Hans van de Waarsenburg, Michael Longley

De Nederlandse dichter en literatuurcriticus Johannes (Hans) Paul Richard Theodorus van de Waarsenburg werd geboren in Helmond op 21 juli 1943. Zie ook alle tags voor Hans van de Waarsenburg op dit blog.

 

Toulon

Geluid dat uit de foto’s stijgt
Kale plekken binnen het hoofdgordijn
Wie er allemaal verdwenen zijn
Tegen de lijmstokken van de dood gevaren

Roekeloos, as, verstrooid verleden
Stomme film zonder gebaren

Naar de dood richt ik elk grijs kanon
In de haven van Toulon.

 

Dodenvaart

Na de dodenvaart, de schepen zwijgen
lauw branden de fakkels
wanneer de bocht wordt gerond

Staande op het hoogste duin
wuift hij naar de zeilen

Niets in dit beeld beweegt
het helmgras ligt

Het lemmet rust.

 

Railing

De railing, niets anders
dan de railing
verdwijnt

Over de voeten
valt het licht

Schaduw verdonkert
de plaats, de plekken

Dood is het meten,
de terugtocht
zichzelf te schrijven.

               


Hans van de Waarsenburg (21 juli 1943 – 15 juni 2015)

 

De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. Zie ook alle tags voor Michael Longley op dit blog.

 

Vrieskou

De vrieskou annexeert zelfs de zee,
en spreidt zijn platform uit over de golven.
Laat de lucht vallen, de buik van de vos stort in –
Deze catastrofale, kortstondige hervorming
leidt de vogels van de hemel naar onze huizen.
Ze komen met verre winden om ons warm te houden.
Romantisch
Door deze om te kopen met overvloed, zouden we liever
onze hoop op dooi vergeten wanneer de lente de takken reinigt,
het stof veegt van onze vensterbanken, sneeuw en veren,
overlaat aan zijn verval en ware ondergang
de roerdomp die dit andere weer
in ijs had opgeborgen als een specimen

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Michael Longley (Belfast, 27 juli 1939) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e juli ook mijn blog van 21 juli 2022 en ook mijn blog van 21 juli 2020 en eveneens mijn blog van 21 juli 2019 en ook mijn blog van 21 juli 2018 deel 2.

Arie Storm, Paul Violi

De Nederlandse schrijver en literatuurcriticus Arie Storm werd geboren in Den Haag op 20 juli 1963. Zie ook alle tags voor Arie Storm op dit blog.

Uit: Satirië

“Ik stop met schrijven. Niet op dit moment, zoals je ziet, maar dit is wel mijn laatste roman. Kan ik dit een roman noemen als ik er zelf zo duidelijk in optreed? Ik lees momenteel de dikke studie The Rhetoric of Fiction. Wayne C. Booth, de schrijver ervan, maakt een behoorlijk groot nummer van de vraag of een schrijver wel of niet in de roman die hij schrijft aanwezig is. Ik moet erbij zeggen dat het boek van Booth uit 1961 komt. Dat is meer dan zestig jaar geleden; ik was nog niet geboren, nog net niet. Het is een vreemd idee dat er al van alles aan de hand was voordat ik mijn eerste schreden op deze planeet zette. Maar als ik weg ben – dood -, gebeurt er vanzelfsprekend ook nog het een en ander. Het gaat allemaal door, vermoed ik, maar dan zonder mij. Dit roept de vraag op waar een schrijver is als hij niet aanwezig is in zijn eigen roman. Als hij dáár al niet is, in zijn door hem bedachte woorden, dan is hij nergens. Dat is natuurlijk niet waar, want als ik stop met schrijven, ben ik er nog steeds. Misschien ben ik er dan wel juist méér, bevind ik me in het echte leven, in de werkelijkheid buiten de roman. Een werkelijkheid die voor mij juist bestaat omdat ik schrijf, meende ik tot voor kort, maar dat zou op een vergissing kunnen berusten. Je zou net zo goed kunnen beweren dat de werkelijkheid juist door dat schrijven verdwijnt, of uit beeld verdwijnt, dat die werkelijkheid door al dat geschrijf niet goed zichtbaar meer is. Romanschrijver Martin Amis schrijft in zijn memoir Experience dat hij van het schrijversbestaan houdt – dag in, dag uit -, of dat hij dat in elk geval deed toen hij bijna dertig was, en dat hij er veel meer van houdt of hield dan zijn vader Kingsley destijds deed, of dat hij die indruk had, dat zijn vader dus niet van het schrijversbestaan hield en dat misschien wel nooit had gedaan, Kingsley, de aanvankelijke angry young man, of een van de angry young men, hoewel Kingsley zich niet zo wilde noemen. Zijn eerste roman was Lucky Jim geweest, een roman waaruit wel degelijk woede sprak, zij het op komische wijze, en die in 1954 was gepubliceerd, en die, toen zijn zoon Martin dit vermoeden uitsprak, of liever gezegd opschreef, tegen de zestig liep. Zestig, zestig, zestig dus, waarop het keerpunt van de ouderdom nadert, voegt, of voegde, moet ik inmiddels schrijven, Martin eraan toe, zestig, een leeftijd die ik nu zelf heb bereikt, terwijl ik heb besloten op te houden met schrijven, en waarvan ik vind dat ik moet uitleggen, of er getuigenis van moet geven, of afleggen, waarom ik er de brui aan geef, al schrijf ik die uitleg, die getuigenis, alleen maar voor mezelf op, en zijn de meeste lezers al juichend gestopt na het lezen in de boekwinkel van de eerste vier woorden van deze roman.”

 


Arie Storm (Den Haag, 20 juli 1963)

 

De Amerikaanse dichter Paul Randolph Violi werd geboren op 20 juli 1944 in Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor Paul Violi op dit blog.

 

Lof der Luiheid

Voor de tweede keer deze week
heb ik sneeuw zien vallen bij zonsopgang,
de dageraad zien aankomen op een briesje
(zoals ik denk dat het altijd gebeurt).
Ik weet niet wat, de tijd of het weer,
me wakker maakte, me uit een droom toverde
waarin een paar van ons ronddreven,
grappenmakers van de zwaartekracht,
met het gezicht omhoog in het kalme water
en het wrakhout van een langzaam leven.
Ik had één zin die ik had bewaard
en liet die los alsof het de mijne was,
roepend om “Donkerder dagen en stralender goden!”
Toen had ik slechts een moment van ontwaken,
maar dat opende zich met datzelfde schaduwloze licht,
een gevoel van verandering, van iets dat zowel dichtbij
als ver weg was, eerst en laatst,
dat met de wind en de sneeuw
door mijn weerspiegeling in het raam waaide.
En toen verloor ik het.

Dus hier ben ik dan, met sigaretten en koude koffie,
een onvoltooide ode aan de luiheid,
spinnenwebben op hoge plaatsen,
een spin die van de boekenplanken afdaalt,
en een in alle rust herinnerde commotie;
zonlicht dat doorstroomt,
en weer een heldere pagina
met een eigenaardige duisternis eroverheen
—schaduwen van hittegolven van de radiator,
of mijn gedachten die in rook opgaan.

Het glas, als het beslagen is,
doet me denken aan winkelruiten,
hoe ze met zeep zijn ingesmeerd,
gehuld in geheimzinnigheid
vóór een grote opening
of na een schandelijke sluiting.
Hoe dan ook, niet erg interessant,
behalve misschien wanneer de graffiti,
de anonieme berichten verschijnen,
erop gekrabbeld
door een kind van de lucht,
woorden waar je doorheen kunt kijken
of een duidelijke veeg.

En in de schemering ben ik er nog steeds,
op dezelfde plek, in hetzelfde licht.
Niets anders te doen dan me te verplaatsen met het uitzicht:
sneeuw, wind over zachte ruïnes,
onafgemaakte gebouwen die opdoemen
als monumenten voor een uitgebluste nieuwsgierigheid
Ik sta in het hoogste, hierboven met de Nee’s
die op drassige leuningen rusten.
Zin in een sigaret? Nee.
Heb je een lucifer? Nee.
Zie je een alternatief voor solipsisme? Nee.
Hedonisme? Nee. Slordig stoïcisme? Nee.
Wist je dat Maryland
geen natuurlijke, maar alleen kunstmatige meren heeft? Nee.

De wezens van de luiheid
zijn pure speculatie.
Ze volgen het weer,
schaduwen de wind, vullen de gaten in.
Sommigen zijn groot, onhandig en sluw
en likken graag aan mijn horloge;
anderen, zoals gerundia,
hebben zichzelf al
in een staat van zijn gedronken.
Een ander, met tijd over
en het besef hoe ramen
zowel binnen als buiten een plek zijn,
staat daar te kijken hoe zijn silhouet
verandert in een weerspiegeling,
terwijl het licht verandert,
en hij vooruit of achteruit beweegt,
speelt als een god
die in en uit zichzelf stapt,
en hoort de wind als de adem van verandering
wanneer de laatste vlaag in het licht weg dwarrelt.

De laatste vlok wordt groter
terwijl hij neerdaalt en presenteert,
wanneer hij in een uitbarsting van schittering landt,
de plattegrond van een nieuw gebouw,
waar elk nat, gepareld raam
een beeld is van plezier en verwachting.
De druppels rijpen, momenten in het licht,
vragen die, beantwoord door een gevoel,
zo helder als mijn wezen wegglijden,
druppel voor druppel langs het glas.
Als de wind zo hard waait,
staat hij op het punt om eindelijk iets te zeggen.
De aarde tot waar zij pure magie is,
wind en glas, water en licht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Paul Violi (20 juli 1944 – 2 april 2011)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2024 en ook mijn blog van 20 juli 2020 en eveneens mijn blog van 20 juli 2019 en ook mijn blog van 20 juli 2013 deel 2 en eveneens deel 3.

Anna Enquist, Ghayath Almadhoun

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Uit: De verdovers

“Drik de Jong wacht. Hij wacht in zijn eigen wachtkamer die eigenlijk geen kamer is maar een hoekje onder de trap, waar één stoel in past. Tegen de vlakke muur hangt een foto van een rij bomen in een polderlandschap. Drik de Jong wacht op een nieuwe patiënt. Wil hij voelen hoe het voor zo iemand is om hier te zitten wachten? Onwaarschijnlijk. Hier heeft vrijwel nooit iemand gezeten want Drik neemt ruim tijd tussen zijn afspraken en zorgt ervoor dat zijn patiënten elkaar niet tegen het lijf lopen. De dubbele deur naar de spreekkamer staat open; de lampen boven het bureau en schuin achter de therapeutenstoel heeft hij aangeknipt, al is het elf uur ’s morgens. Hij is even in die stoel gaan zitten en zag de smoezelige vitrage, de bewolkte hemel daarachter —het is oktober en het licht gaat verdwijnen. Maar niet hier, dacht hij, in deze kamer hoort een warm, gelig licht te hangen. Een voorraad gloeilampen aanleggen nu het nog kan, die verplichte nieuwe spaarlampen zijn afschuwelijk. Gevangenisverlichting. Hij kijkt op zijn horloge. Over drie minuten. Even pissen nog? Beter van niet. Sta je net je handen te wassen met zo’n gorgelende watertank achter je als de bel gaat. Niet alleen de patiënt is gespannen voor zo’n eerste contact. Voor de therapeut is het ook een vrij cruciaal moment. Er moet zoveel tegelijk. Kijken, luisteren, contact leggen, beslissen, wegwijs maken, oordelen, onthouden. Terwijl je je optimaal concentreert moet je je zodanig ontspannen voelen dat je echt een indruk van iemand krijgen kan. Drik haalt diep adem. Hij heeft meer dan een halfjaar niet gewerkt. Toen zijn vrouw ernstig ziek werd sloot hij zijn praktijk. Hij kon twee analyses afsluiten, te abrupt en iets voorbarig, maar het ging. Een derde analysand verwees hij naar een collega, net als een aantal therapiepatiënten. Hij nam geen nieuwe mensen meer aan. Ineens waren de dagen leeg en kwam hij nauwelijks meer in zijn spreekkamer.
De tuinkamer werd het zwaartepunt van het huis. Daar lag Hanna in zo’n veel te hoog ziekenhuisbed op haar dood te wachten. Daar verschenen zuurstofcilinders, een morfinepomp, een infuusstandaard. Daar dromden mensen samen — de huisarts, vrienden, verpleegsters, een anesthesiemedewerker uit het ziekenhuis. Hijzelf stond met zijn rug tegen de muur en kwam er niet tussen. Zijn zuster was er, Suzan. Hij zag haar altijd als het kleine zusje, vier jaar jonger dan hij. Nu nam ze de regie over.Tot zijn verbazing bewerkstelligde ze een verlof voor onbepaalde tijd. Het kwam goed uit, zei ze, er was een tijdelijk overschot aan anesthesiologen omdat de helft van de operatiekamers werd verbouwd.”

 


Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Zweeds – Palestijnse dichter, toneelschrijver, journalist en literair criticus Ghayath Almadhoun werd geboren op 19 juli 1979 in Damascus. Zie ook alle tags voor Ghayath Almadhoun op dit blog.

 

De berg Qasyoun

Gedicht voor Anish Kapoor

Het was een kleine berg die leek op een wolk, en uitkeek op niets. Hij was hoog als een vogel, groot als een boom, en erg eenzaam, want voor de uitvinding van de mobiele telefoon communiceerden de bergen via vogels, zodat de herinneringen niet zouden uitsterven.
Het was een kleine berg die droomde van de stad, en de voorkeur gaf aan de drukte, maar hij bleef erg eenzaam, want dertig aardbevingen geleden bezochten de bergen elkaar niet, vanwege familieonenigheden.
Een kleine berg, en dichters dachten dat hij een rots was die van de hoorn van een stier was gevallen, maar een toevalligheid die plaatshad tijdens het jachtseizoen deed hen ontdekken dat de berg vrouwelijk was. Tijdens het jachtseizoen, in het jaar dat de archeologen haar nog niet hadden ontdekt, waren de dichters op een gedicht aan het jagen toen zij hen om de tuin leidde en haar toevlucht zocht in een grot aan de voet van de berg. Ze gingen achter haar aan, en wisten niet dat ze de vagina van de berg in waren gegaan, het was de eerste geslachtsgemeenschap tussen de mensen en de berg. Ze gaf geboorte aan een stad die de taalkundigen ‘het begin’ noemden en de dichters ‘Damascus’, de dochter van halal overspel, de eerste der steden.
Op het moment dat een berg zakt voor een natuurkunde examen, geeuwt een andere berg, en de stad slaapt, alsof er niets was, alsof alles was, wie zei dat twee bergen elkaar nooit ontmoeten, ik zal voor jullie de uitspraak corrigeren: als Mohammed niet naar de berg kan gaan, zal de berg tot hem komen. Nee, ik zal hem nog eens corrigeren: als Kapoor niet naar de berg kan gaan, zal de berg tot hem komen.
 

 

Vertaald door Ferida Jawad

 


Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2023 en ook mijn blog van 19 juli 2020 en eveneens mijn blog van 19 juli 2019 en mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

 

Joachim Meyerhoff, Steffen Popp

De Duitse schrijver, regisseur en acteur  Joachim Philipp Maria Meyerhoff werd geboren op 18 juli 1967 in Homburg, Saarland. Zie ook alle tags voor Joachim Meyerhoff op dit blog.

Uit: Ach, diese Lücke, diese entsetzliche Lücke

„Es war schon immer ganz gleich, wann ich meine Großeltern besuchte. Ob ich vier, zehn oder fünfzehn Jahre alt war, spielte keine Rolle, sie blieben immer dieselben. Die vielen Urlaube, die ich vor meiner Schauspielausbildung bei ihnen verbrachte, verschwimmen in meiner Erinnerung zu einer einzigen, die Jahre vernebelnden Zeitwolke. Was auch daran liegen mag, dass nur selten einzelne hervor-stechende Ereignisse den Alltag meiner Großeltern unter-brachen. Ihr Leben selbst war das Ereignis. Jeder einzelne Tag stand für alle Tage und jeder dieser Tage war ein kleines Wunderwerk. Ein von ihnen zelebrierter Parcours, abgesteckt aus Ritual, Disziplin und Skurrilität. Bis auf den Sonntag, an dem sie in die Kirche gingen oder zu Wanderungen aufbrachen, sahen alle ihre Tage exakt gleich aus. Ich habe mich oft gefragt, ob sie ihre Tage überhaupt jemals anders verbrachten, denn ich habe in all den Jahren nie etwas Unvorhergesehenes mit ihnen erlebt. Vielleicht war es sogar so, dass der zentrale Kern ihres Da-seins darin bestand, Überraschungen zu vermeiden, und je älter sie wurden, desto penibler wurden sie in der Abfolge ihrer Handlungen. Ihr wunderschönes Haus in der Nähe des Nymphenburger Parks, das sie nur zwei Mal im Jahr länger verließen — zwei Wochen Lanzarote im Februar, zwei Wochen Dürnberg, ein Luftkurort in den österreichischen Alpen, im Spätsommer —, war der ideale Ort für ihre Zeiteinteilungen und Wege.
Mir fällt kein einziger Gegenstand im Hause meiner Groß-eltern ein, kein Möbel, keine Schale, kein Untersetzer, kein Teppich, der je den Platz gewechselt hätte. Ja selbst die Schlüssel am Schlüsselbrett hingen stets in derselben Reihenfolge sowie auch die Küchenmesser an der Magnetleiste jahrzehntelang ihre Formation wahrten. Sicher, es kamen im Laufe der Zeit ein paar Dinge dazu. Es wurde ein Platz für sie gesucht, und da blieben sie dann für immer. So als hätte die freie Stelle geduldig auf genau diesen Gegenstand gewartet. Das Haus war immer blitzeblank-sauber. Da jedoch die Putzfrau, Frau Schuster, immer dieselbe blieb, die Bügel-frau alt und taub wurde, Herr Moser, der ebenfalls betagte Gärtner und Alleskönner, irgendwann nur noch im Schneckentempo den Rasenmäher kreuz und quer durch den Garten schob, schlichen sich Unebenheiten ein, die aber meine Großeltern durch ihr eigenes Noch-Älter-Sein nicht bemerkten.“

 


Joachim Meyerhoff (Homburg, 18 juli 1967 )

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog.

 

Bucolische ansichtkaarten III

Dit orkest grenst aan stilte
dunne kristallen zolen, grind
het hart spreekt waarheid, draad, merg
onverschrokken, op een sprinkhaan
over nationale wegen
aan de voet van het criterium lig je
geklauwd in canules, lava.
De vogel met prachtige poten
loopt door me heen als de zee
ik zag ook de eilanden en
ooit bewoont hij de lucht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 18 juli 2024 en ook mijn blog van 18 juli 2020 en eveneens mijn blog van 18 juli 2019.

Tsead Bruinja, Judith Beveridge

De Nederlandse dichter Tsead Bruinja werd geboren in Rinsumageest op 17 juli 1974. Zie ook alle tags voor Tsead Bruinja op dit blog.

 

Wij spelen wasbord op de onderkaak

wij spelen wasbord op de onderkaak
van een dode koe

op de binnenplaats
klampt de zomerregen
zich vast aan de cactussen
schreeuwen de papegaaien
de veranda blank

waar de buurman met zijn barbecue

en ik maar controleren
of niet alles tegelijk vlam vat

omdat ik denk dat woorden
de vorm van een wolk
kunnen veranderen

omdat de zon
een meisjesgezicht

terwijl ik eigenlijk wil weten
of het wat uitmaakt

samen of apart verbranden

 

 

Je koude handen om de voorraad

de wieg en het vuur
de wieg in brand
de brand in de wieg
de wiegende brand
de brand aan je kont
de bliksem in je bol
de lach aan je kont

het velours trainingspak is een aardappelschil die je in een keer uit moet kunnen krijgen
in een keer de helix dat truttige liedje van haar natte lijf

de vrachtwagen
tegen de garagedeur
van het magazijn
van de supermarkt
de vrachtwagen
in de winter

jij wilt dat baantje hè

jij wilt dat baantje
met uitzicht op de dampende pan rijst
buitengezet door de vriendelijkste chinezen
om af te koelen in die open deur
van dat restaurant

onmogelijk

de mussen vlieren af en aan
je koude handen om het ijzer
de containers met voorraad
zijn handen in de winter

de containers met lege flessen

misschien wordt het wel knokken

 


Tsead Bruinja (Rinsumageest, 17 juli 1974)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Australische dichteres en schrijfster Judith Beveridge werd geboren in 1956 in Londen, Engeland. Zie ook alle tags voor Judith Beveridge op dit blog.

 

Mulla Mulla Beach

Voordat de zee een mijl verderop stopt,
hoor ik de schoepen van vissers die de rotsen raken

en hun haspels beginnen te knarsen als fietstandwielen.
Het zand is glad, op het wier na,

kwalachtig helder als chirurgische handschoenen.
Ik kijk naar de mannen die de hele dag vissen, ogen strak

op het water gericht, die geboren zijn met de zee altijd in hun oren.
Een plek sijpelt door in de stem

van elke inwoner. Ik loop waar sponzen groeien
als vochtige gist, een nieuwe wereld voor mij,

maar vertrouwd. Ik pers de zee eruit.
Een deel van die heldere stem sterft weg.

Het is het gesprek van mensen die hier het hele jaar door wonen,
die gewoon met rust gelaten willen worden.

Nu, bijna in het donker, kleeft er een dode confetti
van visschubben aan de rotsen.

Er is geen woord, behalve het geluid van de door zee en getijden gekeerde schelpen
die rustig heen en weer bewegen als oeverlopers:

hoewel er soms een lijn is, een gemurmel
dat zich in en uit de schelpen wikkelt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Judith Beveridge (Londen, 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 17 juli 2023 en ook mijn blog van 18 juli 2020 en eveneens mijn blog van 18 juli 2019.

Andrea Wolfmayr, William Irwin Thompson

De Oostenrijkse schrijfster en politica Andrea Wolfmayr werd geboren op 16 juli 1953 in Gleisdorf. Zie ook alle tags voor Andrea Wolfmayr op dit blog.

Uit: Vom Leben und Sterben des Herrn Vattern, Bauer, Handwerker und Graf

Goldmünzen und Silberreiher
Auf der Hütte, 26. Dezember 2005
Hatte gestern keine Zeit für Notizen, zu viel zu tun, zu viel Familie. Aber nun, da wir weggefahren sind, mein Mann und ich, ein paar Tage zum Abschalten, werde ich wohl hoffentlich langsam zu mir kommen, zum Denken. Einem Denken, das sich erst wieder verliert. Im Buch, das ich grad lese. Über Alzheimer. Alles dreht sich bei uns nun darum.
Literatur über Demenz. Dabei sind das alles nur Versuche, es abzugrenzen. Uns Lebende von ihnen, die am Abgrund stehen. Es gibt verschiedene Arten, erfahre ich, unzählige Bezeichnungen für das Vergessen. Alles nur Krücken, Versuche, das Schreckliche, das Unbeschreibbare, dieses Fragile, Unausweichliche und Unfassbare, bei jedem Menschen Andere, das »Tod« heißt oder »Krankheit zum Tod«, in Unterkategorien zu fassen, in Schubladen, mit Bezeichnungen zu versehen.
Wir tun uns anscheinend leichter, wenn das Ding einen Namen hat. So bringen wir die Welt in eine Ordnung, mit der wir leben können. Doch bei alten Menschen verliert sich jede Ordnung. Immer mehr Ersatznamen, Umschreibungen für die Lücken und Löcher. Sprüche wie grobe Pfosten, die in die Tage gerammt werden, damit man sich gerade noch halbwegs weitertasten kann in einem Nebel, der zunimmt.
Manches geht überhaupt nicht mehr. Wenn das Misstrauen zu groß wird, die Halsstarrigkeit, die Angst. Warum deshalb sie auch noch zu Ärzten zwingen, die oft genug wenig oder keine Ahnung haben von Geriatrie oder Palliativmedizin, die überlastet sind, selbst nah am Burnout und krank, und dann halt irgendwas machen, damit die Angehörigen sich beruhigen? Es ist ja nicht viel mehr. Die Ärzte sind weg mit dem Blick und dann mit den Worten. Weg ins Unverständliche.
Ein strenger Blick, ein schneller Strich, »Geben Sie das und das …«, und schon sind sie aus dem Zimmer. Sicher, sie können einen auch retten, bestimmt wäre ich schon tot ohne sie und ihre Medikamente und Maschinen, also darf ich auch nicht undankbar sein…
Demenz und Vergessen, geistige Krankheiten sind komplex: Und es bleibt die Frage nach dem Sinn des Ganzen. Will er überhaupt länger leben? Zu gefallen scheint es ihm jedenfalls, dieses »Ausleben« und in Ruhe gelassen werden. Ohne Zweifel schläft er viel länger als früher. Er geht früher schlafen, schläft auch tagsüber immer wieder, wie eine Katze, aber bei uns darf er das wenigstens, versichern wir uns gegenseitig. Sein natürlicher Rhythmus.“

 


Andrea Wolfmayr (Gleisdorf, 16 juli 1953)

 

De Amerikaanse dichter, sociaal filosoof en cultuurcriticus William Irwin Thompson werd geboren op 16 juli 1938 in Chicago, Illinois. Zie ook alle tags voor William Irwin Thompson op dit blog.

 

Een luie zomermiddag

luisterend naar Chet Baker
die “You Don’t Know What Love Is” zingt,
en natuurlijk denkend aan jou
altijd bij het grote gezin
waarop jouw genereuze leven is gebouwd.
Ik ben voorbij je horizon,
in een zijwereld met andere sterren
in verontrustende sterrenbeelden
die niet thuis spellen
maar me er wel van overtuigen dat ik
niet ben wie ik denk dat ik ben en dat jij
een deel bent van wat ik me niet kan herinneren.
We hebben in ons leven
bladmuziek van populaire liedjes geschreven,
maar de droevige trompet speelt vals
en de pianist hoort
noten van andere liedjes en zou kunnen
afwisselen met andere melodieën
hield de menselijke stem hem niet
binnen zijn liefdesverhaal van verlies.
Dit is waar jij en ik in beeld komen
Van God weet waar in onze getimede levens
die niet langer de lijn volgen
die ze ooit volgden voordat we luisterden
naar de sterrenstemmen in onze ogen.
Er is niets wat we nu kunnen doen.
We zijn onmogelijkheden
voor elkaar, openingen
naar onbewoonbare levens.
Bakers gedempte trompet keert terug
naar het goed gevulde lied,
de piano geeft het treurig op,
en ik blijf weer alleen achter,
memorerend wat we nooit waren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


William Irwin Thompson (16 juli 1938 – 8 november 2020)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juli ook mijn blog van 16 juli 2023 en ook mijn blog van 16 juli 2021 en ook mijn blog van 16 juli 2020 en eveneens mijn blog van 16 juli 2019 en ook mijn blog van 16 juli 2017 deel 2.

Richard Russo, Steffen Popp

De Amerikaanse schrijver Richard Russo werd geboren op 15 juli 1949 in Johnstown, New York. Zie ook alle tags voor Richard Russo op dit blog.

Uit: Brug der zuchten (Vertaald door Hans Vierdag)

“Laat ik beginnen met de feiten. Mijn naam is Louis Charles Lynch en ik ben zestig jaar. Al meer dan veertig jaar ben ik de toegewijde hoewel niet bepaald opwindende echtgenoot van dezelfde, lieve vrouw. Ik ben de trotse vader van Owen, onze zoon, die nu zelf een volwassen, getrouwde man is. Owen en zijn vrouw hebben geen kinderen. jammer genoeg ziet het ernaar uit dat dit zo zal blijven. Toen we pas getrouwd waren, dachten we dat we gezegend zouden worden met de geboorte van een dochter. Helaas kreeg mijn vrouw een miskraam toen ze in de vierde maand van haar zwangerschap betrokken was bij een auto-ongeluk. Het is al lang geleden gebeurd, maar Sarah en ik denken nog vaak aan dit kind. Ik woon al mijn hele leven in hetzelfde stadje in het noorden van de staat New York. Volgens mij zijn tegenwoordig nog maar weinig mensen z6 honkvast. Voor mijn vrouw geldt dat overigens wel. Haar ouders verhuisden naar Thomaston toen ze nog klein was. Ze heeft dus maar weinig herinneringen aan de tijd daarvoor. Sommige mensen kijken ons vol medelijden aan wanneer ze horen hoe we onze jaren hebben doorgebracht. Ze vinden het zielig dat ons leven zo weinig avontuurlijk is. Eveneens zijn ze ervan overtuigd dat een bestaan dat geografisch zo begrensd is, ongetwijfeld onaangenaam en onbevredigend moet zijn. Wanneer ik ze dan verzeker dat ons leven wel degelijk aangenaam en bevredigend is, kijken ze ons meewarig aan. Aan hun spottende glimlach te oordelen, geloven ze vast dat we onszelf voor de gek houden. Op die manier hoeven we immers niet na te denken over alles wat we hebben gemist. Fijntjes wijs ik er dan op dat vroeger de meeste mensen beperkt werden door geografische grenzen. Bovendien kan levensgeluk ook door heel veel andere dingen worden beïnvloed: ziekte, armoede, domheid, eenzaamheid en gebrek aan vertrouwen -om er maar eens een paar te noemen.
Mijn vrouw heeft mijn argumenten – filosofische en andere – om nergens heen te gaan altijd rustig aangehoord. Voor haar komen ze allemaal op hetzelfde neer: mijn aangeboren neiging tot weloverwogen passiviteit. Vermoedelijk heeft ze nog gelijk ook. Toch denk ik niet dat Sarah in ons huwelijk ongelukkig is geweest. Ze houdt van mij, onze zoon en, naar ik aanneem, van ons leven samen. Dat heeft ze me trouwens een tijdje geleden zelf verteld, toen we vreesden dat aan haar leven een einde zou komen. Ziek van bezorgdheid heb ik haar toen gevraagd of ze spijt had van het eenvoudige, maar comfortabele leven dat we samen hebben opgebouwd. De laatste tijd doen we het een stuk rustiger aan. En je kunt nou niet bepaald zeggen dat we het altijd gillend druk hebben gehad. We hebben simpelweg nooit de drang gehad om meer van de wereld te ontdekken, omdat ons leven in Thomaston zo vol en veeleisend was.”

 


Richard Russo (Johnstown, 15 juli 1949)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Voetnoten uit het oudhedenboekje

Je peinst over de vlakte, as
een grijze tint in zijn lagen betekent
“Rome”, een roestige insluiting “Bonn”

het amulet van een hetaere
onder de warmte die als een verlangen
uit je hand in het metaal stijgt

de tand van de oorlogsolifant raakt je
met breuken, scheuren

rijd uit, zegt hij, zoek het hart
waaraan ik gehecht was, dat voor jou klopt
sinds lange tijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juli ook mijn blog van 15 juli 2020 en eveneens mijn blog van 15 juli 2019 en ook mijn blog van 15 juli 2017 deel 2.

Yukiko Motoya, Steffen Popp

De Japanse schrijfster Yukiko Motoya werd geboren op 14 juli 1979 in Hakusan, Ishikawa. Zie ook alle tags voor Yukiko Motoya op dit blog.

Uit: The Dogs (Vertaald door Asa Yoneda)

“I once lived with a whole lot of dogs.
I don’t recall their breed, which is strange, because we were close, and spent all that time together. I loved those dogs, and they loved me. There were dozens of them, each one bright white like freshly fallen snow. I spent my days warm and comfortable in a room with a fireplace, not seeing anyone. The dogs did ask to be let out, but I never once saw them doing their business – which was also strange, but at the time, I assumed that they were modest, and had set up some kind of toilet area away from the cabin. I didn’t like beds, so I slept standing up, leaning against the windowsill. The dogs would gather around me at night like an overcoat, leaving only my mouth and eyes exposed. I enjoyed drowsily gazing at the fire, drifting to sleep, with the heady feeling of being engulfed by the mass of dogs.
At the time, I had some work that I could do holed up in the cabin. It involved sitting at the desk in the attic from morning to night, peering into a magnifying glass, tweezering tiny pieces of paper of innumerable colours: work too mind-numbing for most people even to contemplate. For many years, come winter, I’d take several weeks’ worth of food and water and hide myself away in that cabin, which belonged to someone I knew.
The cabin consisted of a high-ceilinged living room, a small bedroom and an attic, but that was ample. When I first reached the isolated cabin, having driven inexpertly over the narrow, winding mountain roads, I was still on my own. I remember dropping the keys, and struggling to pick them up again while still holding all my luggage, because of the bulky scarf which covered half my face, preventing me from seeing my hands. Autumn had just ended. Towards the beginning of my stay I’d definitely gone to sleep alone, looking out the window each night and feeling as if I were at the bottom of a deep sea. Strangely enough, I don’t recall when the dogs started living there.
I loved all the dogs equally. At first, I made an effort to name each one of them, but that was short-lived because I never actually liked naming things. I was happy just looking into the glossy black of their eyes, which shone as though they’d been fired in a magic kiln. And after all, it wasn’t as if the dogs called me by name. But this got to be a little inconvenient, so I came up with some names to try out on them. I lined the dogs up in front of the fireplace, and told them to bark if they heard a name they liked. Then I held up the collars I’d fashioned and, looking into their eyes, called out the names one by one.”

 


Yukiko Motoya (Hakusan, 14 juli 1979)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

BUCOLISCHE ANSICHTKAARTEN II

De transformatie van plaatsen in ons
oud als de Sfinx, en wij zijn ze, zijn
ons ver weg zijn in hun.

Alles moet groot worden, gaan schuimen
maar de nacht concentreert zich
op een piepklein object.

Technologie wil denken, maar stenen
dragen zichzelf tot aan de grens, als slaap.

Een zekering voor het hart
schakelt het licht uit
achter je rug de piramidelamp
erboven de kleine sterren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juli ook mijn blog van 14 juli 2020 en eveneens mijn blog van 14 juli 2019 deel 1 en ook deel 2.

Rien Vroegindeweij, Wole Soyinka

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog.

 

Vader

De magere jaren werden vette.
Je had hard gewerkt en gespaard.
En als bewijs van zekere welvaart,
kocht je je eerste Mobylette.

’s Nachts stond hij in ’t schuurtje,
onder een deken voor het stof.
Zondags reed je menig uurtje,
als een vorst rond op de plof.

Je zette mij op de bagagedrager
en spande trots de kabels.
Je trok sporen als je gas gaf,

het grint sprong krachtig op.
Huizenhoog soms als je op gaf
van de bougies en de kogellagers.

 

Straat

De straat waar ik geboren ben
heeft gelukkige tijden gekend.
Want slaan we er Prisma 381 op na,
dan lezen we dat Meindert Hobbema:

‘in zijn zonnige Gelderse land-
schappen met watermolens een blijmoediger kijk op
de natuur geeft dan zijn leermeester
Jacob van Ruisdael, en die in een
gelukkig moment een der statigste
Hollandse landschappen schiep:
het Laantje van Middelharnis.’

Het Laantje heet nu Steeneweg en
ligt in een grauwe nieuwbouwwijk.
Geluk en statigheid zijn daar verdreven,
geen schilder geeft er nog blijmoedig kijk.

Het schilderij dat hangt in Londen,
in een museum van de staat.
Ik heb hem daar gezien, mijn straat,
achter glas, door de eeuwen ongeschonden.

 

Uitzicht

De buren waar we toen op keken,
gescheiden door meer dan de straat,
hadden als hun welvaartsteken
een Fiat 500 voor de deur staan.

Jaloers keek ik op ’t voertuig neer.
Hun zoon was in de klas veel dommer
dan ik, en toch hadden zij een brommer
met een dak en twee wielen meer.

Als ze zondags gingen rijden zwaaide
hij naar mij. En ik terug, maar ‘k laaide
van woede en zon op wraak voor ’t zwaaien.

Op een avond haalde ik met een spijker
een lange haal over het lakwerk. ’t Haalde
niets uit. Ze werden alsmaar rijker.

 


Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Nigeriaanse dichter, schrijver en voorvechter van democratie Akinwande Oluwole “Wole” Soyinka werd geboren op 13 juli 1934 in Abeokuta. Zie ook alle tags voor Wole Soyinka op dit blog.

 

LEVEND BEGRAVEN

Zestien passen
Op drieëntwintig. Ze
Belegeren de menselijkheid
En de Waarheid
Tijd gebruikend om door te boren tot zijn oordeel

Schismatische
Minnaar van Antigone!
Zal je? Zal je lijken
Van vorig jaar
Opgraven? De mest blootleggen van de huidige geboorte?

Verzegel hem levend
In diezelfde dodenstad.
Moge zijn geestgeliefde
De klassieke weg
Wijzen naar Stygische Mysteries voor Buitenstaanders.

Bulletin:
Hij slaapt goed, eet
Goed. Zijn dokters maken geen melding
Van beschadiging
Onze plastisch chirurgen verzorgen zijn imago.

Bekentenis
Fictie? Is waarheid niet de essentie
Van Kunst, en fictie Kunst?
Om haar niet te laten verroesten
Hebben we beleefd zijn dichterslicentie geleend.

Galileo
Zo hoopten we, zou hij worden – leeftijd
Of genie kunnen berouw tonen – onze slachters
Het wachten moe
Bevalen; neem de zondebok, laat de wijze vallen.

Wachters De hagedis:
Elke minuut schraapt
De keel van een betonmolen.
Het colaslijm
Vliegt om de muren te bekladden in groezig patroon

De lijkeneter:
Bezweet van het hangen, snuift,
Om zijn hoofd van zonden te
Zuiveren waar – zoals de wet
verklaarde – de galgenlading die ochtend dood van was.

De voyeur:
Stelt zijn sluwe patrouille af
Voor het uur op de troon
Ik denk dat hij huivert
Bij het horen van het verstopte gekreun van de muze.

 

Vertaald door Marijke Emeis

 


Wole Soyinka (Abeokuta, 13 juli 1934)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2020 en eveneens mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Sasha Filipenko, Pablo Neruda

De Belarussische schrijver, journalist en tv-presentator Sasha Filipenko werd geboren op 12 juli 1984 in Minsk. Zie ook alle tags voor Sasha Filipenko op dit blog.

Uit: Uitgewist (Vertaald door Arie van der Ent)

“Eventjes op adem komen en dan de volgende poging tot leven. Het eerst verhaal is afgelopen, het tweede staat op het punt te beginnen. Een afgrond en een hangbrug, in de gedaante van een mens Om de andere oever te bereiken, moet hij zichzelf over de kloof heen slaan. Geluk heeft altijd een verleden, zegt mijn moeder graag, elk verdriet vindt onherroepelijk een toekomst.
Als een aangespoelde schipbreukeling besluit ik het onbekende eiland te verkennen. Minsk. Waarom ben ik eigenlijk hierheen gekomen? Het mag dan een broedervolk zijn, het is toch een vreemd land. Een rode, katholieke kerk en een brede avenue, een of andere kalende dichter en de doodkist van het Republikeins Paleis: tientallen flatgebouwen en niet één herinnering. Onbekende ramen, vreemde gezichten. Wet is dit eigenlijk voor een land? Wat weet ik van deze stad? Mijn moeder heeft er haar tweede gezin.
Voor de portiek ligt een hoopje afgedankte boeken. Ik bekijk er een. Jakoeb Kolas. Novaja zjamlja. • (• Nieuw land)
Terug op de derde verdieping zie ik op mijn buitendeur een rood kruis staan. Even klein als opvallend. Zeker een grapje van de makelaar denk ik. Ik laat mijn plastic tassen bij de lift staan en begin het kruis weg te vegen, maar op dat moment zegt een onbekende stem echter mijn rug: ‘Wat doet u nu?!’
‘Ik maak mijn deur schoon; zeg ik, zonder me om te draaien.
‘Waarom?’
‘Een of andere hufter heeft er een kruis op gekalkt.’
‘Aangenaam kennis te maken! Die hufter van u, dat ben ik. Onlangs is bij mij de ziekte van Alzheimer vastgesteld. Vooralsnog heeft alleen mijn kortetermijngeheugen eronder te lijden; soms weet ik niet meer wat mij een paar minuten eerder is overkomen, maar de dokter belooft dat heel binnenkort ook mijn spraak wordt aangetast. lk zal woorden gaan vergeten, en daarna verlies ik mijn vermogen om me voort te bewegen. Aardig vooruitzicht, niet? Die kruisen heb ik hier aangebracht zodat ik de weg neer huis kan vinden. Trouwens, alles wijst erop dat ik heel gauw vergeten zal zijn waar ze voor staan: ‘Wat erg voor zeg ik, in een poging beleefd te zijn.
‘Hou op, zeg! In mijn geval moest het zo wel aflopen.’
‘Waarom dan?
‘Omdat God bang voor me is. Er wachten hem te veel ongemakkelijke vragen.’
Buurvrouw leunt op haar stok en slaakt een diepe zucht. Ik zwijg. God is wel de laatste over wie ik het nu wil hebben. Ik wens de oude vrouw een goede nachtrust, pak mijn plastic tassen met etenswaren op en maak aanstalten ons mijn flat binnen te stappen. ‘Wat nu, stelt u zich niet eens even voor?’ ‘
Aleksandr, ik ben Aleksandr.’
‘Praat u altijd met uw rug tegen vrouwen?
‘Sorry. Ik ben Sasja, en dit is mijn gezicht. Tot ziens!’ zeg ik, met een gespeelde glimlach.”

 


Sasha Filipenko (Minsk, 12 juli 1984)

 

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

 

Ik hou ervan

Ik hou ervan als je zwijgt want dan is het
of je afwezig bent
en van verre naar mij luistert en mijn stem
je niet beroert.
Dan is het of je ogen zijn weggevlogen
en een kus je mond voor altijd zal vergrendelen.

Waar alle dingen vol van mijn ziel zijn
kom je tevoorschijn uit de dingen vol van mijn ziel.
Jij vlinder van dromen je lijkt op mijn ziel,
je lijkt op dat woord melancholie.

Ik hou ervan als je zwijgt en ver weg lijkt
en het is of jij wiegende vlinder jezelf beklaagt
en van verre naar mij luistert en mijn stem
je niet bereikt:
laat mij daarom alleen hier, mijn lief, opdat ik zwijge
in jouw stilte,
laat mij hier achter, mijn lief, opdat ik ook met jou
kan praten
in jouw stilte als een lamp, eenvoudig
en goed als een ring.
Als de nacht ben je, zwijgend en vol sterren,
jouw stilte is van een ster, zo ver en natuurlijk.

Ik hou ervan als je zwijgt want dan is het
of je afwezig bent,
ver weg en vol droefenis, alsof je gestorven ware.
Dan is éen woord, éen glimlach voldoende
en ben ik blij, blij met waaraan ik soms twijfel.

 

Vertaald door Riekus Waskowsky

 


Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn blog van 12 juli 2020 en eveneens mijn blog van 12 juli 2019 en ook mijn blog van 12 juli 2016 en ook mijn blog van 12 juli 2015 deel 2.