Helen Steiner Rice

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Helen Steiner Rice werd geboren op 19 mei 1900 in Lorain, Ohio. Haar vader, een spoorwegarbeider, stierf tijdens de griepepidemie van 1918. Steiner Rice begon te werken voor een openbaar nutsbedrijf en groeide door tot de functie van reclamemanager, wat zeldzaam was voor een vrouw in die tijd. Ze werd ook de Ohio State voorzitter van de Women’s Public Information Committee van de Electric Light Association, en voerde campagne voor de rechten van vrouwen en verbeterde arbeidsomstandigheden. In 1929 trouwde ze met Franklin Dryden Rice, een vicepresident van een bank in Dayton, Ohio. Na de beurscrash in oktober van dat jaar verloor Franklin zijn baan en zijn investeringen. Hij raakte in een depressie waarvan hij nooit herstelde en pleegde zelfmoord in 1932. Rice werd een succesvolle zakenvrouw en docente, maar vond haar meest bevredigende uitlaatklep in het schrijven van verzen voor het wenskaartbedrijf Gibson Greetings. Haar gedichten kregen veel aandacht in de jaren zestig, toen er verschillende werden voorgelezen in de poëzierubriek van de televisieshow van Lawrence Welk. De vraag naar haar gedichten werd zo groot dat haar boeken na vele drukken nog steeds gestaag verkopen, en ze is geprezen als “Amerika’s geliefde inspirerende poet laureate”. Van de boeken met poëzie van Helen Steiner Rice zijn inmiddels bijna zeven miljoen exemplaren verkocht. Ze stierf op de avond van 23 april 1981, een maand voor haar 81ste verjaardag, en werd begraven op Elmwood Cemetery in Lorain, Ohio.

 

God Knows Best

Our Father knows what’s best for us,
So why should we complain
We always want the sunshine,
But He knows there must be rain

We love the sound of laughter
And the merriment of cheer,
But our hearts would lose their tenderness
If we never shed a tear…

Our Father tests us often
With suffering and with sorrow,
He tests us, not to punish us,
But to help us meet tomorrow…

For growing trees are strengthened
When they withstand the storm,
And the sharp cut of a chisel
Gives the marble grace and form…

God never hurts us needlessly,
And He never wastes our pain
For every loss He send to us
Is followed by rich gain…

And when we count the blessings
That God has so freely sent,
We will find no cause for murmuring
And no time to lament…

For our Father loves His children,
And to Him all things are plain,
So He never sends us pleasure
When the soul’s deep need is pain…

So whenever we are troubled,
And when everything goes wrong,
It is just God working in us
To make our spirit strong.

 

Everyone Needs Someone

People need people and friends need friends
And we all need love for a full life depends
Not on vast riches or great acclaim,
Not on success or on worldly fame,

But just in knowing that someone cares
And holds us close in their thoughts and prayers-
For only the knowledge that we’re understood
Makes everyday living feel wonderfully good,

And we rob ourselves of life’s greatest need
When we ‘lock up our hearts’ and fail to heed
The outstretched hand reaching to find
A kindred spirit whose heart and mind

Are lonely and longing to somehow share
Our joys and sorrows and to make us aware
That life’s completeness and richness depends
On the things we share with our loved ones
.

 

Helen Steiner Rice (19 mei 1900 – 23 april 1981)

Constantin Göttfert, William Michaelian

De Oostenrijkse dichter en schrijver Constantin Göttfert werd op 19 mei 1979 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Constantin Göttfert op dit blog.

Uit:  Ein Mann fällt in Hietzing

         für Karin

„Ein Mann fällt in Hietzing. Er hat das Weiße verlassen, das er zu feinem Knochenmehl zermahlen hat. Jetzt bläst ihm das Werk seiner eigenen Hände in Gesicht und Kleidung, legt sich an ihn, als wollte es ihn begraben und halten gleichzeitig. Er denkt an Wiederholung, an das Rieseln von solcherlei Mehl in Weißwein, den er Tags zuvor noch getrunken hat und der ihm nun aus allen Poren bricht. Eine Hülle ist das, was ihm bleibt, nachdem er sich selbst ausgelöffelt hat, weil ihm zwei Antworten gleichzeitig aus dem Mund gebrochen sind, die beide hätten verschluckt sein wollen, obwohl sie ihm doch tagelang den Hals wund gescheuert haben. Er setzt Fußspuren in Knochenmehl, als wollte er einen Weg markieren, als hieße es eine Route zu finden, aber das einzige Ziel, das er sich vorstellen kann, ist dort, wo der Fuß zum ersten Mal ins Mehl getreten ist. Im Kopf leuchten ihm nun die kleinen grünen Sonnen, die er so gerne bei sich gehabt hätte. Er wollte etwas gegen sie eintauschen, aber er konnte sich nichts Passendes vorstellen und hätte dies womöglich auch gar nicht besessen. Statt dessen hat ihn das Knochenmehl von den Füßen geholt und das, was ihm vom kleinen Grünen noch in den Taschen steckt, ist doch nur mehr ein winziger Henkel: ein Phantomgewicht, das ihm die Hände nicht mehr schwer macht, wenn er danach greift. Ein Vortag mit feinem Ascheflockenregen, denkt er, während er sich im weißen Staub versinken lässt. Andere Möglichkeiten, die grünen Sonnen zu erwerben, kennt er nicht. Warum also lässt er sie nicht dort, wo sie sind? Seine Hände, denkt er, und hebt diese unbrauch­barsten aller Werkzeuge, haben Geschwindig­keits­begren­zungen verletzt. Da hat sich etwas selbständig gemacht, denkt er. Etwas ist aus mir heraus gebrochen, von dem ich gar nicht wusste, dass es darinnen war. Es bröckelt nur so an ihm herab. Mit spitzen Fingern, als wären sie mit Kot glasiert, hebt er Teile von sich auf und bezweifelt sofort deren Nützlichkeit. Er verwechselt Hülle und Inhalt an sich selbst. Die Uhr, sagt er, hat zu schlagen begonnen. Das Pendel, das durch die feinen Ascheflocken in der Luft pflügt, außerdem jenes Tentakel, das durch Felsspalten zu ihm vordringt, aber natürlich hat er alles verwechselt. Er schaufelt sich Mehl in den Mund, als könnte es dadurch wieder ganz werden. Es ist ein jämmerliches Bild. Gotteskrieger, sagt er.”

 

Constantin Göttfert (Wenen, 19 mei 1979)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Als ik, toen ik een kind was

Als ik, toen ik een kind was,
een glimp had opgevangen
van mezelf zoals ik nu ben,
zou ik een vreemde
hebben gezien.

Als hetzelfde is gebeurd
toen ik op de rand van mannelijkheid stond,
zou ik gelachen hebben om mijn verbazing en mijn angst
te verbergen.

Nu ben ik hier.

Maar ik herinner me het kind
en zou het overal herkennen:
op de trap, in de tuin, in een boom,
slapend in zijn niet-afgemeerde bed,
drijvend door de straat,
lief en zich van niets bewust.

Ik weet, ook, dat de wereld
wordt gedroomd door veel van zulke ogen,
en hoorde zachtjes roepen
in de nacht.

En toch als we elkaar ontmoeten,
verheugen we ons zelden.

Vreemden zijn overal.

Maar onze levens
zijn als spiegels.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
Portret door Laura Tedeschi, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.