Herman de Coninckprijs voor Ruth Lasters

Herman de Coninckprijs voor Ruth Lasters

De Vlaamse dichteres Ruth Lasters heeft met Lichtmeters de Herman de Coninckprijs 2016 voor beste dichtbundel gewonnen.Aan de prijs is een bedrag van 6000 euro verbonden. Ruth Lasters werd geboren in Antwerpen op 5 februari 1979. Zie ook alle tags voor Ruth Lasters op dit blog.

Woud

Of je het achteraf
van vuurwerk ooit zag. De takken van rook, niet

de vonken, maar de pluizige stammen op precies dezelfde
plaats waar net nog pijlen openknalden. het luchtwoud

dat daar na het doven enkele seconden voor je
ontstaat. De restwaarde die eigenlijk grootser is dan

de bedoelde fraaiheid van spetters kleurvuur. Zo is het ook,
nadat je hebt gezucht dat je me ondanks alles, ontrouw nog

liefhebt, wat daarna in de kamer hangt op een doordringendere,
verschrikkelijke, ongewilde manier mooier: de onherstelbaarheid

tussen ons.

 

Rijst

Bij grief groef ik mijn hand in een zak rijst
en stuurde in een omslag steeds een korrel terug naar herkomst,

naar een boer in Angkor die op zijn beurt keer op keer een klei-
knikker zond bij

onverhoopt geluk, als een mijnscherf wonderwel alleen
zijn vrouws wreef had verbrijzeld of zijn oogst niet was verloren door

een storm. De laatste korrel die ik naar hem zond: rond Pasen nadat jij
en ik weer knikkers voor elkaar verstopt hadden in huis in plaats

van eieren – wie in één dag al de zijne vond, mocht weggaan
voor altijd zonder verwijten – en je de mijne nauwelijks

verborgen had, alle zeven naast de plint, voor
het grijpen. 

 

 
Ruth Lasters (Antwerpen, 5 februari 1979)

P. C. Hooftprijs 2016 voor Astrid Roemer

P. C. Hooftprijs 2016 voor Astrid Roemer

De P.C. Hooftprijs voor proza wordt dit jaar toegekend aan de Surinaams-Nederlandse schrijfster Astrid Roemer. Dat heeft de jury van de prijs vandaag bekendgemaakt. De P.C. Hooftprijs wordt elk jaar uitgereikt aan een auteur van achtereenvolgend essays, poëzie en proza. Roemer zal de prijs, waaraan een bedrag is verbonden van 60 duizend euro in mei volgend jaar uitgereikt krijgen in Den Haag. Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“Ze hadden leren leven met de ander die in hun moeder verborgen zit – ze wisten precies wanneer die zou verschijnen; en behalve hun moeder was er een gast aan wie zij waren overgeleverd als aan de staat. De gast had hun regels opgelegd en hun bescherming geboden. En ze waren vrij zich daaraan te onttrekken maar dat ging nooit zonder een knagend gevoel van schuld.
Waren ze met ongewassen voeten, handen en gezicht naar de slaapkamer van hun moeder gestormd omdat de schaafijskar weer eens in de straat stond?! Of, hadden ze menstruerende kennissen binnengelaten terwijl hun moeder in consult zat -. En: zat er echt geen varkensvlees in het broodje sambal van de Javaan?! Of, hoe weet een jongen die altijd door de stad zwerft op welke straathoeken hij beslist niet mag blijven staan -.
Bovendien: hoe houd je een moeder en nog een stem in haar een leven lang verborgen voor anderen. Dus, toen de kinderen nog dachten dat ze een bloeddoorlopen geheim achter de huig bewaakten, wisten hun buurtvriendjes en -vriendinnetjes al, waarom er dagelijks allerlei personen op nummer zeventien aanklopten. Maar ze waren doodsbang daar zelfs met elkaar over te praten want, zo’n vak van medicijnvrouw reikt immers verder dan de pillen, zalfjes, drankjes en spuiten van de dokters die het uit boeken haalden.
Bovendien – de vrouw op nummer zeventien had zo vaak haar diensten bewezen aan de buurtbewoners dat ook de volwassenen haar even intens vreesden als hun kinderen en het lot waaraan zij zich overgeleverd voelden. Ze was geliefd – en, ze werd gehaat en het liefste als het noodlot zelf gemeden omdat ze vooral de pijnlijke geheimen van anderen achter haar zwartglanzende jukbeenderen draagt. Het had jaren geduurd – en uiteindelijk was ze met haar roeping samengegroeid tot een vakvrouw met gezag.
Dromen worden bij haar neergelegd -; verlangens waar geen bevrediging voor bestaat -; gedachten te schaamteloos voor woorden – en pijn: ongeneeslijk en te ver weg.
De ziel van een volwassen mens ligt verborgen achter een sporen-net van herinneringen waar niemand zonder te verongelukken doorheen komt.
Zij met haar honderden consulten heeft meer dan duizend mensenlevens moeten lijden om zoiets te weten te komen. Daarom wil ze ophouden met het werk – en, ze is er klaar voor.”

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

ECI Literatuurprijs voor Jeroen Brouwers

ECI Literatuurprijs voor Jeroen Brouwers

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers ontvangt de ECI Literatuurprijs (de vroegere AKO-Literatuurprijs) voor zijn roman “Het hout”. Dat maakte juryvoorzitter Andrée van Es donderdag bekend op het Crossing Border Festival in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag. Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: Het hout

“Er komt wit in mijn hersens, eindeloos horizonloos. Ik kijk, zonder dat er een spier in mijn gezicht vertrekt, naar de een, naar de ander. Gaan jullie je Jezus maar zelf begraven. Ik heb het lijk daarstraks gewassen, het kan zo nederdalen ter helle.
Je kunt gaan Bonaventura. Verdere instructies krijg je van Amadeo.
Dat boek had ik te leen, zeg ik nog. Meneer Woltgens zou het graag terug hebben.
Benedictus stempelt met zijn vuist opnieuw een bons op de rode omkafting en laat er een vochtplek op achter. Zorgen wij voor. Schuift Umbrië met de nagel van zijn pink naar Amadeo. Nog iets Amadeo? Het plaaginsect neemt de afgehandelde papiertjes van hem over en legt een nieuw papiertje voor hem neer. Dat Hyacintus daarjuist weer was binnengekomen met een klacht over
medebroeder Olaf. Straks, zegt Benedictus. De ouwe is zichtbaar afgemat.
In de gang loop ik over de witte tegels, ontheven van mijn taken. Rochus die gebogen achteruitlopend de dweil met brede bogen heen en weer beweegt groet mij niet. Ik hem ook niet. Onder de secondenklok, zestien uur zeventien, zie ik de speelplaats. Voetballen in de hitte. Wil van Lanschot die niet met zijn vriend Mark Freelink mag praten praat met Mark Freelink, dwingend gesticulerend, in de dode hoek naast de gymzaal, niet te bespieden vanuit het  rechterraam tweede verdieping schoolgebouw. Verboden plek dus. Hij durft, zo goed als vogelvrij als hij is. Mark, brekelijk albastwit als het engeltje boven zijn bed, schone kleren, beide schoenen aan, knikt, zegt iets terug, knikt. In zijn
ene bruine schoen zit een zwarte veter, dat merk ik op als ex-surveillant. Guido Weytjens komt erbij, wat in ieder geval in orde is met het kostschoolreglement dat contact tussen twee jongens verbiedt, altijd ten minste met zijn drieën om gore praatjes uit te wisselen. Wil toont Guido de paarse achterkant van zijn been. Guido reageert met een stap achteruit en roept iets, wat ik vanop deze afstand achter het raam natuurlijk niet kan verstaan. Tienduizendmiljard bommen en granaten, de grote kraakvis zal hem kraken die basjiboezoek! Ik weet dat hij verwerpelijke stripboeken leest. Ik zag altijd alles door de vingers, maar nu heeft Remigius het overgenomen. Die schreeuwt en koestert het hout in de binnenborstzak van zijn kloostervacht. De clubactiviteiten zijn voorbij, nu begint de studie en daarna, van vrijdag verplaatst naar vandaag, staat de leerlingen het doucheritueel te wachten, want morgen komt hoog kerkelijk bezoek, het lichaam moet schoon, alles wordt gecontroleerd.
Niets meer te doen, ik heb er niets meer mee te maken. U loof ik die mijn schepper zijt die met uw liefde mij geleidt.”

 
Jeroen Brouwers (Batavia, 30 april 1940)

In Memoriam Thé Lau

In Memoriam Thé Lau

De Nederlandse zanger, muzikant, componist en schrijver Thé Lau is gisteravond thuis in Amsterdam overleden. Dit meldt zijn management woensdag.Thé (Matheus Josephus) Lau werd geboren in Bergen op 17 juli 1952. Zie ook alle tags voor Thé Lau op dit blog.

Uit: Juliette, een liefde in snapshots

Maar makkelijke score of niet, Robbie was voor het eerst met een vrouw naar bed geweest en teder betastte hij de plek waar Elsa had gelegen. Toen zijn vingertoppen in de plooien van het laken niets meer van haar voelden klom hij uit het bed, kleedde zich aan en liep naar de tafel bij het raam van het tuinhuisje. Ze had een bordje en een mok voor hem klaargezet. Op het bord lag een briefje:
‘Ik ben naar het paviljoen om schoon te maken. In de keuken is brood, en koffie en filters, als je wilt. Kijk maar. Kus. Elsa.’
Ze had een krullerig meisjeshandschrift, en onder haar naam had ze een hartje getekend. Het was aandoenlijk, en in strijd met haar nymfomane reputatie. Robbie tekende er een hartje naast en liep naar buiten.
Hij keek nieuwsgierig om zich heen. Wat vannacht in duisternis gehuld was geweest bleek een groot, met hoge bomen en krakkemikkige bouwsels bezaaid terrein. Drie schuren stonden her en der verspreid rond een grote boerderij met een aangevreten rieten dak. Van een ervan hingen de deuren in hun hengsels. In hun schaduw was een roestige tractor te zien, en eromheen slingerde gereedschap. Naast Elsa’s huisje stond een half ingestort kippenhok. Het geheel maakte de indruk van een machine die krakend en piepend tot stilstand was gekomen.
Robbie stak het erf over en opende het hek. Hij keek naar zijn witte Puch, die ertegenaan stond, en dacht aan zijn vader. Wat zou hij van deze eerste verovering hebben gevonden? Het antwoord zou Robbie nooit krijgen. Zijn vader had vorig jaar een beroerte gekregen en was zittend aan de schildersezel overleden. Robbie stapte op en startte de brommer.”

Thé Lau (17 juli 1952 – 23 juni 2015)

 

In Memoriam James Salter

In Memoriam James Salter

De Amerikaanse schrijver James Salter is op 90-jarige leeftijd overleden. Amerikaanse media schrijven dat zijn vrouw zijn overlijden bekend heeft gemaakt. James Salter werd op 10 juni 1925 in New York geboren. Zie ook alle tags voor James Salter op dit blog.

Uit: Light Years

“Their life is mysterious, it is like a forest; from far off it seems a unity, it can be comprehended, described, but closer it begins to separate, to break into light and shadow, the density blinds one. Within there is no form, only prodigious detail that reaches everywhere: exotic sounds, spills of sunlight, foliage, fallen trees, small beasts that flee at the sound of a twig-snap, insects, silence, flowers.
And all of this, dependent, closely woven, all of it is deceiving. There are really two kinds of life. There is, as Viri says, the one people believe you are living, and there is the other. It is this other which causes the trouble, this other we long to see.”
(…)

“He had his life—it was not worth much—not like a life that, though ended, had truly been something. If I had had courage, he thought, if I had had faith. We preserve ourselves as if that were important, and always at the expense of others. We hoard ourselves. We succeed if they fail, we are wise if they are foolish, and we go onward, clutching, until there is no one—we are left with no companion save God. In whom we do not believe. Who we know does not exist.”
(…)

“He was reaching that age, he was at the edge of it, when the world becomes suddenly more beautiful, when it reveals itself in a special way, in every detail, roof and wall, in the leaves of trees fluttering faintly before the rain. The world was opening itself, as if to allow, now that life was shortening, one long, passionate look, and all that had been withheld would finally be given.”

James Salter (10 juni 1925 – 19 juni 2015)

 

Libris Literatuur Prijs 2015 voor Adriaan van Dis

 

Libris Literatuur Prijs 2015 voor Adriaan van Dis

De Libris Literatuur Prijs 2015 is gewonnen door Adriaan van Dis voor zijn boek ‘Ik kom terug’. Dat maakte juryvoorzitter Wim Pijbes maandagavond bekend tijdens een galadiner in het Amstel Hotel in Amsterdam. Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Ik kom terug

“… Ik moest mij goed gedragen, onze toekomst stond op het spel. Hun geld zou ons bevrijden van zuinigheid en oorlogsangst. Speciaal voor het bezoek droeg ik een grijsfluwelen lange broek met omslag. Hij jeukte van nieuwigheid. Tante Elise en tante Desiree koesterden hun afkomst, generaties geleden waren hun voorvaderen voor de roomsen uit het zuiden van Frankrijk naar het noorden gevlucht. ‘Vaudois’ noemden ze zich, maar wij zeiden thuis gewoon waldenzen. De tantes hingen nog altijd aan een familiewapen uit die tijd, al hadden ze zich vermengd met Brabantse boeren en deelden we dezelfde achternaam. Vroom zijn was hun hobby en ik zat nog niet of de tantes lazen me de les. Of ik wel wist hoe de Vaudois geleden hadden? Opgejaagd waren ze, door de inquisitie vervolgd om hun sober geloof. Waar ze in Frankrijk ook heen vluchtten, tot aan de Alpengrotten toe, keer op keer werden hun kale kerken verbrand en hun nederzettingen vernietigd. Vrouwen hadden moeten toezien hoe de roomsen hun baby’s tegen de rotsen smakten, jonge zonen werden in stukken gesneden en hun lichaamsdelen in de velden omgeploegd en de mannen de hersenen uitgesneden. De roomsen kookten die en aten ze op. De tantes lieten me een oude Franse bijbel zien, met roestig bloed op de band. Ik kneep van angst in de tafelrand, mijn moeder keek naar buiten en begon over het weer. ‘Wij zijn de joden van de christenen,’ zei tante Desiree. En ik mocht daarbij horen? …”.

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Gouden Boekenuil 2015 voor Mark Schaevers

De Belgische schrijver, journalist en redacteur Mark Schaevers werd geboren in 1956 in Leopoldsburg. Schaevers studeerde van 1974 tot 1978 Germaanse talen in Leuven. Hierna heeft hij een jaar als leraar gewerkt en is vervolgens bij de uitgeverij Kritak in Leuven gaan werken. Hierna trad hij in dienst bij het weekblad Humo als journalist. Bij dit weekblad schreef hij over politiek en literatuur. Ook heeft hij daar een tijdje de rubriek Dwarskijken verzorgd. In 1996 trad hij in dienst van de de krant De Standaard, waar hij de literaire bijlage Standaard der Letteren verzorgde. In 2001 keerde hij terug naar het weekblad Humo, waar hij tussen 2001 en 2004 co-hoofdredacteur was samen met Jörgen Oosterwaal.Ook bewerkte hij het citatenboek Groepsportret van Hugo Claus tot een theaterstuk. Het ging om een monoloog die door Josse De Pauw vertolkt werd. In 2011 stelde hij het boek “De wolken: uit de geheime laden van Hugo Claus” samen uit de papieren nalatenschap van Hugo Claus. In april 2015 won hij met “Orgelman” De Gouden Boekenuil, de grootste literaire prijs van Vlaanderen,

Uit: Orgelman

“Bij zijn intrede in Oostende – een keerpunt in zijn korte leven – is Felix Nussbaum gemaskerd. Felka Platek is dat ook.
Ik weet het uit een brief die Nussbaum schrijft aan de kunstenaar Ludwig Meidner op 31 oktober 1937. Van zijn duizenden brieven zijn er enkele tientallen bewaard gebleven; dit is een van de langste. Meer dan honderd regels tel ik als de brief me in het stadsarchief van Darmstadt wordt voorgelegd. Ze zijn keurig uitgevuld over vier pagina’s, recto verso; het handschrift is uiterst regelmatig, de inkt zachtzwart.
Pas onlangs kort hebben Meidner en Nussbaum elkaars spoor in de emigratie gevonden. Nussbaum vertelt zijn oudere collega hoe het hem de afgelopen vijf jaar vergaan is. Hij is dikwijls van plek gewisseld, schrijft hij, en om het te bewijzen somt hij een sliert Italiaanse steden op; hij noemt ook Parijs, Bazel en Brussel, maar het uitvoerigst schrijft hij over Oostende.
‘We bereikten Oostende op een winteravond. Ik zal dat nooit vergeten, zo prachtig was dat. Waarom Oostende? Die vraag valt niet te beantwoorden. We zaten er flink doorheen. Moe in het hoofd, moe in de benen. Als een vissersboot rustten we uit in de haven.’
Hier willen ze een tijd voor anker gaan. Dat kunnen ze in deze stad van vastenavondgekken zichzelf bewijzen door deel te nemen aan de maskerwedstrijd op het Wapenplein. En dus baant Felix Nussbaum zich op deze miezerige avond van 4 maart 1935 een weg door een dichte menigte versierde mensen. Hun koddige tronies met bitterneuzen en bolle wangen, de katten- en gendarmekoppen, de klatergouden kronen, de imposante vederbossen, de serpentines en confetti, hij ziet het allemaal door een paar gaten in een karton.
Felka is aan zijn zijde. Ze krijgen een volgnummer, wachten voor een podium hun beurt af. En dan huppelen zij twee in hun gelegenheidsvermomming over de loper, boven de gonzende massa uit, begeleid door een schijnwerper en een streepje muziek. Kan een intocht in Oostende gepaster gebeuren?
Ze houden halt bij de jury. ‘Toen ik daar zo stond,’ schrijft Nussbaum aan Meidner, meteen ook de reden weggevend waarom hij hem zo uitvoerig over zijn aankomst in Oostende bericht, ‘zag ik in de jury een oude heer met een wit gezicht en een witte baard; die schreef iets op toen hij me zag. Dat was James Ensor.’

 
Mark Schaevers (Leopoldsburg, 1984)

In Memoriam Günter Grass

In Memoriam Günter Grass

De Duitse schrijver Günter Grass is vandaag overleden in de stad Lübeck. Dat heeft zijn uitgever Steidl Verlag bekendgemaakt. Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk) op 16 oktober 1927. In 1999 ontving hij de Nobelprijs voor de Literatuur. Grass is 87 jaar oud geworden.

Zie ook mijn blog van 16 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Günter Grass op dit blog.

Uit: Die Blechtrommel

„Jetzt habe ich keine Worte mehr, muß aber dennoch überlegen, was Oskar nach seiner unvermeidlichen Entlassung aus der Heil- und Pflegeanstalt zu tun gedenkt. Heiraten? Ledigbleiben Auswandern? Modellstehen? Steinbruch kaufen? Jünger sammeln? Sekte gründen? All die Möglichkeiten, die sich heutzutage einem Dreißigjährigen bieten, müssen überprüft werden, wo mit überprüft, wenn nicht mit meiner Trommel. So werde ich also jenes Liedchen, das mir immer lebendiger und fürchterlicher wird, auf mein Blech legen, werde die Schwarze Köchin anrufen, befragen, damit ich morgen früh meinem Pfleger Bruno verkünden kann, welche Existenz der dreißigjährige Oskar fortan im Schatten eines immer schwärzer werdenden Kinderschreckens zu führen gedenkt; denn was mich früher auf Treppen erschreckte, was im Keller, beim Kohlenholen buhhh machte, daß ich lachen mußte, was aber dennoch immer schon da war, mit Fingern sprach, durchs Schlüsselloch hustete, im Ofen seufzte, schrie mit der Tür, wölkte auf aus Kaminen, wenn Schiffe im Nebel ins Horn atmeten, oder wenn zwischen den Doppelfenstern stundenlang eine Fliege starb, auch als die Aale nach Mama verlangten, und meine arme Mama nach den Aalen, wenn die Sonne hinter dem Turmberg verschwand und für sich lebte,starb, auch als die Aale nach Mama verlangten, und meine arme Mama nach den Aalen, wenn die Sonne hinter dem Turmberg verschwand und für sich lebte, Bernstein! Wen meinte Herbert, als er das Holz berannte? Auch hinterm Hochaltar — was wäre der Katholizismus ohne die Köchin, die alle Beichtstühle schwärzt? Sie warf den Schatten, als des Sigismund Markus Spielzeug zusammenbrach, und die Gören auf dem Hof des Mietshauses, Axel Mischke und Nuchy Eyke, Susi Kater und Hänschen Kollin, sie sprachen es aus, sangen, wenn sie die Ziegelmehlsuppe kochten: »Ist die Schwarze Köchin da? Jajaja! Du bist schuld und du bist schuld und du am allermeisten. Ist die Schwarze Köchin da…« Immer war sie schon da, selbst im Waldmeisterbrausepulver, so unschuldig grün es auch schäumte; in allen Kleiderschränken, in denen ich jemals hockte, hockte auch sie und lieh sich später das dreieckige Fuchsgesicht der Luzie Rennwand aus, fraß Wurstbrote mitsamt den Pellen und führte die Stäuber auf einen Sprungturm — nur Oskar blieb übrig, sah Ameisen zu und wußte: das ist ihr Schatten, der sich vervielfältigt hat und der Süße nachgeht, und alle die Worte: Gebenedeite, Schmerzensreiche, Seliggepriesene, Jungfrau der Jungfrauen … und alle die Gesteine: Basalt, Tuff, Diabas, Nester im Muschelkalk, Alabaster so weich… und all das zersungene Glas, durchsichtige Glas, hauchdünn geatmete Glas… und Kolonialwaren: Mehl und Zucker in blauen Pfund- und Halbpfundtüten. Später vier Kater, deren einer Bismarck hieß, die Mauer, die frisch gekalkt werden mußte, ins Sterben verstiegene Polen, auch Sondermeldungen, wenn wer was versenkte, Kartoffeln, die von der Waage polterten, was sich zum Fußende hin verjüngt, Friedhöfe, auf denen ich stand, Fliesen, auf denen ich kniete, Kokosfasern, auf denen ich lag … alles im Beton Eingestampfte, der Saft der Zwiebeln, der die Tränen zieht, der Ring am Finger und die Kuh, die mich leckte… Fragt Oskar nicht, wer sie ist! Er hat keine Worte mehr. Denn was mir früher im Rücken saß, dann meinen Buckel küßte, kommt mir nun und fortan entgegen:

Schwarz war die Köchin hinter mir immer schon.
Daß sie mir nun auch entgegenkommt, schwarz.
Wort, Mantel wenden ließ , schwarz.
Mit schwarzer Währung zahlt, schwarz.
Während die Kinder, wenn singen, nicht mehr singen:
Ist die Schwarze Köchin da? Ja — Ja — Ja!”

 

 
Günter Grass (16 oktober 1927 – 13 april 2015)

80 Jaar Frans Vogel

De Nederlandse schrijver, dichter, columnist, het fotomodel, de beeldend kunstenaar en copywriter Frans Vogel werd op 11 maart 1935 geboren in Haarlem als Geert Franciscus de Vogel. In 1949 verhuisde hij van het Sint Jozefkindertehuis in Haarlem naar een tehuis in Rotterdam. Hij werkte o.a. als corrector bij de Maasbode en op een reclamebureau en schreef o.a. voor Het Vrije Volk, Rotterdams Dagblad en Circuit. Van groot belang was zijn ontmoeting in de jaren vijftig met de dichters Hans Sleutelaar en Cornelis Vaandrager. Later zouden daar Armando en Hans Verhagen nog bijkomen. Zij maakten samen de literaire tijdschriften Gard Sivik en De Nieuwe Stijl. Vogel debuteerde in 1996 met de bundel “Te gek moment & andere gedichten”. Deze werd in 2000 gevolgd door “Het onaandoenlijk hart (72 bpm)”. In 2007 verscheen de bundel “Gelukkig maar”. Op 8 maart 2015 werd in galerieWind op het Noordereiland te Rotterdam een expositie geopend en een boek (tegelijk de catalogus bij de expositie) Ken zó in Boijmans, Frans Vogel 80 over het leven en werk van Frans Vogel gepubliceerd. Frans Vogel viert vandaag zijn 80e verjaardag.

Marriage de raison

Elk huwelijksbootje
telt maar 1 reddingsboei,
zeggen ze: de liefde.

Bijgevolg, reken maar uit,
kom je met z’n tweeën
dan meteen al mooi 1 reddingsboei
te kort. (Wat nu, zei Pichegru:
valse start?)

Wees daarom zo verstandig
bij het aan boord gaan
minstens ook 1 zwemvest
mede te nemen: met het oog
op beider lijfsbehoud
op de woelige baren.

Maar, dat zeg ik,
een ouwe autobinnenband
uit Cuba of een geïmproviseerde
belt van opgeblazen condooms
is natuurlijk ook niet
in de majem gepleurd.

 

Zomer in Rotterdam

Nou de stad van gloeiend beton is,
doorklief je het beste nog de Maas
per watertaxi: langs je kanis
strijkt dan een briesje – vlindergeraas.

De ‘stuur’ koerst aan op Hotel New York,
waar je van boord stapt naar het terras
om te gaan lunchen met knife   fork:
top is ’t leven, ’t ligt waterpas.

Tink’lende glazen, een schaterlach.
Scheepshondgeblaf, heel in de verte.
Een heli- chopt retour zo ie kwam.

Wijl de havens rondom met hun pracht
je niets doen dan wereldofferte:
profiteer – zomer in Rotterdam!

 
Frans Vogel (Haarlem, 11 maart 1935)

J.M.A. Biesheuvelprijs voor Rob van Essen

De Nederlandse schrijver Rob van Essen heeft zaterdag de J.M.A. Biesheuvelprijs gewonnen voor de beste Nederlandstalige korte verhalenbundel van 2014. Van Essen kreeg de prijs, een bedrag van 4.867 euro en het lievelingsboek van Maarten Biesheuvel (Wind in de wilgen), voor zijn bundel “Hier wonen ook mensen”. Zie ook alle tags voor Rob van Essen op dit blog.

Uit: Hier wonen ook mensen

“Tot het moment waarop de vrouw aan de overkant van het water verscheen, bestond er geen tijd meer in het leven van Walter Denitz. Natuurlijk, de dagen regen zich aaneen, de zon kwam op, de zon ging onder, maar nu Walter niets meer hoefde te doen, zou je net zo goed kunnen zeggen dat na elke nacht weer dezelfde dag aanbrak; en ook het feit dat hier, aan de rand van de woestijn, de weersomstandigheden nooit veranderden, droeg bij aan het idee van een stilstaande tijd waarin dezelfde dag zich eindeloos herhaalde.
Wanneer hij in zijn grote, uit één bouwlaag bestaande huis rondliep, verbaasde Walter zich soms over zijn geschiedenis. Die verbazing was niet ironisch of berustend; ze was zuiver, onvermengd met ander emoties, een verbazing die als ze iets sterker werd aangezet, zou leiden tot gefrons en de vraag hoe het allemaal zo gekomen was. De relativerende, stoïcijnse houding die bij zijn vrienden zoveel bewondering had afgedwongen toen hij zijn strips nog in undergroundbladen publiceerde en zijn inkomen rond het bestaansminimum schommelde, zou hem in zijn huidige positie goed van pas komen, maar hoorde inmiddels bij het verleden. Het was alsof hij een stadium had overgeslagen: het stadium van brandende ambitie. In de tijd dat hij een verbeten om erkenning en beloning strijdende kunstenaar had moeten zijn, had hij alvast een voorschot genomen op de kalme houding die paste bij iemand die geslaagd was en zich geen zorgen meer hoefde te maken; en nu hij inderdaad geslaagd was en zich geen zorgen meer hoefde te maken, was de bijpassende houding niet meer beschikbaar omdat hij haar al had opgebruikt. Het was alsof hij in zijn dagen van armoede al had geweten hoe het zou eindigen, zodat er geen reden was geweest om zich ongerust te maken.
Hij was niet ongelukkig. Als hem gevraagd werd hoe hij zich voelde, zou hij waarschijnlijk antwoorden: tijdloos. Toch was niet elke dag hetzelfde. Twee keer per week arriveerde een busje uit de dichtstbijzijnde stad, met een Mexicaans echtpaar, een kok en een kale boeddhistische monnik in een zwarte pij. Wanneer het busje vijf uur later weer vertrok, had het Mexicaanse echtpaar het huis schoongemaakt, de kok de maaltijden voor de komende dagen bereid en de boeddhistische monnik het grind in de rotstuin in nieuwe patronen geharkt.”

 
Rob van Essen (Amstelveen, 25 juni 1963)