P. C. Boutens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, David Nolens, Georges Bernanos, William Carleton

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007 en ook mijn blog van 20 februari 2008 en ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

De smalle ring

 

De smalle ring, de gouden band

Schendt niet de naaktheid van uw hand,

Gelijk uw stralend lijf niet weet

De schaduw van zijn donkre kleed:

Uw stralend lichaam lijdt noch weet

De schaduw van zijn donker kleed,

Zooals geen lijf of stof bezwaart

De ziel die door uw oogen klaart:

 

Geen aardsche lijf, geen stof bezwaart

De ziel die door uw oogen klaart,

Als smalle ring, als gouden band

Niet schendt de naaktheid van uw hand.

 

 

Nacht-stilte

 

Stil, wees stil: op zilvren voeten

Schrijdt de stilte door den nacht,

Stilte die der goden groeten

Overbrengt naar lage wacht …

Wat niet ziel tot ziel kon spreken

Door der dagen ijl gegons,

Spreekt uit overluchtsche streken,

Klaar als ster in licht zoû breken,

Zonder smet van taal of teeken

God in elk van ons.

 

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

 

Eerste strofe

 

Aan sombren spiegel van zwoele wake

drijven, geloken leliën, mijn oogen.

Ik kan niet slapen: de geur der rozen

wordt oppermachtig met den nacht.

 

Ik zal niet stijgen tot luchten droomen:

diep in haar schachten de vleugelpennen

zijn zwaar en vochtig van reukig dauwen:

de geur der rozen houdt mij neêr.

 

Ik kan niet duiken naar donkren sluimer,

ik kan niet zinken tot zwart vergeten:

de geur der rozen omdwelmt mijn slapen:

de geur der rozen houdt mij op.

 

BOUTENS

Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)

 

 

De Amerikaanse schrijfster Ellen Gilchrist werd geboren op 20 februari 1935 in Vicksburg, Mississippi. Zie ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Uit: Nora Jane: A Life in Stories

 

NORA JANE’S GRANDMOTHER lived in a blue frame house on the corner of Laurel and Webster streets. It was there that Nora Jane was happy. There was a swing on the porch and a morning glory vine growing on a trellis. In April azaleas bloomed all around the edges of the porch, white and pink and red azaleas, blue morning glories, the fragrant white Confederate jasmine, red salvia and geraniums and the mysterious elephant ears, their green veins so like the ones on Nora Jane’s grandmother’s hands. Nora Jane hated the veins because they meant her grandmother was old and would die. Would die like her father had died, vanish, not be there anymore, and then she would be alone with only her mother to live with seven days a week.

“Let me set the table for you,” she said to her grandmother, waking beside her in the bed. “Let me cook you breakfast. I want you to eat an egg.”

“Oh, honey lamb,” her grandmother replied, and reached over and found her glasses and put them on, the better to see the beautiful little girl, the better to be happy with the child beside her. “We will cook it together. Then we’ll see about the mirlitons. You can take them to L
angenstein’s today. They said they would buy all that you had.”

“Then I’d better hurry.” Nora Jane got out of bed. If she was going to take the mirlitons to Langenstein’s she wanted to do it early so she wouldn’t run into any of her friends from Sacred Heart. She was the only girl at Sacred Heart so poor she had to sell vegetables to Langenstein’s. Still, they had not always been poor. Her grandfather had been a judge. Her father had gone to West Point. Her grandmother had sung grand opera all up and down the coast and auditioned for the Met. She kissed her grandmother on the cheek and swung her long legs out of the bed and began to search for her clothes. “You cook breakfast then,” she said. “I’ll go pick the mirlitons before it gets too hot.”

 

EllenGilchrist

Ellen Gilchrist (Vicksburg, 20 februari 1935)

 

De Duitse schrijfster Julia Franck werd geboren op 20 februari 1970 in Oost-Berlijn. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007 en ook mijn blog van 20 februari 2008 en ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Uit: Bäuchlings

 

“Ich knie auf dem Parkett vor dem Sofa und beobachte Luise, wie sie schläft. Sie schläft sich den Rausch ihres Geburtstags aus. Draußen Zionskirchplatz ohne Verkehr, auch von der Kastanienallee höre ich wenig. Luise schmatzt im Schlaf, ganz leise, fast unhörbar. Ich streiche über den Saum des Chiffons, der rauh ihren Hals umschließt, rieche sie, ihren vertrauten Geruch, der mich an frischgeschnittenes Gras erinnert, ziehe die rotblonde Locke aus der Falte, die sich am Hals gebildet

hat, und suche die glatte Haut ihrer Wangen ab – ob sich schon im entspannten Zustand eine Spur ihrer Grübchen entdecken läßt? –, ihre Haut ist von blassen Sommersprossen übersät. Ich liebe Luise. Und noch etwas: Sie ist meine Schwester.

Es klingelt, sie regt sich nicht. Als ich aufstehe, knarrt das Parkett unter meinen nackten Füßen. Über

der Lehne des Sofas hängt ihr schwarzes Lederbustier, ich nehme es, der warme Geruch steigt in meine Nase, ich ziehe es an. Meine Brüste haben Platz in den Schalen, beim Gehen stoßen sie vorn an das Leder. Draußen im Flur schlüpfe ich in ihre Schuhe: leichte altmodische Schuhe mit Absätzen, die laut sind und das Parkett zerkratzen, ich drücke auf den Summer und gehe in die Küche, wo über dem Stuhl mein Kleid hängt. Ich streife es über und bemerke, daß die langen Träger des Kleides viel von dem Bustier sehen lassen, aber es ist zu spät, etwas anderes zu suchen. Ich bleibe hinter der angelehnten Tür stehen und lausche in das Treppenhaus, bis ich die Schritte auf dem letzten Absatz

höre. Ich öffne.

»Was machst du hier?« frage ich Olek, fast möchte ich sagen: Sie empfängt noch nicht.

»Zu Luise«, sagt er hastig, er möchte zu Luise, fährt sich durch die kurzen verklebten Haare, ich lasse ihn herein, und sein nackter Arm berührt meinen.”

 

JuliaFranck

Julia Franck (Oost-Berlijn, 20 februari 1970)

 

De Vlaamse schrijver David Nolens werd geboren in Antwerpen op 20 februari 1973. Zie ook mijn blog van 20 februari 2008 en ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Uit: Melancholie, een oud zeer

 

Voor Fabian was het geen toeval dat Anne hem na zeven jaar verliet. Hij had zelf altijd relaties gehad die ofwel zeven dagen, weken, maanden en sinds kort ook jaren duurden. Zo had hij in het laatste jaar van de universiteit precies zeven weken met Jacob gevreeën, een slimme, mooie jongen die hem in de Griekse beginselen had ingewijd. Jacob kon hem als persoon niet echt bekoren. Ook dat ene lichaamsdeel waar het toen om ging, de penis als spiegelbeeld van zijn toenmalige identiteit, was bij Jacob onvolmaakt. Die penis, en hij zag het geslacht nog heel precies voor zich, was krom als een kleine, zoete, Afrikaanse banaan – en het duurde dus zeven weken voordat hij besefte dat hij met zo een penis geen gelijkwaardig gesprek, laat staan een langdurige, eerlijke liefde kon hebben. De penis waar hij naar verlangde was een penis die heel erg op die van hemzelf geleek, zodat hij als het ware zichzelf in de mond kon nemen, als een manier om wel heel diep thuis te komen, om door het spiegelglas in het beeld te stappen en zich definitief te omhelzen. Na zeven weken gaf hij Jacob de bons.

Iets later zat Fabian in de majestueuze bibliotheek aan het Ladeuzeplein te Leuven, terwijl hij werkte aan zijn eindverhandeling die ging over Confucius, belicht vanuit het Amerikaanse pragmatisme. Confucius bekoorde hem toen omdat de oude Chinees model stond voor een leven waarin elk gebaar, elk woord, elke houding werd afgestemd op een gepaste manier van samenleven met de anderen.“

 

david_nolens

David Nolens (Antwerpen, 20 februari 1973)

 

De Franse schrijver Georges Bernanos werd geboren in Parijs op 20 februari 1888. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007 en ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Uit: La grande peur des bien-pensants

 

J’écris ce livre pour moi, et pour vous — pour vous qui me lisez, oui : non pas un autre, vous, vous-même. J’ai juré de vous émouvoir — d’amitié ou de colère, qu’importe ? Je vous donne un livre vivant.

« Que nous veut-il avec ce Drumont ? » direz-vous. Hé bien, je veux l’honorer, voilà tout : Je ne demande pas justice. Quelle justice ? C’était un homme de mon pays, de mon lignage (de mon lignage ou du vôtre), un fort g
arçon français, un peu épais des épaules, au pas solide. De tels gens font leurs affaires eux-mêmes, aussi longtemps qu’ils tiennent debout, aussi longtemps qu’ils tiennent debout, ils portent leur vie tout seuls, sans rien demander à personne, ils portent le bon et le mauvais, chaque chose à sa place, pour que Dieu s’y reconnaisse plus vite, au jour du jugement. Ils portent le poids de leurs péchés. Le mot de justice évoque d’abord à leurs yeux l’image d’un pauvre diable mal payé, mal nourri, qui passe en hâte sur sa jaquette après déjeuner, une espèce de toge, et coiffe son chef d’un pot galonné d’or ou d’argent. Évidemment Drumont n’a jamais attendu grand chose de cette justice-là. De celle de la postérité, pas davantage. Qu’attendait-il donc ? Hé bien, il n’attendait rien, peut-être… Peut-être il n’espérait rien.

Tout ce qu’il écrit a ce signe tragique, ce signe fatal. Presque à chaque ligne de son œuvre forte et dense, à l’architecture si sobre, un peu gauche, avec un arrière-plan de gravité mélancolique — tel un oppidum au haut d’une colline, sur un fond de ciel d’automne, nu et doré, en terre ennemie — apparaît, comme par transparence, une espèce de résignation héroïque, l’acceptation délibérée de la mort. Oui, oui… On pense à je ne sais quel homme barbu, avec sa redingote à collet, débrouillard et chimérique, qui rêve de cracher dans la vaisselle plate de Monsieur de Rothschild, salue le drapeau en zinc des lavoirs muni­cipaux, puis va prendre son vermouth entre un offi­cier de gendarmerie en retraite, auquel le nez des y…s ne revient pas (sacrebleu !), et un commer­çant patriote qui pleure sur ΓAlsace-Lorraine… Ainsi le voient aujourd’hui tant de sots qui ne l’ont jamais lu.“

 

georges-bernanos1

Georges Bernanos (20 februari 1888  – 5 juli 1948)

 

De Ierse schrijver William Carleton werd geboren op 20 februari 1794 in Glogher, in het graafschap Tyrone. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007 en ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Uit: The Evil Eye Or The Black Spector

 

In a certain part of Ireland, inside the borders of the county of Waterford, lived two respectable families, named Lindsay and Goodwin, the former being of Scotch descent. Their respective residences were not more than three miles distant; and the intimacy that subsisted between

them was founded, for many years, upon mutual good-will and esteem, with two exceptions only in one of the families, which the reader will understand in the course of our narrative. Each ranked in the class known as that of the middle gentry. These two neighbors–one of whom, Mr. Lindsay, was a magistrate–were contented with their lot in life, which was sufficiently respectable and independent to secure to them that true happiness which is most frequently annexed to the middle station. Lindsay was a man of a kind and liberal heart, easy and passive in his nature, but with a good deal of sarcastic humor, yet neither severe nor prejudiced, and, consequently, a popular magistrate as well as a popular man. Goodwin might be said to possess a similar disposition; but he was of a more quiet and unobtrusive character than his cheerful neighbor. His mood of mind was placid and serene, and his

heart as tender and affectionate as ever beat in a human bosom. His principal enjoyment lay in domestic life–in the society, in fact, of his wife and one beautiful daughter, his only child, a girl of nineteen when our tale opens. Lindsay’s family consisted of one son and two daughters; but his wife, who was a widow when he married her, had another son by her first husband, who had been abroad almost since his childhood, with a grand-uncle, whose intention was to provide for him, being a man of great wealth and a bachelor.”

  

William_Carleton

William Carleton (20 februari 1794 – 30 januari 1869)


Zie voor nog meer schrijvers van de 20e februari ook
mijn vorige blog van vandaag.