Lloyd Haft, Anne Sexton

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Restant

Licht is er over –
iets blijvends
boven de rots
water en oever voorbij

niet van een kleur
maar alle kleur houdend
hoog in de mist waar de regenboog,
de pauwstaart schitterend stijgt,

iedere druppel een parel
aan een van de vindende vingers
die de dag als blinde tastend
als een blinde spreidt.

Ieder een spiegel
met mij gekomen,
een van de stromen,
een van mijn wegen naar mij.

 

Verkondiging

Je naam verneem je
waar je de klos hebt laten vallen,
waar een hand van je vrijkomt
die reikt.
Al wat je meende te weven
nu vrij, nu onder je,
onder de hand die opgaat leeg,
eindelijk open.
Onder je hier,
diep uit de hemel gedaald,
van onder je uitziend oog
komt altijd het woord dat je hoort.
Want hoe zal de engel anders
komen dan in je kleur,
in het kleed dat je hand
van de huiver niet houdt?

 

Het altaar van de maan (Peking)

Het Altaar van de Maan
is een stel oude mannetjes
die zitten te schaken.

Nu de laatste beschermgodin
verdreven is, staan de poorten
open. Er schijnt zelfs

een zon: matig, nog lerend,
hier en daar geholpen
door herfstboombladeren.

Ongeziene vrouwen
schuifelen, slepen met bezems,
kijken voor zich uit.

Geen man die van zijn leven nog
van stelling zal veranderen:
ieder op zijn stenen voeten

veilig vastgestoken
door de ellenlange nagels
van een uitgewezen maagd.

 

Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Wij tweeën

Ik was ingepakt in zwart
bont en wit bont en
jij maakte me open en toen
zette je me in gouden licht
en toen kroonde je me,
terwijl er buiten
de deur sneeuw viel in schuine pijlen.
Terwijl een dik pak sneeuw
als sterren naar beneden kwam
in calciumfragmentjes,
waren wij in ons eigen lichaam
(die kamer die ons zal begraven)
en jij was in mijn lichaam
(die kamer die ons overleven zal)
en eerst wreef ik je
voeten droog met een handdoek
want ik was jouw slaaf
en toen noemde je mij prinses.
Prinses!

O toen
stond ik op met mijn gouden huid
en ik sloeg de psalmen neer
en ik sloeg de kleren neer
en jij maakte het bit los
en jij maakte de teugels los
en ik maakte de knopen los,
de botten, de verwarringen,
de ansichten uit New England,
de januarinacht om tien uur ’s avonds,
en wij kwamen op als tarwe,
veld na gouden veld,
en wij oogstten,
wij oogstten.

 

Vertaald door Annemarie Slootweg

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2018 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Natalka Bilotserkivets, Anne Sexton

De Oekraïense dichteres en vertaalster Natalka Bilotserkivets werd geboren op 8 november 1954 in het dorp Kuyanivka in de buurt van Soemy. Zie ook alle tags voor Natalka Bilotserkivets op dit blog.

 

Wine of Angels

There’s a peaceful land of maidens crystal-pure,
where children are as unbreakable as steel
where snake-victors kneel and drink
the wine of angels in silent, frozen halls.

There’s a peaceful land of grasses
where the dragon sings for eternal hours.
He waits, his wise head bowed,
powerful wings embroidered with flowers.

Monks dwell in cells among burgundy rocks.
Fire burns inside their stone bowls.
And the wine of angels can’t been tasted or seen
like tears in a river or in our dead souls.

Here no victories or failures prevail.
The scorpion sleeps at the foot of the rhododendron.
And in the window’s light—a sacred darkness,
like writing on a scorpion’s scales.

 

Vertaald door Dzvinia Orlowsky

 

Fire

This red fire of dry stalks —
and what dry stalks
and sweet crackling of first rains! —
of fallen leaves that fell for a long time,
warm with currant smoke, or maybe raspberry,
the gentle crunch of branches cut from bushes

slowly unfolded. The ashy edges grew,
and the broken toy the child carried over
and laid at the foot of perhaps its first temple
only smoked through the varnish
of its dirty, wooden side.

O, red fire with the blue, violet eye!
Noon, and then, at once, an evening village —
a child who’s grabbed onto its mother,
dark groves far beyond the river.

Suddenly and everywhere — here
on the quiet, sleepy street, in the dark
groves far beyond the river,
fires blaze up in rays of evening sun
and the smoke of sweet leaves
spread its arms to us.

And when the evening oval faces lit up,
cleansed with sparkling grain and strange delight,
we tossed the child in the air, kissed
and twirled with it — and laughed
as if we, too, were children.

You will never die — in your little blue coat;
your thin lips will never break,
just as this fall evening will never disappear,
this fire that dances and flies into the air.
Can we not rejoice in the happy rhythm
that fills the universe and our hearts?
Can we not catch the divine light
wiping tears, like years, from our faces?

 

Vertaald door Ali Kinsella en Dzvinia Orlowsky

 

Natalka Bilotserkivets (Kuyanivka, 8 november 1954)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Omgang met engelen

Ik was het moe om vrouw te zijn,
de lepels en de potten was ik moe
moe van mijn mond en mijn borsten
moe van de make-up en de zijden kleren.
Nog altijd zaten er mannen aan mijn tafel
die heendraaiden om de schaal die ik opdiende.
De schaal zat vol met blauwe druiven
en vliegen zweefden er omheen, vanwege de geur
en zelfs mijn vader kwam, met zijn witte botten.
Maar ik was het moe dat alles en alles een geslacht had.

Vannacht heb ik een droom gehad
en ik zei tegen mijn droom…
‘Jij bent het antwoord.
Jij blijft langer voortleven dan mijn man en mijn vader.’
In die droom was er een stad, gemaakt van ketens
waar Jeanne ter dood werd gebracht in mannenkleren
en het wezen van de engelen nooit werd beredeneerd,
geen twee waren er van dezelfde soort,
een met een neus, een met een oor in de hand,
een die kauwde op een ster en de baan ervan beschreef,
ieder gehoorzaamde als een gedicht aan zichzelf
en voerde god’s functies uit,
een volk op zichzelf.

‘Jij bent het antwoord’,
zei ik, en ging naar binnen,
ik ging bij de poorten van de stad liggen.
Toen werden de ketens om me heen gebonden
en ik verloor mijn gewone geslacht en mijn definitieve gestalte
Adam stond links van mij
en Eva stond rechts van mij,
allebei ten diepste onverenigbaar met de wereld van de rede.
Wij vlochten onze armen in elkaar
en reden onder de zon.
Ik was niet langer meer een vrouw,
niet het een of het ander.

O dochters van Jeruzalem,
de koning heeft mij binnengebracht in zijn kamer.
Ik ben zwart en ik ben prachtig.
Ik ben opengemaakt en ontkleed.
Ik heb geen armen en geen benen.
Ik ben helemaal huid, als een vis.
Ik ben evenmin vrouw
als Christus een man was.

 

Vertaald door Maaike Meijer en Marta Vooren

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Lloyd Haft, Anne Sexton

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Middagje museum

‘De zon is nog altijd niet doorgebroken’ –
bij wélke poort wacht Joachim op Anna?
Wij kijken naar bulgaarse schilderijen
terwijl het weer verslechtert inderdaad.

Engelenboodschappers had je toen,
of wat wij nachten noemen. En het blijft
de regen ver te boven gaan, zo’n wachten
dat wekt en doorverwekt, nog op de middag.

De yoghurtbar gesloten en een rookverbod
waar niemand zich aan houdt, enkele buien,
zie er maar uit te komen overdag.
Het beeld al lang gewend, zelfs de bedoeling –

maar boven het bekende blijft een horen,
dat teisteren. Het dak: ze moet van verre.

 

Moeder

Er is één uur,
één weten.
Alles in één gezien,
niet verhaald, niet vergeten

De rest was een ander –
dat waren jaren;
woorden
die woeien, niet waren.

Maar hier – het uur dat ik groet
en rakende weet,
warmt mijn hand van nabij
en van zegen,

houd ik in mijn handen,
hier bij mijn hart,
hier in mijn armen verheven.

Onder mijn stem stilte,
onder mijn hart de hemel:
geen ander weet de naam want hier,
hier zijn wij één.

 

Naar Lucas 1:26-35

Een maagd: een verwachten.
Buiten alle banden
van schande.
Alle verlangen
is buiten alle banden.
In schaduw wordt
een stem gehoord,
gevoeld: geen wet.
‘Geef, geef mij door.’ Wij geven
een gevoelen door, een horen,
een schaduw van verlangen.

 

Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

De sterrennacht

Dat weerhoudt me niet van een vreselijke behoefte aan – zal ik het zeggen – religie. Dan ga ik ’s nachts naar buiten om de sterren te schilderen.
Vincent van Gogh in een brief aan zijn broer.

De stad bestaat niet
behalve waar een zwartharige boom als
een verdronken vrouw de hete hemel inglipt
De stad is stil. De nacht kookt met elf sterren.
O sterrennacht, sterrennacht! Zo en niet anders

wil ik sterven.

Hij beweegt. Alles leeft.
Zelfs de maan hangt puilend in oranje beugels
om, als een god, kinderen uit zijn oog te persen.
De oude ongeziene slang slokt de sterren op.
O sterrennacht, sterrennacht! Zo en niet anders
wil ik sterven:

het razende beest van de nacht in,
opgeslorpt door die grote draak,
de pijp uitgaan zonder vlag,
zonder buik,
zonder kreet.

 

Vertaald door Anneke Brassinga

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2018 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Natalka Bilotserkivets, Anne Sexton

De Oekraïense dichteres en vertaalster Natalka Bilotserkivets werd geboren op 8 november 1954 in het dorp Kuyanivka in de buurt van Soemy. Zie ook alle tags voor Natalka Bilotserkivets op dit blog.

 

We’ll Not Die in Paris

I will die in Paris on Thursday evening.

                                        — Cesar Vallejo

You forget the lines smells colors and sounds
sight weakens       hearing fades       simple pleasures pass
you lift your face and hands toward your soul
but to high and unreachable summits it soars

what remains is only the depot       the last stop
the gray foam of goodbyes lathers and swells
already it washes over my naked palms
its awful sweet warmth seeps into my mouth
love alone remains though better off gone

in a provincial bed I cried till exhausted
through the window       a scraggly rose-colored lilac spied
the train moved on       spent lovers stared
at the dirty shelf heaving beneath your flesh
outside a depot’s spring passed       grew quiet

we’ll not die in Paris       I know now for sure
but in a sweat and tear-stained provincial bed
no one will serve us our cognac       I know
we won’t be saved by kisses
under the Pont Mirabeau murky circles won’t fade

too bitter we cried       abused nature
we loved too fiercely
                        our lovers shamed
too many poems we wrote
                        disregarding poets
they’ll not let us die in Paris
and the alluring water
                        under the Pont Mirabeau
will be encircled with barricades

 

The Letter

You go out for bread and milk in the morning.
Returning, you see the mailwoman—
she’s walking away from your house.
As usual, you imagine her two schoolchildren.
It seems you and she are the same age.

Two dozen blue mailboxes.
Yours, number 20, is at the bottom on the right.
A key on the delicate ring.
Newspapers, bills, letters.

You sit with the white envelope for an hour and a half,
studying stamps, cancellation marks.
And you can neither cut nor tear
nor dissect the letters of the return address.

Hide it deep inside your writing desk
like wilted flower petals in a volume of verse,
like a handful of ashes.

If you could take and burn this body, if you could leave
only the spirit, only the X-rays on a spinal image,
only the young vertebrae under an invisible surface,
under someone’s hands,

stroking from neck to thigh.

 

We zullen niet sterven in Parijs

Donderdagavond zal ik sterven in Parijs
— Cesar Vallejo

De lijnen luchten kleuren klanken worden uitgewist
gezicht verslapt gehoor verzwakt – gewone vreugden doven
je strekt je armen je gezicht uit naar je ziel
maar ze vliegt hoog onbereikbaar over

het enige wat rest: het station met het laatste perron
het grauwe afscheidsschuim wervelt en zwelt
nu spoelt het mijn weerloze handen al weg
dringt met zijn weezoete warmte mijn mond in
de liefde is gebleven – was ze er maar niet geweest

in een provinciebed had ik tot uitputtens gehuild
walgelijk keek de blozende vlier door het raam
de trein reed zacht en een verliefd stel keek lui toe
hoe onder jouw lichaam de vuile ligplank hijgde
de banale lente stiller en stiller op het station

we sterven niet in Parijs dat weet ik nu zeker
maar in een provinciebed nat van tranen zweet
niemand zal jou je cognac serveren ik weet
door niemand gekust worden wij niet getroost
geen kringen van donker onder Pont Mirabeau

te bitter hebben we gehuild – de natuur geschoffeerd
te hevig de liefde bedreven
– de minnaars beschaamd
te vurig geschreven – en de dichters beledigd
die ons nooit in Parijs laten sterven – rond het water
onder Pont Mirabeau hun dichte ring van bewakers.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Natalka Bilotserkivets (Kuyanivka, 8 november 1954)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

De furie van zonsondergangen

Iets
kouds hangt in de lucht,
een sfeer van ijs
en slijm.
De hele dag heb ik
mijn tijd van leven opgebouwd en nu
daalt de zon en laat
er niets van heel.
De horizon bloedt
en zuigt op zijn duim.
De kleine rode duim
gaat onder.
En ik verwonder me
over deze tijd van leven met mezelf,
deze droom die ik uitleef.
Ik kan de lucht opeten
als een appel
maar liever
vraag ik de eerste ster:
wat doe ik hier?
wat moet ik in dit huis?
wie zit erachter?
nou?

 

Vertaald door Anneke Brassinga

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)
Portret door John Springfield, 2017

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Lloyd Haft, Anne Sexton

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Cocon

Waarom noem ik het bottending lichaam?
Omdat het nog verschijnt. Ander goed,
zachtere have liet de ribbenkraam
als het licht dat tussen het zwaarder staande roet

ontsnapt bij waar branden. Wat er blijven
zijn spikkels, stof dat warrend wolk moet worden,
vlokkenpilaar die in de wind zal stijven,
groevend nog de lucht die mij omgordde,

krassend nog naar adem die niet bleef
maar verder, langer kwam dan aders waren,
opgeheven boven handgestreef,
uitgegaan waar bot niet zal bezwaren,

wakken latend – wonden uitgeleefd
door wat niet meer in deze handen heeft.

 

Van hovenieren

Op den duur is er voor een tuin
zo weinig nodig: alleen maar
een enkele roos, een rooster,
een roosvormige rooster, of
zelfs die gedachte: aan één roos.

Bij wie zal men die gedachte
zien, of als rooster beleven?
Welk mens moet het antwoord geven
dat kromt, listig kromt en een tuin
uitspreekt waar spreken doet bloeien?

Want: wat de wilde distelbloem
wuivend bij dag te kennen geeft
zingt ’s nachts moeizaam waaiend de mens.
Maar welk mens? En in welke tuin?
Valt wat de mens wil te vinden

waar distel blauw, of doorn groen groeit?
Komen niet juist alle pluizen
aan trossen waar míjn hart ontbeert –
waar blauw nóch doorns de doorslag
gevende vormen, vormend zijn?

Aan takken waar veel komt hangen
moet niet minder te zien vallen
dan diep en diep te twijfelen,
moet distel voor roos kunnen staan
of roos, plots ontplozen, voor mij.

Op den duur is er voor zo’n tuin
zo weinig nodig, zo weinig
aanwezig: één roos, míjn rooster,
zo’n zwaarst beladen rooster mijn
enige wens één mens, één roos.

 

Gelegenheidsvers

onze voorouders. Wie
verstaat hen nog?
Woorden raken weg zonder
schade: wij immers leven

nog. Ik heb het zelf
gezegd: liever licht
dan woorden over licht.
Het boek staat. Geel

torent zijn rug die niet
als het jonge gras wuifde,
aldoor hier stond. Bleef,
niet heette.

 

Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Jong

Duizend deuren geleden
toen ik een eenzaam kleintje was
in een groot huis met vier
garages en het zomer was
zolang ik me kon herinneren,
lag ik ’s nachts op het gras,
klaver verkreukelend,
de wijze sterren boven me gebed,
mijn moeders raam een koker
die gele hitte uitstiet,
mijn vaders raam, halfdicht,
een oog waar slapers langsgaan,
en de planken van het huis
waren glad en wit als was,
en wel een miljoen bladeren
deinden op hun vreemde stelen
terwijl de krekels samen
rikketikten
en ik, in mijn gloednieuwe lijf,
nog niet dat van een vrouw,
stelde de sterren mijn vragen
en dacht dat God echt
de hitte zag en het geverfde
licht,
ellebogen, knieën, dromen,
goedenacht.

 

Vertaald door Anneke Brassinga

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2018 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Joshua Ferris, Anne Sexton

De Amerikaanse schrijver Joshua Ferris werd op 8 november 1974 in Danville, Illinois, geboren. Zie ook alle tags voor Joshua Ferris op dit blog.

UitA Calling for Charlie Barnes

.“What do you want from me, huh? What did you expect?
Those were some of the questions Steady Boy was asking that morning, after waking his computer and sitting awhile with the rapier-style letter opener, contemplatively cleaning his nails.
But of whom was he asking them? His children? Ex-wives?
Old colleagues, maybe. Like that bastard Larry Stoval.
He knew Larry from his time at Bear Stearns—that scrappy brokerage firm with the dog-eat-dog mind-set, now kaput. He and Larry Stoval were good buddies back then. This was years ago. Charlie worked the retail desk while Larry cleared dubious trades at the direct orders of Jimmy Cayne, Bear’s CEO, doing God knows what damage to the moral universe . . . but what was it that kept Larry up at night? It wasn’t boiler rooms and FTC fines. It was Charlie’s affair with a nurse at First Baptist.
It was fall, 1992. The nurse’s name was Barbara. Larry didn’t like her. Didn’t like the idea of her. Larry, the Oak Brook deacon, didn’t give a damn about Wall Street thievery, but coveting thy neighbor’s wife—now that Larry could not abide.
Human hypocrisy of this magnitude was one reason Charlie always felt far from God. Little did Larry know that that guilt-ridden affair, which ended when Charlie left Evangeline and married the nurse, sent him, for the first and only time in his life, to a therapist’s couch just to pull himself together.
Honestly, he’d assumed the extramarital shame would go on eating him alive, like the guy who stole fire from the gods and had his liver picked clean by birds. But did Larry offer him any comfort? Take-home pay that put Larry Stoval in the halls of Valhalla, but he still couldn’t afford a little compassion for his fellow fallen man. “Larry,” Charlie had said, making himself vulnerable to his good old friend, “I’m in real trouble here,” and what’d the guy do? Treated him like a fucking pariah. He set down the letter opener, picked up the phone, and dialed. with the rapier-style letter opener, contemplatively cleaning his nails.
But of whom was he asking them? His children? Ex-wives?
Old colleagues, maybe. Like that bastard Larry Stoval.
He knew Larry from his time at Bear Stearns—that scrappy brokerage firm with the dog-eat-dog mind-set, now kaput. He and Larry Stoval were good buddies back then. This was years ago. Charlie worked the retail desk while Larry cleared dubious
trades at the direct orders of Jimmy Cayne, Bear’s CEO, doing God knows what damage to the moral universe . . . but what was it that kept Larry up at night? It wasn’t boiler rooms and FTC fines. It was Charlie’s affair with a nurse at First Baptist.”

 

Joshua Ferris (Danville, 8 november 1974)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Het mos van zijn huid

Het was alleen belangrijk
om te glimlachen en stil te zitten,
naast hem te gaan liggen
en even uit te rusten,
samen te worden opgevouwen
alsof we zijde waren,
weg te zinken uit de ogen van moeder
en niet te praten.
De zwarte kamer nam ons op
als een grot of een mond
of een inhuizige buik.
Ik hield mijn adem in
en papa was er,
zijn duimen, zijn dikke schedel,
zijn tanden, zijn haar dat groeide
als een veld of een sjaal.
Ik lag bij het mos
van zijn huid totdat
het raar werd. Mijn zussen
zullen nooit weten dat ik
uit mezelf val en doe alsof
Allah niet zal zien
hoe ik mijn vader vasthoud
als een oude stenen boom.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Lloyd Haft, Anne Sexton

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Pompoenensoep (Peking)

‘Een leger loopt op zijn maag’; droomvrachtwagens
glibberen over de bodem
van een kom kokend vocht.

En het meisje op de berm maar
kijken: zichzelf in legerpak,
het onverharde kruispunt. September,

bij stille zon: pompoenentijd,
stil zoals een vrachtwagen
slingert, stof stuift, zoet smaakt…

komen ze, de dragers: de ongelofelijke
opeenvolging van echte kinderen,
ieder met zijn handen om een kom.

 

Naar psalm 49

Is dit wijsheid?
Zal dít het akoord overstemmen
van de snaren van mijn hart
wanneer ik naar u hoor en mijn hart
klaart en opengaat? –
‘De mens is gelijk de dieren, die vergaan.’
Moet ik dát vertellen aan de geslachten?
Ik luister liever.

 

Flatgebouw

Het gerucht gaat
dat onder deze huizen
nooit is geheid.
Wind als fundament –

vlagen uit een tijdstroom
neergehaald, de grond in
gevouwen, vast veen
geworden onder vederlicht beton.

Heel soms, ’s nachts, veert
krachtig dat hoekige

terug, maakt plooien
in slopen, krast dwars

boven door de wangen
van een mens die slaapt.

 

Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Anna die gek was

Anna die gek was,
Ik heb een mes onder mijn oksel.
Als ik op mijn tenen sta, tik ik berichten uit.
Ben ik een soort infectie?
Heb ik je gek gemaakt?
Heb ik de geluiden wrang gemaakt?
Heb ik je gezegd uit het raam te klimmen?
Vergeef. Vergeef.
Zeg niet dat ik dat deed.
Zeg niet.
Zeg.

Spreek Maria-woorden in ons kussen.
Neem mij de slungelige twaalfjarige
in je verzonken schoot.
Fluister als een boterbloem.
Eet mij. Eet me op als slagroompudding.
Neem mij op.
Neem mij.
Neem.

Geef me een rapport over de toestand van mijn ziel.
Geef me een volledige verklaring van mijn acties.
Geef me een Jan-op-de-preekstoel en laat me meeluisteren.
Zet me in de stijgbeugels en laat een reisgezelschap door.
Nummer mijn zonden op de boodschappenlijst en laat me kopen.
Heb ik je gek gemaakt?
Heb ik je oortelefoon opengedraaid en er een sirene doorheen laten gaan?
Heb ik de deur geopend voor de besnorde psychiater
Die je naar buiten sleepte als een gouden kar?
Heb ik je gek gemaakt?
Schrijf mij vanuit het graf, Anna!
Je bent niets anders dan as, maar toch
pak de Parker Pen die ik je heb gegeven.
Schrijf me.
Schrijf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2018 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Joshua Ferris, Anne Sexton

De Amerikaanse schrijver Joshua Ferris werd op 8 november 1974 in Danville, Illinois, geboren. Zie ook alle tags voor Joshua Ferris op dit blog.

UitA Calling for Charlie Barnes

“Steady Boy woke, showered and spritzed, skipped breakfast for the time being, and headed in to work. Oh, what a glorious morning! Maybe. The weather in the basement was unknown. The computer required waking. Made its little nibbling noises when stirred from its slumber, said its staticky hellos. The old office chair. The cold basement damp. Steady Boy had a desk calendar from 1991, a letter opener in the fashion of a gem-encrusted rapier, a ratty-ass Rolodex, and at his feet a rug. The rug, however, made moving around in the roller chair a living hell. So a sheet—listen to this. This is a true story. A sheet of stamped plastic specifically designed to facil-itate the easy rolling of roller chairs in challenging terrain was purchased from Office Depot some years hack by Steady Boy—Steady Boy? No one had called him that in thirty, forty years. Back then, Charlie Barnes had found it hard to keep a job, either because the pay was bad, or the boss was a dick, or the work itself was a pain in the ass, and someone, an uncle, probably, dubbed him Steady Boy and the name stuck, the way “Tiny” will stick to a big fat man. Steady Boy’s knocking off early again, Steady Boy’s calling in sick… that sort of thing. The paying gig that another man considered manna from heaven was for Steady Boy an encroachment on private land. Ile valued his freedom. lie enjoyed his sleep. He liked to read the funny pages at his leisure. So much for all that. Steady Boy was Mr. Charles A. Barnes now, sixty-eight years old that morning, a small businessman and father of four, and likely to live forever.
Ah, but it was all pretense and fakery. He was a big fat fraud! Shouldn’t think like that, but it was true. Goddamn it was, certainly where his teeth were concerned. Other areas, too. His achievements, his…framed certificates. Big deal! He hadn’t even finished college. Hang that up on your wall, Steady Boy. Failure number one, as far as he was concerned: no college degree. Failure number two: all the times he lied about having a college degree. Failure number three: all, screw this. (Failure number three was his reluctance to look back too long.) He was too proud and too pressed for time to be reviewing all his damn failures. We’d be here all year. Steady Boy didn’t have a year. Steady Boy had cancer, that’s what he had.
But hey, not just any cancer. The big kahuna of cancers: pancreatic. Heard about that one? Cancer of the pancreas is the piano that falls from the sky. You have time to glance up, maybe. Then, splat! Like a bug on the cosmic grille. His achievements—ha! He’d spent half his life prepping the next big thing. It never panned out. Steady Boy did not, in fact, have a hard time holding down a job. He just never wanted to be a sucker, a schlub, or a midlevel this or that. Like anyone, he had hoped to make a killing, become a household name, live forever. Well, he would not, now. That was just a done deal. We really need to stop calling him Steady Boy. Good God, he thought first thing as he took a seat at his desk, the failures! All the marketing materials he still had somewhere, still shrink-wrapped. Bales of the stuff. Beautiful four-color trifold brochures in service to nothing now, nothing.”

 

Joshua Ferris (Danville, 8 november 1974)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

VANUIT DE TUIN

Kom, mijn geliefde,
denk aan de lelies.

Wij zijn kleingelovig.
Wij praten te veel.
Doe je mond vol woorden weg
en kom met me mee om te zien
hoe de lelies zich openen in zo’n veld,
waar ze groeien als jachten,
hun bloemblaadjes langzaam besturen
zonder verpleegsters of klokken.
Laten we denken aan het uitzicht;
een wit huis waar witte wolken
de modderige zalen versieren.
Oh, doe je goede woorden weg
en je slechte woorden. Spuug uit
je woorden als stenen!
Kom hier! Kom hier!
Kom, eet mijn heerlijke vruchten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Jens Christian Grøndahl, Ivan Toergenjev, Lloyd Haft, Erika Mann, Jan Decker, Roger McGough, Anne Sexton, Mohammed Iqbal, Michael Derrick Hudson

De Deense schrijver Jens Christian Grøndahl werd geboren in Lyngby op 9 november 1959. Zie ook alle tags voor Jens Christian Grøndahl op dit blog.

Uit: Often I Am Happy

“Now your husband is also dead, Anna. Your husband, our husband. I would have liked him to lie next to you, but you have neighbors, a lawyer and a lady who was buried a couple of years ago. The lawyer had been around for a long time when you joined them. I found a vacant plot for Georg on the next row; the back of his stone is visible from your grave. I opted for limestone, although the stonemason said it wouldn’t be weatherproof. So what? I don’t like granite. The twins would have liked granite—on this point they agreed for once. Granite is too heavy, and our Georg had been complaining about this weight on his chest. We should have taken it more seriously, but he shrugged it off. At first he moaned, and when you wanted to share his concern you were brushed aside. Georg was like that.
He collapsed in the shower. I knew right away that something was wrong, or only now I think I knew it. He groaned and it felt anomalous to maneuver his heavy, wet body. He was still conscious as I got him to bed. When the ambulance came, it was all over. He looked like himself, older but still nice enough. His belly was less protruding when he was lying on his back. You never saw him that way, but seventy-eight is nothing, really, don’t you agree? Or seventy, for that matter. It could have been you who found him on the tiles under the jet of hot water. Normally, it would have been you. Can you say that? He always stayed out there for so long. He might easily have remained standing if his coronary artery had not burst. It could have been your life continuing just like that. Where would I have been, in your life? Where would I have been in mine? I caressed him as we were waiting for the ambulance to come, but I don’t know if he felt anything. At some point as I sat with him, there was no longer anything to feel. I realized it later. He could not feel my touch, as if I were the one who was suddenly absent. His absence felt like a lump growing inside me, making me suffocate. I never felt so alone. One is used to reality responding or just resounding with whatever one thinks or feels. Death shuts up the living; the real is our enemy in the long run.
The day after the funeral, I biked to the cemetery again. I took a couple of the sprays and put them in front of your headstone. Otherwise, I have brought you flowers only when it was your birthday. The first years I came quite often, mostly alone. Georg didn’t like to come along, and in the end I’d stopped telling him that I had been at your grave. At that time, it had been ages since I’d stopped asking him why he wouldn’t come. I don’t think he ever forgave you completely, but even that he probably wouldn’t have wanted to admit, had I asked him. I might have construed his answer in the sense that I had not been fully capable of filling your place. He was so considerate, and I think he had come to be really fond of me. The years passed, mind you, and in the end we belonged together, simply because we lived side by side. We underestimate the power of habit while we’re young, and we underestimate the grace of it. Strange word, but there it is.”

 

 
Jens Christian Grøndahl (Lyngby, 9 november 1959)

 

De Russische schrijver Ivan Sergejevitsj Toergenjev werd geboren op 9 november 1818 in Orjol, in de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Ivan Toergenjev op dit blog.

Uit: The District Doctor (Vertaald door Constance Garnett)

“One day in autumn on my way back from a remote part of the country I caught cold and fell ill. Fortunately the fever attacked me in the district town at the inn; I sent for the doctor. In half-an-hour the district doctor appeared, a thin, dark-haired man of middle height. He prescribed me the usual sudorific, ordered a mustard-plaster to be put on, very deftly slid a five-rouble note up his sleeve, coughing drily and looking away as he did so, and then was getting up to go home, but somehow fell into talk and remained. I was exhausted with feverishness; I foresaw a sleepless night, and was glad of a little chat with a pleasant companion. Tea was served. My doctor began to converse freely. He was a sensible fellow, and expressed himself with vigour and some humour. Queer things happen in the world: you may live a long while with some people, and be on friendly terms with them, and never once speak openly with them from your soul; with others you have scarcely time to get acquainted, and all at once you are pouring out to him — or he to you — all your secrets, as though you were at confession. I don’t know how I gained the confidence of my new friend — any way, with nothing to lead up to it, he told me a rather curious incident; and here I will report his tale for the information of the indulgent reader. I will try to tell it in the doctor’s own words.
‘You don’t happen to know,’ he began in a weak and quavering voice (the common result of the use of unmixed Berezov snuff); ‘you don’t happen to know the judge here, Mylov, Pavel Lukitch? . . . You don’t know him? . . . Well, it’s all the same.’ (He cleared his throat and rubbed his eyes.) ‘Well, you see, the thing happened, to tell you exactly without mistake, in Lent, at the very time of the thaws. I was sitting at his house — our judge’s, you know — playing preference. Our judge is a good fellow, and fond of playing preference. Suddenly’ (the doctor made frequent use of this word, suddenly) ‘they tell me, “There’s a servant asking for you.” I say, “What does he want?” They say, “He has brought a note — it must be from a patient.” “Give me the note,” I say. So it is from a patient — well and good — you understand — it’s our bread and butter. . . . But this is how it was: a lady, a widow, writes to me; she says, “My daughter is dying. Come, for God’s sake!” she says; “and the horses have been sent for you.” watercourses, and the dyke had suddenly burst there — that was the worst of it! However, I arrived at last. It was a little thatched house. There was a light in the windows; that meant they expected me. I was met by an old lady, very venerable, in a cap. “Save her!” she says; “she is dying.” I say, “Pray don’t distress yourself — Where is the invalid?” “Come this way.” I see a clean little room, a lamp in the corner; on the bed a girl of twenty, unconscious. She was in a burning heat, and breathing heavily — it was fever. There were two other girls, her sisters, scared and in tears. “Yesterday,” they tell me, “she was perfectly well and had a good appetite; this morning she complained of her head, and this evening, suddenly, you see, like this.” I say again: “Pray don’t be uneasy.” It’s a doctor’s duty, you know — and I went up to her and bled her, told them to put on a mustard-plaster, and prescribed a mixture. Meantime I looked at her; I looked at her, you know — there, by God! I had never seen such a face! — she was a beauty, in a word! I felt quite shaken with pity.”

 

 
Ivan Toergenjev (9 november 1818 – 3 september 1883)
Cover

 

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Zigeunerspies (Leidse Hout)

Vergis je niet, mijn hart is geen berg,
geen machtige vermeerdering
van eens geworden afgescheidenheid:

Mijn hart is een levend weefsel
als een rauwe biefstuk zo groot,

Zo’n ding doet pijn als kolen,
en sintels, en losse rode bladeren
op alle paden branden die ik ken-

als ook de bomen, onverbloemd,
mij levend in hun leegte laten zien.

 

Hagel (Peking)

Het kan zo plotseling gebeuren:
zo’n hemelvol stenen
uit water geworden.

Komt het door meren in ’t zuiden,
woestijnen in ’t westen?
Zoek geen verklaring op aarde, want

dit is de werkelijkheid.
Ieder mens heeft dan ook
een masker voor. Kalm, geduldig,

verre boven de hoeken
der tienduizend straten, staat
één witte bus doodstil.

 

 
Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Duitse schrijfster Erika Mann werd geboren op 9 november 1905 in München als oudste dochter van de Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Erika Mann op dit blog.

Uit: Wenn die Lichter ausgehen

«770 841 Industriearbeiter», bellte die Stimme aus dem Radio. Der Gast, dem man anstelle von Eiern den Völkischen Beobachter angeboten hatte, stand auf, streckte sich, gähnte und sah auf die Uhr.
«Eineinhalb Stunden», meinte er, «und noch kein einziges Wort über unsere Brüder im Sudetenland.» Was ist denn das, fragte sich der Fremde. Keiner hier scheint sich besonders zu begeistern. Eine sture Bande, diese Bayern, ein dickköpfiges, nachdenkliches Volk; sie lassen sich ihre Begeisterung nicht anmerken. In einer Ecke nahe beim Ofen saß ein kleines Mädchen und schrieb etwas auf. «Morgen hat sie eine Klassenarbeit», sagte der Wirt. «Also muß sie sich Notizen machen und sie auswendig lernen. Sonst bekommt sie eine Strafe.» «Wie viele Industriearbeiter waren das?» fragte das Kind. Niemand antwortete. Der Fremde hörte sich die Rede bis zum Schluß an. Auch als der wütende Führer geendet hatte und das Horst-Wessel-Lied verklungen war, blieb er sitzen. Er wollte sehen, welche Wirkung die Rede gehabt hatte, und er wollte mit dem Wirt reden, der wie ein freundlicher Mensch aussah. Der buschige Schnurrbart hätte einem Seehund zur Ehre gereicht, aber die klaren Augen in seinem kräftigroten Gesicht sprachen eine lebhafte Sprache. Doch er war kein gesprächiger Mensch. Auch an den Tischen wurde wenig geredet. Niemand erwähnte die Rede des Führers. «Hast du die Kirchenbanner gesehen?» fragte eine Frau ihren, ann. «Ich habe mindestens acht gezählt, allein fünf in der Bärenstraße.» Ihr Mann nickte. Ein verstohlenes Grinsen huschte über sein Gesicht. «So eine Unverfrorenheit!» sagte er. «Kirchenbanner hinzuhängen, wo es ausdrücklich verboten ist!» Zur Bekräftigung schlug er mit der Aachen Hand auf den Tisch. Dennoch hatte der Fremde den Eindruck, daß der Mann sich freute. «Eine ausgemachte Unverschämtheit», wiederholte er und warf dem Wirt einen fröhlichen Blick zu. Minuten vergingen, und die Gäste verließen nach und nach das Lokal. Der Fremde wartete gespannt auf alles, was er noch aufschnappen konnte, und blieb. «Wie viele Einwohner hat diese Stadt?» fragte er den Wirt und hoffte auf ein Gespräch. «120 nee», sagte der Wirt «Aber jede fünfte Familie hat kein eigenes Heim. Wir haben wenige Häuser und viele Mietskasernen. Macht ja nichts», fügte er rasch hinzu, als der Fremde die Stirn runzelte. «Es ist auch nur vorübergehend, bis wir die Wiederbewaffnung abgeschlossen haben. Natürlich hat die Waffenindustrie im Augenblick Vorrang. Erst kommt die Politik, dann das Privatleben.» «Jede fünfte Familie?» fragte der Fremde. «Woher wissen Sie das so genau?» Der Wirt lehnte sich mit seinem kräftigen Körper noch weiter über den Tresen. Nun, sein eigener, bereits verheirateter Sohn wohne noch hier im Haus; weil er keine eigene Wohnung bekommen könne.”

 


Erika Mann (9 november 1905 – 27 augustus 1969)
Cover

 

De Duitse schrijver Jan Decker werd geboren op 9 november 1977 in Kassel. Zie ook alle tags voor Jan Decker op dit blog.

Uit: Der lange Schlummer

“Als ich aus dem Rasthof heraustrat, fiel mir erst das höllische Getöse auf, das ich vor der Mahlzeit im Halbschlummer überhört haben musste. Sonderbare Vehikel, ganz ohne Pferde angetrieben, rasten mit Getöse und ungekannter Geschwindigkeit in einem fort auf einem breiten Verkehrsweg an mir vorbei. Sie schienen moderne Kutschen zu sein, doch ganz aus Metall. Ich hielt mir die Ohren zu, nur irgendwann brauchte ich meine Hände wieder, spätestens bei der Verrichtung der nächsten Notdurft. Hier in Thüringen, wo ich einst die schönste Naturstille genossen hatte, musste ich nun mit diesem infernalischen Krach haushalten. Dies gelang mir, indem ich störrischer Esel auf dem Seitenstreifen in Richtung Osten trottete, was mir der Stand der Sonne sagte, und dabei an die herrliche Bucht von Neapel dachte. Das war gar nicht klug, wie sich herausstellte. Ich zuckte nämlich bei jedem vorbeirasenden Geschoss zusammen, während diese hupten wie die Postkutschen, was den Beginn meines Spaziergangs zu einem ziemlichen Spießroutenlauf machte. Grob wusste ich, dass Gräfenroda zwischen Arnstadt und Gotha gelegen ist. An eine dieser beiden Städte wollte ich mich nun halten, um mein Quartier für die Nacht zu beziehen.
Du allein weißt, ob ich auf diesem Weg bis nach Sachsen gekommen wäre! Just da traf ich jedoch auf einen Russen, der mit einem riesenhaften Gefährt, das er Lastwagen nannte, auf dem Seitenstreifen haltgemacht hatte und eben ein rotes Dreieck aufstellte, das wohl Vorsicht gebieten sollte. Der gute Mann war völlig außer sich, an diesem unwirtlichen Ort einen Spaziergänger zu treffen. Er sagte immer wieder »Autobahn« zu mir, »hier Autobahn, nix laufen« – was in seinem krachenden Deutsch etwas kindisch klang, aber doch gut gemeint war. Mit den paar Brocken Russisch, die ich noch immer an mir trage, mahnte ich den guten Mann, er solle sich bloß um seine eigenen Sachen kümmern, mit mir sei alles in bester Ordnung.
Hier findest du einige Betrachtungen über die Verkehrswege der neuen Zeit, die mir sogleich in den Sinn kamen: Erstens scheinen mir diese mehr Rennstrecken als öffentliche Einrichtungen zu sein. So traf ich auf meinem ganzen Weg von Gräfenroda bis zur nächsten Ausfahrt keinen weiteren Spaziergänger an. Zweitens verleiten sie zu einer schrecklichen Hast, da ich die Fahrzeuge, wenn sie einmal an mir vorbeigestoben waren, nach einigen Sekunden bereits schon wieder aus den Augen verloren hatte. Höre, sie mussten noch am selben Tag zumindest bis Prag reisen können! Aber was hat man davon, wenn der ganze Weg übersprungen ist, der doch das eigentliche Lockmittel der Reise ist? Drittens gelangt man zu keinem Charakteristikum der Reisenden selbst, da sich diese in ihren Fahrzeugen zu verbergen scheinen. So reist man recht anonym in dieser modernen Welt herum, denke ich mir.”

 


Jan Decker (Kassel, 9 november 1977)

 

De Engelse dichter en schrijver Roger Joseph McGough werd geboren op 9 november 1937 in Litherland, Lancashire. Zie ook alle tags voor Roger McGough op dit blog.

 

The Sound Collector

A stranger called this morning
Dressed all in black and grey
Put every sound into a bag
And carried them away

The whistling of the kettle
The turning of the lock
The purring of the kitten
The ticking of the clock

The popping of the toaster
The crunching of the flakes
When you spread the marmalade
The scraping noise it makes

The hissing of the frying pan
The ticking of the grill
The bubbling of the bathtub
As it starts to fill

The drumming of the raindrops
On the windowpane
When you do the washing-up
The gurgle of the drain

The crying of the baby
The squeaking of the chair
The swishing of the curtain
The creaking of the stair

A stranger called this morning
He didn’t leave his name
Left us only silence
Life will never be the same

 

Kinetic Poem No.2

with love
give me your hand
some stranger
is fiction than truth

without love
I’m justa has
been away
too long in the tooth.

 

 
Roger McGough (Litherland, 9 november 1937)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

45 Mercy Street (Fragment)

Where did you go?
45 Mercy Street,
with great-grandmother
kneeling in her whale-bone corset
and praying gently but fiercely
to the wash basin,
at five A.M.
at noon
dozing in her wiggy rocker,
grandfather taking a nap in the pantry,
grandmother pushing the bell for the downstairs maid,
and Nana rocking Mother with an oversized flower
on her forehead to cover the curl
of when she was good and when she was…
And where she was begat
and in a generation
the third she will beget,
me,
with the stranger’s seed blooming
into the flower called Horrid.

I walk in a yellow dress
and a white pocketbook stuffed with cigarettes,
enough pills, my wallet, my keys,
and being twenty-eight, or is it forty-five?
I walk. I walk.
I hold matches at street signs
for it is dark,
as dark as the leathery dead
and I have lost my green Ford,
my house in the suburbs,
two little kids
sucked up like pollen by the bee in me
and a husband
who has wiped off his eyes
in order not to see my inside out
and I am walking and looking
and this is no dream
just my oily life
where the people are alibis
and the street is unfindable for an
entire lifetime.

 


Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)
Cover

 

De Indische dichter en schrijver Mohammed Iqbal werd geboren op 9 november 1877 in Sialkot in het tegenwoordige Pakistan. Zie ook alle tags voor Mohammed Iqbal op dit blog.

 

The Withered Rose

O withered rose! How can I still call you a rose?
How can I call you the longing of nightingale’s heart?

Once the zephyr’s movement was your rocking cradle
In the garden’s expanse joyous rose was your name

The morning breeze acknowledged your benevolence
The garden was like perfumer’s tray by your presence

My weeping eye sheds dew on you
My desolate heart is concealed in your sorrow

You are a tiny picture of my destruction
You are the interpretation of my life’s dream

Like a flute to my reed-brake I narrate my story
Listen O rose! I complain about separations!

 

Sympathy

Perched on the branch of a tree
Was a nightingale sad and lonely

‘The night has drawn near’, He was thinking
‘I passed the day in flying around and feeding

How can I reach up to the nest
Darkness has enveloped everything’?

Hearing the nightingale wailing thus
A glow-worm lurking nearby spoke thus

‘With my heart and soul ready to help I am
Though only an insignificant insect I am

Never mind if the night is dark
I shall shed light if the way is dark

God has bestowed a torch on me
He has given a shining lamp to me

The good in the world only those are
Ready to be useful to others who are

 

 
Mohammed Iqbal (9 november 1877 – 21 april 1938)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter en bibliothecaris Michael Derrick Hudson werd geboren in 1963 in Wabash, Indiana. Zie ook alle tags voor Michael Derrick Hudson op dit blog.

 

Baby Zach and the Winter Squash

It’s his favorite food, she told me, but I have no idea

what it is. Me neither, but it sounds very nutritious
and wholesome in an apocryphal

First Thanksgiving way:  The Legend of Squanto’s

Delicious Squash and how he had to beg a starving
bluejawed Pilgrim to try it, scowling

while he masticated with theological rectitude and
pigheaded paranoia despite the evidence

of toothless old women and dozens of drooling,

happy babies gumming down the stuff with gusto
in the prosperous Wampanoag village

slightly hazy from the cooking fires where baskets

bulged with corn and blueberries and raccoon pelts
hung everywhere until finally

the trespassing homespun homicidal grouch
proclaimed:  Indeed, ’tis a wholesome victual and

added it to the available proof of God’s preferment.

 


Michael Derrick Hudson (Wabash, 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2017 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Ivan Toergenjev, Jens Christian Grøndahl, Erika Mann, Jan Decker, Roger McGough, Anne Sexton, Mohammed Iqbal, Karin Kiwus, Michael Derrick Hudson

De Russische schrijver Ivan Sergejevitsj Toergenjev werd geboren op 9 november 1818 in Orjol, in de Oekraïne. Zie ook mijn blog van 9 november 2010 en ook alle tags voor Ivan Toergenjev op dit blog.

Uit: A House of Gentlefolk (Vertaald door Constance Garnett)

“A bright spring day was fading into evening. High overhead in the clear heavens small rosy clouds seemed hardly to move across the sky but to be sinking into its depths of blue.
In a handsome house in one of the outlying streets of the government town of O—— (it was in the year 1842) two women were sitting at an open window; one was about fifty, the other an old lady of seventy.
The name of the former was Marya Dmitrievna Kalitin. Her husband, a shrewd determined man of obstinate bilious temperament, had been dead for ten years. He had been a provincial public prosecutor, noted in his own day as a successful man of business. He had received a fair education and had been to the university; but having been born in narrow circumstances he realised early in life the necessity of pushing his own way in the world and making money. It had been a love-match on Marya Dmitrievna’s side. He was not bad-looking, was clever and could be very agreeable when he chose. Marya Dmitrievna Pestov—that was her maiden name—had lost her parents in childhood. She spent some years in a boarding-school in Moscow, and after leaving school, lived on the family estate of Pokrovskoe, about forty miles from O——, with her aunt and her elder brother. This brother soon after obtained a post in Petersburg, and made them a scanty allowance. He treated his aunt and sister very shabbily till his sudden death cut short his career. Marya Dmitrievna inherited Pokrovskoe, but she did not live there long. Two years after her marriage with Kalitin, who succeeded in winning her heart in a few days, Pokrovskoe was exchanged for another estate, which yielded a much larger income, but was utterly unattractive and had no house. At the same time Kalitin took a house in the town of O——, in which he and his wife took up their permanent abode. There was a large garden round the house, which on one side looked out upon the open country away from the town.
‘And so,’ decided Kalitin, who had a great distaste for the quiet of country life, ‘there would be no need for them to he dragging themselves off into the country.’ In her heart Marya Dmitrievna more than once regretted her pretty Pokrovskoe, with its babbling brook, its wide meadows, and green copses; but she never opposed her husband in anything and had the greatest veneration for his wisdom and knowledge of the world. When after fifteen years of married life he died leaving her with a son and two daughters, Marya Dmitrievna had grown so accustomed to her house and to town life that she had no inclination to leave O——”

 

 
Ivan Toergenjev (9 november 1818 – 3 september 1883)
Cover

Lees verder “Ivan Toergenjev, Jens Christian Grøndahl, Erika Mann, Jan Decker, Roger McGough, Anne Sexton, Mohammed Iqbal, Karin Kiwus, Michael Derrick Hudson”