Chris van Geel, Werner Dürrson

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.

 

KUST

Zand leeft van waaien
De bomen tonen van binnen de aarde
het groen

Aan zee drinkt land
los schuim, een witte egel,
hunkerend, stekelig.

 

De begroeiden

Hardnekkig trekken zij, beklemd,
het klimop over hun dood blad
omhoog dat groen en ongestorven
in ranken naar beneden hangt.

Zij zijn de onverwachten die
de wind niet kan ontbloten, die
zich niet ontdoen en snakken leeg
te ruisen, kaal, niet eeuwig groen.

 

Tussen seizoenen

Een kleur zijn ogen nu zij wind zijn,
het licht uit lucht gesneden.

Lang gras, nog levend hooi,
verminking waar oogst begint.
Ik groef in kleur waar vol de lucht,
in wind waar vol het gras van is,
in golvend gras, in slapend gras,
ik bracht zand aan het licht,
verpulverd weefsel, vacht om in te slapen.

Blad viel, sneeuw viel de bladeren achterna,
de sneeuw bracht regen, regen stuift op sneeuw.
Reeds schemeren de lichte tenten
van de zon, de golven, ribben van de zee.

*

Verf nat de doden, schilder ze op.
Als grote zachte bloemen in de regen
slapende bomen met sneeuw.
Ovale wind waait dag en nacht
langs knoppen, bijna bladeren, sluit zich
in een voortdurend onderdak verlenen
om ieder ding.

De druppel van gedooide rijp
draagt vuurkleur van de regenboog,
het diepste geel, haast groen koud blauw,
nieuw wit, water dat brandt.

*

Een waas van groen, een geheimzinnig
opeenvolgen van soorten, maand na maand
een ander gras strijkt bloeiverstikkend
stuifzand dicht – van fluitekruid
een sluier, ongerepte dovenetel,
kaarsen vol zaad, niemandsverdriet.
Aan hun verbazin komt geen eind, ze kennen
de winter niet.

 

Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog.

 

Tot slot

bleven de appels aan
bladerloze bomen hangen of ze
lagen allemaal in het gras.

Voorlopig zal sneeuw
de akkers bewerken. Over vervaagde lijnen
misschien een hertenspoor of strepen
van kraaienvleugels.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2020 en eveneens mijn blog van 12 september 2018 en ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.

Chris van Geel, Werner Dürrson

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.

 

Duif in het nauw

Een duif die tussen bomen
een kleine plek uitkiest
tolt dralend om zijn as
en komt spiralend neer.

De charme van zijn dalen stijgt
als hij gebrek aan ruimte heeft.

 

Lentekou

Er is niets dan de wind.
De tuinen zijn doorzichtig,
men ziet hun achterkanten leven.
Geen mist, geen regen,
alleen de wind, een dunne strakke wind
aanhoudend over door jong gras omhooggetilde,
omvergegroeide dorre bladeren.
De bomen zijn nog zonder glinstering,
oud, zonder knop.
Herinneringen weggestreken,
een voorhoofd onder pas gewassen
en in een doek gewonden haar.
Zij weigeren te wiegen
in een zo dunne wind
bedrieglijk als in een tijdperk van de rede
doen zij zich gelden in het volle licht en afgewend.

Het regent ’s middags druppels warmte,
reddende scherpe stukken warmte in hard licht verstrooid.

 

Weidevogels

Afzonderlijk en los en in een nieuw verband –
een donker dienblad is het land waarin
de scherven zijn verborgen.

Hun roep, niet uit het veld te slaan,
klinkt uit het nachtelijke gras
dat nog niet toe aan groeien is,
hoog en verfijnd.

Het vriest, het vriest bijna, de grond is nat,
alleen die ene stem is over, overal gehoord,
de variant van treffen, vallen en van breken,
gefascineerd herhaald.

De maan hangt laag zich te bewijzen,
komt zin en zoet gehoor, hun ene noot
in zwijgen tegemoet.

 

Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog.

 

Na het werk

De zomerdag flakkerde zonder vogels
boven de helling. De landweg maakt een bocht
rond de hut.

Stil in zijn schaduw
staat de boer verwrongen als een boom
tussen de bomen.

In zijn kamer groeit
gras. Brokkelen de muren af. Dürers
afgesneden handen
bidden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2020 en eveneens mijn blog van 12 september 2018 en ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.

Chris van Geel, Werner Dürrson

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.

 

Tuin op komst

De bomen laten op hun naakte vingers kijken,
ze zijn gemaakt van stof waar honger uit ontstond,
de takken zijn verhuld beknopte fraaie blijken
van dorst die zich vertakt, zich hecht onder de grond.

 

Nazomer aan de rivier

Doodse achtermiddag,
aalscholver op een tak
waar de rivier het breedst is
rimpelt het oppervlak.

 

Spanrups

Een oog, een lus, een hoge rug,
dat onaanzienlijk takje vlees
dat lopend op zijn tenen stokt.

Een reuzenrad in miniatuur,
een viadukt, een ereboog,
zo vordert hij op weg naar groen.

Als iemand uit het midden leeft
dan hij, hij heft zijn lichaam op,
zijn houten huid kan op zijn kop

en op zijn achterbenen staan,
hij boogt op stilstand en hij hoopt
voor lijnrecht door te kunnen gaan.

 

Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog.

 

Kleine weerkunde

Veel hoorde ik praten over
de slechtheid van het weer

Wie de regen prees
of onweer
was meteen verdacht

Om nog maar te zwijgen over toekomstige
sneeuw.

Alleen verlammende zwoelte bleef
onbetwist.

Dan mist, bladerenval.
Vorst.

Achter de tralies
het licht wacht
op zijn vonnis.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2020 en eveneens mijn blog van 12 september 2018 en ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.

Over honden (Chris van Geel), Willem Jan Otten, Horst Bingel

 

Bij Dierendag

 

‘Yellow, Chocolate and Black’ door Derek Shapiro, 2021

 

Over honden

Wat ik wil is wat honden doen:
op vloeren liggen en bekomen
van niets dan van een eindje los,
een lang eind aan de ketting om.

 

Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)
Jaarlijkse dierenzegening in de Vredeskerk Amsterdam. Chris van Geel werd geboren in Amsterdam.

 

De Nederlandse schrijver en dichter Willem Jan Otten werd geboren in Amsterdam op 4 oktober 1951. Zie ook alle tags voor Willem Jan Otten op dit blog.

 

Het verloop van een kat

I
Om de zon
te kunnen horen
doet hij traag
zijn ogen dicht.

In zijn oren,
dun als vleugels
van een vleermuis,
spant het licht
een ragfijn web
van aders.

 

II
Hij springt plotseling
op mijn boek en spuwt:

een verkreukte vlinder.

Likt de poeder van zijn lippen,
poetst voldaan zijn snor.

 

III
Die van halfgeplukte mezen
stillevens schikt naast de etensbak
en uren sollen kan met muizen,
ze neerlegt op mijn schoot,

trekt nu van pijn zijn lippen strak,
geeft geen krimp, wappert alleen, even,
met zijn bebloede poot.

 

IV
Steeds meer een dwaalgast slaapt hij
al weken niet meer thuis,
sluipt hij verlopen langs de heggen,
blaast hij de aftocht bij het minste
zuchtje wind en doet hij eerst snachts
luidruchtig van zich horen.

Hij komt alleen nog om te eten,
een vacht vol teken,
happen uit zijn oren, krassen op zijn neus,
en verdwijnt weer zoals hij is gekomen:
schichtig,
kleppend luik als afscheidsgroet.

 

Willem Jan Otten (Amsterdam, 4 oktober 1951)

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook alle tags voor Horst Bingel op dit blog.

 

Rotsenveld

Wij hebben ons ingegraven, schacht na schacht, de bossen
binnenstebuiten gekeerd,

wij hebben de schatten van de aarde in de as gelegd, zij jaagt ons
met pek en veren hier vandaan, naakt, ontbloot, zoals
we kwamen,

ons rest de vlucht, de wegen, opengescheurd, verbrijzeld,
wij hebben de bergen afgegraven,

nog een keer, we houden halt. Wie groet?

Wij, de stenen, ze doen pijn, het asfalt, de zon,
nog een keer, het smelt, hangt vast, blaast
bellen,

wij zullen met lood de vormen uitgieten.

Wij hebben ons ingespannen, het waren vrouwen, kinderen, zij
huilden,

wij hebben de winst afgeroomd van de zon, het licht
gestolen, uitgedroogd de rivier,

ons rest de overwinning, wij, niemand die volgt, wij, wij
grijpen de wind,

nog een keer, wij verbieden de geschiedenis, niemand vraagt erom,
niemand vertelt.

Wij, de mars, zonder einde, wij trekken de vis
de kieuwen lang, wij, amfibieën, jachtbuit,

wij worden in steen nu te koop aangeboden.

we worden in steen nu te koop aangeboden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e oktober ook mijn blog van 4 oktober 2018 en ook mijn blog van 4 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 4 oktober 2015 deel 2.

Chris van Geel, Werner Dürrson

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.

 

In een meer

Stevige korte massieve gedaante
zag ik door het doorschijnende water
optornen tegen onzichtbare stormen,
een steen gekoesterd aan de borst.

Voorovergebogen kluizenaar
verzonken in gedachten, stap
na stap behoedzaam vorderend
op de van keien vergeven grond.

Onmogelijk was het als kind al
de aandacht te trekken van een ijsbeer
in een stuiter van glas, onmogelijk
is het te vragen wat hij zocht.

 

Eenden

De eenden zijn met lucht alleen,
zij reikhalzen naar water,
zij eten van de lage kant
en samen duchten zij de wind.

Uit waar ze dreven weggejaagd
spant vluchten hun verwachting strak
op zoek naar nieuwer water dat
zich aan ze koestert, poten bindt.

 

Witte nachtuil

Zij kijkt mij aan met kleine stippen
zij heeft geen naam, weegt niets, geen blad
voelt zich betast hoe stijf ze ook
zich vastklemt straks als ik het wil.

Ze is een driehoek van wit dons,
haar poten haken in mijn hand.
Geluk waar toch geen naam voor is
dan schoonheid die je zelf niet kent.

Je hoort het suizen
er is een betekenis
het is niet zegbaar

je mag het niet verliezen.

 

Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog.

 

Winter in Bosnië

De bomen aan flarden, brok-
stukken hout van de huizen
der doden, kast bed stoelen.

Opgestookt, zegt de man, schuift
met klamme vingers het laatste
stuk vloerplank in het

fornuis. We hebben de boeken nog
zegt hij. Als geen granaat
er tussenkomt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2020 en eveneens mijn blog van 12 september 2018 en ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.

Chris van Geel, Werner Dürrson

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.

Klimduin

De dag breekt aan, kou uit een open ijskast:
een lap los zand tussen dor hakhout ingeklemd
onder de lucht die leger is van diepte
nu het gezichtsveld vol met wit zand is doortrapt.

Een trap, een voor de vorst te hoge duintrap in
een onontgonnen en barbaars Versailles van
geen enkele tree voorzien.

 

Dalmatiner onweer

Het blaffen is begonnen
de bastaards spuwen vuur,
licht rent, in plassen spat
het hoog om duizend poten.

Mijn hond, de kop omlaag
hij bibbert in zijn stippen,
draalt om de tafelpoot.

 

Raam vol nachtvlinders

Zij trillen tot zij zitten op
hun plaats als het niet waait, het raam
verlicht, stil tot het einde van
de nacht, stijf op een doel gericht,
uit op bezweren van het licht.

Zij dragen niet als opgeprikten
op vleugels van stilleven as
van ’t ademloze om de naald,
maar levend stof van licht beogen
als van de nacht die ademhaalt.

 

Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog.

 

Dagdroom met föhn

Boven op de heuvel lag ik in het
druivenseizoen tussen de bronnen
en dronk niet
droomde in plaats daarvan van jou en van
slechtere gebieden –
plotseling ontwaken bij de knal van het
gaskanon de zwartheid
van wegruisende spreeuwen
een kasteel twee kerken
drie villa’s aan mijn voeten wist ik weer
de gruwel is een
uitvinding
het smeulen van verwoestende branden
een klein aardappelloofvuurtje
daar ginds
het gezochte opsporingsbericht is een beukenblad
dat in mijn slaap
op mijn gezicht viel

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2018 en ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.

Michael Ondaatje, James Frey, Chris van Geel, Louis MacNeice, Hannes Meinkema, Eduard Elias, Jan Willem Schulte Nordholt, Werner Dürrson, Gust Van Brussel

De Canadese dichter en schrijver Philip Michael Ondaatje werd op 12 september 1943 geboren in Colombo, Ceylon (nu Sri Lanka). Zie ook alle tags voor Michael Ondaantje op dit blog.

Uit:Warlight

“In 1945 our parents went away and left us in the care of two men who may have been criminals. We were living on a street in London called Ruvigny Gardens, and one morning either our mother or our father suggested that after breakfast the family have a talk, and they told us that they would be leaving us and going to Singapore for a year. Not too long, they said, but it would not be a brief trip either. We would of course be well cared for in their absence. I remember our father was sitting on one of those uncomfortable iron garden chairs as he broke the news, while our mother, in a summer dress just behind his shoulder, watched how we responded. After a while she took my sister Rachel’s hand and held it against her waist, as if she could give it warmth.
Neither Rachel nor I said a word. We stared at our father, who was expanding on the details of their flight on the new Avro Tudor I, a descendant of the Lancaster bomber, which could cruise at more than three hundred miles an hour. They would have to land and change planes at least twice before arriving at their destination. He explained he had been promoted to take over the Unilever office in Asia, a step up in his career. It would be good for us all. He spoke seriously and our mother turned away at some point to look at her August garden. After my father had finished talking, seeing that I was confused, she came over to me and ran her fingers like a comb through my hair.
I was fourteen at the time, and Rachel nearly sixteen, and they told us we would be looked after in the holidays by a guardian, as our mother called him. They referred to him as a colleague. We had already met him—we used to call him “The Moth,” a name we had invented. Ours was a family with a habit for nicknames, which meant it was also a family of disguises. Rachel had already told me she suspected he worked as a criminal.
The arrangement appeared strange, but life still was haphazard and confusing during that period after the war; so what had been suggested did not feel unusual. We accepted the decision, as children do, and The Moth, who had recently become our third-floor lodger, a humble man, large but moth-like in his shy movements, was to be the solution. Our parents must have assumed he was reliable. As to whether The Moth’s criminality was evident to them, we were not sure.
I suppose there had once been an attempt to make us a tightly knit family. Now and then my father let me accompany him to the Unilever offices, which were deserted during weekends and bank holidays, and while he was busy I’d wander through what seemed an abandoned world on the twelfth floor of the building. I discovered all the office drawers were locked.”

 

 
Michael Ondaatje (Colombo, 12 september 1943)

 

De Amerikaanse schrijver James Frey werd geboren op 12 september 1969 in Cleveland. Zie ook alle tags voor James Frey op dit blog.

Uit: The Calling (Endgame Book 1)

“Endgame has begun. Our future is unwritten. Our future is your future.
What will be will be.
We each believe some version of how we got here. God made us. Aliens beamed us. Lightning split us, or portals delivered us. In the end, the how doesn’t matter. We have this planet, this world, this Earth. We came here, we have been here, and we are here now. You, me, us, the whole of humanity. Whatever you believe happened in the beginning is not important. The end, however. The end is.
This is Endgame.
We are 12 in number. Young in body, but of ancient people. Our lines were chosen thousands of years ago. We have been preparing every day since. Once the game begins, we must deliberate and decipher, move and murder. Some of us are less ready than others, and the lessers will be the first to die. Endgame is simple this way. What is not simple is that when one of us dies, it will mean the deaths of countless others. The Event, and what comes after, will see to that. You are the unwitting billions. You are the innocent bystanders. You are the lucky losers and the unlucky winners. You are the audience at a play that will determine your fate.
We are the Players. Your Players. We have to Play. We must be older than 13 and younger than 20. It is the rule, and it has always been this way. We are not supernatural. None of us can fly, or turn lead
to gold, or heal ourselves. When death comes, it comes. We are mortal. Human. We are the inheritors of the Earth. The Great Puzzle of Salvation is ours to solve, and one of us must do it, or we will all be lost. Together we are everything: strong, kind, ruthless, loyal, smart, stupid, ugly, lustful, mean, fickle, beautiful, calculating, lazy, exuberant, weak.
We are good and evil.
Like you.
Like all.
But we are not together. We are not friends. We do not call one another, and we do not text one another.”

 


James Frey (Cleveland, 12 september 1969)

 

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.

 

Oktoberkauwen

Wanneer het mist en windstil is
hoor je van kauwen in de bomen
het drukke praten dingend on-
nerveus, het zich verplaatsen zonder
drukte, het huiselijke met
verstand, en je bent thuis als het
oktober is, dichtbij de nacht.

 

Witte nachtuil

Zij kijkt mij aan met kleine stippen
zij heeft geen naam, weegt niets, geen blad
voelt zich betast hoe stijf ze ook
zich vastklemt straks als ik het wil.

Ze is een driehoek van wit dons,
haar poten haken in mijn hand.
Geluk waar toch geen naam voor is
dan schoonheid die je zelf niet kent.

Je hoort het suizen
er is een betekenis
het is niet zegbaar

je mag het niet verliezen.

 

Zomer

Het water ligt ontdaan bijna
van water onder stof,
de bomen zien hun eigen ogen
en ik door groen hun groen niet meer,
ze zijn verborgen in de bomen.

De lucht betrekt over het vee –
wanneer het licht zo donker wordt
licht fel het wit van koeien op.

 

 
Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)

 

De Ierse dichter en schrijver Louis MacNeice werd geboren op 12 september 1907 in Belfast. Zie ook alle tags voor Louis MacNeice op dit blog.

 

Christina

It all began so easy
With bricks upon the floor
Building motley houses
And knocking down your houses
And always building more.

The doll was called Christina,
Her under-wear was lace,
She smiled while you dressed her
And when you then undressed her
She kept a smiling face.

Until the day she tumbled
And broke herself in two
And her legs and arms were hollow
And her yellow head was hollow
Behind her eyes of blue.

He went to bed with a lady
Somewhere seen before,
He heard the name Christina
And suddenly saw Christina
Dead on the nursery floor.

 

I Am That I Am

In the beginning and in the end the only decent
Definition is tautology: man is man,
Woman woman, and tree tree, and world world,
Slippery, self-contained; catch as catch can

Which when caught between the beginning and end
Turn other than themselves, their entities unfurled,
Flapping and overlapping—a tree becomes
A talking tower, and a woman becomes world.

Catch them in nets, but either the thread is thin
Or the mesh too big or, thirdly, the fish die
And man from false communion dwindles back
Into a mere man under a mere sky.

But dream was dream and love was love and what
Happened happened—even if the judge said
It should have been otherwise—and glitter glitters
And I am I although the dead are dead.

 


Louis MacNeice (12 september 1907 – 3 september 1963)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hannes Meinkema werd op 12 september 1943 geboren in Tiel. Zie ook alle tags voor Hannes Meinkema op dit blog.

Uit: Een krokodil is een zeer eenzaam dier

“Haar vader viel altijd zomaar haar kamer binnen. Zonder kloppen (wij hebben hier in huis niets voor elkaar te verbergen). Keek achteloos in al haar kasten, waar ze bij zat. Kun je nagaan wat ze doen als je op school bent. Niet te vertrouwen. Voortdurend onveilig in je kamer, of je nu huiswerk maakte of stiekem een boek las.
Maar dat broekje had ze ten minste schoon uitgewassen.
Ze was er.
Ze pakte de tas en liep naar de vooruitgang. ‘Dus we zien je vanavond weer terug’, zei de chauffeur met een grijns naar haar mond. Ze bloosde, vervelend. Ja, ze knikte, ja, struikelde bijna over de treden. Liep snel, te snel, de straat op. De chauffeursogen prikten in haar rug, haar benen (daartussenin). Nu kaarsrechtop lopen, niet zo, niet tè – nee ’t beste toch gewoon maar je hoofd wat laten zakken, verlangen naar een hoek om om te gaan.
Ze had de achteruitgang moeten nemen.
Maar ze was geen kind meer, zelfs de buschauffeur had het gezien.
Om de hoek stopte ze, haalde haar retourkaartje uit haar jaszak, stopte het in haar portemonnee, die in het voorste vakje van haar tas. Haar handen waren klam.
Marjolein woonde niet ver van de halte. Ze kreeg koffie. Ze zat het op een kussen op de grond op te drinken. Mond vol tanden. Gek, ze had zich hier weken op verheugd en nu het zover was kon ze Marjolein niet laten merken wat ze voelde.
‘We gaan naar Artis, vind je dat leuk? Als we om elf uur bij de krokodillen zijn, kunnen we zien hoe ze gevoederd worden. Dat gebeurt maar twee keer per week, dus je boft.’
Marjolein praatte veel. Ze kon er haast niet tussen komen. Het was plotseling erg moeilijk om erover te beginnen. Ze kon beter wachten tot een geschikt moment. In Artis. ‘Ja’, zei ze, ‘ja, dat lijkt me leuk.’
Ze glimlachte expres.
Marjolein leek helemaal niet op haar vader. Ze was ook een stuk jonger natuurlijk. Ze studeerde nog. ‘Hoe oud ben je?’ vroeg ze ineens. ‘Drie en twintig. En jij, veertien?’
‘Dertien.’
Kleiner dan Marjolein had gedacht. Dat maakte het nog moeilijker om het te vertellen. Raar was dat: als je van te voren had bedacht dat je iemand iets ging vertellen, was het veel moeilijker om het te doen dan spontaan. Ja, ze zou wachten tot in Artis.”

 

 
Hannes Meinkema (Tiel, 12 september 1943)
Cover

 

De Nederlandse columnist, journalist en schrijver Eduard Maurits Elias werd geboren in Amsterdam op 12 september 1900. Zie ook alle tags voor Eduard Elias op dit blog.

Uit: Een bloemetje

“Evenmin als, naar waarheid, ontkend zou mogen worden, dat de journalistiek van de Rotterdamse Zandlopers of de Amsterdamse Kronkels, tot de letterkunde behoren, evenmin zou dat mogen worden gedaan ten aanzien van deze stukken van Annie Salomons.
Ik geloof niet, te mogen zeggen, dat hun poëtische eenvoud geraffineerd is. Dit zou trouwens een contradictio in terminis mogen heten. Niet geraffineerd dus, maar wèl – en dit dan ook ten voile en altijd – verfijnd.
Zo kwam het dat de gewone man zijn ongeduld nog wel eens wist te bedwingen om Straat of Rodenko te lijf te gaan, maar dat, wanneer er een opstel van Annie Salomons in stond, Maatstaf onmiddellijk ter hand genomen werd. Altijd komt het blad met de ochtendpost midden in het werk en menigmaal werden de resten van deze beide tijdelijk terzijde geschoven ‘om eerst Salomons te lezen’. Toen de Ooievaar beide bundeltjes bracht, werden zij daaruit nòg eens gelezen.
Is dit eigenlijk reeds niet genoeg-gezegd door wie bij een kroonjaar zijn hommage brengen wil aan een bewonderde dame?
Of mag ik, uit mijn herinnering, het toch wel verrassende feit constateren, dat ik haar, van het prille begin tot dit zelf-opgelegde einde, ben trouw gebleven over een lange pauze heen?
Want mijn herinnering gaat terug tot de beide Groene’s, die altijd met vreugde en spanning verbeide hoogtepunten van de week voor een gymnasiumjongen met grasgroene litteraire belangstelling. Er is altijd nog wel iets gebleven van de toenmalige heerlijkheid van het-bandje-van-de-verse-bladen-verwijderen, maar de diepe vreugde daarvan, zoals die toen was, lijkt nu onbegrijpelijk. Even onbegrijpelijk als het vroegste geluk om een nieuw-gekocht of gekregen boek, dat met àlles wat het had, een kleine roes verwekte: vóór het lezen al met zijn tastbaarheid: de band en het papier en ook met zijn verse, bijna bedwelmende geur van jonge inkt.”

 

 
Eduard Elias (12 september 1900 — 14 januari 1967)
Cover

 

De Nederlandse dichter en hoogleraar Jan Willem (Wim) Schulte Nordholt werd geboren in Zwolle op 12 september 1920. Zie ook alle tags voor Jan Willem Schulte Nordholt op dit blog.

 

Sonnet

De maat van dit oneindig wijde land
van wilgen, populieren, wilgen en van eiken,
de slag, waarmee een sterke, bruine hand
de riemen in het water neer doet strijken,
de rust, waarmee de wolken rand na rand
opschuiven over slingerende dijken,
de maat van dit oneindig wijde land,
waarvan de einders naar den hemel wijken;

dit is de maat, waarop ik had gedacht,
tussen een sterk, eenvoudig-vroom geslacht,
voorgoed in dit schoon land te willen leven.

Maar al wordt dit geluk mij niet gegeven,
genoeg zal mij, nu ‘k jou heb, zijn gebleven:
ogen, waarin heel Hollands hemel lacht.

 

Sonnet

Een kind loopt tussen grote mensen door
en het verzamelt in zijn kleine handen
een herfstbouquet van rode blaren voor
de jonge vrouw die zachtjes aan komt wandlen.

Men ziet het dad’lijk dat zij bij hem hoort.
Zij zal zijn moeder zijn, hij heeft haar ogen
maar zijn gezicht is zuiver blank ivoor,
het hare is door het geluk bewogen.

En ik, ik zie het als een dromer aan,
en warm loop ik van het geluk te dromen.
Ik zie daarginds de allerliefste gaan,
ik zie het kind onder de grote bomen,
Ik zie mijzelf diep in haar ogen staan
en ons geluk is eeuwig en volkomen.

 

 
Jan Willem Schulte Nordholt (12 september 1920 – 16 augustus 1995)
Liber amicorum voor Jan Willem Schulte Nordholt ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag.

 

De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog.

 

Grafeneck

Bergaufwärts Linden Kastanien
lichte Allee
der Himmel feinsäuberlich blau
klare Sicht in hüglige Fernen

ich sehe du siehst
der Frühling ist mild

Kein flatterndes Band im Wind kein
Hauch nichts steigt aus den Wiesen
ich frage du fragst wer
karrte die Seelen hinauf
zehntausendfach lieferte Brot
unnützen Essern die
hungern nicht lang

ich spüre du spürst
der Frühling ist lau

Aufwärts durch Linden Kastanien die
Rauchfahne hoch wer drehte
den Hahn auf schürte das Feuer
warf sie hinein wer wusch sich
die Hände mit Seife die
schrie nicht schäumte nicht

Schlaf schöner Schlaf
zehntausendfach siehst du
der Frühling ist blind

Ich frage du fragst niemand weiß
schwarzes Flattern im Wind der
Himmel grauer als grau wer
schob die Schlacke beiseite
kehrte die Asche zusammen wer
grub die Grube säte das Gras

ich höre du hörst die Zeugen
schweigen
der Frühling ist schlau

Dicht geschlossen die Reihen
Linden Kastanien schöne Allee
der Himmel feinsäuberlich klar
kein flatterndes Band im Wind kein
Haar sattes Grün nichts
steigt aus den Wiesen

die Vögel zwitschern
der Frühling ist blau

 

 
Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Gust Van Brussel werd geboren in Antwerpen op 12 september 1924. Zie ook alle tags voor Gust Van Brussel op dit blog.

 

Haar stem zingt in mijn ogen

Haar stem zingt in mijn ogen
een albatros wiekt over een verdwijnend schip
de balletdanser opent zijn vleugels
leven dood wonden strelen
zij haalt haar borstjes uit haar cups
het ronde vlees mals
de tepels groeien
ik hoor haar lied in mijn hals
zij krieuwelt in mij
ik heb nood aan haar vingers op mijn tors
haar stem zingt over het zinkend schip
het licht breekt open over de einder
ik houd haar jonge heup gesloten tegen me aan
ik verga in de zee
boven mij wordt de albatros zwart
in de zonneschijf
blijf nu bij me voorgoed

 

Midden in je tuin staan

Midden in je tuin staan een tuin
vol kleurenlust en weelderig
van roze rozerood tot goudoranje
zwaanwit het korenbloemenblauw
het gele van de avondzon en het paars
midden in je tuin je lievelingslied neuriën
in zoete geuren, teerbitter of anijs
exotisch peper gember citroenzuur
of donker amber
leven midden je fuchsias je gerberas
je aloë en lelies je jasmijn uit Perzië
rode anthurium en witte anjers
lichtrode cuphorbia kerststerren
en lepelplanten de gele alcantaria
en de rozen van overal op de planeet
de koningin pronkend in lange vazen
midden in je tuin staan
waar hoor ik je zingen
in die andere wereld

 


Gust Van Brussel (12 september 1924 – 20 mei 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.

Michael Ondaatje, James Frey, Chris van Geel, Louis MacNeice, Hannes Meinkema, Eduard Elias, Jan Willem Schulte Nordholt, Werner Dürrson, Gust Van Brussel

De Canadese dichter en schrijver Philip Michael Ondaatje werd op 12 september 1943 geboren in Colombo, Ceylon (nu Sri Lanka). Zie ook alle tags voor Michael Ondaantje op dit blog.

 

Wells II

The last Sinhala word I lost
was vatura.
The word for water.
Forest water. The water in a kiss. The tears
I gave to my ayah Rosalin on leaving
the first home of my life.

More water for her than any other
that fled my eyes again
this year, remembering her,
a lost almost-mother in those years
of thirsty love.

No photograph of her, no meeting
since the age of eleven,
not even knowledge of her grave.

Who abandoned who, I wonder now.

 

What were the names of the towns

What were the names of the towns
we drove into and through

stunned lost

having drunk our way
up vineyards
and then Hot Springs
boiling out the drunkenness

What were the names
I slept through
my head
on your thigh
hundreds of miles
of blackness entering the car

All this
darkness and stars
but now
under the Napa Valley night
a star arch of dashboard
the ripe grape moon
we are together
and I love this muscle

I love this muscle
that tenses

and joins
the accelerator
to my cheek

 

Kissing the stomach

Kissing the stomach
kissing your scarred
skin boat. History
is what you’ve travelled on
and take with you

We’ve each had our stomachs
kissed by strangers
to the other

and as for me
I bless everyone
who kissed you here

 

 
Michael Ondaatje (Colombo, 12 september 1943)

Lees verder “Michael Ondaatje, James Frey, Chris van Geel, Louis MacNeice, Hannes Meinkema, Eduard Elias, Jan Willem Schulte Nordholt, Werner Dürrson, Gust Van Brussel”

Chris van Geel

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. In de oorlogsjaren leverde hij bijdragen aan het baldadige en surrealistische maandblad met een oplage van één exemplaar De Schone Zakdoek. Pas in 1958, dus op 40-jarige leeftijd, verscheen zijn eerste bundel, “Spinroc en andere verzen”. Zijn werk wordt door sommigen tot het beste van de naoorlogse poëzie gerekend. Van Geel was een bevlogen redactielid van het tijdschrift Barbarber. Hij werkte ook mee aan literaire bladen als Tirade en Hollands Maandblad. Pas na de publicatie van de bundel “Enkele gedichten” (1973) kreeg hij ruimere bekendheid. Van Geel richtte zijn aandacht op het Noord-Hollandse duinlandschap waarin hij woonde. Van deze intieme beschouwing deed hij verslag in zijn gedichten. Vóór 1940 maakte hij surrealistische objecten; daarna schilderijen en tekeningen. Veel van zijn tekeningen verschenen in het tijdschrift Barbarber. Tot begin jaren zestig was Van Geel gehuwd met de later als Proust-vertaalster bekend geworden Thérèse Cornips. Later woonde hij samen met de dichteres Elly de Waard

Pad

Kaal als wat jong is, ouder dan de eiken,
zijn keel gespikkeld hulstblad waar zijn hart
in klopt, dat ook na jaren niet zijn nerf
laat zien, maar grijs werd en zo zacht als verse
blaadjes die geleerden vergelijken.

Zijn rug chinees, zijn poten tand des tijds,
voor liefde ongeschikte korte armen,
een vleugel van geduld, een ster van spijt,
een ruiterlijke veinzer stil te zitten,

een vikingschip, een put, een gouden stoel.

Ik buk, hij maakt zich breder om te spreken.
Hij springt over mijn vinger op een teken
van mij, en vreemd, ik denk, dat is geluk.

 

Polder

Een tekst zo mooi en helder
als in een juninacht de polder
door in de grond begraven mensen uitgedacht,
door schrikdraad en door sloot omheind.

Een reiger langs de waterkant.
Een lange slak met uitgestoken horens. Overal
onzichtbare nesten in het gras.
De nacht valt nooit in slaap.

 

Mei

Prachtig en langzaam bloeit de tuin,
in jong gras ligt de stilte,
een handvol bloesem, een handschoen groen
om takken van de winter.

Het raam staat open, het gordijn
beweegt, de wind gluurt binnen,
zijn armen om de schaduw van
de nacht die hem moet tillen.

Zij slaapt, een zwaan, een vlinder
door blad hoor ik zijn voeten gaan.

 

 
Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)