Griet Op de Beeck, Dorothy Parker

De Vlaamse schrijfster en columniste Griet Op de Beeck werd geboren in Turnhout op 22 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Griet Op de Beeck op dit blog.

Uit: Jij mag alles zijn

“Het is de eerste dag van de zomervakantie. Lexi zit thuis. Of beter, ze ligt. Omgekeerd, in de sofa, met haar benen recht omhoog tegen de leuning. Ondersteboven kan ze beter nadenken. En als je nadenkt, ben je je niet aan het vervelen, zegt oma. Het is hier stil. Stil zoals in winkels die gesloten zijn, of in lege straten waar de wind amper waait, of in bossen waar alle dieren slapen. Papa is op kantoor. Hij moet altijd hard werken om geld te verdienen voor hen. En Floortje is al op vakantie vertrokken. Ze blijft drie weken weg. Lexi zal blij zijn als ze terugkomt, want Floortje is haar beste vriendin. Ze kan haar oren bewegen zonder ze aan te raken, en ook heel mooi zingen en goed hardlopen. En als ze verliest met bijvoorbeeld vier op een rij, zegt ze dat ze blij is voor jou dat jij gewonnen hebt, en dat meent ze nog ook. Later gaan Lexi en Floortje samenwerken of samenwonen, dat moeten ze nog beslissen. Soms praat Lexi tegen Aap, maar die is er nu even niet. Ze vraagt zich af waar hij uithangt. Maar ze weet: als hij honger heeft, komt hij wel weer aanwaaien. Papa beweert dat dieren niet begrijpen wat je tegen ze zegt, maar Lexi denkt soms dat Aap dat wel kan. Want als Lexi bijvoorbeeld iets verdrietigs vertelt, dan kijkt hij haar aandachtig aan, en meestal komt hij daarna bij haar gekropen. Aap is trouwens geen aap, maar een kat. Lexi heeft de naam gekozen. Papa probeerde nog of ze Minoes niet leuker vond, of Simba, maar Lexi liet zich niet vermurwen. Het eerste wat Aap deed toen hij als klein poesje hun huis binnenkwam, was in de gordijnen slingeren en overal op klimmen. Als hij het had mogen beslissen, was hij vast een aap geweest. zoals Lexi liever iemand anders zou zijn. Maar zoiets kan je niet kiezen.
Het is 13.38 uur, zegt de klok. Misschien moet ze de tafel maar eens dekken. Lexi klautert op het aanrecht om bij de goede borden te kunnen. Ze legt bestek op tafel en zet zelfs schoteltjes onder de kopjes. ze haalt alles uit de koelkast wat er nog fris uitziet en schikt het keurig op plankjes. Ze heeft mama eens horen zeggen dat ze houdt van een mooi gedekte tafel. Lexi probeert altijd goed te onthouden wat mama zegt. Ze maakt ook nog een kopje koffie. Of ja, de espressomachine doet dat. En zij zet het op tafel. Als ze klaar is, inspecteert ze de boel nog een laatste keer. Ze heeft aan alles gedacht. Of nee. ze is nog iets vergeten. Vanmorgen heeft ze een kaart getekend.
En zij zet net op tafel. Als ze klaar is, inspecteert ze de boel nog een laatste keer. Ze heeft aan alles gedacht. Of nee, ze is nog iets vergeten. Vanmorgen heeft ze een kaart getekend, met blije mensen op een strand en een onstuimige zee op de achtergrond. Die moet er nog bij, als opvrolijking. Ze schrijft erin: voor de liefste mama, met drie kruisjes, een hartje en haar naam.”

 

Griet Op de Beeck (Turnhout, 22 augustus 1973)

 

De Amerikaanse dichteres en critica Dorothy Parker werd geboren in New York op 22 augustus 1893. Zie ook alle tags voor Dorothy Parker op dit blog.

 

Bohème

Schrijvers en dichters en lui aan ’t toneel,
Die weten van niks en die weten nooit veel,
Beeldhouwers, zangers, en meer van die klieren,
Ze praten alleen over wat ze versieren.
Dramaturgen en dichters en dergelijk geks,
Waar ze ook mee beginnen, het eindigt met seks.
Dagboekaniers, recensenten e.d.,
Ze zeggen nooit iets en ze zeggen nooit nee.
’t Is met dat Artiestenvolk altijd gezeur,
O God, doet u mij maar een assuradeur.

 

Vertaald door Peter Bergsma

 

Dorothy Parker (22 augustus 1893 – 7 juni 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e augustus ook mijn blog van 22 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 22 augustus 2019 en ook mijn blog van 22 augustus 2016 en ook mijn blog van 22 augustus 2015 deel 1 en ook deel 2.

X. J. Kennedy, Aubrey Beardsley

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

 

NATIONAL SHRINE

Sanctioned by eagles, this house. Here they’d met,
Undone their sword belts, smoked a while and posed
Gazes that could not triumph or forget,
And held their jowls set till a shutter closed.

Kentucky rifle now, and Parrot gun
Cohabit under glass. Connecticut
And Alabama, waxed sleek in the sun,
Reflect like sisters in the parking lot.

Lee’s troops led home to gutted field and farm
Mules barely stumbling. Borne off in each car,
The wounded sun and instant Kodachromc
Render our truces brighter than they are.

 

PEACE AND PLENTY

Bound to the road by chains
Of motels, the great plains
Under the moon lie stunned.
An Adirondack stirs
Winds, groping for her firs.
Engines are gunned

And, not knowing which path to choose
Through the chemical plant, the river
Choked with refine Upturns a blithering stare
To the exhausted air.
Crows hover.

Let the new fallen snow
Before she change her mind
Lay bare her body to the Presto-Blo,
The drooped rose her
Quietus find
Head down inside the in-sink waste-disposer.

 

ON BEING ACCUSED OF WIT

No, I am witless. Always in despair
At long-worked botches crumpled, pitched away.
A few lines worth the keeping, they arc rare.
Blind chance not wit entices words to stay
And recognizing luck is artifice
That comes unlearned. The rest is taking pride
In boring duty. This and only this.
On keyboards sweat alone makes fingers glide.

Witless, that juggler rich in discipline
To whom the Virgin might have dealt short shrift,
Flat on his back with beatific grin,
Gracing the air with slow-revolving gift;
Witless, La Tour, that painter none too bright,
His draftsman’s compass waiting in the wings,
Measuring how a lantern stages light
Until a dark room overflows with rings.

 

X. J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog.

 

De drie musici

Op ’t pad dat langs de bosrand leidt
Gaan de drie musici; zij zijn
Blij met zichzelf, elks tierigheid,
Franz Himmel’s laatste dansrefrein,
’t Gedane werk, een nieuw motief, ontbijt en zomerzonneschijn.

d’ Eén een sopraan, in moesselien
Wit-luchtig, dat men ’t speels ajour
Van zijden kousen juist kan zien,
Rose elleboogtip en armen stoer,
Ruches aan rokken en zo meer, en blaast de gloeiwind, een contour.

De slanke knaap die naast haar loopt,
Schikt haar de krullentooi charmant,
Hoopt vurig op haar gunst en hoopt
Op bis! bravo! van alle kant
In Wenen en St. Petersburg, Parijs, en ook in Engeland.

De derde is pianist, en Pools,
Een drukbezette kunstenaar,
Met licht hart en met ijz’ren pols
En dichte lokken goudblond haar
En vingers vol arpeggio, tot wanhoop van de stuntelaar.

De verderdrentelende drie
Trekken de aar van ’t rijpe koorn,
Neuriën flarden melodie,
Bespotten ’t bos met Siegfried’s hoorn,
Vullen de lucht met Gluck en vullen de toerist in tweed met toorn.

Het Pools genie sluit nu de rij
En talmt waar het papavers plukt,
En slaat de strijk- en blaaspartij
Van een verbeeld concert, verrukt
Dat nu door tucht en maatgevoel van het orkest zijn leiding lukt.

De vocaliste, een moment
Te rust gevlijd op haar gemak,
Ziet, in het zomers zinderend
Verschiet, van haar château het dak;
Zij waaiert, luikt de ogen half, trekt om haar knieën ’t jurkje strak.

De slanke jongen aan haar voet
Dubt of zijn durf fortuin beduidt;
Zijn vrees smelt snel in middaggloed,
En de toerist, die ’t oog niet sluit,
Bloost als zijn Baedeker, beent door en spreekt een beê voor Frankrijk uit.

 

Vertaald door D. J. Spinalta

 

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
Portret door Jacques-Emile Blanche, 1895

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 21 augustus 2019 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Anneke Brassinga, Charles Reznikoff

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

 

Oor

Verdiept in het adagio smacht ik sostenuto
naar jouw lieflijk zondoorschenen oor waarin
het zich vergiet. Zo binnendwalend de muziek
en bevend ongewis kunnen wij kuis verlustigd
voelen rijpen ons onvermijdelijkst verdriet.

 

Gevallen vrouw (een burleske)

Ik wil weer leren krom en kreupel te jongleren,
me los te rukken uit cadans, die pijn verdooft;

ik ben bevangen in scanderen – loodzwaar harnas
dat geen zwier gedoogt. Het voet voor voetje moeten

wankelgaan op strakstaand koord, eronder gretig
’t lege waar het vege lijf een doodsmak wacht,

heeft mij dit afgemeten schrijden bijgebracht.
Hoe lief had ik het pirouetteren

in bokkesprongen uit de maat en krolse gibbon-
capriolen, minne lovend in wier naam

de grootste bruut genâ betoont; gelovend heilig
dat elk dolen terug zou voeren naar de plek

(nu overwoekerd monument) vanwaar zo dartel,
kreupel, driest en krom ’t gelukzoekspel begon

dat boven het te snel ontdekt ravijn van rouw
fatale koorddans werd van blindeman en ezelvrouw.

 

Aanzoek

Ik ben al vaak door mezelf op straat gezet,
heengezonden, onbewoonbaar verklaard,
uitgerookt, door ploffende kachels beroet.
En nu hier, het lekt er en tocht. Te moe
voor ander onderdak. Maar ruimte is er
te over voor wie ik bij me heb, in armen sluit
als liefste, doorluchte, als kroonluchter
ontvlammen laat, in rust voel aan ’t geraamte.

Een klein maar taai oneetbaar hart blijft fier
zich weren tegen binnenschuivend donker. Blijf.
Blijf met mij hokken in dit schrale ribbenkast
in het innig bed van geest, bij het weerlicht
getemperd door weemoed, van ons verstand.

 

Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948) 

 

 De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Uit: Het zuiden, 1891-1900: Eigendom

Bristol was de kassier van een bedrijf
waar West een partij vaten voor had gemaakt.
Toen West naar het magazijn van de zaak ging
om af te rekenen, en de gebruikelijke 5 1/2 cent per vat vroeg,
zei Bristol dat ze nu nog maar vijf cent betaalden
voor vaten met zes hoepels
en West antwoordde, luidkeels en boos,
dat ze hem dat hadden moeten zeggen,
en dat hij gewoon 5 1/2 cent per vat wilde.

Bristol legde uit dat het verschil maar 15 cent was –
de moeite niet om je druk over te maken,
maar West vloekte en begon nog harder te schreeuwen
totdat Bristol zijn geduld verloor en zei: ‘Verdomde gek!’
Daarop pakte West een stoel
en kwam ermee op Bristol af, maar
na een moment van besluiteloosheid
zette hij hem weer neer
en Bristol, die zich herinnerde dat de veel sterkere West
hem een keer door een raam had geslagen,
liep snel naar zijn kantoor,
graaide een presse-papier van zijn bureau
en knipte zijn mes open.

Hij keerde terug en bleef staan bij de opening in de balie
en zei tegen West dat hij weg moest gaan;
West kwam echter weer op hem af
en Bristol wilde juist uithalen met de presse-papier,
maar voordat hij zijn arm kon opheffen,
pakte West hem vast. Het volgende moment
lagen ze vechtend op de grond.
Bristol stak West in zijn heup,
kwam als eerste half overeind
en stak hem nog eens, in zijn schouder.

 

Vertaald door Maarten Elzinga

 

Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn blog van 20 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 20 augustus 2019 en ook mijn blog van 20 augustus 2017 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Jonathan Coe, Li-Young Lee

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: Nummer 11 (Vertaald door Otto Biersma en Luud Dorresteijn)

“De ronde toren rees zwart en glanzend op tegen de leigrijze lucht van eind oktober. Rachel en haar broer liepen vanuit het oosten over de hei naar de toren, die werd geflankeerd door twee bladerloze, skeletachtige essen. Het was het uur voor het invallen van de duisternis op een windstille middag. Als ze bij de bomen waren, zouden ze kunnen uitrusten op het bankje dat daar stond, met uitzicht op Beverley, dat niet al te ver weg lag, met de keurig gerangschikte huizen en in het midden als contrast de hoog oprijzende monumentale, grauwgele torens van de kloosterkerk.
Nicholas plofte neer op de bank. Rachel — destijds pas zes jaar oud, acht jaar jonger dan hij — ging niet naast hem zitten, ze stond te popelen om snel door te lopen naar de zwarte toren en hem van dichtbij te bekijken. Ze liet haar broer achter op het bankje en haastte zich verder, ze baande zich een weg door de door de koeien omgewoelde modder die de toren omringde tot ze aan de voet van het bouwwerk stond en haar handen op de glimmende, zwarte bakstenen kon leggen. Met haar beide vlakke handen tegen de toren keek ze omhoog naar de nauwelijks te bevatten grootte en omvang van het geheel, de volmaakt gladde kromming als van een gebolde rug, tegen de dreigende lucht waar nu een paar krassende roeken eindeloos in cirkels rondvlogen.
Wat is het vroeger geweest?’ vroeg ze.
Nicholas had zich intussen bij haar gevoegd. Hij haalde zijn schouders op.
“Geen idee. Een soort windmolen, misschien.’
“Denk je dat we erin kunnen komen?’
“Hij is helemaal dichtgemetseld. Rond de voet van de toren stond een cirkelvormige bank, en toen Nicholas erop ging zitten, nestelde Rachel zich naast hem en keek naar zijn lichtblauwe, koele ogen die haar ondanks hun kilte het gevoel gaven dat ze zich gelukkig en gezegend mocht prijzen met zo’n grote broer, die zo knap en zelfverzekerd was. Ze hoopte dat haar haren ooit net zo blond zouden zijn als die van hem, haar mond net zo welgevormd en haar huid net zo zacht en gaaf. Ze nestelde zich tegen zijn schouder, zo dichtbij als ze durfde. Ze wilde niet dat hij haar als een blok aan zijn been zou zien of zich er al te zeer van bewust werd dat hij de enige was die haar een gevoel van geborgenheid gaf in deze vreemde, onbekende stad.
“Heb je het koud, of zo?’ vroeg hij met een blik omlaag op haar.

“Een beetje: Ze schoof een stukje bij hem vandaan. ‘Zou het warm zijn waar zij zitten?’
“Natuurlijk. Het heeft geen zin om op vakantie te gaan naar een plek waar het niet warm is, toch?’
“Ik wou dat ze ons hadden meegenomen, zei Rachel nukkig.
“Ja, maar dat hebben ze dus niet gedaan. Het is niet anders.”
Ze zaten een tijdje zwijgend naast elkaar, ze probeerden allebei voor de zoveelste keer het raadsel te doorgronden waarom hun ouders er tijdens de herfstvakantie zonder hen tussenuit waren gegaan. Toen de kou echt voelbaar werd, sprong Nicholas overeind.”

 

Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

OM VAST TE HOUDEN

Dus we zijn stof. Ondertussen maken mijn vrouw en ik
het bed op. We houden de tegenoverliggende hoekpunten van het laken vast,
tillen het op, laten het opbollen, trekken het dan strak,
meten het op het oog terwijl het uitgelijnd wordt
tussen ons. We trekken, vouwen, stoppen in. En als ik geluk heb;
herinnert ze zich een recente droom en vertelt me die.

Op een dag zullen we gaan liggen en niet meer opstaan.
Op een dag zal alles wat we bewaken achtergelaten worden.

Tot die tijd zullen we blijven leren te herkennen
wat we liefhebben, en wat er nodig is
om te zorgen voor wat niet voor óns is.
Zo vaak heeft angst me ertoe gebracht
om los te laten wat ik weet dat ik op moet opgeven. Maar voor nu
zal ik naar haar droom luisteren,
en zij naar de mijne, ons wederzijdse gehoor roept
steeds meer details in het licht
van een gezamenlijke en kwetsbare bewaring.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 19 augustus 2019 en ook mijn blog van 19 augustus 2017 deel 2.

Marc Degens, Ted Hughes

De Duitse schrijver Marc Degens werd geboren op 18 augustus 1971 in Essen. Zie ook alle tags voor Marc Degens op dit blog.

Uit: Auf Sendung

„Der Zug fährt pünktlich ein. Du stehst am Gleis und siehst, wie sich jemand vor den einfahrenden Zug wirft. Rote Jacke, blonde Haare. Der Zug überrollt die Person, wird langsamer, hält an. Leute strömen an dir vorbei. Du weißt nicht, was du tun sollst. Du läufst in die andere Richtung, durch die Glastür in die Bahnhofshalle. Der Schalter der Auskunft ist frei, und drei Angestellte in Uniform unterhalten sich. Du unterbrichst ihr Gespräch und sagst, dass sich auf Gleis eins gerade jemand vor den Zug geworfen hat. Die drei werden bleich. Und das am frühen Morgen, stöhnt einer. Der hinter dem Tresen sitzende Bahnmitarbeiter ruft in der Zentrale an, sie ist schon informiert. Durch die Glastür siehst du immer mehr Menschen in Richtung des Zugs laufen. Warum laufen die denn da jetzt alle hin, fragt der älteste der drei Männer. Du trittst einen Schritt zurück und schaust auf die Anzeige unter der Decke. In siebzig Minuten sollst du im Funkhaus sein, in neunzig Minuten beginnt die Sendung. Wahrscheinlich musst du eine Zeugenaussage machen, weil du gesehen hast, wie sich jemand vor den Zug warf. Flink mit einer Vorwärtsrolle, direkt vor den Zug auf die Gleise. Kaum war die Person auf die Gleise gesprungen, rollte der Triebwagen über sie. Einen Schrei hast du nicht gehört. Vielleicht standest du zu weit weg, vielleicht zwanzig oder fünfundzwanzig Meter. Aber auch wenn du keine Zeugenaussage machen musst, weißt du nicht, ob du jetzt ins Funkhaus gehen kannst, gehen sollst. Ob das Sinn hat, gleich in einer Sendung aufzutreten, live. Deine Fahrkarte ist schon abgestempelt. Wahrscheinlich wirst du es nicht mehr rechtzeitig ins Funkhaus schaffen. Zwei der drei Bahnmitarbeiter sind verschwunden. Einer sitzt noch da, leichenfahl, mit dem Rücken zum Gleis, und blickt immer wieder ängstlich über seine Schulter. Du trittst zu ihm und entschuldigst dich. Du sagst, dass du einen wichtigen Termin in Köln hast, und fragst, wie du am schnellsten dorthin kommst. Der Bahnmitarbeiter nickt. Nach Köln wird in der nächsten Stunde nichts mehr fahren, antwortet er, du sollst die Zweiundsechzig nehmen, auf die andere Rheinseite fahren und in den Intercity steigen. Du bedankst dich, verlässt das Gebäude und gehst über die Straße zur Haltestelle. Die nächste Bahn nach Beuel soll in neun Minuten eintreffen. Du setzt dich auf die Bank unter der Überdachung, holst aus dem Rucksack dein iPad und lässt dir die Verbindungen nach Köln anzeigen. Mit dem Zug wirst du es wahrscheinlich nicht rechtzeitig schaffen. Du hast nur zwanzig Euro bei dir und gehst zurück in das Bahnhofsgebäude. Vor dem Informationsschalter stehen inzwischen ganz viele Menschen. Du stellst dich zu ihnen, und der Bahnmitarbeiter erklärt ihnen dasselbe wie vorhin dir. Du verlässt das Bahnhofsgebäude zum zweiten Mal. Die Zweiundsechzig ist schon da. Bei Rot läufst du über die Straße, steigst in die Bahn und setzt dich auf einen freien Platz. Die Abfahrt verzögert sich immer wieder, weil mehr und mehr Menschen in die Bahn steigen. Endlich fährt die Bahn los.”

 

Marc Degens (Essen,  18 augustus 1971)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

Kerkhof van Heptonstall

Wind beukt over heuveltoppen.
Wolk van druppels stuift omhoog.

Jij klauwt je een weg over
Een reusachtige vliegende vleugel.

En Thomas en Walter en Edith
Zijn levende veren,

Esther en Sylvia
Levende veren

Waar alle horizonnen vleugels uitslaan,
Een familie van donkere zwanen

Die laag door stormzilver klapwiekt
Richting Atlantische Oceaan.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)
Portret door Michael Newton, 2021

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e augustus ook mijn blog van 18 augustus 2018 en ook mijn blog van 18 augustus 2017 en ook mijn blog van 18 augustus 2016 en ook mijn blog van 18 augustus 2013 deel 1 en ook deel 2.

Jonathan Franzen, Ted Hughes

De Amerikaanse schrijver en essayist Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois. Zie ook alle tags voor Jonathan Franzen op dit blog.

Uit: De correcties (Vertaald door Marian Lameris, Gerda Baardman en Huub Groeneweg)

“De angst voor bonnen, in een la waarin kaarsen in artistieke herfstkleuren lagen. De bonnen werden bijeengehouden met een elastiek, en Enid besefte dat hun uiterste geldigheidsdatums (vaak zwierig rood omcirkeld door de fabrikant) maanden en zelfs jaren voorbij waren: dat die ruim honderd bonnen, met een totale nominale waarde van meer dan zestig dollar (wat kon oplopen tot honderdtwintig dollar bij de Chiltsville-supermarkt, waar ze bonnen verdubbelden), allemaal waardeloos geworden waren. Tilex, zestig cent korting. Excedrin PM, een dollar korting. De data waren niet eens kortgeleden. De data waren historisch. De alarmbel luidde al falen. Ze schoof de bonnen weer terug tussen de kaarsen en deed de la dicht. Ze zocht een brief die een paar dagen geleden per aangetekende post was gekomen. Alfred had de postbode op de deur horen kloppen en had zo hard: `Enid! Enid!’ geschreeuwd dat hij niet hoorde dat ze terug schreeuwde: ‘Al, ik ga wel!’ Hij was haar naam blijven schreeuwen, terwijl hij steeds dichterbij kwam, en omdat de afzender van de brief de Axon Corporation, 24 East Industrial Serpentine, Schwenksville, PA was, en omdat er aspecten aan de Axon-situatie waren waar Enid van wist en Alfred hopelijk niet, had ze de brief vlug ergens weggestopt, minder dan vijf meter bij de voordeur vandaan. Alfred was uit het souterrain te voorschijn gekomen, brullend als een of ander graafwerktuig: ‘Er is iemand aan de deur!’ en zij had zo ongeveer gekrijst: ‘De postbode! De postbode!’ en hij had zijn hoofd geschud omdat het allemaal zo gecompliceerd was. Enid was ervan overtuigd dat haar eigen hoofd wel zou opklaren als ze zich maar niet elke vijf minuten hoefde af te vragen wat Alfred uitvoerde. Maar hoe ze ook haar best deed, hij bleef ongeïnteresseerd in het leven. Als
ze hem aanmoedigde om zijn metallurgie weer op te nemen, keek hij haar aan alsof ze haar verstand verloren had. Als ze vroeg of hij niet iets aan de tuin kon doen, zei hij dat hij pijn in zijn benen had. Als ze hem eraan herinnerde dat de echtgenoten van haar vriendinnen allemaal een hobby hadden (Dave Schumpert zijn gebrandschilderde glas, Kirby Root zijn fijnbewerkte chaletjes voor nestelende roodmussen, Chuck Meisner zijn beleggingsportefeuille die hij ieder uur naliep), deed Alfred alsof zij hem probeerde af te leiden van een groot werk dat hij onder handen had. En wat was dat werk? Het verandameubilair overschilderen? Hij was al vanaf Labor Day bezig het bankje te schilderen. Ze meende zich te herinneren dat hij de vorige keer dat hij de meubels had geschilderd twee uur over het bankje had gedaan. Nu ging hij iedere ochtend naar zijn werkplaats, en na een maand waagde ze het te gaan kijken hoe het ging, en het enige wat hij van het bankje had geschilderd waren de poten.”

 

Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

Fabrieksruïnes

Op een ochtend
Gaf de boemel de geest en kwam
Niet meer terug. (Japan had hem gevangen
In een nagebouwd weefgetouw gejat
Van glimlachende gekken uit Todmorden.)

Linnen hing daar te rotten, ondanks de behandeling.
De grote gonzende abdijen werden tot graftombes.

En de kinderen
Van rots en water en de tochtige afwezigheid
Van al het andere
Dat naar restjes zocht,

Verpletterden alles wat verpletterd kon worden,
Verbrandden wat niet verpletterd kon worden –
En wat niet verbrand kon worden

Werd losgewrikt en van heuvels afgeduwd.

En toen doelloos huiswaarts gesleept
Door de eerste
Thuisloze Noormannen.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e augustus ook mijn blog van 17 augustus 2021 en ook mijn blog van 17 augustus 2019 en ook mijn blog van 17 augustus 2016 en ook mijn blog van 17 augustus 2014 deel 2.

Irene Solà

De Spaanse schrijfster en kunstenares Irene Solà Sáez werd geboren op 17 augustus 1990 in Malla, Catalonië. Zij heeft een graad in beeldende kunst van de Universiteit van Barcelona en een master in literatuur, film en visuele cultuur van de Universiteit van Sussex. Haar eerste dichtbundel, “Bèstia” uit 2012, werd bekroond met de Amadeu Oller Poëzie Prijs en is vertaald in het Engels als Beast”. Haar eerste roman, “Els dics” (The Dams, L’Altra Editorial, 2018), won de Documenta-prijs en kreeg een beurs voor literaire creatie van het Catalaanse ministerie van Cultuur. In 2018 was ze resident writer bij het Alan Cheuse International Writers Center van de George Mason University (Virginia, Verenigde Staten) en eind 2019 werd ze geselecteerd om deel te nemen aan het Art Omi: Writers Ledig House-programma (New York). In 2019 ontving ze de Premi Llibres Anagrama de Novel·la voor “Canto jo i la muntanya balla” (Als ik zing, dansen de bergen). Datzelfde jaar ontving ze ook de Núvol-prijs en de Cálamo-prijs voor de Spaanse editie van het boek. In 2020 won ze de European Union Prize for Literature en de Maria Àngels Anglada-prijs. In 2022 werd het boek ook genomineerd voor de Warwick Prize for Women in Translation. In 2023 werd het boek genomineerd voor de Oxford-Weidenfeld Translation Prize. Irene Solà Sáez heeft haar werk tentoongesteld in het CCCB in Barcelona en de Whitechapel Gallery in Londen.

Uit: When I Sing, Mountains Dance (Vertaald door Mara Faye Lethem)

“We arrived with full bellies. Painfully full. Black bellies, burdened with cold, dark water, lightning bolts, and thunderclaps. We came from the sea and from other mountains, and from un-thinkable places, and we’d seen unthinkable things. We scratched at the rock atop the peaks, as if we bore salt, to ensure not even weeds would sprout there. We chose the color of the hills and the fields, and the gleams in rivers, and the glints in upward-glancing eyes. When the wild beasts caught sight of us, they cowered deep in their caves and crimped their necks, lifting their snouts to catch the scent of damp earth approaching. We covered them all like a blanket. The oak and the boxwood and the birch and the fir. Shhhhhhh. And they all went silent, because we were a stern roof and it was up to us to decide who would have the tranquillity and joy of a dry soul. After our arrival all was stillness and pressure, and we forced the thin air down to bedrock, then let loose the first thunderclap. Bang! A reprieve. And the coiled snails shuddered in their secluded homes, godless and without a prayer, knowing that if they didn’t drown, they would emerge redeemed to breathe the dampness in. And then we poured water out in colossal drops like coins onto the earth and the grass and the stones, and the mighty thunderclap resounded inside the chest cavity of every beast. And that was when the man said damn and blast. He said it aloud, because when a man is alone there’s no need to think in silence. Damn and blast, you had to get yourself stuck in a storm. And we laughed, huh, huh, huh, huh, as we dampened his head, and our water slunk into his collar, and slid down his shoulder and the small of h is back. Our droplets were cold and made him cross. The man came from a house not far off, halfway up to the crest, by a river that must have been cold because it hid beneath the trees. There he’d left behind two cows, a bunch of pigs and hens, a dog and two roving cats, an old man, and a wife and two kids. Domenec was the man’s name. And he had a lush midmountain garden patch and some poorly plowed fields beside the river. The patch was tended by the old man—his father, whose back was flat as a board—and Domenec plowed the fields. Domenec had come to reel off his verses over on this side of the mountain. To see what flavor and what sound they had, because when a man is alone there’s no need to whisper. That evening when he checked on the herd he found a fistful of early black chanterelles, and he carried the mushrooms wrapped in the belly of his shirt. The baby cried when he left the house, and his wife said -Domenec” as if protesting, as if pleading, and Domenec went out anyway.”

 


Irene Solà (Malla, 17 augustus 1990)

Miriam Van hee, Charles Bukowski

De Vlaamse dichteres en slaviste Miriam Van hee werd geboren in Gent op 16 augustus 1952. Zie ook alle tags voor Miriam Van hee op dit blog.

 

de ribben zijn van het geraamte

de ribben zijn van het geraamte
het mooiste onderdeel, ze doen
aan vleugels denken of een soort
accordeon waar leven in- en uitgaat
je ziet ze beter
na de hongersnood of in het massagraf
het zijn de rimpels in het zand
als de zee zich heeft teruggetrokken
het zijn de breekbaarste takken
van de bomen die in open vrachtwagens
worden weggevoerd

 

op de snelweg

wij zagen een hond op een terras
het was ochtend en koud, toch
was de deur achter hem
half geopend, naast het huis
stonden dennen en
aan de sneeuw op hun takken
kon je nog zien hoe
de wind had gewaaid

het was zondag, een ochtend
uit zijn en ons leven
hij stond er zo stil
als een paard in de wei
voorbij te gaan

wij hebben een uur
of nog langer gezwegen
toen nam ik papier en ik schreef
er stond een hond op een terras
het was ochtend en koud
en wij snelden voorbij
op de wegen

 

station, ’s avonds

lichtreclames haperen
en in dat licht verschijnen
en verdwijnen weer
wachtende gezichten

er is vrede in de stad
de avondklokken luiden
in de huizen gaan de lichten
en de televisie aan

soms komen dan onaangekondigd
treinen uit de schemering
eentonig slaan hun wielen
op de sporen, ze voeren graan
of zand of wapens of misschien
verstekelingen ergens heen

eens was er bloed
dat aan de bumper kleefde,
dons en veren en

geen regen, nee
oostenwind hield dagen aan
’s nachts kon je de sterren zien
en de maan die op de aarde leek
met haar bergen en valleien
met haar winterlicht
en haar geheimen

 

Miriam Van hee (Gent, 16 augustus 1952)

 

De Amerikaanse dichter en fictieschrijver Charles Bukowski werd geboren op 16 augustus 1920 in Andernach, Duitsland. Zie ook alle tags voor Charles Bukowski op dit blog.

 

En de maan en de sterren en de wereld

Lange avondwandelingen –
dat is goed voor de ziel:
naar buren gluren
zien hoe vermoeide huisvrouwen
hun bezopen echtgenoten
van het lijf proberen te houden.

 

Vertaald door Gert Jan de Vries

 

Charles Bukowski (16 augustus 1920 – 9 maart 1994)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e augustus ook mijn blog van 16 augustus 2019 en ook mijn blog van 16 augustus 2016 en ook mijn blog van 16 augustus 2015 deel 2.

Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Liefde

Als ik eens dood zal zijn
laat de deur open blijven
tussen mij en mijn leven
sluit niet je hart

Breng mij het voedsel der doden
een schotel liefde, een glas
glimlach, ik zal je zien staan
op de tafel der dingen

Vergeet mij niet en ik zal
zorgen dat je niet oud wordt
lieveling voor de val
vergeet mij niet, ik zou sterven.

 

Eucharistie

DAGELIJKS gaat gij teloor
in licht op het water
in woord op het land
en dagelijks komt gij tot stand
in brood op de tafel

Rood is de tegenstand
van bloed en tranen
maar gij die woont in mijn hand
gij wint zonder moeite
de wijsheid terug uit de maan
het leven terug uit de dood
Uw naam is met wijn geschreven.

WIJ SPREKEN woorden van brood
wij gieten liederen wijn uit

wij luisteren met onze handen
en met onze lippen horen wij

woorden van brood worden vlees
terwijl de wijn zich tot bloed zingt

dan groeien wij in de tijd
terug tot de dag van de schepping
vooruit tot het einde der wereld.

 

Zo is dat

de kinderen worden
nog altijd geboren
in de vanouds
bekende vorm
compleet met heel kleine oren
alsof er haast niets
te horen viel
behalve het zinloos gepraat
van moeders
en met heel grote ogen
alsof er heel veel was te zien
behalve de goede borst
behalve het goede gezicht
maar dat gaat gauw genoeg over
dan worden de oren groter
dan worden de ogen kleiner
dan worden zij net als wij
net als de tantes
net als de ooms
net als de grijze
soldaten buiten net als de bruine
interieurs
kortom
in de vereiste vorm

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

LIAM

Hij is weer beneden, een duik in een droom
van melk, en Teresa die veel
te moe is om weer te gaan slapen, gaat terug
naar de tafel waar ze de punt
van haar pen test, als de speen op een fles.

In een fles met permanente inkt
doopt ze haar pen en begint
over haar potloodstrepen op de voorkant
van het spiraalvormige plakboek de naam te tekenen die ze kozen voor
wie nog nooit van een naam heeft gedroomd.

Het is William, net als zijn vader, maar
ze is pas bij Will gekomen
(de dubbele L, een andere spiraal
naar de Liam zoals ze hem nu noemen), waardoor
ze nog steeds drie letters van de man moet

spellen die zich heeft opgerold in I am.
—De vreemdeling in de wieg die
langer lijkt elke keer dat ze hem eruit tillen
en zal ontdekken dat, hoewel zij het verhaal een naam hebben gegeven,
het aan hem is om het te schrijven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Wolf Wondratschek

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Gebet

Nachts, jenseits der Zeit schon und ferne,
hörst du das Singen der Winde, und du siehst
Berge brennen, die wie ein Feuerwerk fallender
Sterne verglühen. Zu tief liegt da unten

die Erde, dieses Inferno der Gleichgültigkeit,
das auch der Lachende nur eingeschüchtert übersteht,
und selbst der Glückliche ist an sein Glück gebunden
wie der Erhängte dort an seinem Strick;

ungläubig zögernd noch wie unter grossen Mühen
spricht der Einsame jetzt sein erstes Gebet,
die Augen weiss und leer, vom Saufen ernüchtert,

das Herz zu sehr ans Zerspringen gewöhnt.
Der Abschied dann, und dann die Stille,
die alles Leben übertönt.

 

Liebesgedicht

Du bist in Hochform,
doch doch, das bist du.
Du bist immer in Hochform,
wenn die Fetzen fliegen.
Dieses Mal ist es Buddha, der fliegt,
und zwar gegen die Wand,
ein zwetschgengroßer Buddha,
der dort abprallt und langsam zurückrollt,
dir direkt zwischen die Beine.
Und du stehst da, breitbeinig,
also absolut in Hochform,
bückst dich,
auch das liebe ich,
nimmst den Buddha vom Boden
und stellst ihn wieder zurück
neben den Nagellack
und sagst: ihr Dreckskerle
zu uns beiden.

 

Schluß damit!

Schluß damit,
daß ich Dir nie
begegnet bin.

Schluß mit den Männergeschichten
zwischen Mann und Frau.
Schluß damit!

Diese kleine, klägliche Angst,
die Ihr Liebe nennt,
Schluß damit!

Für eine große Liebe
braucht es zwei Einzelgänger
und ein Gebet.

Sei meines,
wenn die Liebenden schlafen
und in den Häusern die Stille steht.

Dann komm, dann geh!
Tu beides mit der Heftigkeit
eines Sommergewitters.

 

Liefdesgedicht

Je bent in topvorm,
Ja ja, dat ben je.
Je bent altijd in topvorm,
als de vonken er vanaf vliegen.
Deze keer is het Boeddha die vliegt,
namelijk tegen de muur,
een pruimgrote Boeddha,
die daar terug stuitert en langzaam terugrolt,
precies tussen je benen.
En jij staat daar, met je benen uit elkaar,
dus absoluut in topvorm,
je bukt je,
ook daar hou ik van,
raapt de Boeddha van de grond
en plaats hem weer terug
naast de nagellak
en zegt: jullie klootzakken
tegen ons allebei.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e augustus ook mijn blog van 14 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 14 augustus 2018 en ook mijn blog van 14 augustus 2016 deel 1 en ook deel 2.