P. C. Boutens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, David Nolens, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

De maan is al boven de seringen

De maan is al boven de seringen;
De stralen hellen de kruinen langs…
De nachtegaal houdt zich stil van zingen
Tot de hof verlucht staat van haar glans.

Tot de donkere tuin als een ijle beker
Tintelt vol licht, dofgouden wijn,
En als slaapwandelaars onzeker
De rozen ontwaken in de schijn…

Ik weet niet wat ik meer moet vrezen,
De nachtegaal met haar luide klacht,
Of de stille maan die droomt volrezen
Over de witte rozenpracht…

Laat doof en blind mij – ik kan niet dragen
De telkens valse dageraad…
Wanneer zal eindlijk mijn zon weer dagen,
Die alle schemerschoon verslaat?

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Derde strofe

Ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer eeuwen roode begeerten,
aller tijden duistere tochten –
ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer kinderen witte droomen,
aller liefden zilveren bloei.

Onzer oogen vochte glanzen,
onzer handen blanke gebaren,
onzer koele zuivere borsten
zachtbesloten vlakke welving
dekken van uw wrang verlangen
’t zalig en volbloeid geheim.

Uwer moederen blonde teêrheid,
uwer vaderen donkre goedheid
vloeiden samen tot ons wezen,
en het zoetbezwijmd gedenken
eener lang geheelde wonde
werd in ons uw felle breuk.

De onuitstamelbare wanhoop
uwer onvervulde driften
riep ons uit den grooten afgrond,
de gedaanteleêge droomen
van uw aarde-ontworstlend hunkren
hebben onzen vorm gewekt.

Onerkend, maar meer en anders
dan uw lijfelijke zonen
erven van uw eêlsten rijkdom,
mogen wij reeds nu beminnen
op een goddelijker wijze
die geen wederliefde vraagt…

Ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer eeuwen roode begeerten,
aller tijden duistere tochten –
ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer kinderen witte droomen,
aller liefden zilveren bloei.

 

 
Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Abdij van Middelburg

 

De Amerikaanse schrijfster Ellen Gilchrist werd geboren op 20 februari 1935 in Vicksburg, Mississippi. Zie ook alle tags voor Ellen Gilchrist op dit blog.

Uit: Acts of God

“Because of the hurricane on the coast, the sitter was two hours late to the McCamey house that Saturday morning. The hurricane had not affected Madison, Georgia, but it had affected the sitter’s son who had made the mistake of moving to New Orleans the year before. So the sitter had been on the phone all Saturday morning trying to placate her sister in Texas who had taken the son and his girlfriend in and was getting tired of them, especially the cats which the girlfriend had insisted on bringing to the sister’s house.
Because the sitter was late, Mr. William Angus McCamey and Mrs. Amelie Louise Tucker McCamey were alone from seven on Friday night until ten forty-five on Saturday morning, after which it didn’t matter anymore whether the sitter was watching out for them.
“I can’t stand the bacon she buys,” Amelie had begun by saying, at six that Saturday morning when she was trying to get some breakfast going on the new stove her daughter, Anne, had moved into their kitchen the week before. “It won’t crisp no matter how long you cook it.”
“It’s the milk that gets me,” Will joined in. “I’d just as soon go on and die as drink that watered-down milk she gets.”
“Cream,” Amelie added. “It doesn’t hurt to have cream for the coffee.”
“Let’s make some real coffee,” Will said. “I’ll make it. Where’s our percolator.” He opened a cabinet and got out the old percolator they had bought together at Lewis Hardware forty years before and took it down and went to the sink and rinsed it out and filled it with water and found the real coffee behind the sugar and started measuring it in.”

 

 
Ellen Gilchrist (Vicksburg, 20 februari 1935)

 

De Duitse schrijfster Julia Franck werd geboren op 20 februari 1970 in Oost-Berlijn. Zie ook alle tags voor Julia Frank op dit blog.

Uit: Rücken an Rücken

“Das Boot lag im Schilf versteckt; sie hatten es wenige Tage zuvor an der Mole gefunden, es schaukelte auf dem Wasser, der Wind trieb es in die moorige Bucht, zusammen mit Blättern, Zweigen und größeren Ästen, die der Sturm abgebrochen und angeschwemmt hatte. Es war nicht angebunden, offenbar gehörte es niemandem. Im Boot lag ein Riemen, etwas entfernt zwischen den Ästen schwamm ein zweiter.
Über die Treppe zum Hof ließen Thomas und Ella die nötigen Dinge aus dem Haus verschwinden: eine Steppdecke, zwei kleine Töpfe, Kartoffeln, Mohrrüben und einen Kanten Brot. Sie nahmen auch eine Schachtel mit Streichhölzern, etwas Papier und eine leere Weinflasche mit, denn Thomas meinte, sie würden vielleicht eine Flaschenpost schreiben wollen. Zuletzt trugen sie den Gaskocher und eine Taschenlampe durch das Moor, es wurde früh dunkel, Oktober, am Morgen hatte Raureif auf den Halmen und Blättern gelegen. Sie würden frieren.
In den letzten zwei Wochen waren sie allein im Haus gewesen, Käthe arbeitete im Steinbruch. Kurz vor ihrer Abreise war Eduard nach einem Streit verschwunden. Thomas und Ella hatten sich allein versorgt, sie hatten sich Kartoffeln gekocht und Quark mit Wasser, Salz und Schnittlauch verrührt, sie waren zur Schule gegangen, sie waren zehn und elf Jahre alt, sie konnten das. Zu Käthes Rückkehr, am Ende der zwei Wochen, hatten sie nur ein wenig aufräumen wollen, sie hatten das Geschirr abgewaschen, und während Ella noch abtrocknete, hatte Thomas begonnen, den Küchenboden zu schrubben, sie rieben die dunklen Flecken vom Türblatt und polierten die Klinke mit Asche, den Türrahmen wuschen sie mit Seife, den Fußabtreter schlugen sie mit dem Teppichklopfer aus und bürsteten ihn in der Regentonne. Meine Herren, heute sehen Sie mich Klinken abputzen und ich singe ein Lied für jeden.“

 

 
Julia Franck (Oost-Berlijn, 20 februari 1970)
Cover  

 

De Vlaamse schrijver David Nolens werd geboren in Antwerpen op 20 februari 1973. Zie ook alle tags voor David Nolens op dit blog.

Uit: Het kind

“Hij heeft er lang over gedaan om dit te bedenken, maar in feite doet zijn lief met het kind wat hij altijd wenste. Het kind leeft reeds, maar het is nog niemand. En hij heeft altijd niemand willen worden. Stel dat het kind wordt geboren, dan zal het zich langzaam van de moeder verwijderen, het zal de weg naar de spiegel vinden, eerst het woord aap en dan zijn naam leren schrijven en uiteindelijk zal die naam naar binnen slaan en dan wordt hij een kind met een verborgen natuur. En wat hebben ze dan bereikt? Wat hebben ze dan toegevoegd aan het kind? Niets. Het wordt dan gewoon een kind als een ander, dat opgroeit in de leegte van de vader en de moeder.”

 

 
David Nolens (Antwerpen, 20 februari 1973)

 

De Franse schrijver Georges Bernanos werd geboren in Parijs op 20 februari 1888. Zie ook alle tags voor Georges Bernanos op dit blog.

Uit: Journal d’un curé de campagne

« Il a prononcé ces derniers mots d’une voix si sombre que j’ai dû pâlir – ou plutôt jaunir, ce qui est, hélas ! ma façon de pâlir depuis des mois – car il m’a versé un second verre de genièvre et nous avons parlé d’autre chose. Sa gaieté ne m’a paru fausse ni même affectée, car je crois qu’elle est sa nature même, son âme est gaie. Mais son regard n’a pas réussi tout de suite à se mettre d’accord avec elle. Au moment du départ, comme je m’inclinais, il m’a fait du pouce une petite croix sur le front, et glissé un billet de cent francs dans ma poche :
– Je parie que tu es sans le sou, les premiers temps sont durs, tu me les rendras quand tu pourras. Fiche le camp, et ne dis jamais rien de nous deux aux imbéciles.
“Apporter de la paille fraîche au bœuf, étriller l’âne”, ces paroles me sont revenues ce matin à l’esprit tandis que je pelais mes pommes de terre pour la soupe. L’adjoint est arrivé derrière mon dos et je me suis levé brusquement de ma chaise sans avoir eu le temps de secouer les épluchures ; je me sentais ridicule. Il m’apportait d’ailleurs une bonne nouvelle : la municipalité accepte de faire creuser mon puits, ce qui m’économisera les vingt sous par semaine que je donne au petit enfant de chœur qui va me chercher de l’eau à la fontaine. Mais j’aurais voulu lui dire un mot de son cabaret, car il se propose maintenant de donner un bal chaque jeudi et chaque dimanche – il intitule celui du jeudi « le bal des familles » et il y attire jusqu’à des petites filles de la fabrique que les garçons s’amusent à faire boire.
Je n’ai pas osé. Il a une façon de me regarder avec un sourire en somme bienveillant, qui m’encourage à parler comme si, de toutes manières, ce que j’allais dire n’avait sûrement aucune importance. Il serait d’ailleurs plus convenable d’aller le trouver à son domicile. J’ai le prétexte d’une visite, son épouse étant gravement malade, et ne quittant pas la chambre depuis des semaines. Elle ne passe pas pour une mauvaise personne et même était jadis, me dit-on, assez exacte aux offices.”

 


Georges Bernanos (20 februari 1888 – 5 juli 1948)
Claude Laydu als de curé d’Ambricourt in de film van Robert Bresson, 1951

 

 De Ierse schrijver William Carleton werd geboren op 20 februari 1794 in Glogher, in het graafschap Tyrone. Zie ook alle tags voor William Carleton op dit blog.

Uit: The Poor Scholar

“The curse of Cromwell on it!—You might as well ax the divil for a blessin’, as expect anything like a dacent crop out of it.—Look at thim two ridges!—such a poor sthring o’ praties is in it!—one here an’ one there—an’ yit we must turn up the whole ridge for that same! Well, God sind the time soon, when the right will take place, Jimmy agra!”
“An’ doesn’t Pasthorini say it? Sure whin Twenty-five comes, we’ll have our own agin: the right will overcome the might—the bottomless pit will be locked—ay, double: boulted, if St. Pettier gets the kays, for he’s the very boy that will accommodate the heretics wid a warm corner; an’ yit, faith, there’s: many o’ thim that myself ‘ud put in a good word for, affcher all.”
“Throth, an’ here’s the same, Jimmy. There’s Jack Stuart, an’ if there’s a cool corner in hell, the same Jack will get it—an’ that he may, I pray Gor this day, an’ amin. The Lord sind it to him! for he richly desarves it. Kind, neighborly, and frindly, is he an’ all belongin’ to him; an’ I wouldn’t be where a hard word ‘ud be spoken of him, nor a dog in connection wid the family ill-treated; for which reason may he get a cool corner in hell, I humbly sufflicate.”
“What do you think of Jack Taylor? Will he be cosey?”
“Throth, I doubt so—a blessed youth is Jack: yit myself ‘ud hardly wish it. He’s a heerum-skeemm, divil-may-care fellow, no doubt of it, an’ laughs at the priests, which same I’m thinkin’ will get him below stairs more nor a new-milk heat, any way; but thin agin, he thrates thim dacent, an’ gives thim good dinners, an’ they take all this rolliken in good part, so that it’s likely he’s not in airnest in it, and surely they ought to know best, Jimmy.”
“What do you think of Yallow Sam?—honest Sam, that they say was born widout a heart, an’ carries the black wool in his ears, to keep out the cries of the widows an’ the orphans, that are long rotten in their graves through his dark villany!—He’ll get a snug birth!”

 

 
William Carleton (20 februari 1794 – 30 januari 1869)
Portret door John Slattery, National Gallery of Ireland, z.j.

 

De Nederlandse dichter, liedtekstschrijver, toneelschrijver en boekhandelaar Cornelis Sweerts werd geboren in Amsterdam op 20 februari 1669. Zie ook alle tags voor Cornelis Sweerts op dit blog.

 

Klinkdigt. Aan Astrea.
Als myn vinger haar boezem raakte

Astrea, die, door uw bekoorelyk gewelt,
De harten dwingen kunt, als gy uw gunst laat daalen
Op eenig sterveling, door uw vergoode straalen,
Terwyl de vriendelykheit uw schoonte en deugt verzelt,

Wanneer myn vinger zich eens by uw boezem stelt,
En al te onachtzaam, eer ik hem te rug kan haalen,
Tot op uw bergjes glyt, beken ik gansch te dwaalen
Als op de Pereneën, in ’t sneeuw, dat nimmer smelt:

Maar evenwel kunt gy uw gramschap noch verzetten
Dit geeft den minnaar hoop, waar op hy dient te letten,
Die op uw starren oogt, en daar op zeil mag gaan.

Uw starren, de oogen, die een gloet in hem ontsteeken,
Doch gansch vergeefs; dus wyst myn vinger, door die streeken,
U uw volmaaktheên, en myn myn gebreeken aan.

 

 
Cornelis Sweerts (20 februari 1669 – 23 maart 1749)
Amsterdam, de Munttoren gezien van het Singel door Jan ten Compe, 1751

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Johann Heinrich Voß werd geboren op 20 februari 1751 in Sommersdorf / Mecklenburg. Zie ook alle tags voor Johann Heinrich Voß op dit blog en eveneens alle tags voor Johann Voß.

 

An Goethe

Auch du, der, sinnreich durch Athene’s Schenkung,
Sein Flügelroß, wanns unfügsam sich bäumet,
Und Funken schnaubt, mit Kunst und Milde zäumet,
Zum Hemmen niemals, nur zu freyer Lenkung:

Du hast, nicht abhold künstelnder Beschränkung,
Zwey Vierling’ und zwey Dreyling’ uns gereimet?
Wiewohl man hier Kernholz verhaut, hier leimet,
Den geist mit Stümmlung lähmend, und Verrenkung?

Laß, Freund, die Unform alter Truvaduren,
Die einst vor Barbarn, halb galant, halb mystisch,
Ableierten ihr klingelndes Sonetto;

Und lächle mit, wo äffische Naturen
Mit rohem Sang’ und Klingklang’ afterchristisch,
Als Lumpenpilgrim, wallen nach Loretto.

 

 
Johann Heinrich Voß (20 februari 1751 – 29 maart 1826)
Portret door Georg Friedrich Schöner, 1797

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e februari ook mijn blog van 20 februari 2013 en ook mijn blog van 20 februari 2012 deel 2.