In Memoriam Hilary Mantel

 

In Memoriam Hilary Mantel

De Britse schrijfster Hilary Mantel is gisteren op 70-jarige leeftijd overleden. Hilary Mary Mantel werd op 6 juli 1952 als Hilary Mary Thompson in Glossop, Derbyshire, geboren. Zie ook alle tags voor Hilary Mantel op dit blog.

Uit: Wolf Hall

“Finished?” Kat says. She turns back to him. “Tom, you’d better stay with us now. Morgan Williams, what do you say? He’ll be good to do the heavy work, when he’s healed up. He can do the figures for you, he can add and . . . what’s the other thing? All right, don’t laugh at me, how much time do you think I had for learning figures, with a father like that? If I can write my name, it’s because Tom here taught me.”
“He won’t,” he says, “like it.” He can only manage like this: short, simple, declarative sentences.
“Like? He should be ashamed,” Morgan says.
Kat says, “Shame was left out when God made my dad.”
He says, “Because. Just a mile away. He can easily.”
“Come after you? Just let him.” Morgan demonstrates his fist again: his little nervy Welsh punch.
After Kat had finished swabbing him and Morgan Williams had ceased boasting and reconstructing the assault, he lay up for an hour or two, to recover from it. During this time, Walter came to the door, with some of his acquaintance, and there was a certain amount of shouting and kicking of doors, though it came to him in a muffled way and he thought he might have dreamed it. The question in his mind is, what am I going to do, I can’t stay in Putney. Partly this is because his memory is coming back, for the day before yesterday and the earlier fight, and he thinks there might have been a knife in it somewhere; and whoever it was stuck in, it wasn’t him, so was it by him? All this is unclear in his mind. What is clear is his thought about Walter: I’ve had enough of this. If he gets after me again I’m going to kill him, and if I kill him they’ll hang me, and if they’re going to hang me I want a better reason.
Below, the rise and fall of their voices. He can’t pick out every word. Morgan says he’s burned his boats. Kat is repenting of her first offer, a post as pot- boy, general factotum and chucker-out; because, Morgan’s saying, “Walter will always be coming round here, won’t he? And ‘Where’s Tom, send him home, who paid the bloody priest to teach him to read and write, I did, and you’re reaping the bloody benefit now, you leek- eating cunt.’ “

 

Hilary Mantel (6 juli 1952 – 23 september 2022)

In Memoriam Remco Campert

In Memoriam Remco Campert

De De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert is in zijn woonplaats Amsterdam op 92-jarige leeftijd overleden. Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

Vrienden

Vandaag is het nu avond
gegeten met liefste vrienden
even ontheven aan poëtische plicht
op lachen gericht van elkaar weten
dat het diepste van de liefde de vriendschap is

ik schrijf een end van me weg
maar hoop dichterbij te komen
bij mijn vrienden en u
altijd op weg
waar eindigt ons pad?

 

Open ogen

Soms die gezichten van Syrische vluchtelingen
waarvoor Orban van Hongarije
zijn grens gesloten houdt
hij laat zelfs op ze schieten
ik geloof mijn ogen niet
hoewel ik ze wijdopen sper
’s nachts nog voor ik droom
trekken ze voorbij
en kijken mij vragend aan

 

Dood

Ik denk aan de dood mijn dood
ik denk derhalve aan niets
de dood is het niets
aan niets kun je niet denken
aan sterven kun je denken
maar te pijnlijk te ontwricht
de dood is het uiteindelijke
allesomvattende gedicht

 

Remco Campert (28 juli 1929 – 4 juli 2022)

In Memoriam Jeroen Brouwers

In Memoriam Jeroen Brouwers

De Nederlandse schrijver, journalist en essayist Jeroen Brouwers is op 82-jarige leeftijd overleden. Dat maakte zijn uitgeverij Atlas Contact bekend. Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: Cliënt E. Busken

En u bent? Woelend door met een knijper bijeengehouden papieren op een plankje in de boog van haar arm: Meneer Busken, ja? U bent meneer E. Busken? Eerst dacht ik dat zij een knappe jonge man was vanwege het stemgeluid en het haar, kort tegen haar schedel. Ook omdat het witte cipierspak geslachtsonduidelijk is: de man die niet Moniek heet, draagt hier hetzelfde als de vrouw die wel zo heet. Toen ik mijn ogen nog eens opende en haar echt zag, wendde ik ze meteen van haar weg naar het raam dat niet open kan, zo’n schok ging door me heen als soms bij het ondergaan van Bach of andere kunst, zo weemakend verheven verstikkend mooi vond ik haar dat het me op de ogen sloeg en ik mezelf even voelde verdwijnen. Moniek dus. Personeel, thans aangeduid met verpleegkundige dan wel verzorgende, stelt zich voor en laat zich aanspreken bij de voornaam. Verpleegster of zuster zeggen is ouderwets. Ik heet Ellie, corrigeert voorheen zoiemand. Of noemt u mij maar Suzan hoor. Of Pienie. De mannelijke soort mag niet meer worden aangesproken met broeder, zoals in de Middeleeuwen, die nu immers voorbij zijn, maar gezellig met Wim, Karel, Antoon, Sjoerd, allen aangesteld als zorgdragendekundigetoezichthoudende. Genderneutraal eindigt van iedere functionerende in de zorgsector de aanduiding van beroep of functie op -ende. Het leidinggevende opperhoofd van deze vrijheidberovende firma, geneesheerdirecteur staat op de deur van zijn kantoor, zegt u maar gerust Richard, uit te spreken als Risjaar, draagt niet zo’n geslachtsloos gestichtsuniform, maar gewonemensenkleren, evenals alle stafleden, aan hem is dus vanbuiten te zien dat hij masculien is. Van het gewone personeelsvolk valt soms alleen uit de voornaam af te leiden welk geslachtskenmerk in eenieders broek en elders aanwezig is. Neem de harpij van psychiatrie met haar soldatenkop, die heet Carola. Dat staat op een naar de bezoeker toegekeerd plastic plankje op haar bureau met de leptop. Al moet volgens sommige godkundigen ook Jezus Christus, een der afsplitsingen Gods, onmannelijk onvrouwelijk worden aangeduid met het, het messiassende, omtrent de geslachtsidentiteit van genoemde Carola kan geen twijfel rijzen, deze snaterende psychiaterende is voorzien van bolle, verschuivende borsten als kanonkogels voor het beleg van Den Briel. Moniek beschikt dan weer over nauw waarneembare, schuchtere, als nog niet opgebloesemde welvinkjes, die de zaak onzeker laten als ze niet Moniek zou heten. Moniek Morton, het staat te lezen op het naamplaatje aldaar op haar gewaad. U zegt niks alsof u niks gehoord hebt, meneer Busken? Meneer Busken? Nog niet helemaal wakker of bent u doofstom of zo? De bewoners van Huize Madeleine blijven formeel u en meneer of mevrouw. Dezen verblijven hier niet, zegt Richardrisjaar, als patiënten, maar zogenaamd als gasten, zoals in een hotel, of als loges, zoals bij vrienden, het woord patiënt wordt zorgvuldig vermeden.”

Jeroen Brouwers (30 april 1940 – 11 mei 2022)

 

In Memoriam Joan Didion

 

In Memoriam Joan Didion

 

De Amerikaanse schrijfster Joan Didion is op 87-jarige leeftijd overleden. Joan Didion werd geboren in Sacramento Valley op 5 december 1934. Zie ook alle tags voor Joan Didion op dit blog.

Uit: Blue nights

“In certain latitudes there comes a span of time approaching and following the summer solstice, some weeks in all, when the twilights turn long and blue. This period of the blue nights does not occur in subtropical California, where I lived for much of the time I will be talking about here and where the end of daylight is fast and lost in the blaze of the dropping sun, but it does occur in New York, where I now live. You notice it first as April ends and May begins, a change in the season, not exactly a warming—in fact not at all a warming—yet suddenly summer seems near, a possibility, even a promise. You pass a window, you walk to Central Park, you find yourself swimming in the color blue: the actual light is blue, and over the course of an hour or so this blue deepens, becomes more intense even as it darkens and fades, approximates finally the blue of the glass on a clear day at Chartres, or that of the Cerenkov radiation thrown off by the fuel rods in the pools of nuclear reactors. The French called this time of day “l’heure bleue.” To the English it was “the gloaming.” The very word “gloaming” reverberates, echoes— the gloaming, the glimmer, the glitter, the glisten, the glamour—carrying in its consonants the images of houses shuttering, gardens darkening, grass-lined rivers slipping through the shadows. During the blue nights you think the end of day will never come. As the blue nights draw to a close (and they will, and they do) you experience an actual chill, an apprehension of illness, at the moment you first notice: the blue light is going, the days are already shortening, the summer is gone. This book is called “Blue Nights” because at the time I began it I found my mind turning increasingly to illness, to the end of promise, the dwindling of the days, the inevitability of the fading, the dying of the brightness.

 

Joan Didion (5 december 1934 – 23 december 2021)

In Memoriam Inez van Dullemen

In Memoriam Inez van Dullemen

De Nederlandse schrijfster Inez van Dullemen is gisteren op 96-jarige leeftijd overleden. Inez van Dullemen werd op 13 november 1925 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Inez van Dullemen op dit blog.

Uit: Een schip vol meloenen

“Ik denk: ik wil doodgaan zoals de dieren doodgaan, dicht bij de aarde. Ik til mijn hoofd op om de bomen in ogenschouw te nemen, zoekend naar welke de meest geëigende zal zijn om mij onder neer te leggen als mijn uur heeft geslagen. De oude eik, denk ik, met zijn koepel van groen blad.
Opeens zie ik twee ooievaars over het dal zeilen, zonder geluid, alsof tussen hen en de aarde elke verbinding is verbroken. Zonder met de vleugels te slaan leggen zij in luttele seconden kilometers af langs een onzichtbare lijn, zo recht als langs een liniaal getrokken: twee meesterzeilers, thermiekbeheersers.
Die hebben het nog weer een keer gehaald, denk ik, de lange gevaarvolle tocht vanuit Afrika – alle listen en lagen, alle vervuiling, giftige dampen, hoogspanningsdraden, geweerkogels en insecticiden ten spijt.
Over landerijen, over het gebroed van het mensenras heen zeilen die twee lankmoedige luchtreizigers, in een vreemde zelfvergeten superioriteit, de lange halzen rustend op de lucht, de ogen op oneindig, de poten achter hen aan zwevend in het kielzog van het lijf. Kenners van de onnaspeurlijke luchtwegen, begaafd met talenten die voor mij een mysterie blijven.
De laatste van een uitstervend ras, in de lente, over het uitspruitend geweld van de groene kers, het koolzaad dat in volle bloei staat, de botergele wilgen die de loop van de rivier volgen. Lijnentrekkers. Ik voel dat er tranen in mijn ogen springen, maar die zijn van eenzelfde irreële natuur als de vogels zelf. Ik zie ze vervagen achter slierten van wolken, één worden ze daarmee, onttrokken aan mijn oog.

2
Waarom terugblikken op mijn artiestenbestaan? Dat bestaan ligt ver verwijderd van de vrouw die ik nu ben. Het lijkt alsof ik een verhaal vertel over iemand anders. Misschien ben ik ook iemand anders. Dat is het wonderlijke van het leven als actrice: dat je in je bestaan voortdurend verandert van persoon. Nu ben ik een van mijn laatste personen geworden: ik zal geen bijzondere avonturen meer beleven en een nieuwe metamorfose is er niet meer bij.
Ik kan naar mezelf kijken alsof ik nog dat kind ben van vroeger toen ik mijn eerste rolletje te spelen kreeg in een musical. Was het toen dat ik ontdekte dat er een vreemd personage in mij zat verborgen? Iemand die ik niet kende, een personage dat kon praten met mijn stem, dat mij bewegingen liet maken die niet van mijzelf waren. En dat onmiskenbaar macht over mij uitoefende.
Ik zit hier wel, maar wat je van me ziet is machtelozer geworden. Omdat ik niet meer samenval met de jonge vrouw die ik ooit geweest ben. Bovendien zijn al die verschijningsvormen – rollen noemen ze dat – verloren geraakt. Uitgewist. Voor een deel zitten de restanten misschien nog wel onder het stof in mijn geheugen.”

 

Inez van Dullemen (13 november 1925 – 24 november 2021)

In Memoriam Anton Valens

 

In Memoriam Anton Valens

De Nederlandse schrijver en schilder Anton Valens is gisteren op 57-jarige leeftijd overleden. Anton Valens werd geboren op 17 januari 1964 in Paterswolde. Zie ook alle tags voor Anton Valens op dit blog.

Uit: Het compostcirculatieplan

Max keek hem priemend aan. ‘Je bedoelt dat je je gaat verhangen? Hè­è­è, eh­è.’
‘Nee man. Ik bedoel dat ik er een eind aan maak en iets anders ga doen als ik mijn bekomst heb. Ik speel ook trompet, weet je niet, in een dweilorkest…’
Zelf bleef ik ook niet onbewogen onder de tepels. De donkerbruinpurperachtige spenen, spekkig als geblakerd octopusvlees, oefenden een fascinatie op me uit. Maar als opzichzelfstaande wezens, volstrekt los van de jonge stratenmaker. Tepelparen hebben net als ogen en koplampen in onze ogen vaak een emotionele uitdrukking; dat van Herman had iets uitermate sulligs en oerliefs tegelijk. Ik wou er met de binnenkant van mijn hand langsstrijken, om ze in de holte van mijn palm te laten drukken, ze een beetje door te buigen en terug te laten veren. Ik wou ze induwen en dan weer zien opspringen. Aan ze snuffelen. Zouden er vrouwen bestaan met zulke tepels? Die van Valeska waren niet voor de poes, maar ze misten dat – hoe zeg ik het? – viriele, dat rechtop gaande…
Herman vond het niet vervelend in het middelpunt van de belangstelling te staan. Jens maakte van de stilte gebruik hem te vragen: ‘Nu we toch zo aan het boren zijn: heb je ook kinderen?’
Hij had er drie, meldde hij niet zonder trots.
‘Hij heeft ook slangen,’ onthulde Max tactisch. Ik schrok op uit een semicomateuze toestand. ‘Slangen? Wat voor slangen?’
Op ingehouden, bestudeerd terloopse toon deed Herman uit de doeken dat de trompet niet zijn enige liefhebberij was. Hij verschafte ook, op zolder, onderdak aan een duistere menagerie, die bestond uit meterslange, gruwelijk dikke wurgslangen, leguanen en vogelspinnen.
‘Mogen ze weleens vrij rondkruipen?’ vroeg ik. ‘Of zitten ze voor eeuwig gevangen?’
Herman ontdooide nog een graad. Weliswaar bleef hij hardnekkig naar het formica tafelblad turen, maar zijn stem werd helderder en een piezeltje minder brommerig.
Jens riep: ‘Lieve hemel, Herman, hoe krijg je het voor elkaar? Je werk als opzichter in Eemnes, je vrouw en kinderen, klussen, je dweilorkest; en dán nog eens die beesten op zolder – wat een verantwoordelijkheden! Ik bewonder je, dat meen ik uit de grond van mijn hart. Wat een energie! Wat een discipline! Bravo!’
Zo smeerde hij de jonge stratenmaker honing om de mond en die accepteerde de pluimstrijkerij, een superieur trekje om zijn lippen. ‘En school niet te vergeten…’
‘Ga je óók nog naar school?’
‘Hij gaat verder met doorleren, net zolang tot-­ie alles weet,’ verklaarde Max droogjes, ‘dan krijgt-­ie een diploma, want dan weet­ie alles. Dan is­ie een allesweter. Hè­è­è, eh­è.’
Herman stak de brand in een Camel filter en stelde zelfverzekerd vast dat hij inderdaad een bestaan leidde dat je kon kenschetsen als boordevol.
Jens merkte quasiluchtig op: ‘Het hoofd van de afdeling sierbestrating van tuincentrum Stavasius heeft ook van die grote tatoeages.’

 

Anton Valens (17 januari 1964 – 7 november 2021)

In Memoriam A. L. Snijders

In Memoriam A.L. Snijders

De Nederlandse schrijver A.L. Snijders is vandaag onverwacht overleden. A.L. Snijders is bedenker van het zogeheten Zeer Korte Verhaal (zkv) en debuteerde in 2006 met “Ik leef aan de rand van de wereld”.  A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Cornelis Müller) werd geboren op 24 september 1937 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor A.L. Snijders op dit blog.

GELUIDLOZE STRIJD

Jules Renard schrijft op 14 november 1900 in zijn dag-boek:1k lees bladzijden uit dit Dagboek: het is toch het beste en het nuttigste wat ik in mijn leven zal hebben geschreven: Op 22 december schrijft hij: ‘Mijn broer is al even ver weg als mijn vader. Al verder weg zelfs. De geluidloze strijd van de doden in onze herinnering. Ze staan elkaar niet naar het leven. Ze schuiven elkaar geluidloos terzijde, met een onweerstaanbare kracht: Op dezelfde dag schrijft hij: `De helft van de schors van een boom weet van het bestaan van de noordenwind niet af: Op i januari i9oi: ‘Dit Dagboek holt me uit. Het is geen oeuvre. Op dezelfde manier is iedere dag de liefde bedrijven geen liefde:

De vaste plaats van de boom is een van de aangrijpendste natuurverschijnselen. De boom is een levend wezen, vergelijkbaar met een olifant, hij zou zich moeten kunnen bewegen van de ene plaats naar de andere. Door Jules Renard realiseer ik me dat het nog erger is, de boom kan zich zelfs niet omdraaien.

 

A. L. Snijders (24 september 1937 – 7 juni 2021)

In Memoriam Hafid Bouazza

 

In Memoriam Hafid Bouazza

 

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza is op 51-jarige leeftijd overleden. Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Paravion

“Haar huid: een landschap van blank waar haar gezicht het oosten was: daar kwamen twee zonnen als
blossen op – en haar borsten waren het westen: daar gingen zij als areola’s onder. Zij was zo blank dat het leek alsof zij enkel in duisternis leefde, nimmer het daglicht had gezien, noch het daglicht haar. Het kon ook liggen aan haar frequente bezoeken aan het badhuis. Ze was er dol op en bracht er vele middagen door. Haar voeten waren even rood als de aarde waarop zij liepen.
De andere vrouwen, zelf hazel of mahagonie, benijdden haar alabaster. Haar naam was Mamoerra.
Wanneer haar ogen verzadigd waren van zijn beeld, vlijde zij haar broze warmte ruggelings tegen zijn boezem waar een brief lag te bonken. Zijn armen omsloten haar levendragend lijfje, omvatten haar alsof ze een mand zomervruchten was. Zij wentelde zich in zijn omarming en keek op naar hem; hij hield haar gezicht gekooid in zijn handen. Haar kin rustte waar de hielen van zijn palmen samenkwamen en hij kuste haar mond en voorhoofd. Vervloekt en nogmaals vervloekt wie de
oorzaak van deze verstrengelingen had onthuld!
En al die tijd leefde de brief tussen hen als een kind of een waardevol huisdier, naast de twee geiten en de ezel.
Het deed haar pijn dat al haar voorzorgsmaatregelen tevergeefs bleken. Maar ook zij was weerloos tegen gerucht, dat nooit sliep en talrijke echo’s als dienstmaagden had in de ravijnen en vlakten van noordelijk Morea (dat is Moorlant voor u, mijne heren), waar het witte gehucht moeizaam standhield op de rode aarde en alles aangreep om verstrooiing te vinden voor zijn verveeld bestaan. Een enkel woord opgevangen door een blad van de druivenrank die, zaadloos nog als het genot van een vrouw, over de muren van hun huis op kroop naar een hiernamaals van schreeuwerige markten en wie
weet van zondig glas – één zo’n woord doorverteld aan de wind die het voortzegde in de vrouwenvertrekken, was genoeg om het gehucht in een staat van opwinding te brengen, klapperend van roddels als een zeil in de wind.”

 

Hafid Bouazza (8 maart 1970 – 29 april 2021)

In Memoriam John le Carré

In Memoriam John le Carré

De Britse thrillerschrijver John le Carré is afgelopen zaterdag op 89-jarige leeftijd overleden. John le Carré werd geboren op 19 oktober 1931 in Poole, Dorset, Engeland. Zie ook alle tags voor John le Carré op dit blog.

Uit : Agent Running in the Field

“Our meeting was not contrived. Not by me, not by Ed, not by any of the hidden hands supposedly pulling at his strings. I was not targeted. Ed was not put up to it. We were neither covertly nor aggressively observed. He issued a sporting challenge. I accepted it. We played. There was no contrivance, no conspiracy, no collusion. There are events in my life – only a few these days, it’s true – that admit of one version only. Our meeting is such an event. My telling of it never wavered in all the times they made me repeat it.
It is a Saturday evening. I am sitting in the Athleticus Club in Battersea, of which I am Honorary Secretary, a largely meaningless title, in an upholstered deckchair beside the indoor swimming pool. The clubroom is cavernous and high-raftered, part of a converted brewery, with the pool at one end and a bar at the other, and a passageway between the two that leads to the segregated changing rooms and shower areas.
In facing the pool I am at an oblique angle to the bar. Beyond the bar lies the entrance to the clubroom, then the lobby, then the doorway to the street. I am thus not in a position to see who is entering the clubroom or who is hanging around in the lobby reading notices, booking courts or putting their names on the Club ladder. The bar is doing brisk trade. Young girls and their swains splash and chatter.
I am wearing my badminton kit: shorts, sweatshirt and a new pair of ankle-friendly trainers. I bought them to fend off a niggling pain in my left ankle incurred on a ramble in the forests of Estonia a month previously. After prolonged back-to-back stints overseas I am savouring a well-deserved spell of home leave. A cloud looms over my professional life that I am doing my best to ignore. On Monday I expect to be declared redundant. Well, so be it, I keep telling myself. I am entering my forty-seventh year, I have had a good run, this was always going to be the deal, so no complaints.
All the greater therefore the consolation of knowing that, despite the advance of age and a troublesome ankle, I continue to reign supreme as Club champion, having only last Saturday secured the singles title against a talented younger field. Singles are generally regarded as the exclusive preserve of fleet-footed twenty-somethings, but thus far I have managed to hold my own. Today, in accordance with Club tradition, as newly crowned champion I have successfully acquitted myself in a friendly match against the champion of our rival club across the river in Chelsea. And here he is sitting beside me now in the afterglow of our combat, pint in hand, an aspiring and sportsmanlike young Indian barrister. I was hard pressed till the last few points, when experience and a bit of luck turned the tables in my favour. Perhaps these simple facts will go some way to explaining my charitable disposition at the moment when Ed threw down his challenge, and my feeling, however temporary, that there was life after redundancy.”

 

John le Carré (19 oktober 1931 – 12 december 2020)

In Memoriam György Konrád

In Memoriam György Konrád

De Hongaarse schrijver en anticommunistische dissident György Konrád is op 86-jarige leeftijd overleden. György Konrád werd geboren op 2 april 1933 in Berettyóújfalu (bij Debrecen). Zie ook alle tags voor György Konrád op dit blog.

Uit: Zonsverduistering (Vertaald door R. Kellerman)

“Het was een feest om in de oceaan van geleuter een solide eiland aan te treffen. In de jaren van censuur was lezen een vlucht, een elke avond weerkerende emigratie, een tijdelijke opschorting van de valse verhalen die de woning binnen drongen. Een goed boek in mijn tas was een compensatie voor de frases die ik lijdelijk had moeten aanhoren, en een bron van genot, zoals de theesalon of het bordeel dat voor opgeschoten jongens was. Met behulp van de literatuur kunnen we streng zijn tegenover onze medemensen, maar als we leren lezen kunnen we hun ook vergeven, ons zelfs in hen verlustigen. Sedert mijn gymnasiumtijd stel ik mij voor dat de mensheid in standgehouden wordt door aanhoudende conversatie tussen dicht geschreven teksten.
(…)

We hebben een huis in het dorp gebouwd, we passen erin, in deze kamer heb ik draaglijk geschreven en hier regel ik ook wat ik van elders heb meegebracht. Dit zich terugtrekken om te kunnen observeren geeft vrijheid. In Berlijn ben ik Boedapester, in Boedapest Berlijner, in beide hoofdsteden iemand uit Hegymagas.
Ik verkoop mijn gebrom aan het publiek, zolang ik nog enigszins in de markt lig.
Ik schrijf, ik spreek, van andere dingen heb ik geen verstand, de manifestaties bevruchten elkaar en vermeerderen zich ongeremd.
Laat het huis vol zijn, laat iedereen komen!”

György Konrád (2 april 1933 – 13 september 2019)