Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen!
Frei von Tod und Banden
Vom Grabe ist der Herr erstanden und grüßet, die da sein. Und wir sind frei von Tod und Banden und von der Sünde Moder rein.
Ich soll mich freun an diesem Tage. Ich freue mich, mein Jesu Christ. Und wenn im Aug’ ich Tränen trage, du weißt doch, daß es Freude ist.
Bij het begin van april
Allengs
April, april en tergend langzaam groeit het gras. Nog breekt de zon niet door.
Kauwtjes houden voor elkaar de wacht. Ze diepen uit de grond het on-ontkiemde zaaigoed op.
De was hangt aan de lijn nog natter na te druipen in het gras.
Het weer is een gemoedsaandoening van je wereld. Je wil graag dat het overgaat.
Licht breekt de zon dan door – het daagt.
Je bent er ongedurig nog, nog hier, nog steeds.
Je ondergaat het razen van de dagen langzaamaan.
Je wil, je wil.
April.
De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.
De kunst van het aftrekken
In de middag, ‘s zomers, zittend bij de vijver rekende ik het uit. Aftrekken was het beste wat ik kon doen als het om inzicht ging. Haal het huis, de boom en de vogel weg. Weg met muren, echt of ingebeeld. Zoek naar minder in alles om je heen. Ik werd een slak met niets anders dan mijn huisje om verder te dragen. Het was niet zo erg als je misschien denkt. Ik heb ook in het woordenboek gesnoeid, bewaarde alleen zelfstandige naamwoorden zoals stenen langs een pad, opgeslagen werkwoorden die in één richting bewogen. Bijkomende woordsoorten leken zinloos en konden naar de hel lopen. Ik ben vanmiddag terug, in de herfst, zit waar ik vroeger zat, Ik probeer nogmaals mijn hoofd leeg te maken, trek de laatste dingen af die ik niet nodig heb, kom slechts uit bij wat niet losgelaten of gezegd kan worden.
At morn when light mine eyes unsealed I gazed upon the open field; The rain had fallen in the night — The landscape in the new day’s light A countenance of grace revealed Upon the meadow, wood and height.
The sun’s light was a smile of gold, Ere shut by sudden fold on fold Of surging, showering clouds from view; No sooner hid than it broke through A tearful smile upon the wold Where earth reflected heaven’s blue.
Each separate divided part Of day, was as the threefold art Of God, who dreamed three dreams and made The morning, noon, and night parade In ever changing guise athwart The day’s hours, in His dreams arrayed.
The sky was as a canvas spun To paint the new spring’s nocturns on; A blended melody of tints — The sea’s hue, and the myriad hints Of garden-closes, when the sun Hath stamped the work of nature’s mints.
“De wijk Trieste in Rome is, kun je gerust zeggen, een middelpunt in dit verhaal met vele andere middelpunten. Deze wijk heeft altijd geschommeld tussen elegantie en decadentie, luxe en middelmatigheid, privilege en alledaagsheid, en dat moet voorlopig volstaan: het heeft geen zin haar nog verder te beschrijven, aangezien zo’n beschrijving aan het begin van het verhaal saai kan worden en zelfs averechts kan werken. Overigens kun je plekken het best omschrijven door te vertellen wat er gebeurt, en hier staat iets belangrijks te gebeuren. Laat ik het zo zeggen: een van de dingen die gebeuren in dit verhaal met vele andere verhalen gebeurt in de wijk Trieste, in Rome, op een ochtend halverwege oktober 1999, om precies te zijn op de hoek van de via Chiana en de via Reno, op de eerste verdieping van een van die gebouwen die we hier dus juist niet gaan beschrijven, waar al duizenden andere dingen zijn gebeurd. Maar wat hier staat te gebeuren is, kun je gerust zeggen, doorslaggevend en mogelijk catastrofaal voor het leven van de hoofdpersoon van dit verhaal. drs. marco carrera, oogheelkundig specialist en oftalmoloog staat op het naambordje op de deur van zijn spreekkamer – de deur die hem nog even scheidt van het meest kritieke moment van zijn leven met vele andere kritieke momenten. In die spreekkamer, dus op de eerste verdieping van een van die gebouwen enzovoorts, schrijft hij een oude dame met blefaritis een recept voor – antibiotische oogdruppels, na een nieuwe of liever, kun je gerust zeggen, revolutionaire behandeling met N-acetylcysteïne die in het oog wordt gedruppeld, wat bij andere van zijn patiënten het ergste probleem van deze aandoening al oploste, namelijk de neiging chronisch te worden. Buiten staat het lot echter te wachten om hem in het verderf te storten in de gedaante van een klein mannetje genaamd Daniele Carradori, kaal en met baard, maar wel begiftigd met een – kun je gerust zeggen – magnetische blik, die zich spoedig zal richten op de ogen van de oogarts en daar eerst ongeloof, vervolgens verwarring en uiteindelijk pijn in zal druppelen die niet kan worden genezen door zijn (oogheelkundige) kennis. Het mannetje heeft deze beslissing nu eenmaal genomen en dat heeft hem tot in de wachtkamer gebracht, waar hij nu naar zijn schoenen zit te staren zonder gebruik te maken van het ruime aanbod gloednieuwe tijdschriften – niet maanden oud en beduimeld – die her en der op de tafeltjes liggen. Hopen dat hij van gedachte gaat veranderen is zinloos.”
De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.
Gedicht met toespelingen
De gedachten die op kleine kattenpootjes komen zijn natuurlijk niet van mij. Ik ben ten prooi aan alles wat ze hebben gezegd, en geloof half in de hemel en zijn hymnen. Ik heb mijn weg gevonden door Chapman’s Homerus en keek hoe mijn handen, als rafelige klauwen, ’s nachts over je heen kropen. Je leek het niet erg te vinden. Je hebt veel gelezen en veel gehoord. Dat hebben we allemaal, schat. We weten niet wie wat tegen wie heeft gezegd of waarom of wanneer. De gezichten in de metro zien er hetzelfde uit, allemaal gingen ze door geboorte en copulatie, zelfs door de dood zelf. Ik had niet gedacht dat de dood zovelen ongedaan zou maken. Op landelijke kerkhoven op de bemoste stenen, maken hun grafschriften misschien geen indruk op de critici, maar het kan ze niet veel schelen.
Wie wir als Knaben uns doch neckten! Wie wir voll Schelmenstücke steckten! Ich mach´s noch heute nicht bekannt, Wonach ich einstmals ward gesandt, Ich schweige still, Sonst hört’ ich heute noch: April, April! Man schickt den dummen Narren wie man will.
Nach ungebrannter Asche gingen, Nach Mückenfett und selteneren Dingen wir ernsthaft in des Krämers Haus, Der warf uns dann zur Tür hinaus. Schwieg still, schweig still! Sonst ruft man heute noch: April, April! Man schickt den dummen Narren wie man will.
Wie wir´s gemacht als kleine Kinder, So macht´s ein König auch nicht minder: Er schickt sein Volk nach Freiheit aus, Es kehret wiederum nach Haus Ganz still, ganz still. Die Nachbarn rufen laut: April, April! Man schickt den dummen Narren wie man will.
De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.
ANTRACIET LAND
De kalme vuilnisbelt brandt de hele nacht, onnatuurlijk blauw en ver onder de hemel. Hij smeult als bijna vergeten momenten, de tijd dat je te duidelijk zei wat je bedoelde en je kans op liefde verpestte.
Weigerend te slinken, gevoed van binnenuit zoals mannen afgewezen voor niets specifieks, blijft hij liggen aan de rand van de stad, bekeken door niemand die in de buurt woont. De geur gaat nu door voor natuur. Hij zou gemist worden.
Wond van de aarde, afval van een tijdperk toen mannen met een terig gezicht merg groeven uit de ruggengraat van een sprakeloos land, weerstaat hij alle genezing. Zijn lichtgevende bult huilt aangename pijn.
If you had come away with me into another state we had been quiet together. But there the sun coming up out of the nothing beyond the lake was too low in the sky, there was too great a pushing against him, too much of sumac buds, pink in the head with the clear gum upon them, too many opening hearts of lilac leaves, too many, too many swollen limp poplar tassels on the bare branches! It was too strong in the air. I had no rest against that springtime! The pounding of the hoofs on the raw sods stayed with me half through the night. I awoke smiling but tired.
April
Als je met me mee was gekomen naar een andere staat waren we samen stil geweest. Maar de daar opkomende zon uit het niets achter het meer stond te laag in de lucht, er werd te veel tegen geduwd, te veel van sumakknoppen, roze in het hoofd met de heldere gom erop, te veel opengaande harten van lila bladeren, te veel, te veel gezwollen slappe populierkwastjes op de kale takken! Het was te sterk in de lucht. Daar had ik geen rust voor de lente! Het beuken van de hoeven op de rauwe graszoden bleef de hele nacht bij me. Glimlachend maar moe werd ik wakker.