Leni Saris, Jaroslav Seifert, Theodor Körner, Euripides, Emma Orczy, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Nederlandse schrijfster Leni Saris werd geboren in Rotterdam op 23 september 1915. Zie ook alle tags voor Leni Saris op dit blog.

Uit: Geluk reikt ver

“Zij was Teresa Roberta Valerie van Rossum gedoopt en haar vader klaagde gewoonlijk, met een pretglans in zijn ogen, dat het geen zin had, je dochter bij het begin van haar leven een serie fraaie namen te geven, wanneer je haar onmiddellijk daarna ‘Terry’ wilde gaan noemen. De moeder van Teresa Roberta Valerie lachte erom, maar bleef het kleintje hardnekkig Terry noemen. Misschien vond ze al die namen te zwaar en te gewichtig voor het tere donkerogige hoop-je mens. In ieder geval bleef het altijd bij ‘Terry’ en het kleine meisje was een vrolijk en gelukkig kind, vooral toen later Cora, Inger en ten slotte Ronny arriveerden. Het blonde vrolijke jongetje was vanaf het begin de lieveling van de hele familie en soms merkte zijn moeder weleens bezorgd op, dat het kind de kans liep om een verwend klein mormel te worden, maar Ronny had zon zonnig karakter en was de gulheid en zachtheid in persoon, zodat niemand die klachten al te zwaar opnam. Terry had zich altijd echt ‘de oudste’ gevoeld, die, hoe dol ze ook mee kon doen met de wilde spelletjes van de anderen, tenslotte toch de verantwoordelijkheid voor de drie jongere kinderen bleef voelen. „Kom maar bij Terry,” zei ze beschermend, wanneer Ronny een enkele keer verdriet had. „Terry kan je immers altijd helpen!” Mevrouw Van Rossum keek op een zonnige morgen, toen de familie op het punt stond om met vakantie te gaan, naar buiten, omdat ze Ronny hoorde huilen. Cora wilde hem troosten, maar de kleine jon-gen trok zich los. „Ik wil naar Terry… Terry moet me helpen!” brulde hij. Terry, klein en tenger voor haar twaalf jaren, kwam haastig aandra-ven en hurkte bij haar broertje neer. „Stil maar, Ronny, zo erg is het toch niet?” Ze wreef deskundig over een blonde krullenbol, die er gelukkig onbeschadigd uitzag. „De pijn is alweer weg… kijk, daar vliegt ze… hoog in de lucht!” „Ik zie niks!” pruilde het ventje, met zijn handje aan zijn hoofd, maar hij liet zich toch getroost door zijn zusje meetrekken naar de zand-bak. „Het verveelt me nooit om te zien hoe Terry met Ronny optrekt,” zei mevrouw Van Rossum. „Ze doet het zo leuk en vanzelfsprekend, zonder op de bemoeizuchtige kopie van een volwassen mens te lij-ken. Ik denk weleens…”

 

 
Leni Saris (23 september 1915 – 9 december 1999)
Cover

 

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in Praag. Zie ook alle tags voor Jaroslav Seifert op dit blog.

 

Struggle With The Angel (Fragment)

Sometimes it’s just a tremor of delight,
more often long and bitter pain.
At other times all sighs and tears.
And sometimes even boredom.
That’s the saddest kind.

Some time in the past I saw a rose-red shade.
It stood by the entrance to a house
facing Prague’s railway station,
eternally swathed in smoke.

We used to sit there by the window.
I held her delicate hands
and talked of love.
I’m good at that!
She’s long been dead.
The red lights were winking
down by the track.

As soon as the wind sprang up a little
it blew away the grey veil
and the rails glistened
like the strings of some monstrous piano.
At times you could also hear the whistle of steam
and the puffing of engines
as they carried off people’s wretched longings
from the grimy platforms
to all possible destinations.
Sometimes they also carried away the dead
returning to their homes
and to their cemeteries.

Now I know why it hurts so
to tear hand from hand,
lips from lips,
when the stitches tear
and the guard slams shut
the last carriage door.

Love’s an eternal struggle with the angel.
From dawn to night.
Without mercy.
The opponent is often stronger.
But woe to him
who doesn’t realize
that his angel has no wings
and will not bless.

 

 
Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)
In 1981

 

De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner  werd geboren op23 september 1791 in Dresden. Zie ook alle tags voor Theodor Körner op dit blog.

 

Des Feldpredigers Kriegstaten

Ich bin bei englischem Rindfleisch erzogen
Und habe bei englischem Biere studiert.
Der Herr General war mir gewogen;
Drum ward ich zum Feldprediger avanciert.
Denn der Mensch muß etwas versuchen und wagen;
Drum sitz’ ich hier auf dem Bagagewagen.

Bin in Portugal nun Soldatenpastor
Und predige über Ach und Weh
Und warne vor Trunkenheit und Laster,
Die reuige, aber besoffene Armee,
Pfleg’ aufs beste die Kehl’ und den Magen
Und sitze hier auf dem Bagagewagen.

Gestern war eine große Bataille;
Es kam zu einer blutigen Schlacht.
Wir fochten alle en canaille;
Ich hätt’ es kaum als möglich gedacht.
Der Franzose ward aufs Haupt geschlagen,
Und ich saß auf dem Bagagewagen.

Es ward schrecklich viel Blut vergossen
Ich kam in den größten Embarras.
Die Feinde hatten einen Bock geschossen
Und wir, wir schossen Viktoria.
Der gehört zu meinen glorreichsten Tagen;
Und ich saß auf dem Bagagewagen.

Ich sehe schon die Haufen Gedichte,
Die man uns Helden wird billig weihn.
Wir glänzen ewig in der Geschichte
Und ziehn in die Unsterblichkeit ein,
Und von mir auch wird man singen und sagen:
“Ja, der saß auf dem Bagagewagen!”

 

 
Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)
Cover

 

De Griekse schrijver Euripides werd geboren in 480 of 484 voor Christus. Zie ook alle tags voor Euripises op dit blog.

Uit: Medea

KOORr:
Ik hoor de stem, ik hoor de klacht
der rampzalige Colchische.
Weet zij nog niet te berusten; o zeg mij:
´k hoorde hier binnen haar jamm´ren:
´t leed van haar huis verschaft mij geen vreugde:
zij was mij lief geworden.

VOEDSTERr:
Voorbij is alles, verloren haar huis!
D´ een gaat in zijn vorstelijk huwelijk op
en Medea verdwijnt in haar kamer,
voor alles, wat iemand haar zeggen wil doof
en koud voor elke vertroosting.

MEDEA:
O dat het vuur van den hemel mij voer door het hoofd;
wat wacht ik nog van het leven:
ik haat het; o kwam nu de dood mij bevrijden.

KOOR:
Hoort gij, o Zeus, o Aarde en Licht
het klaaglied dier rampzaal´ge vrouw?
Verdwaasde, zal ´t verlangen
naar ongenaakb´re sponde
u drijven naar het eind des levens?
Neen, smeek dat niet.
Stelt uw gemaal
zijn eer in nieuw een verbond,
Zeus zal hem richten;
verteer niet u zelve
van smart om uw bedgenoot.

MEDEA:
O Themis, o Artemis, ziet
wat ik lijd, die met duren eed
mij bond aan dien man, dien vervloekte.
O mocht ik hem zelf en zijn bruid
zien vermalen in ´t puin van zijn huis,
die mij durfde te krenken in recht en eer.
O vader, o stad, die ik schand´lijk ontvlood,
na mijn eigen broeder te hebben gedood.

 

Vertaald door Dr. Chr. Deknatel

 

 
Euripides (484 v. Chr – 406 v. Chr)
Beeld in het Louvre, Parijs

 

De Hongaarse schrijfster Emmuska Orcy de Orczi, ook wel Baronesse Orczy of Baronesse d’Orczy werd geboren in Tarnaörs op 23 september 1865. Zie ook alle tags voor Emma Orczy op dit blog.

Uit: The Scarlet Pimpernel

“The sun was sinking low down in the west. Bibot prepared himself to close the gates.
“EN AVANT The carts,” he said.
Some dozen covered carts were drawn up in a row, ready to leave town, in order to fetch the produce from the country close by, for market the next morning. They were mostly well known to Bibot, as they went through his gate twice every day on their way to and from the town. He spoke to one or two of their drivers–mostly women–and was at great pains to examine the inside of the carts.
“You never know,” he would say, “and I’m not going to be caught like that fool Grospierre.”
The women who drove the carts usually spent their day on the Place de la Greve, beneath the platform of the guillotine, knitting and gossiping, whilst they watched the rows of tumbrils arriving with the victims the Reign of Terror claimed every day. It was great fun to see the aristos arriving for the reception of Madame la Guillotine, and the places close by the platform were very much sought after. Bibot, during the day, had been on duty on the Place. He recognized most of the old hats, “tricotteuses,” as they were called, who sat there and knitted, whilst head after head fell beneath the knife, and they themselves got quite bespattered with the blood of those cursed aristos.
“He! la mere!” said Bibot to one of these horrible hags, “what have you got there?”
He had seen her earlier in the day, with her knitting and the whip of her cart close beside her. Now she had fastened a row of curly locks to the whip handle, all colours, from gold to silver, fair to dark, and she stroked them with her huge, bony fingers as she laughed at Bibot.
“I made friends with Madame Guillotine’s lover,” she said with a coarse laugh, “he cut these off for me from the heads as they rolled down. He has promised me some more to-morrow, but I don’t know if I shall be at my usual place.”

 

 
Emma Orczy (23 september 1865 – 12 november 1947)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koischwitz (Pools: Koskowice) geboren. Zie ook alle tags voor Daniel Czepko von Reigersfeld op dit blog.

Ohne Gott nirgend Ruh
An den Ruh suchenden

Ist wohl, so lang’ ein Mensch der Welt noch ist ergeben,
In allem, was er thut, im Tod und auch im Leben,
Er schläffet oder wacht, in Wollust oder Pein,
Er hoffet oder wünscht Ruh anzutreffen? Nein.
Jedoch begehret er nicht einen Tritt zu schreiten,
Er sieht sich keinmal umb, wendt sich zu keiner Seiten,
Kein Eßen stillet ihn, kein Auge macht er zu,
Streckt keine Hand nicht aus, sucht er nicht drinnen Ruh.[28]
Ruh schreyt ein iedes Ding. Ruh ist ein Ziel der Sachen,
Und was das gröste, Got wil selbst zur Ruh sich machen.
Ja sprichst du, welcher ist, der Gott erforschen kan?
O Mensch, du triffst ihn ja in allen Dingen an.
Ich sehe, du wilt fort, bleib wilt du Ruh ergründen,
In dir ist Gott allein, in Gott ist Sie zu finden.

 

 
Daniel Czepko von Reigersfeld (23 september 1605 – 8 september 1660)
Cover

Leni Saris, Jaroslav Seifert, Theodor Körner, Euripides, Emma Orczy, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Nederlandse schrijfster Leni Saris werd geboren in Rotterdam op 23 september 1915. Zie ook alle tags voor Leni Saris op dit blog.

Uit: Zomaar een dak

“Dorrith en Maxi Sunderman waren in de omgeving minder bekend om het feit dat ze tweelingen waren, als door het feit dat ze in de gekste verwikkelingen verzeild raakten. Dat wilde zeggen, dat Maxi de moeilijkheden veroorzaakte en Dorrith, meestal met succes, probeerde haar eruit te halen. Uiterlijk leken ze verwarrend op elkaar, maar innerlijk waren ze zo verschillend als twee mensen maar kunnen zijn. Maxi was vrolijk, voortvarend en wild. Ze dacht wel degelijk, maar meestal te laat. Dorrith, veel kalmer, was ook vrolijk, maar ze dacht na voor ze iets deed, en ze gaf niet op als ze zich eenmaal iets in het hoofd had gezet. Dat betekende dat ze in haar kleuterjaren vocht voor Maxi als ze het niet anders kon winnen. Maxi deed weinig voor Dorrith, want die kwam nooit in moeilijkheden, tenzij door het beroep dat haar zusje op haar deed. Toch waren ze niet de verknochte tweeling die geen stap zonder elkaar kan doen. Ze hadden hun eigen vrienden en vriendinnen en gingen zo veel mogelijk hun eigen weg. Hun ouders waren er blij mee en mevrouw Sunderman had de meisjes, hoe vreemd iedereen het ook vond, na hun kleuterperiode nooit meer in dezelfde kleren en kleuren gestoken. Dorothea had zichzelf kortweg Dorrith genoemd en Maria Xenia was voor het gemak Maxi geworden. En als mevrouw Sunderman een enkele maal heel moe was, zuchtte ze diep en zei meer dan eens: ‘En dan zeggen ze nog dat een naam er niets toe doet! Maxi… ze is inderdaad in alles Maxi. Zou ze anders zijn geweest als we haar Mini hadden genoemd? Ik word dol van dat kind!’ Dat zei ze niet vaak. Maar wel op de beruchte middag die Maxi enkele ontvellingen opleverde wegens een conflict met een grotere jongen die haar bal had afgepakt, en Dorrith een compleet regenboog-oog, omdat ze gevochten had om de gillende zuster uit de handen van het zeer hardhandig exemplaar van het andere geslacht te halen.
„Ik kon er niets aan doen!” loeide Maxi. „Het was een gemene jongen!”
„Vecht dan voor jezelf,” stelde haar vader vermoeid voor. „Gil niet altijd om je zus. Vertel me nou eens of jij voor haar hetzelfde zou doen, hè?”
„Dat weet ik niet,” bekende Maxi eerlijk. Ze veegde over haar betraande gezicht.”

 

 
Leni Saris (23 september 1915 – 9 december 1999)
Cover

Lees verder “Leni Saris, Jaroslav Seifert, Theodor Körner, Euripides, Emma Orczy, Daniel Czepko von Reigersfeld”

Jaroslav Seifert, Emma Orczy, Leni Saris, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag. Zie ook mijn blog van 23 september 2010 en eveneens alle tags voor Jaroslav Seifert op dit blog.

 

Lied

Mit weißem tüchlein winkt,

wer abschied nimmt,

etwas geht mit jedem tag zu ende,

etwas wunderbares geht zu ende.

Die taube kehrt, der botschaft botin,

windauf, windab nach haus zurück;

mit und ohne hoffnung kehren

ewig wir nach haus zurück.

Lächle mit verweinten augen,

das tüchlein, ach, verwahr es,

mit jedem tag beginnt etwas,

beginnt etwas wunderbares.

Vertaald door Rainer Kunze

 

Métamorphoses

Le garçon se change en un blanc buisson;
le buisson, en pâtre en train de dormir;
ses cheveux si fins, en cordes de lyre ;
et la neige, en neige sur son front blond.

Les mots se changent en questions ;
sagesse et gloire en rudes rides ;
à reculons corde de lyre
se change en fin cheveu; et le garçon
en poète, le poète en buisson,
sous lequel il dormait au temps où
il aimait la beauté d’amour fou.

Quiconque de beauté se toque
sans fin l’aime sa vie durant,
la poursuit toute son époque —
la beauté a des pieds charmants
qu’elle chausse de fines socques.

Le fier carrousel des métamorphoses
change le poète en amant maudit,
car il suffira d’une courte pause :
le voici changé en eau d’alambic,
dont l’alchimiste fait vapeur chimique,
et qu’après, tout au fond il précipite.

Vertaald door Jana Boxberger

 

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

Hier links met fotograaf en regisseur Otakar Mrkvička

Lees verder “Jaroslav Seifert, Emma Orczy, Leni Saris, Daniel Czepko von Reigersfeld”

Jaroslav Seifert, Leni Saris, Daniel Czepko von Reigersfeld, Emma Orczy

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag. Zie ook mijn blog van 23 september 2010 en eveneens alle tags voor Jaroslav Seifert op dit blog.

 

DANCE OF THE GIRLS’ CHEMISES

A dozen girls’ chemises
drying on a line,
floral lace at the breast
like rose windows in a Gothic cathedral.

Lord,
shield Thou me from all evil.

A dozen girls’ chemises,
that’s love,
innocent girls’ games on a sunlit lawn,
the thirteenth, a man’s shirt,
that’s marriage,
ending in adultery and a pistol shot.

The wind that’s streaming through the chemises,
that’s love,
our earth embraced by its sweet breezes:
a dozen airy bodies.

Those dozen girls made of light air
are dancing on the green lawn,
gently the wind is modelling their bodies,

breasts, hips, a dimple on the belly there —
open fast, oh my eyes.

Not wishing to disturb their dance
I softly slipped under the chemises’ knees,
and when any of them fell
I greedily inhaled it through my teeth
and bit its breast.

Love,
which we inhale and feed on,
disenchanted,
love that our dreams are keyed on,
love,
that dogs our rise and fall:
nothing
yet the sum of all.

In our all-electric age
nightclubs not christenings are the rage
and love is pumped into our tyres.
My sinful Magdalen, don’t cry:
Romantic love has spent its fires.
Faith, motorbikes, and hope.


Vertaald door Ewald Osers


Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

Bronze beeld doorStanislav Hanzik in Kralupy nad Vltavou

Lees verder “Jaroslav Seifert, Leni Saris, Daniel Czepko von Reigersfeld, Emma Orczy”

Antonio Tabucchi, Mary Coleridge, Theodor Körner, Euripides, Jaroslav Seifert, Leni Saris, Daniel Czepko von Reigersfeld, Emma Orcy

De Italiaanse schrijver, vertaler, en literatuurwetenschapper Antonio Tabucchi werd op 23 september 1943 geboren in Pisa. Zie ook mijn blog van 23 september2009.

Uit: Unter Generälen (Vertaald door Karin Fleischanderl)

»Ich habe nie geglaubt, dass das Leben die Kunst imitiert, das ist ein geistreicher Scherz, der sehr beliebt ist, weil er leicht ist, doch die Wirklichkeit übertrifft stets die Vorstellung, deshalb ist es unmöglich, gewisse Geschichten zu schreiben, denn sie sind nur eine blasse Heraufbeschwörung dessen, was wirklich war. Aber lassen wir die Theorien, ich erzähle dir gern die Geschichte, du kannst sie aber auch selbst erzählen, wenn du möchtest, denn du hast mir gegenüber einen Vorteil, du kennst den nicht, der sie erlebt hat. Um die Wahrheit zu sagen, hast du mir nur die Vorgeschichte erzählt, den Schluss habe ich von einem seiner Freunde erfahren, der sehr wortkarg ist; wenn wir unter uns sind, beschränken wir uns darauf, uns über Musik oder Schachtheorie zu unterhalten. Hätte Homer Odysseus gekannt, hätte er ihn wahrscheinlich für einen banalen Menschen gehalten. Ich glaube, ich habe etwas verstanden, und zwar, dass die Geschichten immer größer sind als wir, sie stoßen uns zu, und wir sind, ohne es zu ahnen, ihre Protagonisten, aber der wahre Protagonist der Geschichte, die wir erlebt haben, sind nicht wir, sondern es ist die Geschichte selbst, die wir erlebt haben. Wer weiß, warum er zum Sterben in diese Stadt gefahren ist, die ihm nichts bedeutete; vielleicht weil die Stadt ein Babel ist und vielleicht weil ihm der Verdacht gekommen ist, dass seine Geschichte für das Durcheinander des Lebens steht und dass sein Dorf zu klein war, um dort zu sterben. Er ist fast neunzig Jahre alt, verbringt die Nachmittage damit, die Wolkenkratzer von New York zu betrachten, am Vormittag kommt ein Mädchen aus Puerto Rico und räumt ihm die Wohnung auf, sie bringt ihm ein Gericht von Tonys Café, das er sich in der Mikrowelle aufwärmt; nachdem er sich ein paar alte Platten von Béla Bártok, die er auswendig kennt, mit religiöser Andacht angehört hat, wagt er einen Spaziergang bis zur Pforte des Central Park; im Schrank, unter einer Plastikhülle, bewahrt er seine Generalsuniform auf, wenn er zurückkommt, öffnet er die Schranktür und gibt ihr einen Klaps auf die Schulter, als wäre sie ein alter Freund; dann geht er schlafen, er hat mir erzählt, dass er nicht träumt, und wenn doch, dann vom Himmel über der ungarischen Ebene, das kommt von dem Schlafmittel, das ihm ein amerikanischer Arzt verschrieben hat. Ich erzähle dir die Geschichte in wenigen Worten, so wie sie mir der erzählt hatte, der sie erlebt hat, der Rest besteht aus Vermutungen, aber das ist deine Angelegenheit.“

Antonio Tabucchi

Antonio Tabucchi (Pisa, 23 september 1943)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Mary Elizabeth Coleridge werd geboren in Londen op 23 september 1861. Zie ook mijn blog van 23 september 2008 en ook mijn blog van 23 september2009.

Street Lanterns

Country roads are yellow and brown.
We mend the roads in London town.

Never a hansom dare come nigh,
Never a cart goes rolling by.

An unwonted silence steals
In between the turning wheels.

Quickly ends the autumn day,
And the workman goes his way,

Leaving, midst the traffic rude,
One small isle of solitude,

Lit, throughout the lengthy night,
By the little lantern’s light.

Jewels of the dark have we,
Brighter than the rustic’s be.

Over the dull earth are thrown
Topaz, and the ruby stone.

Coleridge

Mary Coleridge (23 september 1861 – 25 augustus 1907)

 

De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden. Zie ook mijn blog van 23 september 2007 en ook mijn blog van 23 september 2008 en ook mijn blog van 23 september2009.

Uit: Die Reise nach Schandau

 « Ich versprach, Liebster, bald Nachricht von mir zu geben. Kaum bin ich vierundzwanzig Stunden von Dir entfernt, und schon erfülle ich meine Zusage. Du musst gestehn, das heißt pünktlich sein. Diese Tugend der Solidität kommt aber mir, als baldigem Ehemanne, von Rechtswegen zu, deswegen will ich weiter kein Lobens davon machen. Ich glaube, es gibt im ganzen menschlichen Leben keinen gewagtern und weitern Sprung, als mitten aus dem freien, fröhlichen Stundentenleben heraus in das Staatsgefängnis der Ehe. Dieser salto mortale soll manchem schon den Hals gebrochen haben; ich hoffe aber, ich werde glücklich sein. Frisch gewagt ist halb gewonnen. – Du bewunderst, wie Du mir so oft gesagt hast, meinen leichten Sinn bei diesem wichtigen Schritte. Der, wie Du Dich ausdrückst, das Glück meiner Zukunft bestimmen muss. Ich begreife nicht, wie ich anders sein sollte. Du weißt ja, wie es Familienverhältnisse durchaus verlangen, dass ich die junge Gräfin Stellnitz heiraten muss, wenn ich nicht eine bedeutende Erbschaft einbüßen will, die mir nur unter dieser Bedingung zufällt. Die Herren Väter haben die Sache abgemacht, und der meinige hat mir vor kurzem erst alle meine lustigen Burschenstreiche, mit Einschluss einiger tausend Tälerchen Schulden, vergeben, ohne eine saure Miene zu machen, ich kann ihm also diesen Gefallen wieder tun; übrigens soll ja meine Braut ein Engel sein, wie sich mein Vater ausdrückt, sittsam, fromm, gebildet, liebenswürdig und nota bene reich; kurz, wenn ich seinen Beschreibungen trauen darf, so erwartet mich ein paradiesisch Leben. Dass ich mir meine Zukunft nicht mit den zauberischen Farben einer glühenden Leidenschaft ausmale, glaubst Du mir wohl. Ich lasse es nun so über mich ergehen. Bis jetzt hab’ ich die Liebe nie für etwas anders als für eine momentane Belustigung angesehen. Was man mir von ewiger Treue, von häuslicher Glückseligkeit etc. etc. erzählt hat, hab’ ich nur für schöne Träume gehalten.“

 koerner

Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)
Portret door Cecil Watson Quinell

 

Annalen net laat de Griekse schrijver Euripides geboren worden op 23 september 484 voor Christus. Zie ook mijn blog van 23 september 2007 en ook mijn blog van 23 september 2008 en ook mijn blog van 23 september2009.

 Uit: Iphigenia in Aulis

Clytaemnestra::
Ga dan. En als je naar de oorlog trekt,
mij daarginds achterlaat en jaren wegblijft,
besef dan hoe ik mij in dat paleis zal voelen,
als ik elke stoel leeg zie staan waarop zij eenmaal zat,
als ik haar meisjeskamer zie,
als ik eenzaam zit te wenen,
en eindeloos dezelfde klacht herhaal:
‘Mijn kind, de man die je van het leven heeft beroofd,
is je vader die je heeft verwekt. Hij heeft je vermoord,
hijzelf en niemand anders, met zijn eigen hand’
En kom je later dan terug naar huis,
waar iemand op je wacht die alle redenen heeft
om je te haten?
Dan vind ik zonder moeite wel een voorwendsel
om, samen met de dochters die me overblijven,
voor jou een welkom te bereiden dat je hebt verdiend.
In naam van de goden, pleeg de misdaad niet
die mij zal drijven tot een misdaad tegen jou.”

 

Vertaald door Willy Courteaux en Bart Claes

 euripides

Euripides (484 v. Chr – 406 v. Chr)
Buste in het Museo Pio-Clementino, Vaticaan

 

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag.Zie ook mijn blog van 23 september 2006 en ook mijn blog van 23 september 2008 en ook mijn blog van 23 september2009.

Ze gingen van deur naar deur…

Ze gingen van deur naar deur

als straatverkopers
en boden de dood aan.
Ik schaam me dat ik het heb overleefd.
Vladislav Vancura
schreef zijn grootste gedicht
op de muren van de Pankrác-cel.
En het salvo op het schietterrein
was alleen een donderend applaus
voor zijn leven.

Maar doden waren overal.
Op ijzerdraad van fabrieksmuren,
op stoepranden,
op trappen, het hoofd naar beneden,
op voetsteunen van schoolbanken
op altaartreden en boven riolen.

Ze lagen zoals onze koningen
op graftomben.
En de puinen van hun schoenen
wezen naar de sterren.

 

Vertaald door Jana Beranová

 

Autobiography

Sometimes
when she would talk about herself
my mother would say:
My life was sad and quiet,
I always walked on tip-toe.
But if I got a little angry
and stamped my foot
the cups, which had been my mother’s,
would tinkle on the dresser
and make me laugh.

At the moment of my birth, so I am told,
a butterfly flew in by the window
and settled on my mother’s bed,
but that same moment a dog howled in the yard.
My mother thought
it a bad omen.

My life of course has not been quite
as peaceful as hers.
But even when I gaze upon our present days
with wistfulness
as if at empty picture frames
and all I see is a dusty wall,
still it has been so beautiful.

There are many moments
I cannot forget,
moments like radiant flowers
in all possible colours and hues,
evenings filled with fragrance
like purple grapes
hidden in the leaves of darkness.

With passion I read poetry
and loved music
and blundered, ever surprised,
from beauty to beauty.
But when I first saw
the picture of a woman nude
I began to believe in miracles.

My life unrolled swiftly.
It was too short
for my vast longings,
which had no bounds.
Before I knew it
my life’s end was drawing near.

Death soon will kick open my door
and enter.
With startled terror I’ll catch my breath
and forget to breathe again.

May I not be denied the time
once more to kiss the hands
of the one who patiently and in step with me
walked on and on and on
and who loved most of all.

 

Vertaald door Ewald Osers

 seifert

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

De Nederlandse schrijfster Leni Saris werd geboren in Rotterdam op 23 september 1915. Zie ook mijn blog van 23 september 2008 en ook mijn blog van 23 september2009.

Uit: De tocht naar het licht

“- Men kreeg toegang tot de tuin door een brede witte poort, dan volgde een met kastanjebomen omzoomde oprijlaan en in de verte lag dan l’Ombre, een laag wit huis met een groot terras en ruime serres aan de zijkanten.

Karin belde heel bescheiden en een vriendelijk meisje opende de deur. Mevrouw Giraud, de dame die Sergius’ huishouden bestuurde, kwam naar haar toe.

“Ik zou maar heel vlug naar boven gaan, mon enfant,” fluisterde ze vertrouwelijk. “Monsieur le Professeur is niet al te best geluimd vanmorgen.” –

(…)

“Entrez,” riep Tania’s zachte beschaafde stem.
Toen stond Karin in een zolderkamertje, laag donker en kaal. Het was er ijzig koud en de scherpe wind gierde ongehinderd door de spleten.
Het was er zo grauw en troosteloos en karin dacht aan haar eigen gezellige, warme kamer en al de zorg, waarmee ze omringgd werd. Er was maar één stoel in het kamertje en daarin zat Tania, in een deken gerold, de voeten op een blik, dat zonderling rammelde, toen ze het verschoof.
Voor haar op het tafeltje lag een boek.
“heb je me toch nog kunnen vinden?” Tania lachte en begon meteen te hoesten. –

saris

Leni Saris (23 september 1915 – 9 december 1999)
In de jaren vijftig

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koischwitz (Pools: Koskowice) geboren. Zie ook mijn blog van 23 september 2007 en ook mijn blog van 23 september 2008 en ook mijn blog van 23 september2009.

Das Leben ein Schauspiel

Was ist dein Lebenslauff und Thun, o Mensch? ein Spiel.
Den Innhalt sage mir? Kinds, Weibs und Tods Beschwerde.
Was ist es vor ein Platz, darauff wir spieln? Die Erde.
Wer schlägt und singt dazu? Die Wollust ohne Ziel.

Wer heißt auff das Gerüst’ uns treten? Selbst die Zeit.
Wer zeigt die Schauer mir? Mensch, das sind bloß die Weisen,
Was ist vor Stellung hier? Stehn, schlaffen, wachen, reisen,
Wer theilt Gesichter aus? Allein die Eitelkeit.

Wer macht den Schau Platz auff? Der wunderbare Gott.
Was vor ein Vorhang deckts? Das ewige Versehen.
Wie wird es abgetheilt? Durch leben, sterben, flehen.
Wer führt uns ab, wer zeucht uns Kleider aus? Der Tod.

Wo wird der Schluß erwartt des Spieles? in der Grufft.
Wer spielt am besten mit? Der wol sein Ammt kan führen.
Ist das Spiel vor sich gut? Das Ende muß es zieren.
Wenn ist es aus? o Mensch! wenn dir dein JESUS rufft.

reigersfeld

Daniel Czepko von Reigersfeld (23 september 1605 – 8 september 1660)
Koischwitz / Koskowice

 

De Hongaarse schrijfster Emmuska Orcy de Orczi, ook wel Baronesse Orczy of Baronesse d’Orczy werd geboren in Tarnaörs op 23 september 1865. Zie ook mijn blog van 23 september 2008.

Uit: The Scarlet Pimpernel

„But they were nearly always caught at the barricades. Sergeant Bibot especially at the West Gate had a wonderful nose for scenting an aristo in the most perfect disguise. Then, of course, the fun began. Bibot would look at his prey as a cat looks upon the mouse, play with him, sometimes for quite a quarter of an hour, pretend to be hoodwinked by the disguise, by the wigs and other bits of theatrical make-up which hid the identity of a ci-devant noble marquise or count.

Oh! Bibot had a keen sense of humour, and it was well worth hanging round that West Barricade, in order to see him catch an aristo in the very act of trying to flee from the vengeance of the people.

Sometimes Bibot would let his prey actually out by the gates, allowing him to think for the space of two minutes at least that he really had escaped out of Paris, and might even manage to reach the coast of England in safety: but Bibot would let the unfortunate wretch walk about ten mètres towards the open country, then he would send two men after him and bring him back, stripped of his disguise.

Oh! that was extremely funny, for as often as not the fugitive would prove to be a woman, some proud marchioness, who looked terribly comical when she found herself in Bibot’s clutches after all, and knew that a summary trial would await her the next day and after that, the fond embrace of Madame la Guillotine.

No wonder that on this fine afternoon in September the crowd round Bibot’s gate was eager and excited. The lust of blood grows with its satisfaction, there is no satiety: the crowd had seen a hundred noble heads fall beneath the guillotine to-day, it wanted to make sure that it would see another hundred fall on the morrow.“

 orczy

 Emma Orcy (23 september 1865 – 12 november 1947)

 

Jaroslav Seifert, Daniel Czepko von Reigersfeld, Leni Saris, Emma Orcy

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag.Zie ook mijn blog van 23 september 2006 en ook mijn blog van 23 september 2008.

 

In de weilanden bij Juliánov…

In de weilanden bij Juliánov
gingen we vaak liggen tegen de avond,
als de stad in de schemering zonk
en in de zijarm van de rivier
de kikke
rs begonnen te klagen.

Eens kwam er een jonge zigeunerin bij zitten.
Haar bloesje was halfopen
en ze las ons de hand.
Tegen Halas zei ze:
Je haalt de vijftig niet
Tegen Artus Cerník:
Jij wordt net iets ouder.
Ik wilde mijn toekomst niet horen,
ik was bang.

Ze greep mijn hand
en riep kwaad uit:
Jou wacht een lang leven!

Dat was haar wraak.
Dat was mijn straf.

Jaroslav Seifert
fragment uit De pestzuil
uit: En vaarwel,

Vertaald door Jana Beranová

 

 

 

Le cri des fantômes

 

En vain nous nous accrochons aux fils de la vierge
et aux barbelés.
En vain nous enfonçons nos talons dans la terre
pour ne pas être entraînés
dans une obscurité plus noire
que la plus noire des nuits
sans sa couronne d’étoiles. Et chaque jour nous rencontrons quelqu’un
qui sans même ouvrir la bouche,
sans même le savoir, nous demande
Quand ? Comment ? Qu’y a-t-il après ?
Encore un moment danser, être dans la ronde
respirer l’air parfumé
même la corde au cou !

 

Vertaald door Michel Fleischmann

 

Seifert%20Photo

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren. Zie ook mijn blog van 23 september 2007

 

 

An das Gemüthe

 

Auff Seel, auff, auff! was machst du in der Welt?

Allhier ist dir noch Lust, noch Trost bestellt:

Geh immer fort, biß du den Himmel funden,

Brich durch die Zeit, in die du bist gebunden.

Es eilt ja all’s auff seinen Ruhort zu:

Der Mensch sieht selbst im Leben nichts als Ruh:

In Gott ist Ruh und in der Ruh das Leben,

Nach welchem wir voll Geist und Glauben streben.

Du siehst ja selbst, sol Gott dein Leben seyn,

Und lebst ohn ihn, bist du in Todes Pein:

Erkenne doch den Quall, den ew’gen Bronnen,

Ohn den nichts ist und alles draus geronnen.

Was suchst du nun? Die Erd’ ist Welt, ist Wind,

ist Sand, ist Sturm, wo man nicht Ruhe findt:

Nihm nichts von ihr, im fall du Ruh erkohren,

So viel du nihmst, so viel hast du verlohren.

Versammle dich, ergieb dich Gott allein,

So bleibst du dir, und kanst dein eigen seyn:

Weichst du in dich, wird sich die Seel erheben,

Und diesen Leib mit Herrligkeit umbgeben.

Drumb auff, o Seel, erkennst du, wer du bist,

Und siehst in dich, ich weiß, daß du vergist:

Ob zwischen dir (:wer aber wil es gründen:)

Ein Unterscheid und zwischen Gott zu finden.

 

Reigersfeld

Daniel Czepko von Reigersfeld (23 september 1605 – 8 september 1660)

 

 

De Nederlandse schrijfster Leni Saris werd geboren in Rotterdam op 23 september 1915.

Uit: Licia zet door

“Waar is Will gebleven?” vroeg Licia.

“Hier is Will. Is hij geen schattig wicht?” ze keerden zich om, en ’n daverend gelach, dat alle ergernis wegspoelde, steeg op.

De lange Will, met zijn gebruind jongensgezicht, waar niets meisjesachtigs aan was, had zich met moeite gewrongen in ’n fraai bewerkt costuum van teer gekleurd satijn. Op zijn kortgeknipte hoofd danste dwaas ’n mooi hoedje met wuivende veren. Van onder de rose kanten rok kwamen fier twee lichtgrijze broekspijpen en ’n paar solide zwarte herenschoenen te voorschijn. Uit de kanten mouwen staken bevallig zijn grote handen, waarmee hij een waaiertje omklemde. Von zonk in sprakeloze aanbidding op de grond neer, Licia ging het niet veel beter, vooral toen hij zich verplicht voelde om ’n complete voorstelling te geven.

 “Schei uit!” verzocht Yvonne, “ik kan niet meer! Het is te schoon!”

“Zo’n rol als de mijne zou wel wat voor Tresi zijn,” dacht Licia, “zeg Will zou het je niet beter lijken om met je eigen zuster te spelen?”

“Maar Li! Je kunt toch niet van me verwachten dat ik die zuster van me…… mijn lièfde verklaar?” Er klonk zoveel eerlijke ontzetting in zijn stem, dat ze opnieuw in de lach schoten.

“’n Bespotting,” zei hij kwaad, “verbeeld je zoiets!”

“Zo moet je niet over je eigen zuster praten,” zei Frank opeens ernstig en hij meende het. “Ik geloof, dat je niets goeds meer in Tresi vind, wel?”

“Ze is onmogelijk om mee om te gaan,” zei Will eerlijk. “Je moest haar eens voortdurend meemaken!”

“Het is zo gemakkelijk om altijd alleen maar al het kwade van iemand naar voren te halen,” het klonk ’n beetje kribbig. Licia keek hem verwonderd aan. Frank verdedigde Tresi altijd. Deed hij dat nu, omdat hij het minderwaardig vond, dat ze over iemand die er niet bij was en zich dus niet zelf verdedigen kon, praatten, of hield hij van Tresi?”

 

Saris

Leni Saris (23 september 1915 – 9 december 1999)

 

Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 23 september 2008.

 

De Hongaarse schrijfster Emmuska Orcy de Orczi, ook wel Baronesse Orczy of Baronesse d’Orczy werd geboren in Tarnaörs op 23 september 1865. Zie ook mijn blog van 23 september 2008.

 

Theodor Körner, Euripides, Jaroslav Seifert, Leni Saris, Mary Coleridge, Emma Orcy, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden. Zie ook mijn blog van 23 september 2007.

 

 

Gebet vor der Schlacht

Vater, ich rufe Dich!
Brüllend umwölkt mich der Dampf der Geschütze,
Sprühend umzucken mich rasselnde Blitze.
Lenker der Schlachten, ich rufe dich!
Vater, du führe mich!

 

Vater, du führe mich!
Führ mich zum Siege, führ’ mich zum Tode:
Herr, ich erkenne deine Gebote;
Herr, wie du willst, so führe mich.
Gott, ich erkenne dich!

 

Gott, ich erkenne dich!
So im herbstlichen Rauschen der Blätter,
Als im Schlachtendonnerwetter,
Urquell der Gnade, erkenn’ ich dich!
Vater du, segne mich!

 

Vater du, segne mich!
In deien Hand befehl’ ich mein Leben,
Du kannst es nehmen, du hast es gegeben;
Zum Leben, zum Sterben segne mich!
Vater, ich preise dich!

 

Vater, ich preise dich!
’s ist ja kein Kampf für die Güter der Erde;
Das heiligste schützen wir mit dem Schwerte:
Drumm, fallend und siegend, preis’ ich dich,
Gott, dir ergeb’ ich mich!

 

Gott dir ergeb’ ich mich!
Wenn mich die Donner des Todes begrüßen,
Wenn meine Adern geöffnet fließen:
Dir, mein Gott, dir ergeb’ ich mich!
Vater, ich rufe Dich!

 

Theodor_Koerner

Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)

 

 

 

Annalen.net laat de Griekse schrijver Euripides geboren worden op 23 september 484 voor Christus. Zie ook mijn blog van 23 september 2007.

 

Uit: Medea

 

Voedster:
Ach, ware de Argo nooit de blauwe poort
der Symplegaden door naar Colchi heen
gevlogen; ware in Pelions dal geen boom
ooit neergevallen, om met riem en roer
de hand te waap´nen van de helden, die
voor Pelias streefden naar d´ algouden vacht.
Dan ware ook nooit Medea, mijn gebiedster,
naar Iolcos´ burchten heengevaren, toen
liefde voor Jason haar van zinnen bracht;
dan waren Pelias´ dochters niet door haar
schuldig geworden aan heur vaders dood,
en zou zij nu ook niet met haar gemaal
en kind´ren in Corinthe hier vertoeven,
in ´t gastvrij ballingsoord welgaarne ontvangen,
en zelve in alles Jasons trouwe bijstand –
want dat is in het leven ´t grootste heil,
als tusschen man en vrouw geen tweespalt is.
Maar nu is ´t haat, en ´t liefste dreigt gevaar.
Jason verraadt haar en zijn eigen kroost;
want bruigom werd hij van een koningskind,
wier vader, Creon, heer is van dit land.
Medea, in haar ziel en eer getroffen,
roept al zijn eeden, roept zijn eerewoord
weer voor den geest en goden tot getuigen,
hoe ´t haar vergaat, hoe Jason ´t haar vergeldt.
Elk voedsel weig´rend ligt zij neer, en kwijnt
van smart, in tranen smeltend al den tijd,
sinds zij zich door haar man verraden weet;
zonder ooit op te zien of van den grond
´t gelaat te beuren; maar een rots gelijk
of als der golven branding blijft zij doof
voor vriendenraad, tenzij ze nu en dan
den hals, d´ alblanken wendt en in zich zelf
om haren vader jammert, om haar land
en huis en zooveel liefs, dat zij verliet,
om hem te volgen, die haar nu verraadt.
Bittre ervaring doet haar ondervinden,
hoe zoet het is, in ´t eigen land te zijn.
Haar kind´ren schuwt ze en ziet ze zonder vreugde;
op booze dingen zint zij, naar ik vrees.
Zwaar is haar geest; zij zal geen smart verdragen;
ik ken Medea, en ik vrees, ik vrees haar:
zij is te duchten; wie haar wraaklust tart,
die zingt zoo spoedig niet zijn zegezang.
Doch zie, het spelen moede met den hoepel
komen haar kind´ren thuis, maar weten, noch
beseffen iets van ´t geen hun moeder lijdt;
een jonge ziel kent ´s werelds zorgen niet.”

 

Vertaald door Dr. Chr. Deknatel

 

euripides

Euripides (484 v. Chr – 406 v. Chr)

 

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag. Zie ook mijn blog van 23 september 2006.

 

Transformations

A lad changed to a shrub in spring,
the shrub into a shepherd boy,
A fine hair to a lyre string,
snow into snow on hair piled high.

And words turn into question signs,
wisdom and fame to old-age lines,
and strings revert to finest hair,
the boy’s transformed into a poet
the poet is transformed once more,
becomes the shrub my which he slept
when he loved beauty till he wept.

Whoever falls in love with beauty
will love it to his dying day,
stagger toward it aimlessly,
beauty has feet of charm and grace
in sandals delicate as lace.

And in this metamorphosis
a spell binds him to woman’s love,
a single second is enough
like steam in a retort to hiss
obedient to the alchemist
and drops dead as a hunted dove.

Without a stick old age is lame,
the stick turns into anything
in this ceaseless, fantastic game,
perhaps into an angel’s wings
now spreading wide for soaring flight
bodyless, painless, feather light.

 

 

To Be a Poet

Life taught me long ago
that music and poetry
are the most beautiful things on earth
that life can give us.
Except for love, of course.

In an old textbook
published by the Imperial Printing House
in the year of Vrchlický’s death
I looked up the section on poetics
and poetic ornament.

Then I placed a rose in a tumbler,
lit a candle
and started to write my first verses.

Flare up, flame of words,
and soar,
even if my fingers get burned!

A startling metaphor is worth more
than a ring on one’s finger.
But not even Puchmajer’s Rhyming Dictionary
was any use to me.

In vain I snatched for ideas
and fiercely closed my eyes
in order to hear that first magic line.
But in the dark, instead of words,
I saw a woman’s smile and
wind-blown hair.

That has been my destiny.
And I’ve been staggering towards it breathlessly
all my life.

 

seifert-2

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

De Nederlandse schrijfster Leni Saris werd geboren in Rotterdam op 23 september 1915. Ze schreef meer dan honderd meisjesboeken, waarvan er in totaal zo’n acht miljoen werden verkocht. Leni Saris brak in de eerste jaren van WO II door bij het grote publiek en schreef vanaf dat moment elk jaar twee boeken. Bijna dertig jaar werkte ze na een secretaresseopleiding bij een notariskantoor. Schrijven deed ze in de avonduren. Pas in 1971 wijdde ze zich fulltime aan het schrijven van haar boeken, die ze als ‘ontspanningsromans’ typeerde. Saris’ boeken gingen over de liefde in een wereld met aardige mensen, maar zonder seks. Bij de romantiek mocht beschaafd gezwijmeld worden. Haar boeken hadden altijd een happy end: aan het eind krijgt het meisje de knappe man die ze zocht. Hoewel Saris nooit beweerde literatuur te schrijven, was ze niet gelukkig met de neerbuigende manier waarop de literaire kritiek met haar omging.

Saris bleef tot aan haar dood actief als schrijfster; haar laatste boek, Wij drieën, verscheen postuum in het voorjaar van 2000 bij haar vaste uitgever, uitgeverij Westfriesland in Hoorn.

 

Uit: Hollands Dagboek

Vrijdag 19 november

Ik ga nu bij mijn vrienden in Laren logeren, dat centraal ligt voor diverse werkzaamheden in verband met het verschijnen van het honderdste boek. Een paar dagen; langer kan niet, er zijn thuis al teveel afspraken genoteerd. Ik wil niet langer met een kruk lopen maar het blijft moeilijk. Autorijden gaat niet, Els en Wim helpen me. Ze komen vroeg en beginnen mijn omvangrijke bagage naar hun wagen te sjouwen.

‘Dat zijn we gewend”, zegt Els blijmoedig. ‘Als jij niet de helft van je garderobe meesjouwt, denken wij dat je ziek bent.” Zij kan het weten, we zijn al vijfendertig jaar bevriend. Els rijdt, ik zit comfortabel naast haar, Wim zit achterin, iets minder comfortabel tussen mijn garderobe die beslist niet mag kreuken.

Blij dat ik weer eens echt uit ben, zonder geworstel om krukken in en uit de wagen te wringen. Ik loop in ieder geval ‘los’, al is het niet fraai.

De fanbrieven heb ik meegenomen, ik beantwoord die brieven per omgaande, dat is een van mijn stelregels. Behalve om boekenlijsten wordt er om foto’s gevraagd maar die zijn op, dus plunder ik nu mijn privé-album, want van nasturen komt niets terecht.

Ik blader in de aantekeningen voor een nieuw boek, maar de vakantiestemming wint het. Anouk, dochter van Els en Wim en mijn petekind, studeert en is ijverig bezig aan een scriptie, maar wil even iets anders en ontvoert De Gouden Handjes. Ze woont in Baarn en belt later, dat ze het boek zo gezellig en ontspannend vindt. Dat is de bedoeling van dit boek, dat door de lichte en gezellige inhoud ook voor mij een ontspanning betekende na alle pech en pijn. Chiara daarentegen, nummer honderd, is gebaseerd op een ware gebeurtenis, die veel indruk op mij heeft gemaakt.”

 

saris

Leni Saris (23 september 1915 – 9 december 1999)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Mary Elizabeth Coleridge werd geboren in Londen op 23 september 1861.  Coleridge publiceerde vijf romans, waaronder The Seven Sleepers of Ephesus (1893) en The King with Two Faces (1897). Daarnaast schreef zij essays en kritieken. Zij overleed in 1907 ten gevolge van complicaties die voortkwamen uit een blindedarmonsteking terwijl zij op vakantie was in Harrogate. Zij liet een onvoltooid manuscript van een nieuwe roman achter en honderden onuitgegeven gedichten. Haar gedichten werden pas na haar dood gepubliceerd, waarschijnlijk uit achting voor haar beroemde naamgenoot en verre familielid Samuel Taylor Coleridge. Succesvolle bundels waren Poems Old and New (1907) en Gathered Leaves (prozawerk, 1910). In 1954 verscheen haar verzameld werk onder de titel The Collected Poems of Mary Coleridge.

 

We never said farewell

We never said farewell, nor even looked
Our last upon each other, for no sign
Was made when we the linkèd chain unhooked
And broke the level line.

And here we dwell together, side by side,
Our places fixed for life upon the chart.
Two islands that the roaring seas divide
Are not more far apart.

 

 

To Memory

Strange Power, I know not what thou art,
Murderer or mistress of my heart.
I know I’d rather meet the blow
Of my most unrelenting foe
Than live—as now I live—to be
Slain twenty times a day by thee.

Yet, when I would command thee hence,
Thou mockest at the vain pretence,
Murmuring in mine ear a song
Once loved, alas! forgotten long;
And on my brow I feel a kiss
That I would rather die than miss.

 

Coleridge

Mary Coleridge (23 september 1861 – 25 augustus 1907)
Illustratie door Eleanor Vere Boyle in Voices from Fairyland, the fantastical poems of Mary Coleridge Charlotte Mew and Sylvia Townsend Warner. (Geen portret beschikbaar)

 

De Hongaarse schrijfster Emmuska Orcy de Orczi, ook wel Baronesse Orczy of Baronesse d’Orczy werd geboren in Tarnaörs op 23 september 1865. Haar eerste roman, “The scarlet pimpernel”, het verhaal van een Engelsman, die tijdens de Franse Revolutie allerlei mensen van de guillotine redde, werd eerst door alle uitgeverijen in Londen geweigerd. Toen het toch als toneelstuk met succes werd opgevoerd, kwam er toch een uitgeverij die het wilde publiceren. Het werd een groot succes. Ze stierf in 1947.

 

Uit: The Scarlet Pimpernel

 

“Paris: September 1792

A surging, seething, murmuring crowd, of beings that are human only in name, for to the eye and ear they seem naught but savage creatures, animated by vile passions and by the lust of vengeance and of hate. The hour, some little time before sunset, and the place, the West Barricade, at the very spot where, a decade later, a proud tyrant raised an undying monument to the nation’s glory and his own vanity.

During the greater part of the day the guillotine had been kept busy at its ghastly work: all that France had boasted of in the past centuries, of ancient names, and blue blood, had paid toll to her desire for liberty and for fraternity. The carnage had only ceased at this late hour of the day because there were other more interesting sights for the people to witness, a little while before the final closing of the barricades for the night.

And so the crowd rushed away from the Place de la Grève and made for the various barricades in order to watch this interesting and amusing sight.

It was to be seen every day, for those aristos were such fools! They were traitors to the people of course, all of them, men, women, and children, who happened to be descendants of the great men who since the Crusades had made the glory of France: her old noblesse. Their ancestors had oppressed the people, had crushed them under the scarlet heels of their dainty buckled shoes, and now the people had become the rulers of France and crushed their former masters—not beneath their heel, for they went shoeless mostly in these days—but beneath a more effectual weight, the knife of the guillotine.

And daily, hourly, the hideous instrument of torture claimed its many victims—old men, young women, tiny children, even until the day when it would finally demand the head of a King and of a beautiful young Queen.

But this was as it should be: were not the people now the rulers of France? Every aristocrat was a traitor, as his ancestors had been before him: for two hundred years now the people had sweated, and toiled, and starved, to keep a lustful court in lavish extravagance; now the descendants of those who had helped to make those courts brilliant had to hide for their lives—to fly, if they wished to avoid the tardy vengeance of the people.

And they did try to hide, and tried to fly: that was just the fun of the whole thing. Every afternoon before the gates closed and the market carts went out in procession by the various barricades, some fool of an aristo endeavoured to evade the clutches of the Committee of Public Safety. In various disguises, under various pretext
s, they tried to slip through the barriers which were so well guarded by citizen soldiers of the Republic. Men in women’s clothes, women in male attire, children disguised in beggars’ rags: there were some of all sorts: ci-devant counts, marquises, even dukes, who wanted to fly from France, reach England or some other equally accursed country, and there try to rouse foreign feeling against the glorious Revolution, or to raise an army in order to liberate the wretched prisoners in the Temple, who had once called themselves sovereigns of France.”

 

orczy1

Emma Orcy (23 september 1865 – 12 november 1947)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 23 september 2007.

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren.

 

Jaroslav Seifert, Euripides,Theodor Körner, Daniel Czepko von Reigersfeld

De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag.Zie ook mijn blog van 23 september 2006.

DANCE OF THE GIRLS’ CHEMISES

A dozen girls’ chemises
drying on a line,
floral lace at the breast
like rose windows in a Gothic cathedral.

Lord,
shield Thou me from all evil.

A dozen girls’ chemises,
that’s love,
innocent girls’ games on a sunlit lawn,
the thirteenth, a man’s shirt,
that’s marriage,
ending in adultery and a pistol shot.

The wind that’s streaming through the chemises,
that’s love,
our earth embraced by its sweet breezes:
a dozen airy bodies.

Those dozen girls made of light air
are dancing on the green lawn,
gently the wind is modelling their bodies,
breasts, hips, a dimple on the belly there —
open fast, oh my eyes.

Not wishing to disturb their dance
I softly slipped under the chemises’ knees,
and when any of them fell
I greedily inhaled it through my teeth
and bit its breast.

Love,
which we inhale and feed on,
disenchanted,
love that our dreams are keyed on,
love,
that dogs our rise and fall:
nothing
yet the sum of all.

In our all-electric age
nightclubs not christenings are the rage
and love is pumped into our tyres.
My sinful Magdalen, don’t cry:
Romantic love has spent its fires.
Faith, motorbikes, and hope.

 


SOMETIMES WE ARE TIED DOWN. . .

Sometimes we are tied down by memories
and there are no scissors that could cut
through those tough threads.
Or ropes!

You see the bridge there by the House of Artists?
A few steps before that bridge
gendarmes shot a worker dead
who was walking in front of me.

I was only twenty at the time,
but whenever I pass the spot
the memory comes back to me.
It takes me by the hand and together we walk
to the little gate of the Jewish cemetery,
through which I had been running
from their rifles.

The years moved with unsure, tottering step
and I with them.
Years flying
till time stood still.

 

Seifert

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

Zie voor onderstaande schrijvers mijn blog van 23 september 2006.

 

De Griekse schrijver Euripides werd volgens de legende geboren op 23 september 484 voor Christus in Salamis.

 

De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden.

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren 

Euripides, Körner, Seifert en Czepko

Euripides’ biografische gegevens zijn omstreden.  Zijn levensloop zoals die ons is overgeleverd is een combinatie van geruchten en verzinsels (veelal ontleend aan Aristophanes’ komedies waarin met Euripides vaak de draak werd gestoken). Annalen.net laat hem geboren worden op 23 september  484 voor Christus. Euripides werd geboren op het eiland Salamis op de dag dat de slag bij Salamis plaatsvond. Zijn moeder heette Kleito en zijn vader Mnesarchos of Mnesarchides. Dankzij de adellijke afkomst van zijn moeder kon Euripides een goede opleiding genieten. In zijn jeugd legde hij zich toe op de gymnastiek en schilderkunst, later werd hij een leerling van Anaxagoras en een toehoorder van Prodikos en Protagoras. Hij had een hekel aan politiek, en studeerde veel. Ook bezat hij een privé-bibliotheek (wat in zijn tijd eerder ongewoon was). Wanneer hij zich aan het schrijven zette trok hij zich soms terug in een grot op zijn geboorte-eiland. In 408 v Chr., na de opvoering van zijn Orestes, verliet hij Athene, en trok naar het hof van Archelaos, koning van Macedonië. Het blijft onduidelijk waarom hij dat deed: om politieke redenen of teleurstelling omdat zijn werk miskend werd? Feit is dat hij dáár in 406 v. Chr. overleed, volgens biografen in zeer dramatische omstandigheden. Hij zou, verstrooid en in gepeins verzonken, verscheurd zijn door de loslopende waakhonden van de Macedonische koning.

Uit: Iphigeneia onder de Tauriërs

Iphigeneia

Ach, ach, dienaressen,
want ik moet klagen, jammerlijk klagen,
zonder lierspel roepend de weeklacht
van mijne geenzins welluidende kreten,
ai, ai, voor den treurenden lijkzang.
Zóó groot een ramp is mij overkomen,
mij, die mijn broer om zijn heengaan beweenen moet,
zùlk een droom moest ik zien in den nacht,
welks duister nu is verdwenen.
Verloren ben ik, verloren ben ik!
Mijn vaderlijk huis, het is niet meer!
Helaas, vernietigd is mijn geslacht!
Wee, wee, wat een rampen voor Argos!

Zij begint de lijkplechtigheid.

O, demon, die mijn eenigen broer
Mij ontrooft en hem zond naar den Hades!
Voor hem wil ik plengen, de schaal der dooden
uitgieten over den aarde-rug:
van berg-weidend vee de vloeiende melk,
den druivenvocht-stroom van Bachos
en den arbeid der bruingele bijen,
die men geeft tot verzoening der dooden. –

Euripides (484 v. Chr – 406 v. Chr)

 

Theodor Körner werd geboren op 23 september 1791 in Dresden. Na eerst privé-onderwijs genoten te hebben bezocht hij vanaf 1808 de mijnbouwschool in Freiberg. Hij keerde zich echter van de praktische mijnbouw af en richtte zich steeds meer op de hulpwetenschappen ervan. Tegelijkertijd werd hij tot de dichtkunst aangetrokken. Met de ondersteuning van zijn vader (die met Schiller bevriend was) gaf hij in 1810 een verzameling gedichten uit. Vanaf augustus 1810 studeerde hij rechten in Leipzig.

Nadat hij in studentenkringen allerlei problemen had ondervonden vluchtte hij naar Berlijn. Hij werd echter ziek en gaf de studie op. Zijn vader stuurde hem in 1811 naar Wenen, waar hij geschiedenis studeerde en gedichten en toneelstukken schreef. In januari 1813 kreeg hij een aanstelling bij het Burgtheater.

(Napoleon streefde naar het herstellen van zijn macht in Duitsland en vocht (en won) hiervoor twee zware slagen, de Slag bij Lützen op 2 mei en de Slag bij Bautzen, op 20 mei met Russisch-Pruisische troepen. De overwinningen leidden tot een korte wapenstilstand, maar deze duurde nog korter dan de vorige.)

In maart sloot Körner zich aan bij het Lützowsche Freikorps, raakte in juni in een slag bij Kitzen zwaar gewond, maar voegde zich midden augustus weer bij de troepen. Ten noorden van Schwerin  werd hij op 26 augustus 1813 dodelijk getroffen door een geweerkogel. Ter herinnering aan hem zijn er in Duitsland niet alleen heel wat standbeelden, maar ook Körner-eiken en linden te vinden.

 

Lützows wilde Jagd.

Was glänzt dort vom Walde im Sonnenschein?
Hör’s näher und näher brausen.
Es zieht sich herunter in düsteren Reih’n,
Und gellende Hörner schallen darein
Und erfüllen die Seele mit Grausen.
Und wenn ihr die schwarzen Gesellen fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Was zieht dort rasch durch den finstern Wald
Und streift von Bergen zu Bergen?
Es legt sich in nächtlichen Hinterhalt;
Das Hurra jauchzt und die Büchse knallt;
Es fallen die fränkischen Schergen.
Und wenn ihr die schwarzen Jäger fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Wo die Reben dort glühen, dort braust der Rhein,
Der Wütrich geborgen sich meinte;
Da naht es schnell mit Gewitterschein
Und wirft sich mit rüst’gen Armen hinein
Und springt ans Ufer der Feinde.
Und wenn ihr die schwarzen Schwimmer fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Was braust dort im Tale die laute Schlacht,
Was schlagen die Schwerter zusammen?
Wildherzige Reiter schlagen die Schlacht,
Und der Funke der Freiheit ist glühend erwacht
Und lodert in blutigen Flammen.
Und wenn ihr die schwarzen Reiter fragt:
Das ist Lützows wilde, verwegene Jagd.

Wer scheidet dort röchelnd vom Sonnenlicht,
Unter winselnde Feinde gebettet?
Es zuckt der Tod auf dem Angesicht;
Doch die wackern Herzen erzittern nicht.
Das Vaterland ist ja gerettet.
Und wenn ihr die schwarzen Gefall’nen fragt:
Das war Lützows wilde, verwegene Jagd.

Die wilde Jagd und die deutsche Jagd
Auf Henkersblut und Tyrannen!
Drum, die ihr uns liebt, nicht geweint und geklagt!
Das Land ist ja frei, und der Morgen tagt,
Wenn wir’s auch nur sterbend gewannen.
Und von Enkeln zu Enkeln sei’s nachgesagt:
Das war Lützows wilde, verwegene Jagd.

 

 

Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)

 

Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in de arbeiderswijk Žižkov in Praag. Hij was de eerste Tsjech die de Nobelprijs voor literatuur kreeg (1984). Zijn middelbare school maakte hij niet af en werd journalist.Onder invloed van de Russische revolutie (1917) werd hij socialist en behoorde tot de uiterst linker vleugel van de sociaal democraten.

Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1921. Aanvankelijk schreef hij vooral revolutionaire gedichten, later meer lyrische poëzie. In de jaren twintig werkte hij voor verschillende communistische kranten en tijdschriften. Seifert ontving in 1936, 1955 en 1968 staatsprijzen voor zijn werk. In 1968, werd hij voorzitter van de Tsjechoslowaakse schrijversbond en tijdens de Praagse lente van 1968 ijverde hij voor de rehabilitatie van in ongenade gevallen collega’s. Na de inval van de troepen van het Warschaupact (augustus 1968) belandde zijn werk in het ondergrondse circuit, maar werd ook naar het buitenland gesmokkeld en daar gedrukt.

In 1981 verschenen zijn mémoires: VŠECKY KRÁSY SVETA (Alle schoonheid van de Wereld). Dit werk verscheen noodgedwongen in het buitenland en leidde tot de Nobel prijs. Het nieuws ontving hij op zijn ziekbed. Hij was zelf te ziek om naar Stockholm te reizen om de prijs in ontvangst te nemen. Zijn schoonzoon, die tevens zijn secretaris was, kreeg geen visum van de autoriteiten om naar Zweden te gaan. Ze waren namelijk niet blij met het feit dat Seifert de Nobelprijs kreeg. Hij overleed in Praag op 10 januari 1986. Jaroslav Seifert kreeg van de autoriteiten wel een staatsbegrafenis.

En vaarwel!

Bij de miljoenen verzen op deze wereld
voegde ik maar een paar strofen.
Ze waren wellicht niet wijzer dan krekelliederen.
Dat weet ik, vergeef me.
Ik eindig al.

Het waren niet de eerste stappen
in het maanstof.
Als ze toch ooit schitterden
was het niet door hun licht.
Ik hield van deze taal.

En zij, die zwijgende lippen
tot beven kon dwingen,
zal makkelijk geliefden tot kussen aansporen
wanneer ze slenteren door het avondrode land,
als de zon langzamer ondergaat
dan in de tropen.

Poëzie was met ons vanaf alle begin.
Zoals beminnen,
zoals honger, zoals pest, zoals oorlog.
Mijn verzen waren soms
verschrikkelijk dwaas.
Maar daarvoor verontschuldig ik me niet.
Ik geloof dat het zoeken naar mooie woorden
beter is
dan doden en moorden

 

Jarolslav  Seifert
uit: En vaarwel! Agathon 1984
vertaling: Jana Beranová

Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koschwitz geboren  Hij studeerde medicijnen en rechten, eerst in Leipzig, later in Straatsburg. In 1629 moest hij wegens de vervolging van protestanten zijn landgoed in Schweidnitz verlaten. Dankzij een voordelig huwelijk kon hij er in 1636 weer terugkeren. Zijn Sexcenta Monodisticha Sapientium geldt als voorloper van de Cherubinischen Wandermann van Angelus Selesius. Zijn werk ontstond onder invloed van Paracelsus en van de mystiek vam Meister Eckhart. Om die reden vielen de meeste van zijn geschriften onder de censuur en werden ze tijdens zijn leven niet gedrukt. Als zijn hoofdwerk beschouwde hij het 9222 verzen tellende leerdicht Corydon und Phyllis.

 

II. An Forschenden. Alles Eines in Einem

 

Du must, wilt du den Grund beschaun,

Daraus die Weisen Lehren fliessen,

Des Lebens Wasser in dich schliessen,

Und unserm Mittler gantz vertraun.

 

Es wird, wirst du mit mir drauf baun,

Sich in dir dein Verstand ergiessen,

Ja Lebens Ströme werden schiessen,

Und weisre Lehren auf uns thaun.

 

In Ihm ist Gott, Natur und Wir

Und alle Wundersprüch ein Wesen:

Kanst du, er wird ein Geist mit dir,

 

Die Reim aus diesem Grunde lesen.

Doch bist du bloß, wann voll Begier

du darnach lebst, mein Mensch genesen.

 

                                                                   Ohne Leben Tod.

 

 

Daniel Czepko von Reigersfeld (23 september 1605 – 8 september 1660)