Monika van Paemel, Amos Oz, Graham Swift, David Guterson, Wilhelm Lehmann, Werner Fritsch, Olia Lialina

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 om half twaalf precies te Poesele, een klein dorp in Oost-Vlaanderen. Ze woonde onder meer in Lotenhulle, Nevele, Poesele, Deurle en Vinkt en groeide op onder de hoede van haar grootouders van beide kanten, een leven met veel volwassenen, in twee milieus, de boeren -van moederskant- en de burgerij -van vaderskant. Op negenjarige leeftijd kreeg ze een hersenaandoening, ten gevolge van een verkeerde medische ingreep kort na haar geboorte. Gedurende een lange herstelperiode in het ziekenhuis (op de afdeling neurologie) en bij (alweer) nieuwe pleegouders in Essen, las ze veel en begon ze veel poëzie te schrijven. Vanaf haar veertiende ging ze naar kostschool bij de “gravinnen”, de nonnen van het Heilig Graf in Turnhout. Heel tegen haar zin (ze wou eigenlijk journaliste worden) studeerde ze er handelswetenschappen. Het besluit te gaan schrijven stond toen echter al vast. De traditie van het vertellen, die ze net als Cyriel Buysse in Oost-Vlaanderen had leren kennen, de ontdekking dat de taal ook als wapen gehanteerd kon worden zoals in burgerkringen -waar men het dialect met veel Frans doorspekte- en het besef in een mengcultuur te leven, stimuleerde haar taalgevoel. Het eerste wat Monika als kind schreef was een testament, een inventaris van haar bestaan.
In 1963 huwde ze met de jood Theo Butsen, maar ze is intussen al gescheiden. Ze heeft twee dochters (waarvan er een vermoedelijk zelfmoord gepleegd heeft op 17-jarige leeftijd) en woont in Boechout, vlakbij Antwerpen.

Uit: De vermaledijde vaders

“Ik ben mezelf opnieuw aan het uitvinden. Wat is waar ? Wat is verzonnen? Ik heb het altijd zeer onrechtvaardig gevonden dat alle dingen bij je geboorte vastlagen : de plaats, sekse, sociale klasse,… Die vaste gegevens bepalen je zodanig dat ze je vrijheid naar de knoppen hielpen. Het personage dat in dit boek een heel leven teruggaat, dat is mijn manier om te ontsnappen aan de al te benauwende omstandigheden waarin ik leefde.”

paemel

Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Hij wordt vaak genoemd als een voornaam kanshebber voor een Nobelprijs in de literatuur. Hij won de Israëlprijs voor literatuur in 1998. Volgens zijn Engelstalige uitgever, Bertelsmann, is zijn boek Mijn Michael een van de honderd meest verkochte boeken in de 20e eeuw. Vrijwel al zijn boeken zijn naar het Nederlands vertaald. Amos Oz is tevens leraar literatuur aan de Ben-Gurion Universiteit van de Negev in Beër Sjeva. Dit instituut beheert ook een speciaal archief met zijn handschriften en brieven. Sinds 1967, is Oz een prominente voorvechter van een twee-staten-oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict. In 2005 ontving Amos Oz in Frankfurt de prestigieuze Goethe-prijs, een driejaarlijkse prijs voor uitmuntendheid in de literatuur.

Uit: Panther in the Basement

“I have been called a traitor many times in my life. The first time was when I was twelve and a quarter and I lived in a neighborhood at the edge of Jerusalem. It was during the summer holidays, less than a year before the British left the country and the State of Israel was born out of the midst of war.

One morning these words appeared on the wall of our house, painted in thick black letters, just under the kitchen window: PROFI BOGED SHAFEL, “Proffy is a low-down traitor.” The word shafel, “low-down,” raised a question that still interests me now, as I sit and write this story: Is it possible for a traitor not to be low-down? If not, why did Chita Reznik (I recognized his writing) bother to add the word “low-down”? And if it is, under what circumstances is treachery not low-down?

I had had the nickname Proffy attached to me ever since I was so high. It was short for Professor, which they called me because of my obsession with checking words. (I still love words: I like collecting, arranging, shuffling, reversing, combining them. Rather the way people who love money do with coins and banknotes and people who love cards do with cards.)

My father saw the writing under the kitchen window when he went out to get the newspaper at half past six that morning. Over breakfast, while he was spreading raspberry jam on a slice of black bread, he suddenly plunged the knife into the jam jar almost up to the handle and said in his deliberate way:

“What a pleasant surprise! And what has his Lordship been up to now, that we should deserve this honor?”

My mother said:

“Don’t nag him first thing in the morning. It’s bad enough that he gets nagged by other children.”

Amos_Oz

Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Swift studeerde in Cambridge en York. Typisch voor zijn werk is de achronologische verteltechniek en de onbetrouwbare verteller. In 1996 kreeg hij voor zijn roman  Last Orders de Booker prijs. Het boek werd ook verfilmd.

Uit: The Light of Day

 

“Something’s come over you.” That’s what Rita said, over two years ago now, and now she knows it wasn’t just a thing of the moment.

Something happens. We cross a line, we open a door we never knew was there. It might never have happened, we might never have known. Most of life, maybe, is only time served.

Morning traffic in Wimbledon Broadway. Exhausts steaming. I turn the key in the street door, my own breath coming in clouds.

“Something’s come over you, George.”

But she knew even before I did. She’s not in this job for nothing, she can pick up a scent. And soon she’s going to leave me, any day now, I can tell. I can pick up a scent as well.

She’s here before me of course. When isn’t she? She doesn’t sleep these days, she says. “These days” have lasted years. Always awake with the dawn, so why not? Always something to be done. And I pitch up after her. Boss’s privilege. Though it’s not yet half-past eight, and last night I was out on a job till gone two. And today’s a special day.

As I reach the top of the stairs I hear the click and hiss of an already warm kettle being switched on. The computer in her little compartment (we call it the “reception area” but “area” ’s a generous word) is already up and running. It feels like she might have been here all night.

“Cold,” she says, with a shiver at the air I’ve brought in and a little nod to the outside world.

“But beautiful,” I say.

She’ll have been here before the sun hit the streets.

“Coffee or tea?” she says, ignoring my smile—and that word—as if insisting I’ll have had a rough start.

But I don’t have a sleep problem, not now. Though maybe I should. I grab it when I can, catnap, get by on little. An old trick of the trade. And Rita’s sleep problem, if she’s honest about it (and sometimes she is) isn’t really a sleep problem either.

“An empty bed, George, that’s all it is. If there was someone there . . .”

 

swift

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

 

De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Hij werkte eerst als journalist en docent Engels. Meteen voor zijn eerste roman Snow Falling on Cedars kreeg hij de PEN/Faulkner prijs en hij werd er wereldwijd mee bekend. Het boek werd door Scott Hicks in 1999 verfilmd.

 

Uit: Snow Falling on Cedars

 

At the intersection of Center Valley Road and South Beach Drive Ishmael spied, ahead of him in the bend, a car that had failed to negotiate the grade as it coiled around a grove of snow-hung cedars. Ishmael recognized it as the Willys station wagon that belonged to Fujiko and Hisao Imada; in fact, Hisao was working with a shovel at its rear right wheel, which had dropped into the roadside drainage ditch.

Hisao Imada was small enough most of the time, but he looked even smaller bundled up in his winter clothes, his hat pulled low and his scarf across his chin so that only his mouth, nose, and eyes showed. Ishmael knew he would not ask for help, in part because San Piedro people never did, in part because such was his character. Ishmael decided to park at the bottom of the grade beside Gordon Ostrom’s mailbox and walk the fifty yards up South Beach Drive, keeping his DeSoto well out of the road while he convinced Hisao Imada to accept a ride from him.

Ishmael had known Hisao a long time. When he was eight years old he’d seen the Japanese man trudging along behind his swaybacked white plow horse: a Japanese man who carried a machete at his belt in order to cut down vine maples. His family lived in two canvas tents while they cleared their newly purchased property. They drew water from a feeder creek and warmed themselves at a slash pile kept burning by his children–girls in rubber boo
ts, including Hatsue–who dragged branches and brought armfuls of brush to it. Hisao was lean and tough and worked methodically, never altering his pace. He wore a shoulder strap T-shirt, and this, coupled with the sharp-honed weapon at his belt, put Ishmael in mind of the pirates he’d read about in illustrated books his father had brought him from the Amity Harbor Public Library.”

guterson

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Duitse schrijver en dichter Wilhelm Lehmann werd geboren op 4 mei 1882 in Puerto Cabello, Venezuela als zoon van een Lübeckse koopman en de dochter van een arts uit Hamburg. Met zijn werk beïnvloedde hij onder andere schrijvers en dichters als Günter Eich, Karl Krolow und Elisabeth Langgässer.

 

Blick auf Rom

Im Boden verschollen
Triumphgeschrei, Geheul und Gelächter,
Alle Opfer und alle Schlächter.

Dann weideten hier Kühe und Geißen,
Campo caprino, campo vaccino.

Die aufgeweckten Steine hilft mein Fuß verschleißen.
Wohin vergehe ich? Wage ich, noch zu bestehn?
Teerose, Pfirsich geben ihre Farben der römischen Vedute;
Das Mauersims besteigt der Feigenbaum mit immer wiederholtem Mute.

Über der Peterskuppel seh ich sich drehn
Eine Säule Zugvögel,
Des Weges gewiß, so tüchtig wie flüchtig.
Ich wage es, noch zu bestehn.

Lehmann

Wilhelm Lehmann (4 mei 1882 – 17 november 1968)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren. In 1097 verscheen zijn eerswte roman Cherubim die meteen veel publiciteit opleverde. Tot zijn oeuvre behoren intussen 13 theaterstukken c.q. libretti, vier grote prozawerken, vijf hoorspelen en films. Het onderstaande citaat stamt uit een begeleidend boek essays bij de 16-mm film Das sind die Gewitter in der Natur, waarvoor hij in 1988 de documentaireprijs van de SPD ontving.

Uit: Das sind die Gewitter in der Natur

“Ist auch eine ganz verdrehte Gegend: Böhmen. Gegen das Wasser. Gegen das Meer, darf man sagen. Dort läuft doch das Meerwasser hinaus oder hinein, was es läuft. Die sind doch direkt am Ufer gegen das Meer.
Meine Mutter ist in Österreich geboren.
Und da ist ein Onkel drinnen gewesen und eine Tante. Und da sind wir allemal da hin- und widergegangen in der Grenze. Da haben wir gepascht manchmal. In der Bahn haben wir nicht soviel paschen können. Aber da ist es erlaubt gewesen. In der Straß.
Da bin ich bei meiner Urmutter gewesen. Und da ist noch ein Bruder gewesen in Schwarzenstein. Und der hat dann Drehorgel allemal gespielt. Wenn ich hingekommen bin zu ihm. Das hat mir allemal gefallen. Da bin ich umeinandergesprungen und gesungen alles mögliche.
Und dann hat er gesagt allemal zu mir, Geh nur nicht zu weit hinaus in den Wald. Sonst könntst ins Kohlenbergwerk stürzen. Da ist das Kohlenbergwerk in der Nähe gewesen.
Dann sind wir allemal wieder zu der Urmutter gefahren. Bei der Urmutter sind wir einmal auf Besuch gewesen. Dann sind so Burschen, so Kameraden auch gekommen zu mir. Wo verwandt waren. Da haben wir einen so einen Barren aufgestellt gehabt. Oder Reck, wie man sagt. Da hab ich turnt dran. Auf einmal bin ich hinuntergefallen. Haben sie mir wieder den Arsch ausgehaut. Haben sie mich wieder hinein.
Später bin ich wieder einmal hinausgegangen. In ein paar Jahren oder was. Bin ich aufs gehackte Holz hinaufgestiegen, bin ich mit dem Holzstoß umgefallen. Haben sie mich wieder hinein. Haben mich wieder geschlagen. Hat die Urmutter gesagt, Du folgst allerding nicht. Du stellst fort allerhand an! »

Fritsch

Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)

 

Tot slot een ander manier van schrijven en vertellen:

 

De Russische netkunstenares Olia Lialina werd geboren op 4 mei 1971 in Moskou. Zij studeerde af als journaliste aan de universiteit van Moskou in 1993. In haar werk My Boyfriend Came Back From The War uit 1996 ontwikkelde zij een bijzondere verteltechniek in de taal van de webbrowsers en sindsdien geldt zij als een van de grondleggers van het genre net.art Sinds 1993 is zij hoogleraar nieuwe media aan de Merz Akademie in Stuttgart.

 

Werk van haar op internet:

 

My Boyfriend Came Back From The War

Zombie and Mummy

 

 

Uit: Auf russisch habe ich solche Gefühle nicht (interview)

 

“Eigentlich schon vor über zehn Jahren. Als ich dreizehn war, wollte ich ein Gedicht schreiben, aber ich bin nicht über die ersten beiden Zeilen hinausgekommen: “My boyfriend came back from the war/After dinner they left us alone.” Die beiden Zeilen waren mir auf Russisch einfach so in den Sinn gekommen, aber dann wußte ich nicht weiter. Bis im letzten Jahr ein Filmemacher zu Cine Phantom kam, um mir ein Bild für unser Archiv zu geben. Ich habe ihn gebeten, sich von mir fotografieren zu lassen, und ein Bild von ihm und mir gemacht, auf dem wir mit dem Rücken zueinandersitzen. Mit diesem Bild beginnt auch “My boyfriend came back from the war”, und von da aus geht es tiefer und tiefer.”

 

Lialina

Olia Lialina (Moskou, 4 mei 1971)

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976.

Uit: Art. 285b

Wat je ook van het derde millennium mocht denken, één ding was zeker: het zou het millennium zijn van de vrouw.’ Vrouwen en meisjes hebben mannen nergens meer voor nodig en voor het eerst worden ze – althans in de beschaafde wereld – ook nog eens bevoordeeld door de wet ?Als je de lange evolutie van de vrouw overzag, vanaf de rib tot aan de Opzij-cover, dan was het feitelijk pas gisteren dat zij zich had bevrijd uit de tirannie van de mannelijke dominantie.’

Weijts

Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)