Kees ’t Hart, Pablo Neruda

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Jeugd

In geuren stond Assisi
onder de regenboog
in geuren stond ik
boven de stad Assisi

Ik was donker als glas
ik woonde bij de tempel
van de stad Assisi
ik was stof van de stad

Ik proefde stof en beelden
ik verfde mijn kleren
ik sliep onder de toonbank
van mijn vader en moeder

Ik plakte boeken dicht
ik voelde hoornvlies en maag
ik verzamelde stenen
ik opende en sloot mijn anus

Ik waste de stenen
van de lange bruggen
ik richtte vitrines in
ik speelde beelden na

O, ik sliep en scheet
onder de bruggen van Assisi
de zon was mijn zon
de maan was mijn maan

Ik wist: in stenen
van Assisi schijnt de zon
groeien de stenen de tegels
mijn stenen mijn tegels

Ik leefde als jongen
in de straten van Assisi
ik was gemaakt
voor de wolken van Assisi

Ik noemde: mijn regen
mijn krekels mijn zon
ik vertelde: dit is
mijn stem, mijn vuurvlieg

Mijn voeten kletterden
door de stegen van Assisi
ik verfde mijn bruggen
mijn muren mijn uitstalkasten

Ik noemde stof en poeder
bij de namen van Assisi
ik zwierf langs de ramen
en vitrines van Assisi

Ik riep: Assisi jij
bent mijn toonbank
mijn vitrine van wereld
mijn stof en bloemen, mijn zon

Stof, speeksel, toonbeeld,
wolk, ezel, doos en stof,
goud en stem, en beeld:
ik was een stoffen beeld

Mijn moeder waste
de stenen van Assisi
mijn vader telde
de stenen van Assisi

Zeg niet: het waren
de stenen van Assisi
zeg: het waren mijn stenen
van mijn Assisi

Ik nam kersen mee
uit de heuvels van Assisi
vuurvliegjes en kamperfoelie
emmers en verfkwasten

Ik zag: vader en moeder
slapen onder de toonbank
ik wist: de zon
is mijn eigen minnezanger

Ik oefende mijn stem
ik sloeg mijn borst
ik toverde vissen
op mijn schorre huid

Zout naast hout,
zand, krekels, termieten
ik was warm als een geit
onbruikbaar als een lam

Ik was minnezanger
van alle zangers van de lucht
ik sloeg bekkens
pamfletten en gelijmde boeken

Ik zag mijn vader
op de heuvels van Assisi
ik warmde mijn ledematen
in vuur van mijn gele aarde

Ik schreeuwde op het aambeeld
van Assisi ik vliegerde
ik rangschikte het stof
ik danste op de pleinen

Ik riep: gun mij de verf
gun mij het zout
gun mij mijn oren
mijn toonbank en vitrines

Ik werd een kleine
donkerbruine jongen
ik ontwierp geluiden
ik was zo geil als stof

Ik waste steen in zand
ik lijmde hout aan boeken
ik vergruizelde beelden
van Assisi mijn Assisi

Ik vergruizelde scherven
achter de tempel van Assisi
ik borstelde mijn kleren
mijn beitels en ballades

Ik verwierp mijn netvlies
mijn stem mijn beelden
ik verfde de vitrines
onder de kleuren van Assisi

Assisi was mijn hok
van licht en tafels
en van stof waren de vitrines
van mijn voorwerpen

Ik was jongen van glas
ik schilderde mijn kleren
ik maakte stof uit zand
in de straten van Assisi.

 

Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)

 

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

O wijdte van pijnbomen

O wijdte van pijnbomen, rumoer van brekende golven,
langzaam spel van lichten, eenzame kerkklok,
schemering, die in je ogen valt, o mijn liefste,
schelp van de aarde, in jou zingt de aarde, zingt!

In jou zingen de rivieren en mijn ziel vlucht in ze
zoals jij het verlangt en naar waar jij dat wilt.
O leg mijn weg aan op jouw boog van hoop
en uitbundig zal ik mijn pijlenzwermen afvuren.

Om mij heen zie ik je middel van nevels
en je stilte achtervolgt mijn achtervolgde uren,
daar ben jij met je armen van transparant gesteente
waar mijn kussen ankeren, mijn verlangen zich nestelt.

O je geheimzinnige stem, die de liefde kleurt en buigt
in de luide stervende avond!
Zo heb ik in de late uren op de velden
de korenaren zien buigen in de mond van de wind.

 

Vertaald door Riekus Waskowsky

 

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973) Portret door Richard Day, 2015

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn blog van 12 juli 2019 en ook mijn blog van 12 juli 2016 en ook mijn blog van 12 juli 2015 deel 2.

Jhumpa Lahiri, Jürgen Becker

De Amerikaanse schrijfster Jhumpa Lahiri Vourvoulias werd geboren op 11 juli 1967 in Londen. Zie ook alle tags voor Jhumpa Lahiri op dit blog.

Uit: The Clothing of Books

“It didn’t help that some of my classmates, finding my clothes somewhat strange, used to tease me. They would say: What an ugly outfit. Those two things clash, didn’t you know? No one wears bell-bottoms anymore, they’re out of style. They laughed. That is why, for many years, while I waited for the school bus, my day began in a state of humiliation. My classmates derided me and, implicitly, also my parents. Being foreigners, they bought my clothes with an eye toward savings and not toward fashion or norms. They bought my clothes at end-of-season sales or at used clothing stores, knowing that I would outgrow the items in less than a year. My mother, moreover, did not share the taste of American moms. She did not shop in the same stores or dress me like the other girls. This is why I thought that a uniform would have been the solution. Clothing has always carried additional layers of meaning for me. My mother, even today, fifty years after leaving India, wears only the traditional clothing of her country. She barely tolerated my American clothes. She did not find my jeans or T-shirts cute. When I became an adolescent, she disapproved of short skirts, high heels. The older I grew, the more it mattered to her that I, too, wear Indian or, at the very least, concealing clothing. She held out for my becoming a Bengali woman like her. Every time we went to a party held by another Bengali family, to an important event or celebration, she would ask, implore, in the end force me to wear Indian clothing. If I protested, she would get angry. To placate her I gave in, but I would get irritated and sulk. As soon as I put on those clothes I felt like a different person, a foreigner like her. I felt the weight of an imposed identity. Those clothes, which had their own separate space in my closet, had a discordant, showy quality: colors that seemed too bright, material rooted in another land. They were, actually, more elegant than my everyday clothes, but they discomfited me. They tasted of a faraway place. They weighed almost nothing, and yet they weighed on me. Throughout this bitter struggle between my mother and myself, of long standing and with no clear resolution, I learned the hard way that how we dress, like the language we speak and the food we eat, expresses our identity, our culture, our sense of belonging. From childhood I understood that the clothes I wore, wherever I was, rendered me an “other.” Even in Calcutta, whenever I went out with my cousins, whom I physically resemble, I was perceived as a foreigner, often addressed in English. When I would ask them why, the answer was, with a shrug of the shoulders, It must be your clothes. As an adult, I dress the way I want; I decide how I present myself. But the shadow of that old anxiety remains: the fear of being badly dressed, of choosing wrongly and being judged. Every so often, overwhelmed by my wardrobe, by the pressure of having to choose the right outfit, I still wonder if it would be simpler to adopt a sort of uniform. When my books were first published, when I was thirty-two years old, I discovered that another part of me had to be dressed and presented to the world. But what is wrapped around my words—my book covers—is not of my choosing. I am forced, at times, to accept book jackets that I dislike, that I find problematic, disappointing. I tend to give in. I say to myself, Let it go, it’s not worth the battle. But I end up feeling afflicted, resentful. What in Italian is called a sovraccoperta (literally, “overcover”) is also called, in English, a jacket. A jacket made to measure, conceived and created specifically to cover and package a hardcover book. It should fit like a glove. And yet, in my opinion, most of my book jackets don’t fit me, which is why I sometimes think, as a writer too, that a uniform would be the answer.”

 

Jhumpa Lahiri (Londen, 11 juli 1967)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

Morgenmagazine

Kettingzagen; Atlantische depressie. Al vroeg
de sirene voor de vrijwillige brandweer. Twee vrouwen
liepen in de gang op en neer en ik vond niet
de weg uit de badkamer naar buiten.

Een reeks scènes zonder herkenbaar begin, of ik had
het begin gemist. De ademhaling was rustig, het land
voor de ramen steeg langzaam op
naar de bergen van sneeuw. Een van de vrouwen bleef staan
toen ze hoorde, dat er op de deur werd geklopt.

Het was geen weer om tot ‘s middags
op de dakdekker te wachten. De andere vrouw waste zich
het haar, om precies te zijn, was zij ermee doorgegaan
en stond nu op de wei in de regen.

Daar lag ook de kersenboom. De pomp
in de kelder hield niet op, het sneeuwde
alweer; in de teamauto zat alleen
de chauffeur en telefoneerde. De schade kan men
niet zien, en de post komt de laatste tijd zo laat.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juli ook mijn blog van 11 juli 2019 en ook mijn blog van 11 juli 2016 en ook mijn blog van 11 juli 2015 deel 1 en ook deel 2.

Erik Jan Harmens, Jürgen Becker

De Nederlandse dichter Erik Jan Harmens werd op 10 juli 1970 geboren in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Erik Jan Harmens op dit blog.

 

Grmbl

ik ben een volleerd paaldanser
dat dank ik aan de cursusleidster rouwverwerken voor gevorderden
alles was sex haar overheadprojector haar whiteboard haar markers
haar kutgekopieerde readers te dik voor het nietje uitwaaierend als pamfletten
uit een helicopter over de hoofden van een bevrijde bevolking

als iemand op zijn gezicht valt voel ik niets
ik wil best mijn armen om ‘m heen slaan
ik wil best vragen hoe het staat
ik begrijp alleen niet waarom juist dán
en niet als bijv de klok slaat of de telefoon niet opgenomen
na een blik op de nummermelder overgaat en overgaat

verder hou ik van saté
en een la die dicht gaat en weer open
ik excelleer in hangmatten
kan goed mijn lachen inhouden
en een plank op mijn hoofd raakt me niet

tony taalt niet naar de tumor in zijn nek want zo is tony

als ik op iemands gezicht zit zegt-ie au
het bevreemdt me dan dat het niet uitmaakt of je op een chinees
of op een creool of op een fin gaat zitten
het is linksom au en rechtsom
alsof de dingen buiten ze om gebeuren en in de verste verte geen vat

je bek ging van dittum en dattum
terwijl je feitelijk geen panharing te melden had

dit is mijn credo edo
als ik paaldans vergeet ik alles
behalve de paal en mijn passen
een zakjapanner en de e op het display
ik dit niet uitrekenen gaan
dat de maan er is verder los van die maan
en hij ernaar wijst als een kok zijn klanten op de kaart
als een uitsmijter zijn poffers op de klok

uitgeteld en blootgewoeld
de wereld is licht en hoempa

marktkooplui willen me niet achter hun kraam
en vice versa

 

Schuttebreek

dit is mijn huis hier woon ik
alles is goed een haan bloeit op de barbecue
als een texaan waakt erik
jan h over zijn lap groot als een deken
mijn buren zie ik niet soms
hoor ik iets dan sterft het

als de maan zich uit de voeten maakt weewhen close harmony sony
dreammachines we starten de motor ruften en rijen een tunnel in en uit

we hebben een krant
die wordt bezorgd

het is alsof een niet zichtbare hand ons leidt van woon naar werk
we zijn geen trein maar volgen toch steeds dezelfde route
we zijn geen trein maar vertrekken iedere dag op dezelfde tijd

hier ben ik gelukkig
en ik wil niet weten hoe het daar is
dat merk ik vanzelf als het klaar is

in mijn onderhoudsarme tuin word ik herinnerd als een beest

 

Erik Jan Harmens (Harderwijk, 10 juli 1970)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

Zomerregen. Zwarte avond. Langs de rand

Zomerregen. Zwarte avond. Langs de rand
van een overlijdensbericht gekrabbeld de beschikbare gegevens,
die het interview in gang zetten, de herinnering
aan lang voorbije ontmoetingen, waarvan
we ons meer toekomst hadden voorgesteld.

De nieuwe New Yorker blijft open liggen.
Wat betekent toekomst als het laatste gesprek
per magneetband eindeloos kan worden herhaald
en een in memoriam tien jaar ligt in het archief.
Droge zomer. De avond is helder.

Een reis moet men voorbereiden. Men moet
door een mistig front waarvan het wit zo wit
als Chinees verdriet is. Liever geen citaten.
Onderwerp van tafel. De gerstvelden zijn leeg,
en men leest, de steden zijn ingewikkeld.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juli ook mijn blog van 10 juli 2019 en ook mijn blog van 10 juli 2011 deel 2 en eveneens deel 3.

Gerard Walschap, Jürgen Becker

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook alle tags voor Gerard Walschap op dit blog.

Uit: Houtekiet

“Zij zou zijn naam moeten uitschreeuwen, zingen, zoet uitspreken, uitsnikken, zoo brandt hij in haar. De muziek ’s zondags in de kerk zou moeten zingen Houtekiet. Bij het werk is plots zijn hand op haar lichaam, nu hier, dan daar. Het snijdt haar den adem af, ze moet stilstaan tot het over is. Simon, de oudste van haren boer, zweert dat hij haar niet aangrijpt om zoo maar eens, maar om te trouwen, trouwen al gaan ze hier allemaal op hunnen kop staan. Met een ruk en een stoot werpt ze hem tegen den muur. Het is of ze nagelt er hem aan vast met den trotschen hoon dat ze hem nog niet ziet staan. Schor kan hij eindelijk vragen of ze dan iemand beters ziet staan, zij een meid, gotvernonde. Heilige naam van Jan Houtekiet, als een hostie moet zij u telkens inslikken want wie draagt u? Niet eens een stalknecht, niet eens een mensch: een everzwijn waarop de boschwachter jaagt. Na de eerste ontmoeting heeft zij den naam genoemd, den man beschreven. Een na een grinnikten de mannen, eerst Mandus, dan Docus den paardenknecht, dan de twee zonen Simon en Leo. Naar die twee pinkoogde Liza, de boerin vroeg of Lien zich niet schaamde en de boer zelf, Busschops: Is ’t nu genoeg?
Maar de naam blijft groeien, zwellen. In verrukking ligt haar hoofd aan de flank van de dwarsche koe, die zij nu liefheeft. Met trage, trillende hand doet ze een straal melk op haar bloote scheen spuiten en kreunt zacht.
Aan Liza’s bed gaat ze eindelijk den naam altijd maar uitspreken. Deze denkt eerst dat zij gek geworden is, dan dat het in geen geval Houtekiet kan geweest zijn, ten slotte dat het de duivel was. Bedriegt die niet de jonge meisjes met baard en haren zooals die van Christus? En wekken gewone mannen zulk vrouwenvuur? Nemen zij niet het plezier en laten de vrouw de schande als het uitkomt, na den trouw de kinderen? Daarom, Lien, was het soms de duivel niet? Het baat Lien niet zich opnieuw op te hitsen met de herinnering, hem opnieuw te beschrijven, hard en zoet, krachtig, nog te herhalen dat daarna zijn mond is als die van een klein kindje. Helpt niet, onmogelijk, ze heeft zich aan den duivel gegeven. Wild gebiecht trekt ze haar nachtkleed op, laat zich zwijmelend op het bed neer en fluistert dat als het de duivel geweest is en hij wil hier komen, zij hem nog wil, kom. Het pleit voor Houtekiet dat de duivel er nog niet is, als Liza eindelijk uit de dekens durft te voorschijn komen, rood en bezweet. Ze neemt aan, mee over de plank te gaan om Houtekiet te zien.”

 

Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)
Portret door zijn dochter Lieven Walschap, jaren 1980

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

Bestemming

Westfaalse heuvels, de Breisgau dan Dresden … geen week
voor ansichtkaarten en uitgeruste residenties; Vallend blad, diep
hangende lucht tussen Elbe en Rijn.

Schuiven met datums, geen afscheid voor lang; wat zoek je
in het zuiden? Ik dacht in de restauratiewagen aan mijn vader
en hoe hij reisde in de jaren dertig … Excelsior,
Majestic De jongen bij het raam begrijpt niet wat
de volwassenen zeggen: Marienborn, destijds de zone –

Leeg terrein tussen restanten hek; twee kraaien fladderen
rond een toren die bleef staan. De hand
in de hartstreek, reiken naar het paspoort; er zijn
gewoonten die de trein met zich meevoert. Zorgeloze
reizigers laten de kranten liggen.

Kijk naar buiten. De nabijheid van het landschap dat je
kunt herwinnen. Een kans die zich elk uur
herhaalt. Hongkong gaat langzaam verloren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juli ook mijn blog van 9 juli 2019 en ook mijn blog van 9 juli 2018 en ook mijn blog van 9 juli 2017 deel 2.

Micha Hamel, Richard Aldington

De Nederlandse dichter, componist en dirigent Micha Hamel werd geboren in Amsterdam op 8 juli 1970. Zie ook alle tags voor Micha Hamel op dit blog.

 

Afdwalende gedachten (tijdens een vergadering)

Sloop die flatgebouwen en je ziet de horizon. De echte horizon
echter is geen lijn maar een ring. (Kijk maar om je heen.)

Voor lange mensen ligt de horizon verder weg dan voor
korte. (Leven zij dus in een grotere wereld misschien?)

Als je met een raket de aarde verlaat wordt de ring steeds
wijder totdat hij gelijk wordt aan de omtrek van de aarde.

Als je oneindig klein bent, heeft de hoepel zich samengesnoerd
tot een stip en bevindt de horizon zich theoretisch gesproken

onder je voeten. Maar dat kan natuurlijk niet. Kan het ook anders? Kan ik
op de horizon lopen? Jazeker. Want dit is geen gedicht maar een handleiding.

Straaljagerpiloten hebben er last van. Als je hard gaat, trekt je blikveld samen. Stel, je rent over een weg waar aan beide kanten een boom staat. Ga je harder, dan wordt de weg smaller. De horizonnen links en rechts komen dichterbij. Het lijkt alsof je maar nét tusen de bomen door kunt. Dat heeft te maken met hoeveelheid informatie je hersenen kunnen verwerken (überhaupt het probleem, eigenlijk). Kortom, als je maar hard genoeg rent, loop je op een streep

die misschien de weg is die je zocht.

 

O maskergezicht

ooit was je van jezelf
en ineens loop je verloren
door deze plexiglazen stad
deze door tentspoed geteisterde
mensenhoop waar uit solidariteit
de vlijtige samenschool sluit en de
vochtige wolkhoest de straattest tart

o huilmaskergezicht

buk plechtig onder bittere hulpnood
sinds wij de minzestigste nulpatient
bejammerden de persoon waaraan
blijkbaar te veel ondeugdelijk was

o lachmaskergezicht

nu scharniert opgelucht jouw
haafhand aan de groetelleboog
wuivend richting visiteraam teder
harp spelend op de tinkelspijlen
van het zonovergoten bingobalkon

o angstmaskergezicht

in jouw kweekhaard
duim je voor een levensreddend
serum voor jouw faalorgaan

o hongerhuid

denk niet aan het naamloze partnerbed
aan de hand die je pakken kon

 

Micha Hamel (Amsterdam, 8 juli 1970)

 

De Engelse schrijver en dichter Richard Aldington werd geboren op 8 juli 1892 in Portsmouth. Zie ook alle tags voor Richard Aldington op dit blog.

Au Vieux Jardin

Ik heb hier gelukkig gezeten in de tuinen,
Kijkend naar de stille plas en het riet
En de donkere wolken
Die de wind van de bovenlucht
Scheurde als de groene bladerrijke takken
Van de divers getinte bomen van de late zomer;
Maar hoewel ik enorm geniet
Hiervan en van de waterlelies,
Dat wat mij het dichtst bij huilen brengt
Is de roze en witte kleur van de gladde stapstenen,
En de lichtgele grassen
Ertussen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Aldington (8 juli 1892 – 27 juli 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juli ook mijn blog van 8 juli 2019 en ook mijn blog van 8 juli 2017 deel 2.

Ivo Victoria, June Jordan

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Billie & Seb

“Hoewel ze zich niets van haar prille jeugd in Azië kon herinneren, had ze altijd het idee gehad dat ze in een onbreekbare cocon rondliep dat haar verhinderde echt tot de wereld te behoren. Ook Seb leek altijd elders te vertoeven. Sprak in korte, wankele zinnetjes, woorden die op handen en voeten naar buiten kwamen gekropen en hun ogen dichtknepen tegen het zonlicht. Behalve wanneer hij iets hoorde waaraan anderen een betekenis gaven die verschilde van de exacte waarde die de woorden zelf bezaten. Bijvoorbeeld. Wanneer iemand zei dat hij niet bij de pakken neer moest blijven zitten. Terwijl hij gewoon stond en er geen pak in de wijde omgeving te zien was. Op zulke momenten konden die stille wankele zinnetjes ontploffen als splinterbommen en schreeuwde hij zijn broze stembanden aan flarden in korte, explosieve uithalen waarna zijn woorden zich snel terug naar binnen haastten. Ook die woede herkende Billie. Maar samen waren ze onkwetsbaar. Iedereen vond er wat van: raar, lief, voor elkaar bestemd. Ze gingen met elkaar om alsof ze een geheim deelden. Vroeger, wanneer Seb alleen over de speelplaats slenterde, in zichzelf gekeerd, was hij vreemd en onheilspellend geweest, en zelfs zijn beste vrienden wisten niet wat ze moesten doen wanneer hij in zo’n bui verkeerde. Zodra Billie met hem mee liep, viel het iedereen op hoe zorgvuldig en traag hij de ene voet voor de andere zette, alsof hij over een strakgespannen kabel liep die boven een honderd meter diepe kloof gespannen was. Op die momenten had hij de ongenaakbare houding van iemand die iets ongelofelijks ten uitvoer bracht met een verbijsterende vanzelfsprekendheid terwijl er een glimlach op zijn lippen speelde als een kind, en het was voor iedereen zonneklaar dat het Billie was die iets in hem naar boven bracht wat hem in de werkelijkheid verankerde.
‘Is Seb gek?’ vroegen andere leerlingen.
‘Dat weet alleen Seb,’ zei Billie, en ze giechelde.
En zo, tijdens die hemelse dagen en weken, bevonden ze zich samen in een bel van zuivere lucht en ideeën en elke vorm van achterdocht kwam hun belachelijk voor. Het mooiste van die twee was dat ze nooit de kans hadden gekregen om aan elkaar te wennen – zo lang hebben ze elkaar niet gekend. Misschien daarom dat ze elkaar zo misten, omdat ze precies wisten hoe de ander was. Immers, het enige moment waarop de mensen elkaar echt konden kennen was het moment waarop ze elkaar voor het eerst zagen. Al de rest was gewenning, en zodra die was ingezet konden ze van alle duizenden mogelijkheden die het leven in zich droeg, slechts één iemand zijn en dat was wie de anderen dachten dat ze waren.”

 

Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Afro-Amerikaanse schrijfster, dichteres en politiek activiste June Jordan werd geboren op 9 juli 1936 in New York. Zie ook alle tags voor June Jordan op dit blog.

 

Deze gedichten

Deze gedichten
het zijn dingen die ik doe
in het donker
reikend naar jou
wie je ook bent
en
ben je klaar?

Deze woorden
het zijn stenen in het water
die wegrollen

Deze graatmagere regels
het zijn wanhopige armen voor mijn verlangen en liefde.

Ik ben een vreemde
die de vreemden leert aanbidden
om mij heen

wie je ook bent
wie ik ook word.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

June Jordan (9 juli 1936 – 14 juni 2002)  

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Miquel Bulnes, Marius Hulpe

De Nederlandse schrijver Miquel Bart Ekkelenkamp Bulnes werd geboren op 6 juli 1976 in Bloomington, Indiana (Verenigde Staten van Amerika). Zie ook alle tags voor Miquel Bulnes op dit blog.

Uit: Openbaringen

“De bar op het dakterras van het Bukowski Hotel. Hier op de vierentwintigste verdieping heb je uitzicht over de hele stad: van het Olympisch Park tot het nieuwe winkelcentrum, van de zelfmoord-torens tot de Sint-Joriskathedraal. Glazen schotten voorkomen dat je wordt weggeblazen door de harde zeewind en dat malloten de snelle route naar beneden kiezen. Het is een al te bekend limbo waarin Xavi nu verkeert; de propofol is uitgewerkt en de alcohol nog niet ingewerkt. Zijn gebrek aan diepteperceptie nu hij slechts één lens in heeft geeft het echter een nieuwe, surrealistische dimensie. Als hij de blik te lang op een persoon of voorwerp fixeert, ontspringt er een kloppende hoofdpijn achter zijn ogen. Hij houdt zijn gin-tonic omhoog, als ware hij Hamlet en de cocktail de schedel van Yorick de nar. Het glas fluoresceert in het blacklight van de bar. De anesthesist voelt een vlaag van melancholie opkomen. Is het nobeler de slingerkogels en pijlen van het noodlot te ondergaan, of om de wapenen op te nemen tegen de oceaan van zorgen, ze te beëindigen? Te sterven, te slapen, en niets meer dan dat…‘Wat zit je stom in je glas te turen,’ onderbreekt Eduard Xavi’s mijmeringen. ‘Wil je dat niet doen waar ik bij ben? Je lijkt wel een autist.’ Eduard is waarschijnlijk Xavi’s beste vriend. Toen Xavi en Alexandra voor het eerst uit elkaar gingen, nam Eduard hem twee maanden in huis. En hij hielp hem met zijn investeringsportefeuille, die helaas niets meer waard is. Net zo belangrijk, hij is een van de weinige personen met wie Xavi het niet erg vindt in het openbaar te worden gezien. Beiden zijn ze vastbesloten hun mislukkingen volledig te ontkennen en te leven in hun fantasie. Eduard tracht al bijna een uur het telefoonnummer te bemachtigen van de serveerster, een geblondeerd kind met een push-up-bh die zichzelf heel bijzonder vindt omdat alle oude of minder oude, rijke of minder rijke, dronken, eenzame mannen met haar trachten te flirten. Alles aan de serveerster is fout, alles waarschuwt je uit haar buurt te blijven, en juist dat maakt haar zo woest aantrekkelijk. Ze draagt een zwart t-shirt en een witte cowboyhoed. De cowboyhoed is een alarmsignaal. Iemand die in het Europa van de eenentwintigste eeuw met een hoed op rondloopt, heeft zo’n vijftig procent kans op een theatrale, narcistische of borderline persoonlijkheidsstoornis.”

 

Miquel Bulnes (Bloomington, 6 juli 1976)

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

 

op mijn knokige rug speel je de tekst uit,
en ik sta smal voor mijn raam: glinsterend licht
onder miljoenen kleine sterren en rondom jij
mooi zwart dat over alles heen rolt, verandert
wat overdag somber rommelt, de wiegende hoofden (bedwelmd en verdoofd)
in flikkerende lichten. wat in de zon zachtjes in zenuwkanalen dommelt,
dat sla je uit het donker het licht in (geheimzinnig)
en je hebt niets weg te geven. voorbij de stoere idealistische eigendunk
over het feit van slaap, het onweer barst los, de lucht
roert zich niet, geen donker worstelen van wolken, geen enkele bedreiging,
het firmament is heroïsch, een stabiel pact van voorheen
oorlogszuchtige elementen, hoe ze elkaar inspireren in verraderlijke
helderheid, allemaal één grote deal, geen subjectorgaan,
hierbinnen rust de geest op dit gladde oppervlak,
net voor het hyperventileren neemt hij de bocht naar het bed
van het vergeten. en terwijl de mussen de stilte verjagen,
al snel de uitademing van de tijd doen vergeten, schemeren
de talrijke hoofden op de grond, in een ander heelal. “

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e juli ook mijn drie blogs van 6 juli 2019.

Zomernacht (Hélène Swarth)

Dolce far niente

 

Zomernacht  door Harald Sohlberg, 1899

 

Zomernacht

De sterren bloeiden in den zomernacht;
De zuidewind suisde in de boomen zacht.
Op de oude huizen trilde manelicht,
Hunne oogen loken stil de zwanen dicht,
Die straks nog dreven op den donkren gracht.
De sterren bloeiden in hun flonkerpracht.

Wij togen droomend door de straten heen.
– De erinnring troost me als ik, verlaten, ween. –
In kalmen sluimer lag de stille stad.
De maan dreef langzaam langs haar zilvren pad
En langzaam togen we over de oude brug.
– Die oude erinnring komt zoo trouw terug! –

‘En zoekt ge een rots waarop gij leunen moogt?
O neem mijn arm, die u te steunen poogt!
En zoekt ge een warme, vaak doorgriefde borst?
O neem de mijne en stil uw liefdedorst!
En zoekt ge een ziel, die zegge: – “Doode, ontwaak!”
O neem de mijne voor die godetaak!’

En jaren vloden na dien zomernacht.
Weer ruischt een koeltje door de boomen zacht.
Ik zie die oogen, blauw in ’t sterrenlicht,
Die stille stad, als in een vergezicht.
En ’t woord dat mij zijn liefde gaf, dien nacht,
Dat zal ik hooren in mijn graf… heel zacht.

 

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
De Grimburgwal in Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

Een korte wandeling

een korte wandeling door het park een vrouw
filmt de familie van haar zoon en zwenkt
nadat alles is vastgelegd richting kinderwagen archivering
heet dat een verleden produceren een
dat tastbaar is zichtbaar & hoorbaar voor lange tijd
de behoefte aan herinneringen stilt aan de kindertijd &
om ze onsterfelijk te maken de uren van de eerste
stapjes hoe schattig moet op een dag
iemand zeggen die ervoor zit voor de een of andere
toekomstige kijkbuis met een de moeder
trots makende overweldigde gezichtsuitdrukking

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn blog van 5 juli 2019.

Ricardo Domeneck, Christine Lavant

De Braziliaanse dichter, beeldend kunstenaar en criticus Ricardo Domeneck werd geboren op 4 juli 1977 in São Paulo. Zie ook alle tags voor Ricardo Domeneck op dit blog.

sprechen verlangt heute

§

sprechen verlangt heute
die eigene Stimme
zu meiden die findigen
Transaktionen zwischen
Innen und Außen
setzen voraus
dass der Grund sich
offenbart und die
Oberfläche tief
ist wie die
Geschichte Wucht
die Zentrifugales
zeigt
öffentlicher Körper
den ich als Bühne
ausstelle Frucht
der Furcht
des Absenders
Inneres in der Ferne
der Haut
wie Emily
Dickinson die einen
Brief voller Einzelheiten
beendet mit “forgive
me the personality”


Vertaald door Odile Kennel

 

Ricardo Domeneck (São Paulo, 4 juli 1977)

 

De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook alle tags voor Christine Lavant op dit blog

Vertel me een woord en ik vertrap het cement …

Vertel me een woord en ik vertrap het cement,
zodat er een bloem voor je uitkomt,
want ik ben sterk geworden van zwakheid
en van zinloos wachten,
magneten in alle zintuigen.
Zeker zul je moeten verschijnen!
Boven het station trilt de lucht,
en de zwerm duiven wacht
op het begin van de grote vreugde.
Het licht is zachtjes op de rails gaan liggen,
weg van het haar van de meisjes
en uit de ogen der mannen.
Ik ben gestopt met huilen,
gestopt ook met wachten op het wonder,
want één ding gebeurt er altijd
in de groei van mijn zwakheid,
die stijgt en stijgt boven de duiven
en naar beneden in zwarte fonteinen,
waar ook overdag nog zichtbaar zijn
de verborgen sterren.
Daar beneden wisselen dag en nacht niet,
daar beneden begeer je nog ononderbroken
de zachte bloem van mijn wil.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)
Standbeeld in Bad Gams

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e juli ook mijn blog van 4 juli 2019 en ook mijn blog van 4 juli 2017 en ook mijn blog van 4 juli 2014 en ook mijn blog van 4 juli 2011 deel 2.

Franz Kafka, Christine Lavant

De Duitstalige schrijver Franz Kafka werd geboren op 3 juli 1883 in Praag, toen een stad gelegen in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Zie ook alle tags voor Franz Kafka op dit blog.

Uit Das Schloss

„Dann war es still, Fritz erkundigte sich drüben und hier wartete man auf die Antwort. K. blieb wie bisher, drehte sich nicht einmal um, schien gar nicht neugierig, sah vor sich hin. Die Erzählung Schwarzers in ihrer Mischung von Bosheit und Vorsicht gab ihm eine Vorstellung von der gewissermaßen diplomatischen Bildung, über die im Schloss selbst kleine Leute wie Schwarzer leicht verfügten. Und auch an Fleiß ließen sie es dort nicht fehlen; die Zentralkanzlei hatte Nachtdienst. Und gab offenbar sehr schnell Antwort, denn schon klingelte Fritz. Dieser Bericht schien allerdings sehr kurz, denn sofort warf Schwarzer wütend den Hörer hin. „Ich habe es ja gesagt”, schrie er, „keine Spur von Landvermesser, ein gemeiner lügnerischer Landstreicher, wahrscheinlich aber Ärgeres.” Einen Augenblick dachte K., alle, Schwarzer, Bauern, Wirt und Wirtin würden sich auf ihn stürzen. Um wenigstens dem ersten Ansturm auszuweichen, verkroch er sich ganz unter die Decke. Da läutete das Telefon nochmals und, wie es K. schien, besonders stark. Er steckte langsam den Kopf wieder hervor. Trotzdem es unwahrscheinlich war, dass es wieder K. betraf, stockten alle und Schwarzer kehrte zum Apparat zurück. Er hörte dort eine längere Erklärung ab und sagte dann leise: „Ein Irrtum also? Das ist mir recht unangenehm. Der Bureauchef selbst hat telefoniert? Sonderbar, sonderbar. Wie soll ich es dem Herrn Landvermesser erklären?” K. horchte auf. Das Schloss hatte ihn also zum Landvermesser ernannt. Das war einerseits ungünstig für ihn, denn es zeigte, dass man im Schloss alles Nötige über ihn wusste, die Kräfteverhältnisse abgewogen hatte und den Kampf lächelnd aufnahm. Es war aber andererseits auch günstig, denn es bewies seiner Meinung nach, dass man ihn unterschätzte und dass er mehr Freiheit haben würde, als er hätte von vornherein hoffen dürfen. Und wenn man glaubte, durch diese geistig gewiss überlegene Anerkennung seiner Landvermesserschaft ihn dauernd in Schrecken halten zu können, so täuschte man sich; es überschauerte ihn leicht, das war aber alles. Dem sich schüchtern nähernden Schwarzer winkte K. ab; ins Zimmer des Wirtes zu übersiedeln, wozu man ihn drängte, weigerte er sich, nahm nur vom Wirt einen Schlaftrunk an, von der Wirtin ein Waschbecken mit Seife und Handtuch und musste gar nicht erst verlangen, dass der Saal geleert werde, denn alles drängte mit abgewendeten Gesichtern hinaus, um nicht etwa morgen von ihm erkannt zu werden. Die Lampe wurde ausgelöscht und er hatte endlich Ruhe. Er schlief tief, kaum ein-, zweimal von vorüberhuschenden Ratten gestört, bis zum Morgen. Nach dem Frühstück, das nach Angabe des Wirts, wie überhaupt K.s ganze Verpflegung, vom Schloss bezahlt werden sollte, wollte er gleich ins Dorf gehn. Aber da der Wirt, mit dem er bisher in Erinnerung an sein gestriges Benehmen nur das Notwendigste gesprochen hatte, mit stummer Bitte sich immerfort um ihn herumdrehte, erbarmte er sich seiner und ließ ihn für ein Weilchen sich niedersetzen.“

 

Franz Kafka (3 juli 1883 – 3 juni 1924)
Standbeeld door David Cerny, Praag

 

De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook alle tags voor Christine Lavant op dit blog

Probeer de klein geworden maan

Probeer de kleine geworden maan
uit de lucht te blazen.
Je adem is zelfs daarvoor niet toereikend!
Hoe wil je dan de opgelaaide zon
boven je hart koeler maken
of zelfs verschuiven?
Zeg tegen je hart dat vroeg of laat
alle heksen moeten verbranden.
Zelfs de goede ontsnappen niet aan het vuur,
omdat God hun magische as nodig heeft
om zijn uitverkorenen ermee te zalven.
Zeg dat hij deze as niet haat
want ondanks alles komt deze uit onschuld voort
en veel bedwongen leed.
Leer, als je nu adem haalt
je hart het midden van de zon te betreden
en wis volledig uit je bloed
de naam van de hel.
Niemand gelooft je het woord -;
en wat jou verbrandt
kent alleen zijn eigen grote naam,
die verontrustender is dan alle tekens in de lucht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)
Portret door Werner Berg, 1951

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e juli ook mijn blog van 3 juli 2019 en ook mijn blog van 3 juli 2017 en ook mijn blog van 3 juli 2016 deel 1 en eveneens mijn blog van 11 juli 2015.