De Nederlandse schrijver A.L. Snijders is vandaag onverwacht overleden. A.L. Snijders is bedenker van het zogeheten Zeer Korte Verhaal (zkv) en debuteerde in 2006 met “Ik leef aan de rand van de wereld”. A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Cornelis Müller) werd geboren op 24 september 1937 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor A.L. Snijders op dit blog.
GELUIDLOZE STRIJD
Jules Renard schrijft op 14 november 1900 in zijn dag-boek:1k lees bladzijden uit dit Dagboek: het is toch het beste en het nuttigste wat ik in mijn leven zal hebben geschreven: Op 22 december schrijft hij: ‘Mijn broer is al even ver weg als mijn vader. Al verder weg zelfs. De geluidloze strijd van de doden in onze herinnering. Ze staan elkaar niet naar het leven. Ze schuiven elkaar geluidloos terzijde, met een onweerstaanbare kracht: Op dezelfde dag schrijft hij: `De helft van de schors van een boom weet van het bestaan van de noordenwind niet af: Op i januari i9oi: ‘Dit Dagboek holt me uit. Het is geen oeuvre. Op dezelfde manier is iedere dag de liefde bedrijven geen liefde:
De vaste plaats van de boom is een van de aangrijpendste natuurverschijnselen. De boom is een levend wezen, vergelijkbaar met een olifant, hij zou zich moeten kunnen bewegen van de ene plaats naar de andere. Door Jules Renard realiseer ik me dat het nog erger is, de boom kan zich zelfs niet omdraaien.
Uit:De vrouw met het rode haar (Vertaald door Hanneke van der Heijden)
“Niet drie maar vijf volle dagen later kwam meneer Hayri met zijn kleine vrachtwagen langs. Hij wist dat we nog steeds geen water hadden gevonden, maar hij deed alsof het hem niet uitmaakte. Hij had ook zijn vrouw meegenomen en zijn zoon, die een paar jaar jonger was dan ik. Wandelend over het terrein liet hij ze zien waar de werkplaatsen voor het verven en wassen van textiel zouden komen als er eenmaal water gevonden was. Kijkend op de tekeningen en de afstanden met zijn passen metend wees hij vervolgens de plek aan waar de toekomstige opslagloods zou komen, waar het directiekantoor en waar de kantine voor het personeel. Zijn zoon stond met nieuwe voetbalschoenen aan zijn voeten en onder zijn arm de plastic voetbal die hij uit de wagen had gehaald, naar zijn vader te luisteren. Wat later trapten vader en zoon in een hoek van het terrein een balletje, met een paar stenen hadden ze de plaats van een doel gemarkeerd, nu namen ze om de beurt strafschoppen. De moeder spreidde onder mijn walnotenboom een kleed uit en begon daarop het voedsel uit te stallen dat ze in een mand had meegebracht. Ze stuurde Ali naar ons om te zeggen dat we allemaal voor het middageten werden verwacht, wat mijn baas een ongemakkelijk gevoel gaf. Hij besefte dat deze pontificale en onnodige picknick de plechtigheid was die meneer Hayri eerder bedacht had om te vieren dat er water was. Meneer Hayri had duidelijk veel over die dag gefantaseerd. Mijn baas kwam met tegenzin met ons mee, ging aan de rand van het kleed zitten en nam van ieder gerecht, de hardgekookte eieren, de tomatensalade met ui, de gevulde pastei, één klein hapje. Na het eten ging de zoon van meneer Hayri naast zijn moeder liggen en viel in slaap. De dikke, sterke en goedlachse vrouw stak een sigaret op en las de krant Goedemorgen, het krantenpapier ritselde in de wind. Ik zag dat mijn baas meneer Hayri nog eens meenam naar de plek waar wij het zand stortten, en liep naar hen toe. Al die tijd is er geen water in de put gekomen, stond op het droeve gezicht van de eigenaar van het terrein te lezen, op korte termijn zal dat ook niet gebeuren, misschien komt dat water wel nooit. ‘Meneer Hayri, met permissie, geef ons nog drie dagen…’ zei mijn baas. Hij had het heel deemoedig en zachtjes gezegd. Ik geneerde me er getuige van te zijn dat mijn baas in deze situatie was beland, ik werd kwaad op meneer Hayri. De textielondernemer liep terug naar de walnotenboom, overlegde even met zijn vrouw en zoon en kwam toen terug.”
De wetten van de wetenschap leren ons dat een pond goud evenveel weegt als als een pond meel maar dat als je het in de natuurlijke staat van een onbepaalde hoogte laat vallen het ene de bodem zou bereiken en het andere zou wegwaaien
Bewegingswetten vertellen ons dat je een inert object moeilijker kunt voortstuwen dan dat je een object, dat in de verkeerde richting gaat, kunt laten omkeren. Beweging is energie – traagheid – apathie. Apathie staat gelijk aan vijandigheid. Vijandigheid – geweld. Geweld, zijnde energie, is zijn eigen deugd. Bewegingswetten leren ons dat
Zwarte mensen niet minder in de war zijn vanwege onze Zwartheid dan wij verstrooid zijn vanwege onze machteloosheid. De mens, zo wordt ons verteld, is het enige dier dat lacht met zijn lippen. De ogen zijn echter de spiegel van de ziel
Het probleem met liefde is niet wat we voelen, maar wat we hadden willen voelen toen we begonnen te voelen dat we iets zouden moeten voelen. Net zoals publiciteit geen productie is: verleiding is niet verleidelijk
Als ik een wens mocht doen, zou ik alle kennis van de wereld wensen. Zwart is misschien mooi zegt Professor Micheau, maar kennis is macht. Elk gewenst object werd gekocht en verkocht – elk verwaarloosd object daalt in waarde. Het is tegen de aard van de mens om in een van beide categorieën te zitten
Als wit Zwart definieert en goed het kwaad definieert, dan definiëren mannen vrouwen of definiëren vrouwen wetenschappelijk gesproken mannen. Als zoet het tegenovergestelde is van zuur en hitte de afwezigheid van kou dan is liefde de tegenstelling van pijn en schoonheid is in het oog van de toeschouwer.
Soms wil ik je aanraken en aangeraakt worden op mijn beurt. Maar jij denkt dat ik naar je grijp en ik denk dat jij me ontwijkt en mama zei altijd om uit te kijken voor mannen zoals jij
Dus ik ga de straat op met mijn lippen rood geverfd en mijn ogen zorgvuldig afgeschermd om de wereld te verleiden mijn onwillige minnaar
En jij zoekt met een goed gevoel het gezelschap van je mannen op doet je voor als een man omdat je weet dat zolang je heel heel stil zit de bewegingswetten van kracht zullen zijn