Martin Piekar, Conrad Aiken

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

Die Stille von Schnee

Die Stille von Schnee rauscht als Echo von Staub
Wenn wir mit dem Telephon zwischen uns
Sitzend nichts sagen
Ja hörst du ihn nicht? Knistern.

Wenn der Staub mich im Headset
Zu kryptomeren Partikeln abtrüge;
Hörtest du dann mehr als
Meinen Schneefall?

Ich suche im Bett
Wie die Nadel eines Kompasses
Wie die Nadel
Eines Kompasses, der einfach vergisst
Wo sein Norden ist

Ich fühle mich so Funkturm.
Ein Sog aus dem Hörer.
Mein Atem zeigt,
Dass ich erreichbar bin,
Mein Funktionieren ist erwünscht.

Die Zeit wetzt die Stille ab.
Wie wir auch verschweigen, wir erodieren alle
Dabei wissen wir seit Monaten, was zu sagen ist.
Nicht, dass es uns irgendwie anhalten könnte,
Wenn wir etwas sagten, aber die Stille weist auf

Krüge in mir, voll hochprozentigen Unwissens
Versuche sie zu leeren –
Aber das lässt sich so schwer schlucken –.

Damit die Stille mich nicht abwetzt
Schreie ich:
I can´t get no sleep
I can´t get no
I can´t get no sleep
Ich balanciere durchs Telephon
Auf Funkwellenschlägen
Wir wissen doch beide schon
Wem die Stille schlägt
Faithless Insomnia

 

Behoefte aan jou en kersenbloesems

III

De floristische periode van lente tot herfst
Is een regenboog
Als fuiken
Vallen kersenbloesems naar ons toe
Het zijn de eerste bloemen
De sokkel van de zon
En een schijfje van de maan zijn nog
Over van het ontbijt – wil jij ze?
Of zal ik? In hagen
Verdichten zich schuilplaatsen, maar wij twee
Willen ons niet verschansen
Waar je nog voorouders hebt en studies
Waar de bomen niet groener zijn
De bedden niet zachter zijn, niet opgemaakter
Waar de horizonten
Van ons
Zijn gescheiden
Mijn bloemen, jouw trein, een kus
Mijn koptelefoonmuziek
Wordt alles
Kapot getikt door mijn systole

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Rood is de kleur van bloed

Rood is de kleur van bloed, en ik zal het zoeken:
Ik heb het gezocht in het gras.
Het is de kleur van de steile zon die je door de oogleden ziet.

Het is verborgen onder het zachte vlees van vrouwen–
Stroomt daar, stroomt rustig.
Het stijgt van het hart naar de slapen, de zingende mond–
Zoals koud sap naar de roos klimt.
Ik ben verward in webben en knopen van scharlaken
Gesponnen uit de duisternis;
Of heen en weer geslingerd uit de monden van dorstige spinnen.

Waanzin voor rood! Ik verslind de bladeren van de herfst.
Ik ben moe van het groen van de wereld.
Ik ben zelf een mond voor bloed …

Hier, in de gouden waas van de late schuine zon,
Laten we lopen, met het licht in onze ogen,
Naar een enkele bank die vanaf het begin vooraf is bepaald.
Kijk: er zijn meeuwen in deze stadsluchten,
Aangestoken tegen het blauw.
Maar ik denk niet aan de meeuwen, ik denk aan jou.

Je ogen, met de late zon erin,
Zijn als blauwe poelen verblind door gele bloemblaadjes.
Dit lichtgroen staat ze goed.

Hier is je vinger, met een smaragd eraan:
Degene die ik je gaf. Ik zeg deze dingen beleefd–
Maar wat ik ondertussen denk, wie zal het zeggen?

Want ik denk aan jou, gekreukt tegen een witheid;
Gevild en gescheurd, met een dof gezicht.
Ik denk aan jou, schrijvend, een ding van scharlaken,
En aan mezelf, rood oprijzend uit die omhelzing.

De novemberzon is zonlicht dat door honing wordt gegoten:
Oude dingen, in zo’n licht, worden subtiel en fijn.
Kale eiken zijn als stil vuur.
Praat tegen me: nu drinken we de avondwijn.
Kijk, hoe onze schaduwen langs het graf kruipen!–
En kijk hier, hoe het grind begint te schijnen!

Dit is de tijd van de dag voor herinneringen,
Voor sentimentele spijt, schuine toespelingen,
Rozenbladeren, verschrompeld in een muffe pot.
Strooi ze in de wind! Er komen stormen aan.
Het is donker, met een winderige ster.

Als menselijke monden echt rozen waren, mijn liefste,–
(Waarom moeten we dingen zo met elkaar verbinden? –)
Ik zou jouw bloemblaadje voor bloemblaadje in een trage moord verscheuren.
Ik zou de meeldraden, de stampers plukken,
Het goud en het groen,–
De subtiele zoetheid verspreiden die jouw adem was
Op een koude golf van de dood….

Laten we nu langzaam teruglopen, zoals we gekomen zijn.
We zullen de kamer verlichten met kaarsen; ze mogen schijnen
Als rijen gele ogen.
Je haar is als gesponnen vuur, bij een kaarsvlam.
Je lacht naar me – zeg niets. Je bent wijs.

Want ik denk aan jou, neergeworpen brute duisternis;
Verpletterd en rood, met bleek gezicht.
Ik denk aan jou, met je haar in de war en druipend.
En aan mezelf, rood oprijzend uit die omhelzing.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e augustus ook mijn blog van 5 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 5 augustus 2018 en ook mijn blog van augustus 2017 en ook mijn 2 blogs van 5 augustus 2011.

Jussi Adler-Olsen, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Het Alfabethuis (Vertaald door Erica Weeda)

“Het weer was niet al te best. Een koude wind en slecht zicht. Ongebruikelijk guur voor een Engelse januaridag. De Amerikaanse bemanning zat al een tijdje op de landingsbaan toen de lange Engelsman op de groep afkwam. Hij was nog niet helemaal wakker. Achter de voorste groep kwam een gedaante half overeind en zwaaide naar hem. De Engelsman zwaaide terug en geeuwde luid. Na een lange periode met alleen maar nachtvluchten was het moeilijk om het ritme van dag en nacht weer om te keren. Het zou een lange dag worden. In de verte taxieden de machines langzaam naar het zuidelijke deel van de startbanen. Dat betekende dat ze spoedig de lucht zouden vullen. De stemming was levendig en tegelijk beklemmend.
Het bericht aangaande de missie kwam van generaal-majoor Lewis H. Breretons kantoor in Sunning Hill Park. Daarin verzocht hij de opperbevelhebber van de RAF, luchtmaarschalk Harris, om Britse assistentie. De Amerikanen waren nog steeds erg onder de indruk van de Britse Mosquito’s. In november hadden ze bij een nachtelijke aanval op Berlijn het best bewaarde geheim van de Duitsers onthuld: de fabriek van v-1 bommen in Zemplin. De keuze van de manschappen liet men over aan luitenant-kolonel Hadley-Jones, die de praktische werkzaamheden toevertrouwde aan zijn medewerker John Wood. Zijn opdracht was de twaalf Britse bemanningen te selecteren. Acht groepen instructeurs en vier hulpmanschappen met een speciaal observatiedoel onder de 8e en 9e Amerikaanse luchtvloot. Voor die taak werden tweezits P-51D Mustang jachtvliegtuigen uitgerust met Meddo-apparatuur en gevoelige optische instrumenten.
Nog maar twee weken geleden waren James Teasdale en Bryan Young aangewezen als de eerste bemanning die dit materiaal onder zogenaamde  normale omstandigheden' zouden testen. Kortom, ze konden ervan uitgaan dat ze weer in een gevecht verwikkeld zouden raken. De aanval was gepland op 11 januari 1944. Doel van het konvooi bommenwerpers waren de vliegtuigfabrieken in Oschersleben, Braunschweig, Maagdenburg en Halberstadt. Beiden hadden geprotesteerd dat hun kerstverlof werd ingetrokken. Ze waren nog steeds oorlogsmoe.Veertien dagen om je te verdiepen in die klerekist!’ Bryan zuchtte. ‘Ik weet helemaal niets van al die apparatuur. Waarom kan Uncle Sam niet z’n eigen rotzooi bemannen?’ John Wood stond met zijn rug naar hen toegekeerd, gebogen over zijn aktemappen. ‘Omdat ze jullie willen hebben!’ Dat is toch geen argument?'Jullie kunnen voldoen aan de verwachtingen van de Amerikanen en bovendien levend terugkomen.’ Kunnen ze ons dat garanderen?'Ja!’ `Zeg iets, James!’ Bryan keerde zich om naar zijn vriend. James greep naar zijn halsdoek en haalde zijn schouders op. Bryan plofte neer.”

 

Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Improvisaties: Licht en sneeuw: 04

Op de dag dat mijn oom en ik naar de begraafplaats reden,
Ratelde de regen op het dak van de koets;
En pratend over ditjes en datjes
Waakten we ervoor om naar de kist van het kind op de stoel voor ons te kijken.
Toen we de begraafplaats bereikten
Ontdekten we dat de dunne sneeuw op het gras
Al doorzichtig was van de regen;
En er waren planken op gelegd
Zodat we konden lopen zonder onze voeten nat te maken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Martin Piekar, Conrad Aiken

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

Löwe Mojito

Ich grins Limettenzähne
Auf deinen Augenauftakt. vergiss nicht,
Wie Barhocker sich anstellen.
Im Dunkel
Der Minze leg ich mich
Dir auf die Lippen. wie Strohhalme
Greifen unsere Zungen und
Wir treiben Rum
Durch die Sprachplätze. zwischen deinem
Mund, meinem Ohr, deinem Ohr
Meinem Mund.
Eine Geisterfahrt gegen die Musik. hörst du
Viel zu viele Zucker röhren
Zwischen unseren Zähnen. Süße.
Schwapp hin und her. doch ich
Werde fort sein
Bevor das Eis schmilzt.
Rette unser Eis.

Zutaten: Final Destination Club, Frankfurt am Main, stürmischer Weg zur Tanzfläche 

 

Kochanie on the Rocks

Rühre mich anstatt
Mich zu erschüttern: ich bin
Kein Glasabenteuer: vermeng
             Mich nicht
                         Mit Vorsicht
Schütze ich vor Vernüchterung:
Möchte Sonne endlich
Mit deinen Haaren
              Verhängen
                           Ins Kaltdunkel
Wo Schummerungen sich liebkosen
In Multiperspektivität oder:
Wie wir in der Trommel
            Eines Revolvers
                          Stecken zielsicher auf
Balz gehalten: gib Acht
Und nicht weniger in deinen Drink
Verzehrst du mich nach dir?
             Ich will keinen Longdrink mimen
                          Müssen: wer ist schon
In Bereitschaft dafür
Denn Zeit ist alles was wir haben
Das uns nichts bedeutet
             Ich empfehle mich:
                         Schlürf mich kochanie
                                      On the Rocks

Zutaten: Bei mir

 

Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Toevallige ontmoetingen

In de doolhoven van rondhangende mensen, de waakzame en heimelijke,
De schaduwen van boomstammen en schaduwen van bladeren,
In het soezen van het zonlicht, tussen de lage stemmen,
Sta ik opeens voor je,

Je donkere ogen keren terug voor een moment van haar die bij je is,
Ze schijnen in de mijne met een zonovergoten verlangen,
Ze zeggen: ‘Ik hou van je, op welke ster leef je?’
Ze glimlachen en worden dan donkerder,

En zwijgend antwoord ik: ‘Jij ook – ik heb je gekend, – ik hou van je! -‘
En de schaduwen van boomstammen en schaduwen van bladeren
Zijn verweven met lage stemmen en voetstappen en zonlicht
Om ons voor altijd te scheiden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e augustus ook mijn blog van 5 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 5 augustus 2018 en ook mijn blog van augustus 2017 en ook mijn 2 blogs van 5 augustus 2011.

Jussi Adler-Olsen, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Natriumchloride (Vertaald door Kor de Vries)

“Na de noodoproep verstreken er slechts vijf minuten voor de ambulance het grasveld opdraaide in dc richting van dc chaos die op je netvlies werd gebrand. Rond het dampende gat lagen zes levenloze lichamen en een scherpe stank van verbrand vlees vermengde zich met de ozongeur die na de blikseminslagen nog steeds in de lucht hing. “Allemaal achteruitgaan!”riep een van de ambulancebroeders naar het groepje studenten dat was toegesneld uit de universiteit aan de andere kant van de weg en bij de aanblik als aan de grond genageld stond. Zijn collega trok hem aan zijn mouw. “We kunnen hier niets doen, Martin, maar kijk daar eens!” Hij wees naar een oudere man wiens knieën langzaam in het doorweekte gras wegzakten. “Waarom stonden ze zo dicht bij elkaar en waarom is de bliksem niet in de bomen ingeslagen?” jammerde de man toen ze dichterbij kwamen. Hoewel de regen met bakken uit de hemel kwam en de jas van de man als een natte doek aan hem vastplakte, sloeg hij geen acht op iets anders dan op wat er zojuist was gebeurd. Martin draaide zich om naar de universiteitsgebouwen, waar meerdere sirenes en blauwe zwaailichten aankondigden dat er verscheidene ambulances en politievoertuigen onderweg waren.
“We geven hem iets kalmerends voor het nog tot een hersenbloeding komt”, zei hij tegen zijn collega. Martin knikte at kneep zijn ogen samen. Door de stortregen heen werd hij twee vrouwen gewaar die op hun hurken bij een aangroeiende waterplas aan de windsingel raten. “Kom snel!” riepen ze en Martin greep zijn tas en begon te rennen. “Volgens mij ademt ze”, steunde de ene vrouw, terwijl ze haar hand om de nek van het zevende slachtoffer hield. Afgezien van de zat zwartgeblakerde kleding van de bewusteloze vrouw leek ze niet direct zo heftig verbrand als de andere slachtoffers. “Ik denk dat ze hier door de blikseminslag naartoe is geslingerd
, zei de vrouw met trillende stem. “Kun je haar redden? Terwijl Martin het tengere lichaam wegtrok bij de waterplas die steeds dieper werd, nam het geschreeuw achter hem toe. Nu hadden zijn toegesnelde collega’s geconstateerd dat ze niets konden uitrichten. De bliksem had alle zes motsen gedood die in de regen dicht op elkaar hadden gestaan. Martin legde de vrouw in de stabiele zijligging en voelde haar pols, die langzaam en zwak was, maar stabiel leek te zijn. Op het moment dat hij opstond en naar zijn collega’s wenkte dat ze met een brancard moesten komen sidderde haar lichaam. Een paar korte, diepe inademingen deden haar borstkas spannen en in een plotselinge beweging kwam ze omhoog op haar ellebogen en keek ze om zich heen. “Waar ben ik?” vroeg ze met rood dooraderde ogen.”

 

Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

De beeldhouwer

Als uit graniet de kunstenaar
een kikvors, roos of vleugel maakt,
komt uit de harde steen zowaar
iets zachts tevoorschijn, teer en naakt.
In dit geval nam hij zijn hart,
dat als een steen werd mettertijd,
en beitelde met pijn en smart
in jarenlange eenzaamheid.
Werd het een vleugel of een roos,
een kikker op een lelieblad … ?
een meisjeshoofd kwam na een poos
uit wat hij onder handen had:
met heel veel haren, naar het scheen,
de ogen waren half dicht,
zo keek zij slaperig langs je heen
naar een denkbeeldig vergezicht.
Het mooie kind vond ons te min,
zij overdacht met trotse lach:
zij was een bloem, in zekere zin,
en bracht haar schoonheid aan de dag.
Gelijk een boom die nimmer weent,
maar schittert in een bliksemflits,
waar al het andere versteent,
zag zij zichzelf en anders niets.
Zo werd het stenen hart een hoofd
dat men vereert, beweent of … breekt.
Medusa had hij zich beloofd,
maar liever nog een slang gekweekt.

 

Vertaald door H. F. H. Reuvers

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Jussi Adler-Olsen, James Baldwin, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: De noodkreet in de fles (Vertaald door Kor de Vries)

“Het was de derde ochtend, en de geur van teer en zeewier was in hun kleren gaan zitten. Onder de vloer van het boothuis klotste het pap-ijs rustig tegen de palen, herinneringen wekkend aan de dagen toen alles nog goed was. Hij tilde zijn bovenlijf omhoog van de slaapplek van papierafval en boog zo ver voorover dat hij het gezicht van zijn broertje kon zien, dat er zelfs in zijn slaap gepijnigd en verkleumd uitzag. Zo meteen zou hij wakker worden en veranderd om zich heen kijken. Hij zou de leren riemen om zijn polsen en zijn middel voelen knellen. Hij zou het ratelen horen van de ketting die hem vasthield. Hij zou de sneeuwjacht en het licht zien worstelen om door de geteerde planken heen te komen. Daarna zou hij beginnen te bidden. Talloze keren was de wanhoop in zijn broers ogen opgelaaid. Keer op keer hadden half gesmoorde gebeden om Jehova’s genade geklonken achter de krachtige tape over zijn mond. Maar ze wisten allebei dat Jehova hun geen blik waardig keurde, want ze hadden bloed gedronken. Bloed dat hun gevangenbewaarder in hun glas water had laten druppelen.
Glazen waaruit hij hen had laten drinken, voordat hij vertelde wat erin zat. Ze hadden water met het verboden bloed gedronken en nu waren ze voor eeuwig verdoemd. Daarom gloeide de schaamte dieper in hen dan de dorst brandde. Wat denk je dat hij met ons gaat doen? hadden de bange ogen van zijn broertje gevraagd. Maar hoe zou hij het antwoord daarop moeten weten? Hij voelde alleen intuïtief dat het allemaal snel voorbij zou zijn. Hij leunde voorover en bestudeerde de ruimte nog een keer in het zwakke licht. Liet zijn blik langs de hanenbalken en de spinnenwebben glijden. Hij zag elk uitsteeksel en elke knoest. De verrotte peddels en roeispanen die aan de nok hingen. Het vergane visnet dat al tijden geleden zijn laatste vangst had gedaan. Maar toen ontdekte hij de fles. In een flits gleed een zonnestraal over het witblauwe glas en verblindde hem. Hij was zo dichtbij, en toch was het zo moeilijk om erbij te komen. Hij lag vlak achter hem, vastgeklemd tussen de ruwe planken waarvan de vloer was gemaakt. Hij stak zijn vingers in de kieren tussen de planken en peuterde aan de flessenhals, terwijl de lucht om hem heen tot ijs bevroor. Als hij hem loskreeg, sloeg hij hem kapot en zou hij met de scherven de riem rond zijn vastgebonden polsen doorvijlen. Als de riem knapte, zou hij met zijn gevoelloze handen de gesp op zijn rug zoeken. Hij zou die openmaken, de tape van zijn mond trekken, zich van de riemen rond zijn middel en zijn dijen ontdoen, en op het moment dat de ketting die aan de leren riem zat hem niet langer vasthield, zou hij naar voren springen en zijn broertje bevrijden. Hem tegen zich aandrukken en hem vasthouden, tot hun lichamen niet meer trilden.”

 

Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver James Baldwin werd op 2 augustus 1924 in Harlem, New York, geboren. Zie ook alle tags voor James Baldwin op dit blog.

Uit: The Cross Of Redemption

“Billie Holiday came along a little later and she had quite a story, too, a story which Life magazine would never print except as a tough, bittersweet sob story obituary—in which, however helplessly, the dominant note would be relief. She was a little girl from the South, and she had quite a time with gin, whiskey, and dope. She died in New York in a narcotics ward under the most terrifying and—in terms of crimes of the city and the country against her—disgraceful circumstances, and she had something she called “Billie’s Blues”: “My man wouldn’t give me no dinner/Wouldn’t give me no supper/Squawked about my supper and turned me out-doors/And had the nerve to lay a padlock on my clothes/I didn’t have so many, but I had a long, long way to go.” And one more, one more—Bessie Smith had a song called “Gin House Blues.” It’s another kind of blues, and maybe I should explain this to you—a Negro has his difficult days, the days when everything has gone wrong and on top of it, he has a fight with the elevator man, or the taxi driver, or somebody he never saw before, who seems to decide to prove he’s white and you’re black. But this particular Tuesday it’s more than you can take— sometimes, you know, you can take it. But Bessie didn’t this time, and she sat down in the gin house and sang: “Don’t try me, nobody/ ‘Cause you will never win/I’ll fight the Army and the Navy/Just me and my gin.” Well, you know, that is all very accurate, all very concrete. I know, I watched, I was there. You’ve seen these black men and women, these boys and girls; you’ve seen them on the streets. But I know what happened to them at the factory, at work, at home, on the subway, what they go through in a day, and the way they sort of ride with it. And it’s very, very tricky. It’s kind of a fantastic tightrope. They may be very self-controlled, very civilized; I like to think of myself as being very civilized and self-controlled, but I know I’m not. And I know that some improbable Wednesday, for no reason whatever, the elevator man or the doorman, the policeman or the landlord, or some little boy from the Bronx will say something, and it will be the wrong day to say it, the wrong moment to have it said to me; and God knows what will happen. I have seen it all, I have seen that much. What the blues are describing comes out of all this. “Gin House Blues” is a real gin house. “Backwater Flood” is a real flood. When Billie says, “My man don’t love me,” she is not making a fantasy out of it. This is what happened, this is where it is. This is what it is. Now, I’m trying to suggest that the triumph here—which is a very un-American triumph—is that the person to whom these things happened watched with eyes wide open, saw It happen. So that when Billie or Bessie or Leadbelly stood up and sang about it, they were commenting on it, a little bit outside it: they were accepting it.”

 

James Baldwin (2 augustus 1924 – 1 december 1987)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Preludes voor Memnon

XVIII

In den beginne, niets; en uiteindelijk
Niets; en tussen deze onnutte nullen in,
Schittering, muziek, god, het Zelf… Mijn liefste,
Hart dat klopt voor mijn hart, borst waarop ik slaap,
Wees klaarte, muziek, god, mijzelf – voor mij.

In den beginne, stilte, en uiteindelijk
Stilte; en tussen deze stiltes in, het geluid
Van een witte bloem, die zich opent en sluit.
Mijn liefste, mijn liefste, wees die witte bloem voor mij:
Open en sluit je: dat geluid zal mijn wereld zijn.

In den beginne, chaos, en uiteindelijk
Chaos; en het onmetelijke wonder daartussen –
Glorie, ontreddering, elk besef van schittering.
Liefste, wees die glorie en dat besef van schittering.
Jij bent wat chaos prijsgaf. Wees mijn ster.

 

Vertaald door Hans Dekkers en René Huigen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)
Portret door Mary Hoover Aiken, 1938

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

James Baldwin, Conrad Aiken

De Amerikaanse schrijver James Baldwin werd op 2 augustus 1924 in Harlem, New York, geboren. Zie ook alle tags voor James Baldwin op dit blog.

Uit: The Cross Of Redemption

“My quarrel with the English language has been that the language reflected none of my experience. But now I began to see the matter in quite another way. If the language was not my own, it might be the fault of the language; but it might also be my fault. Perhaps the language was not my own because I had never attempted to use it, had only learned to imitate it. If this were so, then it might be made to bear the burden of my experience if I could find the stamina to challenge it, and me, to such a test.
In support of this possibility, I had two mighty witnesses: my black ancestors, who evolved the sorrow songs, the blues, and jazz, and created an entirely new idiom in an overwhelmingly hostile place; and Shakespeare, who was the last bawdy writer in the English language. What I began to see — especially since, as I say, I was living and speaking in French — is that it is experience which shapes a language; and it is language which controls an experience. The structure of the French language told me something of the French experience, and also something of the French expectations — which were certainly not the American expectations, since the French daily and hourly said things
which the Americans could not say at all. (Not even in French.) Similarly, the language with which I had grown up had certainly not been the King’s English. An immense experience had forged this language; it had been (and remains) one of the tools of a people’s survival, and it revealed expectations which no white American could easily entertain. The authority of this language was in its candor, its irony, its density, and its beat: this was the authority of the language which produced me, and it was also the authority of Shakespeare.
Again, I was listening very hard to jazz and hoping, one day, to translate it into language, and Shakespeare’s bawdiness became very important to me, since bawdiness was one of the elements of jazz and revealed a tremendous, loving, and realistic respect for the body, and that ineffable force which the body contains, which Americans have mostly lost, which I had experienced only among Negroes, and of which I had then been taught to be ashamed.
My relationship, then, to the language of Shakespeare revealed itself as nothing less than my relationship to myself and my past. Under this light, this revelation, both myself and my past began slowly to open, perhaps the way a flower opens at morning, but more probably the way an atrophied muscle begins to function, or frozen fingers to thaw.”

 

James Baldwin (2 augustus 1924 – 1 december 1987)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Lieveling, laten we nogmaals de regen prijzen

Lieveling, laten we nogmaals de regen prijzen.
Laten we een nieuw alfabet ontdekken,
Voor dit, wat zo vaak geprezen werd; en onszelf zijn,
De regen, de vogelmuur en het klisblad,
De groen-witte ligusterbloem, de gevlekte steen,
En alles wat de regen verwelkomt ; de mus ook, –
Die vanuit zijn afzondering met een scherp oog toekijkt,
Onder de iepentak, tot de regen voorbij is.
Er is een wielewaal die, ondersteboven,
Aan zijn nest hangt en zwaait met een oranje vleugel, –

Onder een boom zo dood en stil als lood;
Er is een enkel blad, in heel deze hemel
Van bladeren, die de regen van zijn twijg heeft losgemaakt:
De stengel breekt en hij valt, maar hij wordt opgevangen
Op een zusterblad, en zo hangt ze;
Er is een eikelnapje, naast een paddenstoel
Die drie druppels van de laag hangende wolk opvangt.
De schuchtere bij gaat terug naar de korf; de vlieg
Onder het brede blad van de stokroos
Hangt flauw van de kou; de regendonkere slak

Onderzoekt de natte wereld vanaf een waterige steen…
En nog steeds fluisteren de lettergrepen uit water:
Het wolkenrad draait langzaam: terwijl we wachten
In de donkere kamer; en in je hart vind ik
Een zilveren regendruppel, – op een meidoornblad, –
Orion in een spinnenweb, en de wereld.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, Sergio Ramírez

De Amerikaanse schrijver Richard Preston werd geboren op 5 augustus 1954 in Cambridge, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Richard Preston op dit blog.

Uit: First Light

“There was a lull while the astronomers stared at the screen in silence. Juan Carrasco pulled one of several notebooks from his box of marinated jalapenos and made some notes in it. He felt that the only way to begin to guess what was going on inside the Big Eye was to keep track of its vital signs. He felt that the big Eye had its good nights and its bad nights. On the first day that he had reported to work on Palomar Mountain, he had written on the cover of an empty green notebook: “Love and Ambition are the wings to success. 1969.”
He had been afraid that he would fail—that he would crash the telescope. His old fear still touched him once in a while. He tried not to think too hard about the glass giant, moving out there in the darkness. The green notebook showed signs of much use. He had had to repair it with packing tape, Palomar glue.
Other notebooks had followed the green notebook. While at first he had stuck to critical information (“astronomers’ favorite radio station: KFAC 92.3 on the dial”), he had also wondered: “What happened at the moment of creation? How did the stars and galaxies come into being? How will the universe end?”—jotting questions for Jim Gunn, hoping that Gunn could answer them. Gunn, however, had been working fiendishly for most of his life to answer these very same questions, without ever attaining satisfactory answers, because (Juan noted) “What we have here is a fundamental problem.”
On a shelf within easy reach, Juan placed a tattered dictionary, and when he heard a savory word, he looked it up to get the nuances. Some of the astronomers seemed to forget that the night assistant was taking notes. When they spoke of their fellow astronomers, he recorded what he had heard:
Goon—a man hired to terrorize or intimidate opponents
Yokel—a rude, naïve, or gullible inhabitant of a rural area or small town
Jargon—unintelligible language or words
Grandiose Conclusion
When the astronomers saw something spectacular on the video screens, he made a note of it for posterity: “Supernova!!!”

 

 
Richard Preston (Cambridge, 5 augustus 1954)

Lees verder “Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, Sergio Ramírez”

Dolce far niente, Frouke Arns, Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, René Puthaar

 

Dolce far niente

 

 
Gezicht op Nijmegen vanaf Lent door Eugène Lücker, 1933

 

Liefdesliedje voor Nimma

Wij waren het eindpunt genaderd, maar hadden het niet gemerkt
jouw lichaam was tegen mij aan in slaap gevallen
en ik weet nog dat ik aan Doornroosje dacht
vlak voordat ook ik vertrok.

Op de spoorbrug schrik ik wakker. Geratel en een stem.
Ik versta bestemming en of we niets vergeten willen.
De Waal buigt zich als een aanzoek langs de kade,
en de stad houdt het antwoord voor zichzelf.

Iemand vouwt zijn krant tot hoed tot boot tot vogel
en vliegt op. Wij stappen uit. Slaapdronken nog
gapen we de maan in onze mond. Een late man
speelt piano op het perron. Weer thuis,

weer terug. Hoe waar dat ik je zo vaak verliet,
maar je nooit verlaten kon. Het geeft niet
dat ik een van velen ben. Het is genoeg
je kalme hart te voelen kloppen aan mijn rug.

 

 
Frouke Arns (Handorf, 1964)
Frouke Arns is momenteel stadsdichter van Nijmegen

Lees verder “Dolce far niente, Frouke Arns, Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, René Puthaar”

Dolce far niente, Marijke Hanegraaf, Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, René Puthaar

Dolce far niente

 

 
De Oversteek, Nijmegen

 

Oversteken

Opnieuw heerste in de uiterwaard het rusteloze
van stervelingen

maar ze droegen andere helmen, blauwe en gele
hoog op het hoofd als uitgelaten petten.

We trachtten de verre bewegingen te doorgronden
verzochten de rivier dringend zich te gedragen en
keer op keer dachten we terug aan de geniesoldaat

hoe hij een canvas boot over het blote water joeg
die woensdag om vijftien uur in ’44.

Achteraf kunnen we hem en zijn kameraden
minuten stilte geven, maar nooit meer
de beloofde nacht, het tamelijk veilig duister.

De boog is gehesen, de koelte van beton bewaakt.
We zagen ginds het roerloze van pijlers groeien

beschouwden lang genoeg de overkant als overkant.
Er ligt een brug die het voorbijgaan draagt.

 


Marijke Hanegraaf (Tilburg, 6 maart 1946)

Lees verder “Dolce far niente, Marijke Hanegraaf, Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, René Puthaar”

Richard Preston, Sergio Ramírez, Conrad Aiken, Wendell Berry, Guy de Maupassant

De Amerikaanse schrijver Richard Preston werd geboren op 5 augustus 1954 in Cambridge, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Richard Preston op dit blog.

Uit: The Hot Zone

„The doctors thought he should go to Nairobi Hospital, which is the best private hospital in East Africa. The telephone system hardly worked, and it did not seem worth the effort to call any doctors to tell them that he was coming. He could still walk, and he seemed able to travel by himself. He had money; he understood he had to get to Nairobi. They put him in a taxi to the airport, and he boarded a Kenya Airways flight.

A hot virus from the rain forest lives within a twenty-four hour plane flight from every city on earth. All of the earth’s cities are connected by a web of airline routes. The web is a network. Once a virus hits the net, it can shoot anywhere in a day æParis, Tokyo, New York, Los Angeles, wherever planes fly. Charles Monet and the life form inside him had entered the net.

The plane was a Fokker Friendship with propellers, a commuter aircraft that seats thirty-five people. It started its engines and took off over Lake Victoria, blue and sparkling, dotted with the dugout canoes of fishermen. The Friendship turned and banked eastward, climbing over green hills quilted with tea plantations and small farms. The commuter flights that drone across Africa are often jammed with people, and this flight was probably full. The plane climbed over belts of forest and clusters of round huts and villages with tin roofs. The land suddenly dropped away, going down in shelves and ravines, and changed in color from green to brown. The plane was crossing the Eastern rift valley. The passengers looked out the windows at the place where the human species was born. They say specks of huts clustered inside circles of thornbush, with cattle trails radiating from the huts. The propellers moaned, and the friendship passed through cloud streets, lines of puffy rift clouds, and began to bounce and sway. Monet became airsick.“

 

Richard Preston (Cambridge, 5 augustus 1954)

Lees verder “Richard Preston, Sergio Ramírez, Conrad Aiken, Wendell Berry, Guy de Maupassant”