who have not ducked their heads through two world wars or known the good old hard times. And as for this new thing called sex …!
As our tongues wag and our metaphors mix we turn into actors on our conspicuous stage. We are good at pretending to be modest; we refuse to acknowledge we are ever in the wrong or incompetent. A brisk eighty-year-old electrician came to do a job at my house six years ago and serenely drove his drill clean through a hidden water pipe I had warned him of. He turned accusingly on me as the water spouted over us. Like all us oldies he congratulated himself and boasted he had never done such a thing to a water pipe. He and I still greet each other as we rush by in the street, equals in conceit and folly, and say how young we feel.”

 

 
V.S. Pritchett ( 16 december 1900 – 20 maart 1997)
Cover

 

De Engelse schrijfster Mary Russell Mitford werd geboren op 16 december 1787 in Alresford, Hampshire. Zie alle tags voor Mary Russell Mitford op dit blog.

Uit: Our Village

“Then comes the village shop, like other village shops, multifarious as a bazaar: a repository for bread, shoes, tea, cheese, tape, ribands, and bacon; for everything, in short, except the one particular thing which you happen to want at the moment, and will be sure not to find. The people are civil and thriving, and frugal withal; they have let the upper part of their house to two young women (one of them is a pretty blue-eyed girl) who teach little children their A B C, and make caps and gowns for their mammas,—parcel schoolmistress, parcel mantua-maker. I believe they find adorning the body a more profitable vocation than adorning the mind.
Divided from the shop by a narrow yard, and opposite the shoemaker’s, is a habitation of whose inmates I shall say nothing. A cottage,—no, a miniature house, with many additions, little odds and ends of places, pantries, and what not; all angles, and of a charming in-and-outness; a little bricked court before one half, and a little flower-yard before the other; the walls, old and weather-stained, covered with hollyhocks, roses, honeysuckles, and a great apricot-tree; the casements full of geraniums (ah, there is our superb white cat peeping out from amongst them); the closets (our landlord has the assurance to call them rooms) full of contrivances and corner-cupboards; and the little garden behind full of common flowers,—tulips, pinks, larkspurs, peonies, stocks, and carnations,—with an arbor of privet, not unlike a sentry-box, where one lives in a delicious green light, and looks out on the gayest of all gay flower-beds. That house was built on purpose to show in what an exceeding small compass comfort may be packed. Well, I will loiter there no longer.
The next tenement is a place of importance,—the Rose inn; a whitewashed building, retired from the road behind its fine swinging sign, with a little bow-window room coming out on one side, and forming, with our stable on the other, a sort of open square, which is the constant resort of carts, wagons, and return chaises. There are two carts there now, and mine host is serving them with beer in his eternal red waistcoat. He is a thriving man and a portly, as his waistcoat attests, which has been twice let out within this twelvemonth.Our landlord has a stirring wife, a hopeful son, and a daughter, the belle of the village; not so pretty as the fair nymph of the shoe-shop, and far less elegant, but ten times as fine; all curl-papers in the morning, like a porcupine, all curls in the afternoon, like a poodle; with more flounces than curl-papers, and more lovers than curls. Miss Phœbe is fitter for town than country; and to do her justice, she has a consciousness of that fitness, and turns her steps townward as often as she can.”

 
Mary Russell Mitford (16 dcember 1787 – 10 januari 1855)
Cover

 

De Braziliaanse dichter Olavo Bilac werd geboren op 16 december 1865 in Rio de Janeiro. Zie ook alle tags voor Olavo Bilac op dit blog.

 

Tercets

Still night it was, when first she said to me
Between two kisses that I could not stay,
And I, with tear-filled eyes, began to plea:

“At least please wait until the break of day!
Your room’s a fragrant nest, my heart is glad …
And see what darkness hovers out that way!

I low can you turn me out, alone and sad,
To wed the night and cold that’s in my breast
With that cold night with which the road is clad?!

Hear? it’s the wind! a storm! the sky’s distressed!
Don’t throw me out into the rain-swept gale!
Don’t ban me from your bed, let me find rest!

I´ll die of heartbreak and from yearning fail…
Oh wait! until the sun bursts forth, I pray,
Come warm me with your youth, I´m cold and pale!

And on your lap permit my head to lay
As once it did before you had complained …
Please wait a while! let night turn into day!”

—And she held out her arms. And I remained.

 

Vertaald door Frederic G. William

 


Olavo Bilac (16 december 1865 – 28 december 1918)
Borstbeeld in Recife