Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Ik kom terug

“… Ik moest mij goed gedragen, onze toekomst stond op het spel. Hun geld zou ons bevrijden van zuinigheid en oorlogsangst. Speciaal voor het bezoek droeg ik een grijsfluwelen lange broek met omslag. Hij jeukte van nieuwigheid. Tante Elise en tante Desiree koesterden hun afkomst, generaties geleden waren hun voorvaderen voor de roomsen uit het zuiden van Frankrijk naar het noorden gevlucht.‘Vaudois’ noemden ze zich, maar wij zeiden thuis gewoon waldenzen. De tantes hingen nog altijd aan een familiewapen uit die tijd, al hadden ze zich vermengd met Brabantse boeren en deelden we dezelfde achternaam. Vroom zijn was hun hobby en ik zat nog niet of de tantes lazen me de les. Of ik wel wist hoe de Vaudois geleden hadden? Opgejaagd waren ze, door de inquisitie vervolgd om hun sober geloof. Waar ze in Frankrijk ook heen vluchtten, tot aan de Alpengrotten toe, keer op keer werden hun kale kerken verbrand en hun nederzettingen vernietigd. Vrouwen hadden moeten toezien hoe de roomsen hun baby’s tegen de rotsen smakten, jonge zonen werden in stukken gesneden en hun lichaamsdelen in de velden omgeploegd en de mannen de hersenen uitgesneden. De roomsen kookten die en aten ze op. De tantes lieten me een oude Franse bijbel zien, met roestig bloed op de band. Ik kneep van angst in de tafelrand, mijn moeder keek naar buiten en begon over het weer. ‘Wij zijn de joden van de christenen,’ zei tante Desiree. En ik mocht daarbij horen? …”.
(…)

“… Een vreemde taal was in haar strot gekropen, een mannenstem. Mōshiwake gozaimasen! Tennõheika no meirei deshita! Mōshiwake gozaimasen! De stem zong en snauwde tegelijk. Mijn moeder boog voorover tot haar voorhoofd de tafel raakte. De dames hesen haar op. Maar ze sloeg ze van zich af. De Russin peuterde de banderol van de dop van de wodkafles. Ik sloop beschaamd weg. De vreemde stem vulde de gang, de trap, mijn kamer, tot een hoge gil hem overtrof. Ik werd naar beneden geroepen. Mijn moeder lag half onder de tafel, ze was in trance van haar stoel gegleden. De handoplegster zat geknield naast haar en jammerde met haar mee. De stem had Japans gesproken…”.

 

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Constantijn Huygens-prijs 2015 voor Adriaan van Dis

 

Constantijn Huygens-prijs 2015 oor Adriaan van Dis

De Nederlandse schrijver Adriaan van Dis krijgt de Constantijn Huygens-prijs 2015 voor zijn hele oeuvre. Dat maakte de Jan Campert-stichting, die de literaire prijs elk jaar uitreikt, dinsdag bekend. Aan de Constantijn Huygens-prijs is een bedrag verbonden van 10 duizend euro. Eerdere winnaars zijn onder anderen Mensje van Keulen, Tom Lanoye en A.F.Th. van der Heijden. Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Brief aan mijn Turkse kleermaker

“Ik vertelde u over mijn bezoek aan La Barre Balzac, dat veertien verdiepingen hoge kavalje in La Courneuve, bont van de graffiti, een reep hokken smachtend naar de sloop, met kapotte liften, dichtgetimmerde ramen en hopen vuilnis, neergekwakt op wat eens een voetbalveld was geweest. U schrok van mijn woede. ‘Veel te veel Afrikanen,’ zei u. ‘Ze hebben geen beschaving.’
Wat kan u een vies gezicht trekken.
Ik geneerde mij voor uw houding. Ik had gehoopt dat u solidair zou zijn met de migranten uit uw wijk. Al besef ik dat zoiets voor u moeilijker is dan voor mij. Wat heb ik te stellen met schorem dat de buurt onveilig maakt? Dat woont niet in het zesde. En ik hoef mijn trap niet met lawaaischoppers te delen. Even dacht ik dat u me naar de mond wilde praten. ‘Wij blanken,’ zei u. ‘Wij blanken zijn anders.’ Ik vroeg maar niet hóé anders. Had u verwacht dat ik ook op ‘de zwarten’ zou afgeven? Begreep u waarom ik plotseling een paar Turkse zinnen op u losliet? Talebe para yok. Student geen geld. Tamam, arkadas? Oké, kameraad? Woorden opgedaan in de jaren zestig, toen ik met een rugzak door uw land trok. Ik hoopte daarmee van het voetstuk af te stappen waar u mij zojuist op had gezet. U had me witter en burgerlijker gemaakt dan ik wil zijn. Ik liet u op onhandige wijze weten dat ik sympathie voor de Turken heb en dat u uw achtergrond voor mij niet hoeft te verloochenen. Ik ken de leemdorpen in de uithoeken van Anatolië. Ik zag er kinderen in het stof spelen, ver van school en alfabet. Net Afrika.
Ja, ik wilde u laten merken dat ik anders was dan de arrogante Fransen die bij u beknibbelen op de vermaakkosten van hun in de uitverkoop verworven chique labelkleding. Anders ook dan de Fransen die de week daarvoor tegen de Europese grondwet hadden gestemd, een non dat zich verzette tegen de komst van goedkope arbeidskrachten uit de nieuwe oostelijke lidstaten – de spreekwoordelijke Poolse loodgieter – maar vooral ook een non tegen Turkije. Al hadden beide zaken niets met de ratificering van de grondwet te maken, de angst voor nog meer goedkope arbeidskrachten en de angst dat de islam straks de grootste godsdienst van Europa zou worden, gedijden goed in het kamp van de neestemmers. Volgens de kranten lagen de Middeleeuwen aan de andere kant van de Bosporus. Turkije zou een grijze wolf in schaapskleren zijn.”

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Libris Literatuur Prijs 2015 voor Adriaan van Dis

 

Libris Literatuur Prijs 2015 voor Adriaan van Dis

De Libris Literatuur Prijs 2015 is gewonnen door Adriaan van Dis voor zijn boek ‘Ik kom terug’. Dat maakte juryvoorzitter Wim Pijbes maandagavond bekend tijdens een galadiner in het Amstel Hotel in Amsterdam. Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Ik kom terug

“… Ik moest mij goed gedragen, onze toekomst stond op het spel. Hun geld zou ons bevrijden van zuinigheid en oorlogsangst. Speciaal voor het bezoek droeg ik een grijsfluwelen lange broek met omslag. Hij jeukte van nieuwigheid. Tante Elise en tante Desiree koesterden hun afkomst, generaties geleden waren hun voorvaderen voor de roomsen uit het zuiden van Frankrijk naar het noorden gevlucht. ‘Vaudois’ noemden ze zich, maar wij zeiden thuis gewoon waldenzen. De tantes hingen nog altijd aan een familiewapen uit die tijd, al hadden ze zich vermengd met Brabantse boeren en deelden we dezelfde achternaam. Vroom zijn was hun hobby en ik zat nog niet of de tantes lazen me de les. Of ik wel wist hoe de Vaudois geleden hadden? Opgejaagd waren ze, door de inquisitie vervolgd om hun sober geloof. Waar ze in Frankrijk ook heen vluchtten, tot aan de Alpengrotten toe, keer op keer werden hun kale kerken verbrand en hun nederzettingen vernietigd. Vrouwen hadden moeten toezien hoe de roomsen hun baby’s tegen de rotsen smakten, jonge zonen werden in stukken gesneden en hun lichaamsdelen in de velden omgeploegd en de mannen de hersenen uitgesneden. De roomsen kookten die en aten ze op. De tantes lieten me een oude Franse bijbel zien, met roestig bloed op de band. Ik kneep van angst in de tafelrand, mijn moeder keek naar buiten en begon over het weer. ‘Wij zijn de joden van de christenen,’ zei tante Desiree. En ik mocht daarbij horen? …”.

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Stadsliefde

“Straks haal ik haar op: de vrouw met wie ik het liefst door Parijs wandel. Dan gaan we al die dingen doen die we altijd doen: eerst het glas champagne thuis, de toastjes zalm, en dan lopen naar ons ‘meneertje’, een Vietnamees in de Marais waar we al twintig jaar komen. Alleen de eerste dag. Heen over een andere brug dan terug – beide routes liggen bezaaid met herinneringen. We kennen de eigenaar, zijn wel en wee en familie. We krijgen geen menukaart; we eten altijd hetzelfde. Straks zullen we onze kleren thuis voor een open raam moeten luchten, omdat de hele tent naar frituur stinkt. Hindert niet. Terug lopen we altijd door de rue de Bièvre, een kromme steeg waar Mitterrand vroeger woonde. We zien lampen branden in het appartement waar ik als student op andermans poezen paste. We denken aan doden, aan scheidingen. Hebben we geen woorden voor nodig. Hooguit een miauwtje.
De volgende morgen haal ik een tradition bij de bakker en eten we ons gekookte eitje – ik vier minuten, zij vijf. De Pariscope ligt klaar. We strepen de films aan, de tentoonstellingen, ook al weten we dat het er niet van zal komen. We hebben er tien jaar over gedaan Musée d’Orsay daadwerkelijk binnen te gaan. De buitenkant was al zo mooi. O, de duizend gebouwen die ons nog wachten. Wij wandelen door ons eigen museum. Inspecteren de pleintjes en geheime tuinen. Kijken of de duiven nog uit de geheime kom tussen twee wortels van de ginkgoboom drinken. Zij laat haar jurk opwaaien bij het metrorooster op Carrefour de la Croix-Rouge, ik aai er de hoef van het paard van César. We delen de geuren. De gezichten van voorbijgangers. Kleine sensaties. Parijs als tableau vivant. Alles is van ons. We hebben de stad gemerkt met onzichtbare sporen. Ons wandelen is een ritueel van de herhaling. Niet dat we ons geen onbekende buurten gunnen, o nee, we verkennen en lijven in, maar na het nieuwe keren we toch telkens weer naar onze oude sporen terug, als een meanderende rivier die zijn bedding zoekt.”

 

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Buitenlandse literatuur. De onverslijtbare boeken van mijn jeugd

“Mijn klasgenoten verheugden zich op de vrijheid na het diploma: brommers, banen bij de gemeente of de chemische fabriek, en een liste de mariage bij ‘Au bon gout’. Een vriend van mijn toen al dode vader zag mij graag op zijn handelsbureau. Brieven schrijven: ‘Veuillez agréer, Monsieur, l’expression de mes sentiments distingués.’ ‘Looking forward to your early reply, I remain.’ Ik keek er niet naar uit en op de mulo wilde ik niet blijven.
Met Bordewijk kwam de breuk. Karakter. Ik moest het lezen voor mijn lijst. Na een paar bladzijden was het geen moeten meer, of toch, ik moest in het boek strepen, ik moest het herlezen, ik moest erover vertellen, ik moest het hebben. Ik kocht het in de Zakboekenreeks en ik bezit het nog, met een streep op bladzijde 276: ‘Hij moest kunnen meespreken over alles, niet met de boekengeleerdheid van een lexicon, maar schertsenderwijs. Hij moest een vlotte conversatie kunnen ontwikkelen onder mannen, en op een andere wijze weer, bij vrouwen, zijn litteratuur kennen, vreemde talen spreken met het juiste accent, hún litteraturen kennen, – hij moest op de hoogte zijn van plastische kunsten, van muziek, – hij moest vlot leren reizen in vreemde landen, hij moest kunnen vertellen van steden, landschappen, volkeren, gebruiken en eigen ondervindingen, – hij moest geestig kunnen zijn…’ En zoveel meer moest Jacob Willem Katadreuffe kunnen. Want Jacob wilde advocaat worden, hij wilde een koperen plaat met zijn naam erop. Hij zou meester in de rechten worden, zijn milieu ontvluchten, breken met zijn moeder die zo zuinig was met haar emoties, zich afzetten tegen zijn onredelijk strenge vader. Jacob Katadreuffe was een onwettig kind, hij moest hard werken, harder dan alle andere jongens, maar hij zou ze allemaal voorbijstreven. Hij zou er komen. Eén ding wist hij zeker: ‘niet dit’, niet het benauwde leventje van winkeliers en kleine ambtenaren. Hij zou laag beginnen, hoog zou hij klimmen.”

 

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Derde Advent, Edwin Muir, Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

Bij de Derde Advent

 

De Annunciatie, Fra Angelico, rond 1430

 

The Annunciation

The angel and the girl are met.
Earth was the only meeting place.
For the embodied never yet
Travelled beyond the shore of space.

The eternal spirits in freedom go.
See, they have come together, see,
While the destroying minutes flow,
Each reflects the other’s face
Till heaven in hers and earth in his
Shine steady there. He’s come to her
From far beyond the farthest star,
Feathered through time. Immediacy
Of strangest strangeness is the bliss
That from their limbs all movement takes.
Yet the increasing rapture brings
So great a wonder that it makes
Each feather tremble on his wings.

Outside the window footsteps fall
Into the ordinary day
And with the sun along the wall
Pursue their unreturning way.
Sound’s perpetual roundabout
Rolls its numbered octaves out
And hoarsely grinds its battered tune.

But through the endless afternoon
These neither speak nor movement make,
But stare into their deepening trance
As if their gaze would never break.

 

Edwin Muir (15 mei 1887 -3 januari 1959)

Lees verder “Derde Advent, Edwin Muir, Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog. Adriaan van Dis viert vandaag zijn 65e verjaardag.

Uit: Doppelliebe (Vertaald door Marlene Müller-Haas)

Es war still auf der Straße und trotz der Morgensonne kühl. Ich klopfte mir die Asche vom Blazer, rieb einen Kotzefleck vom Schuh und versuchte mir den Anschein zu geben, als wäre es ganz selbstverständlich, so früh am Morgen durch Amsterdam zu laufen. Meine Muskeln taten weh, innen und außen. Wenn man mir nur nichts ansah. Bald würde ich diese Stadt, und diese Nacht, von mir abwaschen und ich würde eifrig lernen, Laurence Olivier hören, mich auf meine Aufnahmeprüfung für die Schauspielschule konzentrieren – schöne Sätze, schöne Worte, die Schönheit war meine einzige Rettung.
Wo lag wohl der Bahnhof? Hinter den Häusern kreischte eine Straßenbahn. Ich folgte meinen Ohren und kam zu einer breiten Straße mit zwei Schienen im Asphalt; denen folgte ich auf gut Glück. Kurz darauf roch ich die salzige Luft des Wassers vom IJ und sah das Schieferdach des Bahnhofs vor dem blauen Himmel glänzen.
In den Bäumen vor dem Eingang sangen die Stare. Aus einer Straßenbahn stiegen die ersten Fahrgäste. An der Fassade lehnten zwei Stadtstreicher in der Sonne. Sie tranken Bier aus der Flasche und schrieen den Passanten Zoten nach: »He, ihr da, dort läuft ’ne Hure, die hat die ganze Nacht nix verdient, die kannste ficken für ’nen Fünfer.« Auch ich mußte dran glauben. »He, du da, haste was Bares?» Ich ließ sie links liegen.
»Kannste nich höflich grüßen?«
»Guten Morgen, meine Herren.« Gespreizter ging’s nicht.
Ein Mann kam mit einer Flasche in der Hand auf mich zu. Hatte ich vielleicht was zum Rauchen? Ohne zu reagieren, steuerte ich in die Halle zu den Schaltern, aber der Mann folgte mir bettelnd. Der Schalterbeamte pulte Gulden aus einer Geldrolle. Ich klopfte gehetzt an die Scheibe. Das Schild »Geschlossen« klappte vor meiner Nase herunter.
Der Penner zog an meiner Jacke. »Bestimmt Student?« Mein Schweigen gefiel ihm nicht. »Entschuldigen Sie«, sagte ich und wollte zu den Zügen rennen. Er hielt mich fest. Ein Schubs, seine Bierflasche fiel zu Boden – Schaum und Fluchen. Auf den Lärm hin eilten seine Kumpane herbei. »Hast se wohl nich mehr alle, du Arschloch!« Ich hastete zum letzten Bahnsteig, dem festen Abfahrtsgleis für Halfstad. Eine Bierflasche flog mir zwischen die Beine. Schritte hallten in der Unterführung wider.

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007 en ook mijn blog van 16 december 2008 en ook mijn blog van 16 december 2009.

Uit: Tikkop

“Het snoer van de laptop was te kort. De voorkamer moest het met twee stopcontacten doen en het dichtstbijzijnde was bezet. Er kropen honderden mieren in en uit. Kleine, rooie sjouwers die elkaar in het voorbijgaan keurig groetten. Hij ging op zijn knieën zitten en blies ze weg. Ze vielen om, klampten zich vast, hernamen zich en kropen een voor een weer richting stopcontact. Het parcours lag vast. Ook al versperde hij de twee gaten met zijn vingers, dan nog verzamelden de mieren zich op de brug van zijn hand. Ze beten niet, ze verkenden zijn knokkels, een litteken tussen duim en wijsvinger, de plooien, ze waagden zich op zijn pols, proefden aan zijn haartjes, zijn horlogebandje. Ze kropen in de tunnel van zijn mouw. Er lag een kruimel op de vloer. Mulder legde hem voorzichtig tussen de mieren. De mieren keurden de gift, tilden hem op en torsten hem dwars door het gedrang tot aan de gestremde poorten van het stopcontact. Minuten tikten voorbij, vol verbazing, liefde en wrede gedachten: hij plette een mier tussen zijn nagels, eentje maar, voor het sap, voor het zien. Ook het lijk verdween in de file. De wijzerplaat verried niet hoeveel minuten verstreken — het glas zag rood van de mieren. Er zat niets anders op dan de tafel naar het enige andere stopcontact in de kamer te verschuiven, tot tegen de bank, dicht bij het raam. Nu kon hij vanachter zijn toetsenbord een boot zien uitvaren.” 


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

 

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007 en ook mijn blog van 16 december 2008.

Uit: De wandelaar

“Mulder wandelde met zijn hond en stond stil onder het lichtgroene dak van een tot parasol gesnoeide plataan. Wat met de mensen niet lukte, leefde de stad uit op haar parken. De voorstad mocht branden, op het gazon werd niet gelopen. Niets werd er beter bewaakt, omheind en verzorgd dan dat. Mulder zag alleen de netheid.

En zijn hond?

Die sprong op de heuphoge muur die het park omringt om zijn baas recht in de ogen te kunnen kijken. Ze liepen even hoog met elkaar op. Wang tegen wang. Het leek of de hond hem iets wou zeggen. Maar Mulder keerde zich van hem af. En ook ’s avonds op bed ontweek hij die sprekende ogen aan het voeteneind en gooide hij een deken over zijn kop. De hond schudde zijn blinddoek telkens af en bleef kijken. Mulder kon er niet van slapen. Hij verborg zich achter een boek, maar kon geen letter lezen door het gehijg achter de kaft; hij trok een fles wijn open, smeerde toastjes, dacht aan zijn cholesterol en voerde de helft op aan zijn hond. Daar werden ze allebei zo wakker van, dat er een tweede fles aan moest geloven – een loodzware bordeaux. En de nacht bleef maar duren.    

‘Wat wil je van me?’ riep hij ten einde raad.

De hond zweeg.”

VanDis

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Engelse schrijfster Jane Austen werd geboren op 16 december 1775 in Steventon, Hampshire. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007   en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Lesley Castle

 

“MY Brother has just left us. “Matilda” (said he at parting) “you and Margaret will, I am certain, take all the care of my dear little one, that she might have received from an indulgent, an affectionate, an amiable Mother.” Tears rolled down his cheeks as he spoke these words — the remembrance of her, who had so wantonly disgraced the Maternal character and so openly violated the conjugal Duties, prevented his adding anything farther; he embraced his sweet Child and after saluting Matilda & Me, hastily broke from us and seating himself in his Chaise, pursued the road to Aberdeen. Never was there a better young Man! Ah! how little did he deserve the misfortunes he has experienced in the Marriage state. So good a Husband to so bad a Wife! for you know, my dear Charlotte, that the Worthless Louisa left him, her Child & reputation a few weeks ago in company with Danvers & dishonour.* Never was there a sweeter face, a finer form, or a less amiable Heart than Louisa owned! Her child already possesses the personal charms of her unhappy Mother! May she inherit from her Father all his mental ones! Lesley is at present but five and twenty, and has already given himself up to melancholy and Despair.

…Matilda and I continue secluded from Mankind in our old and Mouldering Castle, which is situated two miles from Perth on a bold projecting Rock, and commands an extensive view of the Town and its delightful Environs. But tho’ retired from almost all the World (for we visit no one but the M’Leods, the M’Kenzies, the M’Phersons, the M’Cartneys, the M’donalds, The M’Kinnons, the M’lellans, the M’Kays, the Macbeths and the Macduffs), we are neither dull nor unhappy; on the contrary there never were two more lively, more agreable, or more witty Girls than we are; not an hour in the Day hangs heavy on our hands. We read, we work, we walk and when fatigued with these Employments releive our spirits, either by a lively song, a graceful Dance, or by some smart bon-mot, and witty repartée. We are handsome, my dear Charlotte, very handsome and the greatest of our Perfections is, that we are entirely insensible of them ourselves. But why do I thus dwell on myself? Let me rather repeat the praise of our dear little Neice, the innocent Louisa, who is at present sweetly smiling in a gentle Nap, as she reposes on the Sofa. The dear Creature is just turned of two years old; as handsome as tho’ 2 & 20, as sensible as tho’ 2 & 30, and as prudent as tho’ 2 & 40. To convince you of this, I must inform you that she has a very fine complexion and very pretty features, that she already knows the two first letters in the Alphabet, and that she never tears her frocks. — If I have not now convinced you of her Beauty, Sense, & Prudence, I have nothing more to urge in support of my assertion, and you will therefore have no way of deciding the Affair but by coming to Lesley Castle, and by a personal acquaintance with Louisa, determine for yourself.“

 

youngjane

Jane Austen (16 december 1775 – 18 juli 1817)
Geschilderd op 14-jarige leeftijd

 

De Nederlandse schrijver Adriaan van der Veen werd geboren op 16 december 1916 in Schiedam. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Wennen aan vrijheid

 

“Het was niet helemaal waar. Ik had aan boord wel de
gelijk onderscheid gevoeld. Onschuld is ook afwezigheid van elke richtlijn. Daardoor was ik heen en weer geslingerd, maar zonder te kiezen, boven de partijen uit, alleen waarnemend, aanvaardend wat ik kon gebruiken zonder ooit verband te leggen. Dat is mij nu pas duidelijk geworden. Ik hoor hen weer door de afstand van de tijd met zware brouwgeluiden elkaar in het Engels aanspreken, bewust hun moedertaal verloochenend om dan af en toe met gedempte stem toch in het Duits terug te vallen. Ik zie hen weer aan het begin van hun lange tocht naar de vrijheid, geduldig opschuivend naar hun beurt in de tochtige paspoortkantoren. Uren hadden zij gezeten in de koude gangen te Parijs, Londen, Luxemburg, Antwerpen, Rotterdam, de ogen gericht op het loket, glimlachend, buigend, dank mompelend als zij weg gingen. Er werd verteld over stadjes in neutrale landen waar zulke goede vluchtelingenkampen waren. Kleine kinderen spraken Duits, Engels, Frans door elkaar, zij hadden al met Duitsland afgerekend.

Een schip topzwaar van uitgestotenen, waar de vluchtelingen met alle neerbuigendheid van Hollanders die een rijk en onafhankelijk land achter zich wisten, door de stewards werden bediend. Zij stalden bij de maaltijden grote stukken vlees uit voor een oude vrouw met een haviksneus en verschrikt dichtgeknepen ogen. Velen liepen tijdens het eten weg, anderen bleven dagen in hun hut. De saus, het vet, de kip, het vlees, voor de welgedane Hollander een achtergrond voor zijn dikke sigaar, deden hen in elkaar krimpen. De schoolmeester met halve brillenglazen en een bescheiden kuif van gladgestreken dof haar, Duits gebleven tot in zijn bevelende kraakstem die men alleen per vergissing nog een enkele keer hoorde uitschieten, lachte schuldig tegen de bediende over zijn gebrek aan eetlust. En de jongen, die de eerste dagen aan tafel verscheen met zijn jas aan en zijn ronde hoedje op, alsof hij elk ogenblik met een homp brood in zijn hand wilde wegrennen, hield het hoedje, dat de hofmeester hem verontwaardigd van het hoofd had gerukt, nu verborgen op zijn knieën. ’s Avonds overhoorden zij elkaar uit Englisch in Tausend Worten en zij luisterden met sentimenteel gesloten ogen naar iemand aan de piano die alle Duitse liedjes van Rhein und Wein zong. Maar toen een steward een ogenblik het Horst Wessellied liet klinken, bestormden zij de radio en mokten uren in een hoek na.

Eerst hield ik mij afzijdig, mij voorzichtig wennend aan de vrijheid, die ik in de beslotenheid van het schip van uur tot uur proefde. Ik wijdde geen ogenblik aandacht aan het verleden, dat opgeheven scheen, evenmin aan de toekomst, maar genoot van het moment, dat ik toch nog door een waas onderging, zodat toen bij de Engelse kust een vliegtuig plotseling laag overvloog en de mensen ontsteld wegdoken, ik alleen maar, zittend in de zon, mijn ogen een ogenblik dichtkneep, luisterend naar het gegons dat in de verte verdween.“

 

adriaan-van-der-veen

Adriaan van der Veen (16 december 1916 – 7 maart 2003)
Portret door Siegfried Woldhek

 

De Engelse schrijver en songwriter Noël Coward werd geboren op 16 december 1899 in Teddington, Londen. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Mad about the boy

 

I’m mad about the boy

And I know it’s stupid to be mad about the boy

I’m so ashamed of it but must admit the sleepless nights I’ve had

About the boy

 

Mmmm on the silverscreen

He melts my foolish heart in every single scene

Although I’m quite aware that here and there are traces of the kid

About the boy

 

Lord knows I’m not a fool-girl

I really shouldn’t care

Lord knows I’m not a school-girl

Who’s in the flurry of her first affair

 

Will it ever cloy

This odoversity of misery and joy

I’m feeling quite insane and young again

And all because I’m mad about the boy

 

I’m feeling quite insane and young again

And all because I’m mad..

 

About the boy!

 

noel-coward

Noël Coward (16 december 1899 – 26 maart 1973)

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Tip Marugg werd geboren op 16 december 1923 in Willemstad, Curaçao. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Weekendpelgrimage

 

„Van de tamboer- en oogstdansen; van de opoffering van zwarte, mannelijke dieren aan de aard- en brongeesten; van de grote scholen kleine vissen aan de kust die het begin van de regentijd aankondigen; van slaapwandelaars, die alleen bij volle maan hun bed verlaten en ronddolen; van de huishonden die, wanneer iemand gaat sterven, tot diep in de nacht blijven janken tegen de wassende maan; van de kinderachtige vertellingen van de idiote spin; van de vreemde nachten van een heldere sterrenhemel, waarbij de sterren niet twinkelen; van de grote zwartgrauwe vogel die er zijn specialiteit van maakt kleine kinderen op de achtste dag na de geboorte te ontvoeren.“

(…)

 

Een neger van de oude stempel, wiens vertrouwen je hebt weten te winnen, kan je in eenvoudige doch ernstige woorden vertellen op welke dag en op welke plek je het best kunt vissen, welk aftreksel of afkooksel van geneeskrachtige kruiden je tegen allerlei kwalen moet innemen, en nog andere dingen, fantastisch soms, waar je nimmer van gehoord hebt. Hij kan je vertellen van de vele voortekens van de naderende dood en hij kan je uitleg geven van de betekenis van het eentonige, lelijke gefluit van de spichtige, grauwe vogels. Hij kan je verhalen van de boze geesten die in de vasten in het vage licht van de opkomende maan ronddwalen.

(…)

Wanneer je een gesprek voert met een oude neger van het platteland, dan merk je meteen dat hij dom en simpel is. Dom en simpel naar de begrippen van je schoolkennis, van de boeken die je hebt gelezen, van de moderne gemeenschap waarin je woont. Maar eenvoudig, goed en wijs naar de begrippen van een andere wereld; een oude wereld, toebehorend aan een rijk, primitief, vernuftig oervolk, dat thans bedreigd wordt door de oppervlakkigheid en de kunstmatigheid van het eigen opgroeiend negergeslacht.”

 

marugg

Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006)
Getekend door Peter van Dongen

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Aufforderung

 

Im Erlenschatten, Liebste,
im Erlenschatten, nicht.

Unter der Pappel, ja,
dem Weiß und Grün der Pappel.

Weißes Blatt du,
grünes Blatt ich.

 

 

Die Quellen waren aus Wein

 

Die Quellen waren aus Wein.
Die Meere, aus lila Trauben.

Du wolltest Wasser.

Die Hitze stieg zum Bach
herab. Der Bach war aus Most.

Du wolltest Wasser.

Es fröstelte der Stier. Das Feuer
war aus schwarzem Muskateller.

Du wolltest Wasser.

(Zwei Strahlen von süßem Wein
sprangen aus deinen Brüsten.)

 

 

Vertaald door Erwin Walter Palm

 

alberti

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

De Franse fabeldichter Pierre Lachambeaudie werd geboren op 16 december 1807 bij Sarlat. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

La Goutte d’Eau

 

Un orage grondait à l’horizon lointain,

Lorsqu’une goutte d’eau, s’échappant de la nue,

Tombe au sein de la mer et pleure son destin.

« Me voilà dans les flots, inutile, inconnue,

Ainsi qu’un grain de sable au milieu des déserts.

Quand sur Faite du vent je roulais dans les airs.

Un plus bel avenir s’offrait à ma pensée :

J’espérais sur la terre avoir pour oreiller

L’aile du papillon ou la fleur nuancée,

Ou sur le gazon vert et m’asseoir et briller…

Elle pariait encore : une huître, à son passage.

S’entr’ouvre, la reçoit, se referme soudain.

Celle qui supportait la vie avec dédain

Durcit, se cristallise au fond du coquillage,

Devient perle bientôt, et la main du plongeur

La délivre de l’onde et de sa prison noire,

Et depuis, on l’a vue, éclatante de gloire,

Sur la couronne d’or d’un puissant empereur.

0 toi, vierge sans nom, fille du prolétaire,

Qui retrempes ton ûme au creuset du malheur,

Un travail incessant fut ton lot sur la terre;

Prends courage ! ici-bas chacun aura son tour :

Dans les flots de ce monde, où tu vis solitaire,

Comme la goutte d’eau tu seras perle un jour…

 

Lachambeaudie

Pierre Lachambeaudie (16 december 1807 – 7 juli 1872)
Borstbeeld op Père-Lachaise, Parijs

 

De Britse schrijver en criticus (Victor Sawdon) V. S. Pritchett werd geboren op 16 december 1900 in Ipswich, Suffolk. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: London

 

London is prolific in its casualties, its human waste and eccentrics. We see that blowsy red-haired woman with the gray beard who dances and skips about in the Haymarket. A well-known trial to bus conductors, the woman always carries a spare hat concealed in a brown-paper bag for traveling by bus. She changes her hat and then sings out:

He called me his Popsy Wopsy

But I don’t care.

And drops into a few unprintable words. We are very fond of her. There is the pavement artist who conducts a war with other street entertainers, especially those who use an animal to beg from the thousands of dog lovers, cat strokers, pigeon and duck feeders, the chronic animal lovers who swarm in London. “Worship God not animals,” he scrawls in angry chalk on the pavement. There is the Negro bird warbler, ecstatic in his compulsion, and the King of Poland in his long golden hair and his long crimson robe. There are those solitaires with imaginary military careers and the frightening dry monotonous gramophone record of their battles and wounds. They are compelled, they utter, they click their heels, salute and depart. A pretty addled neighbor of mine used to mix up the washing of the tenants in her house when it hung on the line in her garden. She was getting her own back on the Pope, who had broken up her marriage to the Duke of Windsor. One has to distinguish between the divine mad and the people pursuing a stern, individual course. The elderly lady who arrives in white shorts on a racing bicycle at the British Museum every morning, winter and summer, is simply a student whom we shall see working under the gilded dome of the Reading Room. The taxi driver who answers you in the Latin he has picked up from the bishops he has been taking to and fro from the Athenaeum Club all his life is not consciously doing a comic turn. He is simply living his private life in public. As Jung says, we are dreaming all the time; consciousness merely interrupts. It was what Dickens noticed in Londoners a hundred years before.”

 

pritchett

V.S. Pritchett ( 16 december 1900 – 20 maart 1997)

 

De Engelse schrijfster Mary Russell Mitford werd geboren op 16 december 1787 in Alresford,  Hampshire. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Our Village

 

Of all situations for a constant residence, that which appears to me most delightful is a little village far in the country; a small neighbourhood, not of fine mansions finely peopled, but of cottages and

cottage-like houses, ‘messuages or tenements,’ as a friend of mine calls such ignoble and nondescript dwellings, with inhabitants whose faces are as familiar to us as the flowers in our garden; a lit
tle world of our own, close-packed and insulated like ants in an ant-hill, or bees in a hive, or sheep in a fold, or nuns in a convent, or sailors in a ship; where we know every one, are known to every one, interested in every one, and authorised to hope that every one feels an interest in us. How pleasant it is to slide into these true-hearted feelings from the kindly and unconscious influence of habit, and to learn to know and to love the people about us, with all their peculiarities, just as we learn to know and to love the nooks and turns of the shady lanes and sunny commons that we pass every day. Even in books I like a confined locality, and so do the critics when they talk of the unities. Nothing is so tiresome as to be whirled half over Europe at the chariot-wheels of a hero, to go to sleep at Vienna, and awaken at Madrid; it produces a real fatigue, a weariness of spirit. On the other hand, nothing is so delightful as to sit down in a country village in one of Miss Austen’s delicious novels, quite sure before we leave it to become intimate with every spot and every person it contains; or to ramble with Mr. White* over his own parish of Selborne, and form a friendship with the fields and coppices, as well as with the birds, mice, and squirrels, who inhabit them; or to sail with Robinson Crusoe to his island, and live there with him and his goats and his man Friday;–how much we dread any new comers, any fresh importation of savage or sailor! we never sympathise for a moment in our hero’s want of company, and are quite grieved when he gets away;–or to be shipwrecked with Ferdinand on that other lovelier island–the island of Prospero, and Miranda, and Caliban, and Ariel, and nobody else, none of Dryden’s exotic inventions:–that is best of all. And a small neighbourhood is as good in sober waking reality as in poetry or prose; a village neighbourhood, such as this Berkshire hamlet in which I write, a long, straggling, winding street at the bottom of a fine eminence, with a road through it, always abounding in carts, horsemen, and carriages, and lately enlivened by a stage-coach from B—- to S—-, which passed through about ten days ago, and will I suppose return some time or other. There are coaches of all varieties nowadays; perhaps this may be intended for a monthly diligence, or a fortnight fly. Will you walk with me through our village, courteous reader? The journey is not long. We will begin at the lower end, and proceed up the hill.“

 

Mary_Russell_Mitford_by_Benjamin_Robert_Haydon

Mary Russell Mitford (16 dcember 1787 – 10 januari 1855)
Portret door Benjamin Robert Haydon

 

De Braziliaanse dichter Olavo Bilac werd geboren op 16 december 1865 in Rio de Janeiro. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Brazilian Flag Anthem

 

Hail, precious banner of hope!

Hail, august symbol of peace!

Thy noble presence to our minds

The greatness of our motherland does bring.

Chorus

Take the affection enclosed

in our manly chest, (*)

Dear symbol of the land,

Of the beloved land of Brazil!

 

In thy beauteous bosom portraits

This sky of purest blue,

The impaired greenness of these forests,

And the splendor of the South Cross Constellation.

(Chorus)

 

Beholding thy sacred shadow,

We understand our duty,

And Brazil loved by its sons,

powerful and happy shall be!

(Chorus)

 

Over the great Brazilian Nation,

In times of happiness or grief,

Hover always sacred flag,

Pavilion of justice and love!

(Chorus)

 

bilac

Olavo Bilac (16 december 1865 – 28 december 1918)

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Olavo Bilac, Mary Russell Mitford

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007.

 Uit: Nathan Sid

 „Nathan had spijt van zijn halve-wees fantasieën. Nu hield hij echt van zijn vader, al was het maar omdat zijn zusters Pa Sid haatten. Ook zou hij hem voortaan verdedigen tegenover zijn vriendjes uit het duin, want die lachten hem vaak uit omdat hij ze als een sergeant toeblafte. Zou hij later ook zo worden? Hoe vaak had zijn moeder niet gezegd dat hij een aardje naar zijn vaartje had? Nathan was driftig en sloeg als Pa Sid alles kapot. Nathan was gulzig, kon zich nooit beheersen, wilde niet sparen en het duurste was hem niet goed genoeg. Nathan moest nu het goede voorbeeld geven. Maar hoe dan, zonder op zijn vader te lijken? Nathan wilde niet verder alleen op de wereld. Het liefst bleef hij klein en kroop hij voor altijd weg onder zijn moeders jurk, waar het was zoals achter zijn gesloten wimpers, een veilige wereld waarin hij niets fout kon doen.”

van-dis

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Engelse schrijfster Jane Austen werd geboren op 16 december 1775 in Steventon, Hampshire. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007.

Uit: Emma

EMMA WOODHOUSE, handsome, clever, and rich, with a comfortable home and happy disposition seemed to unite some of the best blessings of existence; and had lived nearly twenty-one years in the world with very little to distress or vex her.

She was the youngest of the two daughters of a most affectionate, indulgent father; and had, in consequence of her sister’s marriage, been mistress of his house from a very early period. Her mother had died too long ago for her to have more than an indistinct remembrance of her caresses; and her place had been supplied by an excellent woman as governess, who had fallen little short of a mother in affection.

Sixteen years had Miss Taylor been in Mr. Woodhouse’s family, less as a governess than a friend, very fond of both daughters, but particularly of Emma. Between them it was more the intimacy of sisters. Even before Miss Taylor had ceased to hold the nominal office of governess, the mildness of her temper had hardly allowed her to impose any restraint; and the shadow of authority being now long passed away, they had been living together as friend and friend very mutually attached, and Emma doing just what she liked; highly esteeming Miss Taylor’s judgment, but directed chiefly by her own.

The real evils, indeed, of Emma’s situation were the power of having rather too much her own way, and a disposition to think a little too well of herself: these were the disadvantages which threatened alloy to her many enjoyments. The danger, however, was at present so unperceived, that they did not by any means rank as misfortunes with her.”

Austen

Jane Austen (16 december 1775 – 18 juli 1817)

 

De Nederlandse schrijver Adriaan van der Veen werd geboren op 16 december 1916 in Schiedam. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.

 

Uit: Alibi voor het onvolkomen hart

 

„Beste vriend, ik weet hoe lang ik je deze brief al schuldig ben. Angst heeft me tot dusver weerhouden je te schrijven en wie weet was ik mijn belofte nooit nagekomen als ik niet een waarschuwing had gekregen – zo wil ik het tenminste opvatten. Het zwijgen kan zwaarder gaan wegen.

Ik word me er opeens van bewust, dat ik met dit verhaal alleen zou staan als jij er niet zou zijn. Mijn vrouw zou ik er mee grieven. Anderen zijn er niet. Jij bent de enige aan wie ik het wil toevertrouwen. Wat een egoistisch belang geeft dit aan onze vriendschap. Nu ik dit besef, begrijp ik niet meer waarom ik zo lang heb gewacht. Stel je voor, dat er iets met je zou gebeuren. Lach nu niet, haal je schouders niet op. Alleen er mee te staan, zou ik niet kunnen verdragen. Dat heb ik vannacht gemerkt. Laat ik me nu eerst dwingen alles rustig op te schrijven, om de belachelijke tranen, die onbedwingbare huilbuien van toen aan te vullen. Wat kon je in die tijd doen behalve je eindeloos geduldig tonen en proberen me af te leiden? Weet je, dat ik je daarom ook gehaat heb? Alleen maar omdat er aan smart door een ander niets gedaan kan worden. Jij stond er buiten, daar was ik jaloers op. Dat zelfde heb ik dikwijls gehad met Nettie. Ze heeft nooit begrepen waarom ik zo onophoudelijk bijzonderheden kan vragen over haar jeugd – je weet hoe arm zij het heeft gehad. Ze kan het niet anders uitleggen dan als een bewijs van mijn liefde. Hoe kon zij weten, dat haar lijden me bevredigde; dat had zij gehad, niemand kon dat meer goedmaken. Niemand kon er deel aan hebben. Zo gezien is deze brief nutteloos. Toch wil ik hem schrijven. Jou is het immers gelukt een andere wending aan mijn leven te geven door me met Nettie in aanraking te brengen. Zij en ons kind zijn nu alles voor me – het weinige wat ik nog ben na die zomermaanden toen ik voor het eerst werkelijk door het leven ben aangeraakt. En daar wordt men beter, sterker van, zegt men. Onzin, hoe zou ik die ervaring ooit in mezelf kunnen verwerken? Dat het zo afliep was slecht, door en door slecht.“

 

Van_der_Veen

Adriaan van der Veen (16 december 1916 – 7 maart 2003)

 

De Engelse schrijver Noël Coward werd geboren op 16 december 1899 in Teddington, Londen. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.

 

Uit: The Letters of Noel Coward

 

“I see her now, ages away from her ringlets and black velvet military cap, sometimes a simple, wide-eyed child, sometimes a glamorous femme du monde, at some moments a rather boisterous “good sort”, at others a weary, disillusioned woman battered by life but gallant to the last. There are many other grades also between these extremes. She appropriated beauty to herself quite early, along with all the tricks and mannerisms that go with it. In adolescence she was barely pretty. Now, without apparent effort, she gives the impression of sheer loveliness. Her grace in movement is exquisite, and her voice charming. To disentangle Gertie herself from this mutability is baffling, rather like delving for your grandmother’s gold locket at the bottom of an overflowing jewel-case.”

 

NOEL_COWARD

Noël Coward (16 december 1899 – 26 maart 1973)

 

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Tip Marugg werd geboren op 16 december 1923 in Willemstad, Curaçao. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.

 

 

Als je hand zich opent

 

Als je hand zich opent

en ik wegren

op zoek naar mededogen,

zal mijn bloed,

schoon gebroken, stollen

en verdoemen

mijn smerige bestaan.

 

Ik ben bang

dat een vreemde

langs zal komen

en een ster rukken

uit de doodsgrijns

van mijn

stervensuur.

 

Te Deum kan ik niet zingen

Maar mijn ziel kan

Gods beeld

oproepen

in het vibrato

van mijn

woorden.

 

Rappe grauwe vlinders

 

Rappe grauwe vlinders,

naakte negerkinderen

in de cactus zon.

 

Ziet mijn oog,

nog ongewend aan ’t spel

van pijl en boog,

de bruine tinten

van mijn eigen vel?

 

Ik ben een tropenkind

met duizend vragen

in mijn borst!

 

Zo zoek ik dan naar zwarte rozen

die leeg en ijl als de voze

cactuswieg waarin wij liggen

niet bij machte zijn

het melkachtig vlees te kleuren.

 

Zullen ooit de paarse geuren

die branden uit het aloë-sap

mij de krachten kunnen geven

voor het bouwen van mijn rieten dak?

 

Geef mij vannacht je zwarte liefde

want morgen vaart mijn schip van haat.

Morgen vaart mijn schip van liefde

mijn schip met blank gelaat.

 

Marugg

Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006) 

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Hij wordt gerekend tot de zogenoemde Generación del 27, genoemd naar de 300e sterfdag van Luis de Góngora, wiens werk de groep bekender wilde maken. Alberti wijdde zich in zijn jonge jaren eerst aan de schilderkunst. Toen de Rpublikijnen de burgeroorlog verloren ging hij, in 1939, in ballingschap naar Argentinië. In 1977 keerde hij naar Spanje terug en bezette voor de communistische partij een zetel in het parlement. In 1981 werd hem de Nationale Prijs voor het Theater verleend en in 1983 de Cervantes prijs.

 

Matrose an Land

 

Wenn meine Stimme an Land stirbt,
bringt sie hinunter ans Meer
und laßt sie mir am Strande.

 

Bringt sie hinunter ans Meer
und ernennt sie zum Kapitän
auf einem weißen Kriegsschiff.

 

Oh, meine Stimme mit dem
großen Seemannsorden!
Über dem Herzen ein Anker
und über dem Anker ein Stern
und über dem Stern der Wind
und über dem Wind das Segel!

 

 

 

Getäuscht hat sich die Taube

 

Getäuscht hat sich die Taube.
Sie hat sich getäuscht.

 

Um nach Norden zu fliegen, flog sie nach Süd.
Sie glaubte der Weizen sei Wasser.
Sie hat sich getäuscht.

 

Sie glaubte das Meer sei der Himmel,
die Nacht sei früher Morgen.
Sie hat sich getäuscht.

 

Die Sterne seien Tau,
die Hitze Schneegestöber.
Sie hat sich getäuscht.

 

Dein Rock sei deine Bluse,
in deinem Herzen sei ihr Nest.
Sie hat sich getäuscht.

 

(Sie schlief am Ufer. — Du
auf der Spitze eines Zweiges.)

 

 

Vertaald door Erwin Walter Palm

 

alberti

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

De Franse fabeldichter Pierre Lachambeaudie werd geboren op 16 december 1807 bij Sarlat. Lachambeaudie werd boekhouder in Lyon. Toen zijn eerste bundel Essais poétiques (1829) nauwelijks respons vond ging hij bij de spoorwegen werken. Na een moeilijk en armzalig bestaan oogstte hij in 1839 eindelijk succes met zijn Fables populaires, die in 1949 al aan hun zevende druk toe waren en die hem financiële zekerheid boden. Ook werd zijn naam nu in een adem genoemd met Jean de La Fontaine en Jean-Pierre Claris de Florian.

 

Le Roi et le Peuple

 

Un peuple gémissait, accablé de détresse.

Le prince, ayant appris ces revers affligeants,

Résout de visiter ses sujets indigents,

Pour mettre un terme au mal qui les oppresse.

Et pour doter sa patrie aux abois

De pl
us riches travaux et de plus sages lois.

Quoiqu’il voulût, en homme sage,

Surprendre incognito le malheur sur les lieux,

Ses courtisans officieux,

Aux champs, dans les cités, annoncent son passage,

Et les plus pauvres aussitôt,

A l’envi simulant une gaité parfaite,

Pour la première fois mettent la poule au pot,

Remplacent leur pain noir par des gâteaux de fête,

Sous leurs plus frais haillons cachent leur nudité.

Le prince croit réelle une fausse richesse;

Il prend pour du bonheur cette feinte allégresse,

Si bien qu’en son palais il retourne, enchanté

D’avoir, au lieu de la tristesse,

Vu partout tant de joie et de félicité.

Voilà comme les rois savent la vérité :

Courtisans de malheur, engeance diabolique,

Quand un roi, par hasard, veut faire son devoir,

Ne couvrez pas de fleurs l’infortune publique,

Afin qu’il ne puisse la voir !

 

lachambeaudie-pierre

Pierre Lachambeaudie (16 december 1807 – 7 juli 1872)

 

De Britse schrijver en criticus (Victor Sawdon) V. S. Pritchett werd geboren op 16 december 1900 in Ipswich, Suffolk. Zijn vader was een zacht gezegd weinig succesvolle handelsreiziger en de familie verhuisde nogal eens. Pritchett zelf was van 1916 tot 1920 handelaar in leer. In 1923 begon hij te schrijven voor de Christian Science Monitor, die hem naar Spanje en Ierland stuurde. Zijn eerste boek, Marching Spain, uit 1928 beschrijft de reis die hij maakte. Zijn naam maakte hij met een bundel verhalen The Spanish Virgin and Other Stories uit 1932. Na WO II schreef hij ook in diverse bladen en tijdschriften en doceerde hij aan verschillende universiteiten. Hij schreef biografieën over Honoré de Balzac, Tsjechov en Toergenjev zonder overigens in staat te zijn Frans of Russisch te lezen.

 

Uit: Essential Stories

 

„She was an old charwoman whose eyes stared like two bits of tin and whose lips were twisted like rope round three protruding teeth. All day long she was down on her knees scrubbing flights of stone stairs, cleaning out evil passages, emptying oozy pails down the drain with the soapsuds frilled about it, and listening to its dirty little voice gulping out of the street. All day long she chattered to herself and sang “Valencia, land of oranges . . .” and broke out into laughter so loud at some fantastic recollection that it sounded as though she had kicked her pail downstairs.

One evening, after a week’s absence from her work, she said mysteriously, as she left the house, “I’m going to do it again. I’m going orf to git me lights.”

“Lights?”

“Yes, ’e stopped me ’e did. ‘Better practise it at ’ome,’ ’e said. So I took the lot. I took the train, an’ rockets, an’ that wicked ol’ General with the monercle, oh, I took ’im. I took ’em all ’ome. O, ’e warn’t ’arf a wicked ol’ dear.” She laughed, and her teeth seemed to skip up and down like three acrobats with the rope lips twirling round them. “Yer know what ’e called me, the ol’ monercle? ‘Lor,’ says ’e, peeping through the winder, ‘ain’t she a proper beauty!’ That’s what ’e called me. We didn’t ’arf dance.”

“Trains! Rockets? Generals? Dance?” The people of the house touched their sound foreheads. “Gone, oh quite gone,” said the people of the house. “Haven’t you noticed, the last few days? Away a week and comes back singing and talking about dances and Generals worse than ever.”

Before there was time to say any more she was off again down the road singing “Valencia, land of oranges . . .” and gutter children calling after her.“

 

Pritchett

V.S. Pritchett ( 16 december 1900 – 20 maart 1997)

 

De Braziliaanse dichter Olavo Bilac werd geboren op 16 december 1865 in Rio de Janeiro. Hij studeerde medicijnen, maar brak de studie na vier jaar af om met rechten te beginnen. Ook daar stopte hij al na een jaar mee. Al vroeg hield hij zich bezig met journalistiek en literatuur en was hij betrokken bij de politiek. Zo voerde hij intensief campagne voor de algemene dienstplicht. In 1898 werd hij inspecteur voor het onderwijs en daarnaast had hij nog meer ambtelijke baantjes. Zijn literair werk behoort tot het “Parnasianismo”, waarvan hij de belangrijkste vertegenwoordiger was in Brazilië.

 

 

Música brasileira

 

Tens, às vezes, o fogo soberano

Do amor: encerras na cadência, acesa

Em requebros e encantos de impureza,

Todo o feitiço do pecado humano.

 

Mas, sobre essa volúpia, erra a tristeza

Dos desertos, das matas e do oceano:

Bárbara poracé, banzo africano,

E soluços de trova portuguesa.

 

És samba e jongo, chiba e fado, cujos

Acordes são desejos e orfandades

De selvagens, cativos e marujos:

 

E em nostalgias e paixões consistes,

Lasciva dor, beijo de três saudades,

Flor amorosa de três raças tristes.

 

 

 

Música brasileira (Vertaling)

 

You have sometimes the sovereign fire

Of love: you enclose in your cadence, inflamed

With hip movements and charms of impurity,

All witchcraft of human sin.

 

Yet on such voluptuousity wanders the sadness

Of deserts, jungles and the ocean:

Barbarous Indian dance, African homesickness,

And sobs of Portuguese ballad.

 

You are samba and jongo, chiba and fado, whose

Chords are desires and orphanhoods

Of savages, captives and seamen:

 

And in nostalgias and passions you consist,

Lascivious sorrow, kiss of three longings,

Loving flower of three sad races.

 

olavo_bilac

Olavo Bilac (16 december 1865 – 28 december 1918)

 

De Engelse schrijfster Mary Russell Mitford werd geboren op 16 december 1787 in Alresford,  Hampshire. Zij verdiende haar plaats in de Engelse literatuur als schrijfster van Our Village,  een reeks schetsen van het Engelse dorpsleven en van dorpse karakkters, gebaseerd op het leven in Three Mile Cross, een gehucht in de buurt van Reading in Berkshire, waar zij woonde.

 

Uit: Our Village

 

„Will you walk with me through our village, courteous reader? The journey is not long. We will begin at the lower end, and proceed up the hill.

The tidy, square, red cottage on the right hand, with the long, well-stocked garden by the side of the road, belongs to a retired publican from a neighbouring town; a substantial person with a comely wife-one who piques himself on independence and idleness, talks politics, reads the newspapers, hates the minister, and cries out for reform. He hangs over his gate, and tries to entice passengers to stop and chat. Poor man! He is a very respectable person, and would be a very happy one if he would add a little employment to his dignity. It would be the salt of life to him.

Next to his house, though parted from it by another long garden with a yew arbour at the end, is the pretty dwelling of the shoemaker, a pale, sickly-looking, black-haired man, the very model of sober industry. There he sits in his little shop from early morning till late at night. An earthquake would hardly stir him. There is at least as much vanity in his industry as in the strenuous idleness of the retired publican. The shoemaker has only one pretty daughter, a light, delicate, fair-haired girl of fourteen, the champion, protectress, and play-fellow of every brat under three years old, whom she jumps, dances, dandles, and feeds all day long. A very attractive person is that child-loving girl. She likes flowers, and has a profusion of white stocks under her window, as pure and delicate as herself.

The first house on the opposite side of the way is the blacksmith’s-a gloomy dwelling, where the sun never seems to shine; dark and smoky within and without, like a forge. The blacksmith is a high officer in our little state, nothing less than a constable; but alas, alas! when tumults arise, and the constable is called for, he will commonly be found in the thickest of the fray. Lucky would it be for his wife and her eight children if there were no public-house in the land.“

 

Mary_Russell_Mitford

Mary Russell Mitford (16 dcember 1787 – 10 januari 1855)