Paul Celan, Gayl Jones

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.

 

Aus Herzen und Hirnen
sprießen die Halme der Nacht,
und ein Wort, von Sensen gesprochen,
neigt sie ins Leben.

Stumm wie sie
wehn wir der Welt entgegen:
unsere Blicke,
getauscht, um getröstet zu sein,
tasten sich vor,
winken uns dunkel heran.

Blicklos
schweigt nun dein Aug in mein Aug sich,
wandernd
heb ich dein Herz an die Lippen,
hebst du mein Herz an die deinen:

was wir jetzt trinken,
stillt den Durst der Stunden;
was wir jetzt sind,
schenken die Stunden der Zeit ein.

Munden wir ihr?
Kein Laut und kein Licht
schlüpft zwischen uns, es zu sagen.

O Halme, ihr Halme.
Ihr Halme der Nacht.

 

ZWIEGESTALT

Laß dein Aug in der Kammer sein eine Kerze,
den Blick einen Docht,
laß mich blind genug sein,
ihn zu entzünden.

Nein.
Laß anderes sein.

Tritt vor dein Haus,
schirr deinen scheckigen Traum an,
laß seine Hufe reden
zum Schnee, den du fortbliest
vom First meiner Seele.

 

AUS VERLORNEM Gegossene du,
maskengerecht,

die Lid-
falte entlang
mit der eignen
Lidfalte dir nah sein,

die Spur und die Spur
mit Grauem bestreun,
endlich, tödlich

 

VRIJGEGEVEN ook deze
start.
Neuswielgezang met
corona.
Het schemerroer reageert,
jouw wakker-
gescheurde ader
raakt uit de knoop,
wat je nog bent, gaat schuin liggen,
je wint aan
hoogte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Gayl Jones werd geboren op 23 november 1949 in Lexington, Kentucky. Zie ook alle tags voor Gayl Jones op dit blog.

Uit: The Healing

“I open a tin of Spirit of Scandinavia sardines, floating in mustard sauce. The woman on the bus beside me grunts and leans toward the aisle. She’s a smallish, youngish, short-haired woman, small Gypsy earrings in her ears, looks kinda familiar. I offer her some of them sardines, but she grunts and leans farther toward the aisle. I nibble the sardines with one of those small plastic forks and stare out the window. The sun hitting the window makes a rainbow across a field of straw pyramids. There’s a few horses and cows grazing in the meadow, a whitewashed barn and a farmhouse, one of them three-story farmhouses, and there’s one of them little tinroofed sheds built onto the farmhouse. It looks like one of them painted scenes, you know the sorta landscape paintings you can buy at them flea markets. Or the sort of landscapes that you see on television, where the different artists teach you how to paint pictures. You can learn how to paint pictures in oil or watercolor, and they teach you the secrets of painting and make it seem like almost anyone can be an artist, at least be able to paint pictures in their style of painting. A Bible’s open in my lap. I’m holding it cater-cornered, trying to keep the sardine oil off the pages, or the mustard sauce. When I finish the tin of sardines, I drink the mustard sauce. The woman beside me grunts again. I glance over at her, at them Gypsy earrings. She’s got smallish, almost perfect-shaped ears, and is a little but full-mouthed woman. Most people likes sardines, or likes the taste of them sardines, but maybe she thinks it’s too countrified to be eating them sardines on the Greyhound bus, even Spirit of Scandinavia sardines. Ever since I seen that movie about the middle passage, though, and they talked about them Africans coming to the New World being packed in them slave ships like sardines in a can, and even showed a drawing of them Africans, that’s supposed to be a famous drawing, so every time I eat sardines I think of that. Of course, I still likes the taste of that, and I don’t think she refuse them sardines on account of that metaphor, though, ’cause I’m sure there’s plenty of people eats sardines and don’t think of that metaphor. I deposit the tin in a plastic bag that’s already brimming with paper cups, Coke cans, and crumbled paper napkins, then I open a bag of corn tortillas, you know the ones usedta use the bandito to advertise themselves, till the Mexican-American people protested about that bandito, though I remember hearing a song once about a real bandito, not one of those commercialized banditos, but one of those social bandits that the people themselves sing about, like they’re heroes.”

 

Gayl Jones (Lexington, 23 november 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e november ook mijn blog van 23 november 2018 en eveneens mijn blog van 23 november 2014 deel 2.

Dirk van Weelden, Christian Filips

De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.

Uit: Het laatste jaar

“Die vent daar, op het bed, in z’n zwarte onderbroek op het hagelwitte dekbed, met dat tandenborstel-glas rode wijn in de hand, dat is David Kennerwel.
Hij is speciaal naar Groningen gekomen om zich te vervelen. Om een week lang doelloos rond te hangen, zonder afspraken, verplichtingen of gezelschap. Hij gaat geen moeite doen zich te vermaken. Hij is hier vanwege zijn verleden in de stad. Via de verveling denkt ie ontvankelijker te worden voor herinneringen.
David is nu een jaar of vijftig, en hij is hier meer dan vijfentwintig jaar geleden weggegaan. Toen hij achttien, twintig was hing hij ook rond in de stad . Bij de universiteitsbibliotheek; bij een jongerencent rum waar een mensa was en bandjes optraden; bij een flipperhal, bij de bioscopen en een paar cafés. Zijn ochtenden waren gevuld met colleges over de Kritiek van de zuivere red e. Na een boterham volgden een paar uur lezen met een Duits woordenboek in Kants Prolegomena in de studiezaal van de UB, waar het eeuwenoude hout kraakte als je erover liep. Daar na ging hij de straat op, het jack hoog dichtgeritst, de laarzen in een onverstoorbaar ritme over de stoep. Een tas was uit den boze. Te lezen teksten zaten als dubbelgevouwen kopie in zijn binnenzak, net als het kleinste gelinieerde schrijfblok met spiraal dat de Hema verkocht: A6, twee voor negentig cent. En een bic. Verder geen bagage, alleen wat geld en de sleutels.
De rest van de dag was er om door de straten te lopen. Tot de schemering en een warme maaltijd. Tegenover anderen was de verklaring dat hij de stad wilde leren kennen. In werkelijkheid was het onmogelijk stil te zitten en kende hij niemand bij wie hij zich goed voelde. Hij marcheerde langs de vervallen pakhuizen aan de Diepen, over de Singels met hun mysterieuze villa’s of door het winkel- en uitgaansgebied rond de Grote Markt. Die doelloze wandelingen waren een volmaakt embleem van zijn maatschappelijke positie: een nutteloze passagier, van wie hoegenaamd niets te verwachten viel, een gestrande toerist zonder geld of programma. Voor zover hij wist had niets van wat hij deed, leerde of verlangde enig maatschappelijk nut. In de etalages van uitzendbureaus hingen bordjes waarop alleen secretaresses en pijpfitters werden gezocht. Hij was negentien en ervan overtuigd dat hij de rest van zijn leven van de hand in de tand moest leven. Als hij langs de dichtgetimmerde winkels in de Folkingestraat liep, de werkloze jongens uit de dorpen met de failliete scheepswerven halfdronken op de stoep van een jongerencentrum zag zitten en in de krant las dat terroristen van extreem links en extreem rechts Italië en Duitsland lamlegden, en de stad New York het niet meer kon betalen de bruggen te repareren, was het zonneklaar: het was crisis. Economisch, politiek en sociaal. En het zou alleen maar erger worden, zoals de beelden uit Engeland lieten zien. Rassenrellen, uitzichtloze stakingen, massale werkloosheid, armoede en haveloze, verouderde fabrieken. Het naoorlogse verhaal van de haveloze, verouderde fabrieken. Het naoorlogse verhaal van de”
vreedzame en sociale samenleving, r ijk en stabiel genoeg om Jan en alleman te laten emanciperen, van arbeider, jongere, vrouw en etnische minderheid tot homo aan toe, was totaal ongeloofwaardig geworden.”

 

Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Toen ik onlangs ’s nachts

tegen de muur gedrukt, weer

(ik-toets) zoals toen, toen ik zes was
of zeven, mijn ouders (in de droom

zijn in oorlog)
koud wit massief

(in echtscheidingsoorlog) gebleven
de indruk die de muur

voor hem – voor wie? –
weer goedmaakt:

toegewijder
wendt de muur zich

tot.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

Freya North, Christian Filips

De Britse schrijfster Freya North werd geboren op 21 november 1967 in Londen. Zie ook alle tags voor Freya North op dit blog.

Uit: Geheimen (Vertaald door Bob Snoijink)

“Pas wanneer Tess later op de avond alleen is, zwicht ze en laat ze de opgepotte angst om zich heen kruipen als een geurloos gifgas dat haar als een geluidloze schreeuw tot op het bot verkleumt. Ze raakt er kortademig en bezweet van. Beurtelings ijsbeert ze door het huiskamertje en zit ze roerloos als verlamd op één plek. Het is een vreselijk gevoel, maar net als bij ernstige turbulentie in de lucht moet ze geloven dat ze erdoorheen komt en het weer overgaat. Wanhopig probeert ze haar snikken te bedwingen, want als ze daar eenmaal aan begint, is er geen houden meer aan. Ze knippert maar eens flink met de ogen en haalt diep adem en uiteindelijk voelt ze zich rustiger worden. Ze doet haar ogen een tijdje dicht en concentreert zich hard op de kleur van niets achter haar oogleden. Als ze haar ogen weer opent, valt haar blik op de krant. Die had ze gisteren in de metro op de terugweg van haar werk gevonden. Op dit ogenblik laat ze zich maar al te graag verleiden door het gelukkige toeval dat de krant op haar stoel, te midden van alle andere Londense gratis dagbladen, de Cleveland Gazette was. Ze bladert hem gejaagd door, alsof het baantje waarop ze daags tevoren was gestuit en dat vandaag de hele dag bij haar is gebleven, zo mooi was dat het inmiddels wel vergeven zou zijn en uit de advertentiekolommen was verdwenen. Maar daar stond hij nog. Het huis met uitzicht op zee dat oppas behoefde. Ze kent de tekst uit haar hoofd, maar nu tekent het telefoonnummer eronder zich groot af en daardoor verandert het minigedichtje in een concreet voorstel. Tess weet best hoe de krant van vandaag de patat met vis van morgen kan verpakken. Maar stel dat de krant van gisteren zo’n lot ontkomen was? Maakte het uit dat ze niet precies wist waar Cleveland was? Het klonk een heel eind van Noord-Londen, en al die kilometers van hier en van alles wat er was gebeurd moesten wel de moeite waard zijn. Ik ben niet goed wijs, denkt ze wanneer ze het nummer toetst. Ik ben compleet gek gemaakt.
Joe overweegt niet op te nemen. Maar als het bellen is opgehouden, begint het direct opnieuw. “Hallo, ik ben Tess en ik bel naar aanleiding van de advertentie,” zegt iemand. “Kunt u me iets meer vertellen?” Hij denkt even na. Wilde hij de positie niet net aan mevrouw Dunn aanbieden? “Nou, ik heb gewoon iemand nodig om een beetje op dit ouwe huis te passen wanneer ik er niet ben. Ik ben voor mijn werk het grootste deel van de tijd afwezig.” “Is het oud?” “Dit ouwe huis was meer een kooswoordje. Vrijstaand. Victoriaans. Zes slaapkamers.”

 

Freya North (Londen, 21 november 1967)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Daar op het loerende, het witte stuk

waar de helderheid, open, zo vijandig open
en betrapt ligt: de helderheid van het begrip
helderheid begrijpen, alsof we zouden zeggen als
was er een breed veld, alsof we zouden zeggen het was
bedekt met sneeuw, alsof ook helder was
van grote afstand: daar ligt toch mijn blik
en hij is en blikt zo vriendelijk vreemd
daar op de uitgestrekte witte loer.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor de schrijvers van de 21e november ook mijn blog van 21 november 2020 en ook mijn blog van 21 november 2018 en ook mijn blog van 21 november 2015 deel 2.

Sheema Kalbasi, Christian Filips

De Iraanse dichteres, vertaalster en mensenrechten-advocate Sheema Kalbasi werd geboren op 20 november 1972 in Teheran. Zie ook alle tags voor Sheema Kalbasi op dit blog

 

Necessity

I wear your perfume on my skin
Don’t be unkind
Like wild flowers shy under the sun
Don’t seek the truth,
I tell you none exists
Everything has an expiration date
Love, life, identity, even abnormality.
We are travelers,
Some of us just leave the suitcase at home
So that our hands won’t suffer the weight of our guilt.

 

Blood and Barriers

I press my hands against the wall,
Dragging my nails, counting to ten.
The holes in my mind bleed into the wall’s.
I count to ten: my nails, my bruised flesh, my shattered arms.
I rest my head against the wall,
The gaping holes, the angry red patches. I count to ten,
The voids in my mind syncing with my coughs and my mother’s distant voice.
I count to ten, my broken back writhing and twisting,
Numb to the pain. Ten, nine, eight, seven, six.
I trace my neck with my hand, my nails shattered,
Blood in my hair, still fresh and vivid.
Five, four, three, two, one.
Here, the windows are dark and silent.
Maybe you’ll see me in the tall mirrors of your bright home,
Maybe you’ll write about me, maybe you’ll forget.
With you, I am ten steps away—From here to your smile,
To your kohl-lined eyes. I crack walnuts.
Seven, six, five.
On Wednesday, with your hands, I collapse to the ground.
Here, here, here.
Today, I’ll begin my humanitarian work
By biting the streets.
Ten, nine, eight. And I count to ten.
Come with me, offer your hands,
Let’s press against the wall together,
Paint the bloody walls white.
Maybe, once again, a mother
Will not watch her children hanged. Maybe a student
Will not face the exam in shackles.
Come, let me kiss you, let my tongue trace your lips,
Let your hands explore my body,
Let’s make our flesh familiar, Let’s celebrate our union.
Here, once more, Iranian sacrificial meat crushed in the prison’s corner.

 

Sheema Kalbasi (Teheran, 20 november 1972)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Ik zit nog steeds waar jij me hoog en droog achterliet

op de muur van je vader, hoog daarboven

(landschap met kraanvogel, riet
en briesje, verder naar achter)

hoor ik je
langs je heen…

en hoor
een riviergod, zo jong

die tegen de hoge, edele

pist (muur in de
avondschemer)

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e november ook mijn blog van 20 november 2023 en ook mijn blog van 20 november 2020 en ook mijn blog van 20 november 2018 en eveneens mijn blog van 20 november 2017.

Scott Cairns

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

 

Threnody

The dream is recurrent, and yes
the dream can leave me weeping,
waking with a start, confused,
and pressing my wet face hard
into the pillow. That is to say
the dream is very bitter.

The scenes are various, the gist
unchanging: my father returns,
and we all are at once elated
that his death was apparently
an error, that he had simply
been away, a visit to the shore.

Then, increasingly, I grow
uneasy about how deeply
he has changed. He is both frail
and distracted (or it could be
that he withholds some matter
habiting his mind), and none of us

dares speak, neither of his death nor
of his sudden, startling return.
We share other confusions as well:
He has arrived in the camper truck
he drove when I was a boy, but my wife
and children are also here to greet him,

even my son, whom he has never met.
Often, in the dream, I am the one
who first suspects he cannot stay.
I am the one who sees but cannot say
his visit will be brief. And just
as I suspected, as I feared, I wake.

 

Irreducible is what I’m after,

which is why I cannot mind so much observing
how words are more precise or less precise, but they
are not exact. Not ever. No. And yes, each proves
solicitous and pleasant on the tongue, and more
than a little tolerant of one’s most earnest
yammering; still, the promise of each word abides
within its endless, inarticulate expanse,
thank God. The dancing figures of the utterance
forever spin their circles; they forever turn
upon the sawdust littered floor. And even as
I speak I see my good intentions leaping clean
beyond my reach, and each for its duration lifts
the stillness into trouble. For its bright moment,
each obtains for each a little taste of what lit
distance one might entertain, thus irreducible.

 

Necropolis

Niet zomaar een ijsje, hoewel de glans
van deze skeletachtige figuren de
gemoedstoestand van die grijnzende snoepjes raken
die jein Mexico vindt, zeg maar, begin november ,
hoewel hier elk gezicht verontrustend bekend is,
de stijl vertoont die je aanneemt, net als je
elke verdere stijl afwijst—nectar die je drinkt als je
je laatste, emotieloze adem uitblaast, burger
wordt van een minder serieus electoraat. Je leert
in die stad eindelijk hoe je van een lekkernij kunt genieten,
zelfs als je een echte smaak voor deze omstandigheid
nog moet verwerven, zelfs als je het zelf bent
wiens suikers en oliën nu een kalmte bieden
die belooft nooit te eindigen, noch te veranderen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e november ook mijn blog van 19 november 2020 en ook mijn blog van 19 november 2018 en eveneens mijn blog van 19 november 2017 deel 3.

Joost Oomen, Scott Cairns

De Nederlandse dichter Joost Oomen werd geboren in De Bilt op 18 november 1980. Zie ook alle tags voor Joost Oomen op dit blog.

 

Gedichten

er zijn er al zoveel van
ik kan beter een beetje gaan vliegeren
er zijn betrekkelijk weinig vliegers
in de lucht

en dan heel in de verte een zilveren fanfare
alsof diezelfde lucht voorzichtig een dennennaald
verliest van een grote den
iets wat je net wel net niet kunt horen

het rinkelen van de glasbak op een avond in de vakantie
het rinkelen van de glasbak waardoor een jonge hond
begint te blaffen

het rinkelen van de glasbak
en een vlieger in een strakblauwe lucht
boven sneeuw.

 

Dan

eerst heb je elkaar
nog nooit gezien

dan heb je elkaar gezien
maar weet je het nog niet
bijvoorbeeld op een groot feest waar je
later van weet dat je er allebei was
als dichte sneeuw
waarin geen vlok geen vlok
de ander zag
maar uiteindelijk samen
in een dekbed belandde

dan zie je elkaar
voor de eerste keer
dan zoen je voor de eerste keer
dan wordt het opeens april
dan hou je van elkaar
dan deel je een nectarine

dan leer je steeds beter
hoe de ander het liefst door de stad wil fietsen
en doe je dat vervolgens ook
dan word je een keer nat
zo nat dat je je schoenen leeg kunt gieten
bij thuiskomst op de donkerblauwe mat

en je gaat allebei op blote voeten naar boven
je gaat in bed liggen met twee koude regenlijven
stijf tegen elkaar aan

dan heb je één keer ruzie in datzelfde bed
dan heb je geen keer ruzie in datzelfde bed
zie je springbalsemien en knijp je erin
dan word je gelukkig en bijt je zachtjes in haar nek

dan zegt ze dat ze niet meer slapen kan
voordat jij ‘tot morgen’ hebt gezegd.

 

Kurkje

ik ben een heel klein kurkje
ik ben een heel klein kurkje
je moet me redden

ik heb een wenkbrauw van stroop
ik heb een wenkbrauw van zout
ik mag mij niet bewegen anders
valt de wenkbrauw van mijn hoofd

ik ben een heel klein kurkje
ik ben een heel klein kurkje
je moet me redden

 

Joost Oomen (De Bilt, 18 november 1980)

 

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

 

Idiote Psalmen

2

Een psalm van Isaak, vergezeld door blaffende honden.

O Vormgever van veelkleurige klei en cellulose, O Bewaarder
daarvan, O Subtiele Aanpasser, Agent
van zowel afschuwelijke als onopgemerkte energieën,
laat de ledematen van Uw dienaar niet verstijven
of onnodig verstenen, dwing Uw dienaar niet
om broos te worden, noch verkrampend in het hart,
noch zijn affectieve sympathieën te vernauwen
noch van het vlees noch van de vermeende ziel.
Houd mij voldoende lenig zodat ik kan blijven
genieten van mijn ochtendlijke hardlooprondje tussen de lelies
en de luidruchtige watervogels, zodat ik
kan genieten van deze en elke avondlijke omgang
met de vrouw die u naast mij hebt gezet.
Laat mij dagelijks wakker worden met een bereidheid
om gemakkelijk op te staan, vergezeld
van een dankbare grijns, een duizelige vreugde,
de onsterfelijke verwachting van de idioot,
ondanks het bewijs.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november 2023 en ook mijn blog van 18 november 2020 en ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: De kroon met twee pieken

“En het gebeurde dat 2020 zijn einde naderde, en in de bijlagen de gebruikelijke lijstjes verschenen met het beste boek, de beste film of de belangrijkste gebeurtenis van het jaar.
Nadat hij in de laatste categorie vergeefs had gezocht naar een top drie zonder corona, legde Werner Vrysoone zijn krant opzij en roerde een extra suikerklontje door zijn thee.
Het was een natte, grijze middag in december — zo’n typisch weertje waarbij je dacht: fuck diabetes. Laat suiker het antidotum zijn tegen het komende duister.
In de badkamer zong Mary Jane.
‘On a Little Street in Singapore.’
Hij reconstrueerde de tekst uit de gesmoorde klanken die hem bereikten. Dat was makkelijk — ze zong het lied vaak, hij kende het inmiddels vanbuiten. Soms probeerde hij mee te zingen, maar dan maakte hij zich telkens belachelijk. De lome, jazzy melodie was veel te subtiel voor zijn Vlaamse stembanden. Dat Bob Dylan met zijn rauwe rasp er zoiets moois van had kunnen maken, was iets wat hem telkens weer verbaasde als hij Fallen Angels oplegde.
‘On a little street in Singapore/ We’d meet beside a lotus-covered door/ A veil of moonlight on her lonely face.’
Elkaar vinden in een kleine straat. In Singapore. Naast een deur behangen met lotusbloemen. En een maanlichtsluier over haar eenzame gezicht.
Mooi. Maar zo was het niet gegaan. Het was een banale borrel geweest bij gemeenschappelijke vrienden. Weliswaar ook ver weg, maar niet in Singapore. Toch, iedere keer als Mary Jane het lied zong, leek het hem alsof ze elkaar werkelijk zo ontmoet hadden.
En Mary Jane kwám uit Singapore — dat klopte dan weer wel.
Je kan niet alles willen.
Werner Vrysoone stond op, ging naar het raam. Op de verre ring, vele verdiepingen onder hem, begon het mistige verkeer samen te klonteren tot een lange, kronkelende slang, waarin koplampen en staartlichten evenzovele ogen leken op zoek naar de avond, die ongetwijfeld een even mat schouwspel zou bieden als de avond van gisteren, of de dag ervoor, of de dag dáárvoor, waarvan hij zich al niet meer herinnerde of dat een dinsdag of een woensdag was geweest.
Hij dronk zijn thee, rechtop, zijn blik op het grootstedelijk panorama gericht, de kathedraal, de kranen van de haven, waarboven — heel kort — een vliegtuig een laatste zonnestraal ving voor liet verdween in een zwart wolkencomplex. Hij prees zich gelukkig niet aan boord te zijn.
Hij dacht: gesteld dat ik een lijstje moest opstellen, wat zou ik bovenaan zetten?
Voor boeken en films had hij te weinig expertise, vond hij. Belangrijkste gebeurtenis? Hij aarzelde. Naast hem stond een foto van kleinzoon Anton op de kast: tien geworden in november. Aan de kersttafel straks, bij de cognac, zou hij dat misschien kiezen. Maar hier was hij alleen.”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Pijnboom in de lente (voor Leon Damas)

Pijnboom
vlaggendrager
van groene herinnering
over de bres van een troosteloos uur
Trouwe boom
die de wacht hield
alleen in sobere smaragd
Pijnboom
nu verloren in de schaduw
van flamboyant uitgedoste verraders
die schaamteloos terugmarcheren naar de kleuren die ze hebben verraden
Mooie boom
rechtopstaand en betrouwbaar
welke school kan mij leren
jouw stille, koppige trouw?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Craig Arnold, Chinua Achebe, Yves De Bosscher

De Amerikaanse dichter Craig Arnold werd geboren op 16 november 1967 in Temple, Californië. Zie ook alle tags voor Craig Arnold op dit blog.

 

ARTICHOKE

Edible flowers might be colorful,
but this one sports its G.I. olive drab
for camouflage.
— Who’s it trying to fool?

It is a nymph that some god wants to grab
and have his way with, I explain. She scorns
his lust; and when he sees he’s met his match,
he turns her to a flower, covered with thorns
to keep her other lovers out of reach.

You say You made that up. You say That’s sick.
You say The things men think of are so cruel.

Under the bamboo steamer there’s a slick
of emerald green water. I watch you pull
the petals off, each with a warm knot
of paler flesh left hanging at the root.

A ‘loves me, loves me not’ sort of endeavor,
I say, but you don’t laugh. It hasn’t been
that long since liking me for being clever
stopped being enough for you. Sly pangolin,
endearingly nearsighted, belly rolled
up a spiky ball—that’s how I keep
my wits about me.
I notice how you’ve polled
the petal-points an inch, and how you scrape
each leaf with your incisors, the two
small grooves they leave. It makes me sick to watch.

—You’re awfully quiet today. What’s wrong with you?
I want to tell you what … but there’s a catch,
deep in the throat, that stops me, makes me choke
the words back, crack another pointless joke.

 

Mulberry

You have towered here
leaning half over the wall
all my awareness

years before I knew
what silkworm was or China
I felt your berries

pulp under my feet
tracked your purple all over
grandmother’s carpet

a sapling planted
by some sea captain to make
shade for a future

This winter you lost
one of  your long low branches
to a backed-up car

and the old woman
who has known you all her life
wept at the split wood

Your bark is wrinkled
more deeply than any face
you live so slowly

do our voices sound
to you like the fluttering
of  paper moth wings

do we seem rootless
holding fast to the anchor
of  the saddest things

 

Craig Arnold (16 november 1967 – 27 april 2009)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Antwoord

Ik verbrak eindelijk
de met angst omgeven fascinatie
die mijn oude blik bond
aan die zich verdringende gezichten
van plundering en greep mijn
restantleven in een wonder
van beslissing tussen witte-
boordenhanden en schudde het
als een goedkoop horloge in
mijn oor en gooide het
naast me op de grond
en stond op. Ik
maakte van hun schouders
en hoofden die op en neer gingen
een nieuwe ladder en zette hem
tegen hun zwetende flanken
en klom omhoog tot in de lucht
mijn handen zo nieuw voor hardheid
konden de ruwheid van een stekelige
dag beetpakken en de bron dempen
die turbulentie aan hun
voeten voedde. Ik maakte een dramatische
afdaling die dag en landde
achteruit in hurkende schaduwen
in potscherven van gebroken trance. Ik
gooide lang niet meer gebruikte ramen en deuren open
en zag mijn hut
opnieuw geveegd door regenboogbezems
van zonlicht weer mijn thuis worden
waar op de vloer van de ontmoeting
mijn trotse, levendige leven wachtte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

De Vlaamse schrijver, dichter en politicus Yves De Bosscher werd geboren in Kortrijk op 16 november 1970. Zie ook alle tags voor Yves De Bosscher op dit blog.

 

Moordkuil

Gooi de moordkuil dicht,
doe het nu
de uren zijn gerijpt
in gouden licht.

Sleep breuksteen aan
uit een andere aarde
zeg me niet van waar,
er waaien reeds genoeg
geheimen met de wind.

 

Lessen over de oorlog

maan de dauw uit de loopgraven
blaas het kopergroen klaroen
want we praten weer over onze oorlog

correctie: de oorlogen, de groote,
de min of meer grote en zelfs de kleine,
de verloren en gewonnen gewaande dagen
van weleer of van morgen
die zoals het zulke dagen betaamt
ook voorbij zijn gegaan

weer het bloed uit oude prenten
en verzen vol verlies, rood is
dood en rauw is de kleur
van het berouw

we praten weer over de oorlog
maar de doden
hebben ons niets geleerd dan dat
de vrede enkel wordt gevonden
diep in de aarde
van winnaars en verliezers

 

Yves De Bosscher (Kortrijk, 16 november 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Clemens J. Setz, Ted Berrigan

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Clemens J. Setz werd geboren op 15 november 1982 in Graz. Zie ook alle tags voor Clemens J. Setz op dit blog.

 

Der Präsident

Harry Houdini schrieb jeden Tag
einen Liebesbrief an seine Frau
Sie wohnte im Erdgeschoss des Hauses
er im ersten Stock

In den Briefen berichtet Houdini oft
von einem imaginären Sohn
den er nach seinem eigenen Vater
Mayer Samuel nannte

Die Briefe beschreiben Mayer Samuels
Abenteuer in der Welt
und zeugen vom großen Stolz des Vaters
auf seinen mutigen Sohn

Erst an dem Punkt da Mayer Samuel
Präsident der Vereinigten Staaten wird
hören die Briefe
plötzlich auf

 

Über Papageien

Kinderlose Papageien
die frei in der Wohnung fliegen
beginnen manchmal Schuhe zu füttern

Sie halten sie für offene Schnäbel
und sammeln Körner für sie

Kein noch so hochhackiges
fremdes Paar Stiefel
das nur eine Nacht hier stehen blieb
muss leer nach Hause gehen

 

Schutzkleidung

Um sich den Schlafstätten zu nähern,
auf denen er zwanzig Jahre lang gelegen ist
und sich geduldig die Pfoten geputzt hat,
braucht man Schutzkleidung.

Ein alter Pullover, eine Jogginghose,
die man sofort danach ausziehen kann,
ein Paar Socken mit Weihnachtsmotiven,
und zwei feuchte Handflächen, auf denen
die Unmengen von Haaren hängen bleiben.

Es hilft auch, die Brille abzusetzen,
so sehen sie alle etwas fremd aus,
die alten Plätze auf dem Fensterbrett,
in der Ecke, und sogar die versteckteste
Stelle unter dem Bett, in einem Winkel,
den man nur erreichen kann, wenn man kaum
mehr Platz beansprucht auf der Welt,
wenn man nicht mehr springt
und auch nicht mehr wartet.
Wenn die Menschen ohne zu murren
zu dir unters Bett kriechen,
um das Malheur, das dir passiert ist,
aufzuwischen, behutsam,
mit einem kleinen Schwamm.

Daher der alte Pullover, die Jogginghose,
die feuchten Handflächen
und die Weihnachtssocken aus dem Jahr 92,
der Zeit, als du zu uns gekommen bist
und unter dem großen geschmückten Baum
immer eingerollt geschlafen hast,
fast jede Nacht, endlich zu Hause,
endlich zurück in der Natur.

 

Clemens J. Setz (Graz, 15 november 1982)

 

De Amerikaanse dichter Ted Berrigan werd geboren op 15 november 1934 in Providence, Rhode Island. Zie ook alle tags voor Ted Berrigan op dit blog.

 

Laatste gedicht

Voordat ik dit leven begon, volgde ik een spoedcursus contraspionage
Toen ik hier was, meldde ik me aan, zie naam hieronder, en voegde
Enkele woorden toe die ik me herinnerde van een eerdere tijd,
“De bedoeling van het organisme is om te overleven.”
Mijn vroegste en gelukkigste herinneringen dateren van vóór WO II,
Ze omvatten een glazen muiltje en een hulpeloze blauwe roos
In een slanke blauwe één roos vaas: De mijne
Was een verhaal zonder plot. De dagen van mijn jaren
In elkaar gevouwen, een gemakkelijke pasvorm, waarin
ik geld verdiende en het uitgaf, leerde dansen en vergat, bloed
Gaf, mijn evenwicht herwon en mezelf een plaats formuleerde
In de maatschappij. 101 St. Mark’s Place, apt. 12A, NYC 10009
New York. Vrienden verschenen en verdwenen, of raakten van streek,
Of bleven; inspirerende vreemden stierven helaas; iedereen
die ik ooit heb gekend, werd enorm oud, behalve ik. Ik bleef
Ergens tussen de 2 en 9 jaar oud. Maar frequente
Reïficatie van mijn eigen ervaringen leverde mij
Meerdere nieuwe woordenschatten op, ik hield daar bijna het meest van.
Ik had ooit de eer om Beckett te ontmoeten en ik vond hem geweldig.
De pillen hielden me op de been, tot nu toe. Liefde en werk,
waren mijn grote geluk, dat andere mensen sterven de bron
Van mijn grote, vreselijke en ongearticuleerde ene verdriet. In mijn tijd
werd ik groot en enorm van gestalte, duidelijk bezeten
Van een losgekoppeld hoofd, had ik een perfect hart. Het einde
kwam snel en volledig zonder pijn, op een rustige nacht toen ik,
Schrijvend, naast je in bed zat, woorden willekeurig gekozen
Van een vermoeid brein, dat, net als zij, geschikt en passend.
Laat niemand spijt hebben van mijn einde die mij vriend noemde.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Berrigan (15 november 1934 – 4 juli 1983)

 

Voor nog meer schrijvers van de 15e november zie ook mijn blog van 15 november 2018 en eveneens mijn blog van 15 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

NS Publieksprijs voor Adriaan van Dis

NS Publieksprijs voor Adriaan van Dis

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis heeft dit jaar de NS Publieksprijs gewonnen met zijn roman “Naar zachtheid en een warm omhelzen”. Dat is donderdagavond tijdens de uitzending van actualiteitenrubriek EenVandaag bekendgemaakt. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit Naar zachtheid en een warm omhelzen

“Soldaten laadden kisten uit. En de man in het blauwe overhemd stond dan zenuwachtig rokend op de stoep. Dat alles zag hij door zijn verrekijker – een geschenk van Ommie. De koperen randen van de kijker zaten vol butsen en de lenzen hadden vast veel gezien en meegemaakt, maar wat, dat wist hij niet. Ommie zweeg erover. Adriaan had het riempje met schoenpoets zijn glans teruggegeven en genoot van het ge-bungel op zijn borst. Het voelde als een tweede hart. Hij streelde hem, zoende hem, sprak ermee en verdween erin, een gewaarwording die hem opwond maar die hij niet begreep. Niet eerder was hij zo vertrouwd met een ding. Ook het foedraal waarin de kijker jaren had liggen slapen maakte hij schoon -uit eerbied, maar ook omdat het stonk. Hij borstelde de moeten uit het roodfluweel. Er stonden zeven gouden letters in de voering gedrukt: MARESCH. Als er niemand in de buurt was, noemde hij de kijker zo.
Na een dag of wat inspecteerde Ommie bezorgd de rode deuken rond zijn ogen. Zijn vingers waren zwart van het koper.
“Wat zie je zoal?” vroeg ze.
“De manke, de manke, en een kind in een kar en…”
“Laat ze met rust.”
“Maar ze zien me toch niet.” ”Nee, maar mensen voelen wel dat er naar ze gekeken wordt. Ogen zijn soms heel gemeen.”
Het was niet alleen het houten been. Het was het geheim dat hem zo boeide, het zwijgen van zijn grootvader als hij naar de manke vroeg. Ommie dreigde zijn verrekijker af te pakken als hij erover begon. En juist omdat het niet mocht stond hij elke morgen voor het raam. Met Maresch als getuige. Kijk. Hoor, daar liep ze. Wie had er nu een houten been? Machtig gezicht, hoe ze steun zocht bij een lantaarnpaal als ze het kind wat hoger hees en een kussen schikte achter zijn rug. Maresch zag haar hijgen en Adriaan hijgde met haar mee. Veilig verscholen achter de vetplant.
Het liefst was hij naar buiten gerend om haar aan te spreken, met haar op te lopen, de kar te helpen duwen, maar hij durfde nog niet over te steken. Zoveel auto’s was hij niet gewend. Hij had al wel geoefend aan de veilige kant van de brede straat en aan de hand van Ommie. Elke dag een stukje verder. Met trillende knieën had hij in zijn eentje de ruïne om de hoek van de singel ontdekt. Verkende met zijn kijker de gescheurde muren, de restanten van een trap, er lag zelfs nog een kachelpijp. En toen hij daar zo stond te turen, sprak een wildvreemde man hem aan:
“Hebben de moffen gedaan. Represaille.”
Een woord dat hij niet kende. Op hetzelfde moment kwam de manke vrouw voorbij, zonder kar, ze was op weg naar de telefooncel. De man stootte hem fluisterend aan: “Daar hinkt de oorlog.”
0, wat was hij opgewonden thuisgekomen. “Vergeet de oorlog”, had Ommie toen gezegd, “daar krijg je galbulten van.”

 

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)