Patrick Modiano, Thomas Rosenlöcher

De Franse schrijver Patrick Modiano werd geboren in Boulogne-Billancourt op 30 juli 1945. Zie ook alle tags voor Patrick Mondiano op dit blog.

Uit: De straat van de donkere winkels (Vertaald door Edu Borger)

“Ik ben niets. Niets dan een lichte gestalte, die avond, op het terras van een café. Ik wachtte tot de regen op zou houden, een stortbui die was begonnen op het moment dat Hutte me verliet. Een paar uur eerder waren we voor het laatst in de vertrekken van het Kantoor bijeen geweest. Hutte zat zoals altijd achter het massieve bureau, maar hij had zijn jas aangehouden zodat je echt de indruk kreeg dat het om een afscheid ging. Ik zat tegenover hem in de voor cliënten bestemde leren fauteuil. De opaalglazen lamp verspreidde een fel licht dat me verblindde. `Nou, je ziet het, Guy… Het is afgelopen…,’ zei Hutte met een zucht. Er slingerde een dossier op het bureau. Misschien dat van het donkerharige mannetje met zijn ontstelde ogen en zijn bolle gezicht dat ons had opgedragen zijn vrouw te volgen. ’s Middags zocht ze een ander donker mannetje met een bol gezicht op, in een gemeubileerd hotel in de rue Vital in de buurt van de avenue Paul-Doumer. Hutte streek peinzend over zijn baard, een peper-en-zout-kleurige baard, die, hoewel hij kort was, een groot deel van zijn wangen overwoekerde. Zijn grote, lichte ogen staarden in de verte. Links van het bureau de rieten stoel waarin ik zat wanneer er gewerkt moest worden. Over de helft van de wand achter Hutte waren donkerkleurige planken bevestigd: er stonden rijen van allerlei adresboeken en telefoongidsen van de laatste vijftig jaar op. Hutte had me vaak gezegd dat het onvervangbaar gereedschap was waar hij nooit afstand van zou doen. En dat die adresboeken en telefoongidsen de kostbaarste en aangrijpendste bibliotheek vormden die je maar kon hebben, want op die bladzijden waren heel wat verdwenen wezens, zaken en werelden geregistreerd waar zij als enige getuigenis van aflegden. Wat gaat u met al die adresboeken doen?’ vroeg ik aan Hutte, terwijl ik met een breed armgebaar naar de boekenplanken wees. Die laat ik hier, Guy. Ik blijf deze etage huren.’
Hij wierp een snelle blik om zich heen. De twee klapdeuren, die toegang gaven tot het zijkamertje, stonden open en je zag de versleten fluwelen canapé, de schoorsteenmantel en de spiegel waarin het beeld van de rijen telefoongidsen en adresboeken en het gezicht van Hutte weerkaatst werden. Dikwijls wachtten onze cliënten in dat vertrek. Een Perzisch tapijt beschermde het parket. Bij het venster hing een icoon aan de muur. `Waar denk je aan, Guy?’ `Aan niets. Dus u houdt de huur aan?”

 


Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

Hofstede

Stap het erf op. De ploeg,
overwoekerd, zakt in de aarde, de wagen
valt onmerkbaar uit elkaar, de paarden
knikken in hun graven.
Vul je zakken, de perenboom
zal spoedig omgevallen zijn, het huis,
aardehongerig, zakte al door de knieën.
Klim door de gebroken muren,
ontsteek een vuur in de verbrijzelde haard,
wees niet bang, hij die naast je hurkt,
hurkt daar om met je te zwijgen,
terwijl de hemel boven jullie staat,
voor de schedeldaken een dak.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947) 

 

Zie voor nog de schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2024 en ook mijn blog van 30 juli 2020 en eveneens mijn blog van 30 juli 2019 en ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Édouard Louis, Paul Claes, Ezra Pound

De Franse schrijver Édouard Louis werd geboren als Eddy Bellegueule op 30 oktober 1992 in Hallencourt, Somme, in het noorden van Frankrijk. Zie ook alle tags voor Édouard Louis op dit blog.

Uit: Weg met Eddy Bellegueule (Vertaald door Edu Borger)

“Aan mijn kinderjaren bewaar ik geen enkele goede herinnering. Ik wil niet zeggen dat ik in die jaren nooit een gevoel van geluk of van vreugde heb gekend. Het is alleen zo dat leed totalitair is: alles wat niet in zijn systeem past laat het verdwijnen. In de gang doken twee jongens op, de ene lang met rood haar en de andere klein met een kromme rug. De lange met het rode haar spuugde Hier, voor in je smoel. De klodder liep langzaam over mijn gezicht, geel en dik zoals dat luidruchtige slijm dat de keel van bejaarden en van zieke mensen verstopt. Het schelle, doordringende gelach van de twee jongens. Kijk, zijn smoel zit eronder, die klootzak. Hij loopt van mijn oog naar mijn lippen. Ik durf hem niet weg te vegen. Ik zou het wel kunnen doen, ik hoef er alleen maar mijn mouw overheen te halen. Er is maar een fractie van een seconde, een piepkleine beweging voor nodig om te voorkomen dat de spuugklodder in contact komt met mijn lippen, maar ik doe het niet uit angst dat ze zich nog kwader zouden maken.
Ik had mij niet kunnen voorstellen dat ze het zouden doen. Toch was geweld mij niet vreemd, integendeel. Ik had altijd al, zo ver als mijn herinneringen teruggaan, mijn vader bij de uitgang van het café dronken met andere dronken mannen zien vechten en hun neus of tanden zien breken. Mannen die iets te nadrukkelijk naar mijn moeder hadden gekeken en mijn vader die onder invloed van de alcohol tekeerging: Wie denk je dat je bent dat je zo naar mijn vrouw staat te loeren vuile rotzak. Mijn moeder die probeerde hem te kalmeren Rustig schat rustig maar wier protesten werden genegeerd. De maten van mijn vader die natuurlijk op een gegeven moment tussenbeide kwamen, zo hoorde het, dat was ook een echte vriend zijn, een goede maat, je in het gevecht mengen om mijn vader te scheiden van de ander, het slachtoffer van zijn zuippartij, met een gezicht dat inmiddels vol wonden zat. Ik zie nog voor me hoe mijn vader, wanneer een van onze poezen kleintjes ter wereld bracht, de pasgeboren katjes in een plastic tas van de supermarkt liet glijden en de tas tegen een betonnen muurtje sloeg tot de tas volstroomde met bloed en het gemiauw ophield. Ik had hem in de tuin varkens de keel af zien snijden en het nog warme bloed zien drinken dat hij tevoorschijn haalde om er bloedworst van te maken (het bloed op zijn lippen, zijn kin en zijn T-shirt) Dat is het lekkerste, het bloed wanneer het net uit het beest komt dat de pijp uitgaat. Het gekrijs van het zieltogende varken wanneer mijn vader zijn luchtpijp doorsneed was in het hele dorp te horen.”

 

Édouard Louis (Hallencourt, 30 oktober 1992)

 

De Vlaamse schrijver, , criticus, classicus en literair vertaler Paul Claes werd geboren in Leuven op  30 oktober 1943. Zie ook alle tags voor Paul Claes op dit blog.

Uit: Omtrent ‘Het verdriet van België’

 “Where stood Belgia, – the Netherlands’
‘O, sir, I did not look so low’.
Shakespeare, The comedy of Errors, III, 2

Een criticus is lezer èn schrijver. Die tegenstrijdigheid verklaart zijn paradoxale positie. Wat een criticus bij het lezen van een boek door het hoofd gaat, mag even verward zijn als de indrukken van om het even welke lezer, toch is hij deze laatste uit hoofde van zijn schrijverschap een geordend betoog, een gefundeerde interpretatie en een gemotiveerd oordeel verschuldigd. Het definitieve van zulk een kritiek schrikt mij af, zeker waar het zo’n complex boek als Het verdriet van België van Hugo Claus betreft. Daarom wil ik graag mijn rol van alwetend schrijver voor die van geboeid lezer verwisselen. Wat volgt zijn heterogene notities bij een heterogene roman, fragmenten van een lectuur die nergens als totaliteit bestaat.
Het verdriet van België bestaat uit twee delen van samen bijna 800 bladzijden. Het eerste daarvan telt zowat 280 bladzijden, verdeeld over 27 genummerde en getitelde hoofdstukken. Het tweede heeft geen hoofdstukken meer, maar bestaat uit bijna 200 door wit van elkaar gescheiden fragmenten. De twee delen heten respectievelijk ‘Het verdriet’ en ‘Van België’. In het tweede deel vernemen we dat het eerste deel eigenlijk de autobiografie is van de hoofdfiguur, de jonge Louis Seynaeve. Overigens verschilt dit eerste deel stilistisch nauwelijks van het tweede deel, waarin de levensbeschrijving van Louis verdergezet wordt. Zo valt de fictie (de roman van Seynaeve) in de fictie (de roman van Claus) als fictie door de mand.
Tussen de ‘autobiografie’ van Louis Seynaeve en Claus’ leven bestaan merkwaardige overeenkomsten. Beiden zijn geboren op 5 april 1928, beiden brengen hun lagere-schooltijd door in een nonnenpensionaat dat aan de Heilige Jozef is toegewijd. Hun vaders zijn allebei drukker en leverancier van schoolbenodigdheden, hun grootvaders inspecteur van het katholiek lager onderwijs in West-Vlaanderen. Beide jongens verlaten de lagere school bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog.”

 

Paul Claes (Leuven, 30 oktober 1943)

 

De Amerikaanse dichter Ezra Pound werd geboren in Hailey, Idaho op 30 oktober 1885. Zie alle tags voor Ezra Pound op dit blog.

 

Dansfiguur
Voor de Bruiloft in het Kana van Galilea

Donkerogig,
O vrouw van mijn dromen,
Ivoorgesandaald,
Geen als gij onder de danseressen,
Zo snel van voet.

Ik vond u niet binnen de tenten,
In het gebroken duister,
Ik vond u niet nabij de bronput
Onder de vrouwen met kruiken.

Uw armen zijn als het jong hout onder de schors;
Uw gelaat een rivier met lichten.

Blank als een amandel uw schouders;
Nieuwe amandelen pas gepeld.
En geen eunuch bewaakt u;
Geen stangen van koper.

Verguld turkoois en zilver zijn in de plaats van uw rust.
Een bruin kleed, met gouddraad in patroon doorweven,
hebt gij rond u geslagen,
O Nathat-Ikanaie, ‘Boom-aan-de-oever’.

Als een beekje tussen zegge zijn uw handen over mij;
Uw vingers een koele stroom.

Uw maagden zijn blank als kiezels;
Hun wijzen rondom u!

Geen als gij onder de danseressen;
Zo snel van voet.

 

Vertaald door Koos Schuur

 

Ezra Pound (30 oktober 1885 – 1 november 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e oktober ook mijn blog van 30 oktober 2021 en ook mijn blog van 30 oktober 2018 en ook mijn blog van 30 oktober 2017 en ook mijn blog van 30 oktober 2011 deel 2.