Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, Cándani, A. Marja, Aslı Erdoğan, John McPhee, Rolf Jacobsen, Eric Linklater

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Meriswin

“Platanen verheugen zich in wijn en licht en onder hun schaduw schonk de kastelein, in smetteloos hemd en weerkaatsend wit, ons ons ontbijt rood in.
We waren tot de ontdekking gekomen dat rode wijn, van het robuuste soort, het best viel op vroege magen; het soort wijn dat zich, eenmaal geslokt, inwendig weer tot een vaste vrucht leek te vormen, een sensatie die ongetwijfeld geholpen wordt door het samentrekken van de maag, een lichte aanzet tot een koliek van de wanden van geharde ontvangers. Zulke wijn harnaste de drinker, zijn wrangheid spinde de mond en bood aldus weerstand tegen wat er nog klokken ging, aan drank of woorden.
De platanus acerifolia – gemerkt door het bastaardteken X – van de antieke Romeinen, de dulba van de oude Arabieren en onze gewone plataan, de plataan van onachtzaamheid en alledaagsheid, stond in drievoud op het kleine plein; twee klommen boven onze kruinen met begerige kronen naar het groeiend licht en de derde bewaakte twee ronde kleine tafels. Begeerte had hun stammen scheef doen groeien – ze helden voorover.
In de glazen asbakken op de tafels lagen wat van hun verspreide zaadjes, enkele vruchtjes en katjes die de wind naar de verkeerde dragers gebracht had. Wij waren geen rokers. Wij zijn het nog steeds niet. Wij hebben ook niks tegen tabak.
Rondom ons (ontbijters en platanen) had de ochtend alle frisheid waarmee de mensen op een lentedag als deze de dood tegemoet treden, dat wil zeggen vol levenslust. De dag had nog steeds iets van de nachtelijke onstuimigheid in zich, een soort verwaaiing, verwilderdheid, de vermoeidheid die het geraamte geradbraakt heeft na amoureuze ruzies en hysteria.
Een tram wit en blauw reed voorbij langs ons (wij en de platanen), de kleuren suggereerden ziekenvervoer, al betrof het enkel ontwakende pendelaars over wie wij geen kwaad wilden spreken. Niets bewoog om het plein heen wat zich niet in de etalages bekeek en erdoor opgeslokt werd in dat parallelle universum waarin elke ijdelheid gedoemd is te verdwijnen, waarin elke gereflecteerde ontmoeting onherroepelijk uit elkaar valt. Het is de aquatische wereld waarin glas de stad verandert die de stad waarlijk onderscheidt van het leven in lemen dorpen, waarvan er geen zijn in dit land. Het is glas dat boer van stedeling onderscheidt. Glas waaruit men niet drinken kan.”

 


Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Zie ook alle tags voor Jeffrey Eugenides op dit blog.

Uit: Fresh Complaint

«Ever since moving down to Connecticut Della has complained that she can’t read anymore. “I just don’t seem to be able to stick with a book lately,” is how she puts it on the phone. She doesn’t say why. They both know why.
One afternoon last August, during Cathy’s yearly visit to Contoocook, where Della was still living at the time, Della mentioned that her doctor had been sending her for tests. It was just after five, the sun falling behind the pine trees. To get away from the paint fumes they were having their margaritas on the screened-in porch.
“What kind of tests?”
“All kinds of stupid tests,” Della said, making a face. “For instance, this therapist she’s been sending me to—she calls herself a therapist but she doesn’t look more than twenty-five—she’ll make me draw hands on clocks. Like I’m back in kindergarten. Or she’ll show me a bunch of pictures and tell me to remember them. But then she’ll start talking about other things, see. Trying to distract me. Then later on she’ll ask what was in the pictures.”
Cathy looked at Della’s face in the shadowy light. At eighty-eight Della is still a lively, pretty woman, her white hair cut in a simple style that reminds Cathy of a powdered wig. She talks to herself sometimes, or stares into space, but no more than anyone who spends so much time alone.
“How did you do?”
“Not too swell.”
The day before, driving back from the hardware store, in nearby Concord, Della had fretted about the shade of paint they chose. Was it bright enough? Maybe they should take it back. It didn’t look as cheerful as it had on the paint sample in the store. Oh, what a waste of money! Finally, Cathy said, “Della, you’re getting anxious again.”
That was all it took. Della’s expression eased as if sprinkled with fairy dust. “I know I am,” she said. “You have to tell me when I get like that.”
On the porch, Cathy sipped her drink and said, “I wouldn’t worry about it, Della. Tests like that would make anybody nervous.”
A few days later Cathy went back to Detroit. She didn’t hear any more about the tests. Then, in September, Della called to say that Dr. Sutton had arranged a house call and had asked Bennett, Della’s oldest son, to be in attendance. “If she wants Bennett to drive on up here,” Della said, “it’s probably bad news.”

 

Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960)

 

De Duitse schrijver, classicus, literair historicus, criticus en vertaler Walter Jens werd geboren op 8 maart 1923 in Hamburg.Zie ook alle tags voor Walter Jens op dit blog.

Uit: Frau Thomas Mann

„Es wird berichtet, dass der gerade habilitierte Dozent die junge Schauspielerin als Julia neben dem Romeo von Josef Kainz auf der Bühne gesehen habe. Das allerdings ist – nach der Darstellung, die Hedwig Pringsheim-Dohm 1930 unter der Überschrift Wie ich nach Meiningen kam in einem ihrer Feuilletons gegeben hat – nur ein freundliches Gerücht. Die Wirklichkeit sah prosaischer aus. Zwar hat Hedwig Dohm die Julia gespielt – in ihrem zweiten Meininger Winter, also in der Spielzeit 1876/77 -, aber nicht mit Kainz, sondern mit dem «damals vergötterten Emmerich Robert» – und offenbar auch nicht ganz so erfolgreich, wie es die Fama will: In der Balkonszene blieb sie stecken. «Ich hörte keinen Souffleur mehr und hatte nur den einen Wunsch, tot umzusinken.» Der Regisseur Chronegk «stand in der Kulisse und schrie mir zu, was meine Todessehnsucht nicht verminderte; als er aber meine Not sah, wagte er sich so weit vor, wie es nur irgend ging und soufflierte die mir fehlenden Worte so laut, daß ich sie auffaßte und – gerettet war». Auch der Abschied von den Meiningern war offenbar nicht ganz so romantisch, wie einige Chronisten vermuten. Ein Streit mit der unentbehrlichen und «wirklich begabten […1 ersten Heldin und Liebhaberin» zwang die Debütantin nach einundeinemhalben Jahr hoffnungsvoller Theaterkarriere zu der Einsicht, dass sie nicht länger an dieser Bühne arbeiten könne: «So reichte ich mit schwerem Herzen und der Zustimmung meiner Eltern mein Entlassungsgesuch ein, dem auch huldvoll nachgegeben wurde. Doch lag es eigentlich durchaus nicht in meiner Absicht, dem Theater endgültig zu entsagen: wenn ich nicht unversehens die weltbedeutenden Bretter mit dem heiligen Ehestand vertauscht hätte. Ich verheiratete mich.“

 

 
Walter Jens (8 maart 1923 – 9 juni 2013)
Thomas en Katia Mann in 1926

 

De Surinaamse schrijfster Cándani werd geboren in District Suriname op 8 maart 1965. Zie ook alle tags voor Cándani op dit blog.

Uit: Relaas voor S.

“Het leven gaat nu normaler. Vandaag hebben we een vermoeiende dag gehad, met doelloze wandelingen. Vanmorgen stonden we om negen uur op. Een uur later gingen we van huis, naar Cindy’s waar jij brood met kaas at. Ik nam olie-sardien. Daarna slenterden we de stad in en wandelden aan de Waterkant.
We stonden op de Platte Brug en keken naar de boten. Een van die boten heette ‘Vinoth’. Die boot trok mij aan en jij wilde er op. Na enig aarzelen stapte ik in. Eerst was ik bang en jij keek ook angstig om je heen. Maar toen wij eenmaal zaten en de boot ging varen voelde ik me gelukkig, midden op de rivier. Op Zonderzorg stapten de passagiers uit. Ik bleef zitten en we keerden direct terug.
Ik weet niet hoe lang we onder de amandelbomen aan de Waterkant hebben gezeten. Maar toen ik thuiskwam was het al laat in de middag. De avond viel snel. Jij sliep uitgestrekt, terwijl ik half-en-half naar de radio luisterde.

*

Het is zondag. Vervelend als elke dag. Al drie dagen lang geen gasbom. Ik kookte buiten op twee stenen. Vandaag heeft Sunil een gasbom gehaald voor mij. Sunil, die hopeloze jongen die om de hoek woont, in een Bruynzeelwoning. Laatst is hij naar Belèm geweest waar hij een vriendin heeft leren kennen. Nu komt hij afwezig over, zijn gedachten maken lange wandelingen naar Belèm.
De nacht klimt hoger en hoger in mij. De vijf-bij-zes-meter om mij heen is leeg en bleek. De stilte houdt mij gezelschap. In mij zaagt het alleen-zijn.”

 


Cándani (District Suriname, 8 maart 1965)

 

De Nederlandse dichter en schrijver A. Marja (pseudoniem van Arend Theodoor Mooij) werd geboren in Oude Leije op 8 maart 1917. Zie ook alle tags voor A. Marja op dit blog.

 

De musicus

Hij woont stil in een kleine stad
tussen bekrompen burgermensen,
koestert geen grote hartewensen,
maar slentert rustig langs zijn pad.

Hij acht zichzelf klein en misdeeld
en moet hetzelfde voetspoor treden
waarop in onbepaald verleden
reeds veel gelaten zijn vergeeld.

Maar soms, wanneer het carillon
zilver over de stad gaat klinken
laat hij zijn ziel de klanken drinken,
en lacht tegen Gods grote zon.

– Dan resonneert in hem de snaar
die hij verbergt: diep en vreesachtig,
hij maakt een hulpeloos gebaar,
en glimlacht vreemd en raadselachtig.

 

Vijf gedichten uit Rilke’s Stundenbuch

I
GIJ broeder God, zo ik u menigmaal
met krachtig kloppen in de nacht kom storen,
dan is ’t wijl ik uw aad’men niet kan horen
en ‘k u alleen weet in de zaal.

En er is geen, die uw behoeften weet,
die op uw tasten u een dronk kan schenken,
ik luister steeds: op uw geringste wenken
sta ik gereed.

Alleen een smalle wand houdt ons vaneen,
door toeval, want van uw of mijn
mond zou het roepen reeds voldoende zijn,
en zij verdween
geruisloos, vederlicht.

Z’is uit uw beeltenissen opgericht.

En deze beelden zijn den ingewijde
als namen; zo eens ’t licht in mij ontvlamt,
waarmee mijn diepte gans uw zijn omvangt,
zal het zich doelloos op de lijsten spreiden.

En al mijn zinnen, snel van u gescheiden,
zijn, vol van heimwee, in dit licht verlamd.

 

 
A. Marja (8 maart 1917 – 10 januari 1964)
Cover biografie

 

De Turkse schrijfster, journaliste en natuurkundige Aslı Erdoğan werd geboren op 8 maart 1967 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Aslı Erdoğan op dit blog.

Uit: Der wundersame Mandarin (Vertaald door Recai Hallaç)

“Ich hatte auf den ersten Blick gesehen, daß sie Türken sind. In diese französisch sprechende, historische mitteleuropäische Stadt waren sie mit großer Wahrscheinlichkeit gekommen, um an einer Ausstellung oder einem Filmfestival teilzunehmen. Alle vier sahen nach Künstlern aus, das heißt, sie hatten lange Haare, Brillen, Bärte und Kordhosen. Sie waren so betrunken, daß sie sich kaum noch auf den Beinen halten konnten. Sie hatten sich in einer der engen steilen Gassen der Altstadt vor dem Nachtclub, in dem Punks der neuen Generation verkehrten, postiert und mit ihren vielen Dosen Bier, ihrem Lärm und Krach und ihrer Ungezügeltheit im wahrsten Sinne des Wortes den Weg belagert.
Die Sorglosigkeit, die sie empfanden, weil sie in einem fremden und freieren Land waren, hatte sich mit Alkohol vermengt und die Entfernung von dreitausend Kilometer zu einer Gesellschaft, in der sie jeden Augenblick beurteilt und dem Zwang ausgesetzt wurden, ihr »Image« zu bewahren, hatte ihnen den Kopf verdreht. Kurz, sie waren völlig außer Rand und Band. Sie machten jedes Mädchen an, das an ihnen vorbeilief, und weil sie davon ausgingen, daß hier kein Mensch Türkisch versteht, riefen sie ihnen die zügellosesten Worte hinterher und erlaubten sich jede Frechheit. Ihre künstlerischen Sorgen waren jenseits des Sonnenuntergangs geblieben, die Nacht hatte grundsätzlichere und lebenswichtigere Probleme, mit einem Wort die Sexualität, in den Vordergrund gerückt. Sie verfolgten die Spur der Beglückung der Haut, der leichten Siege.
Als sie mich bemerkten, hatte ich sie schon eine ganze Weile beobachtet. Deswegen wurde mir klar, daß alle vier, fast im gleichen Atemzug, meiner Erscheinung in der Dunkelheit gewahr wurden. In einer Samstagnacht war ihnen eine schlanke schmächtige Frau begegnet, die auf den kopfsteingepflasterten, sehr spärlich beleuchteten steilen Gassen der Altstadt wie ein Geist herumschlich. In dem faden Licht der Straßenlaternen, eine blonde, eine, obwohl nicht einmal dreißig, gealterte, ein wenig mysteriöse, ein wenig tragische erschöpfte Frau. Fast eine Romanheldin.
Ich konnte nicht mehr hören, was sie sagten, sie waren instinktiv leiser geworden, meine Anwesenheit hatte sie beunruhigt.“

 


Aslı Erdoğan (Istanbul, 8 maart 1967)

 

De Amerikaanse schrijver John Angus McPhee werd geboren op 8 maart 1931 in Princeton. Zie ook alle tags voor John McPhee op dit blog.

 

Uit: The Patch

“You move your canoe through open water a fly cast away from a patch of lily pads. You cast just shy of the edge of the pads—inches off the edge of the pads. A chain pickerel is a lone ambush hunter. Its body resembles a barracuda’s and has evolved to similar purpose. Territorial, concealed in the vegetation, it hovers; and not much but its pectoral fins are in motion. Endlessly patient, it waits for prey to come by—frogs, crayfish, newts, turtles, and smaller fish, including its own young. Long, tubular, with its pelvic fins set far back like the wings of some jets, it can accelerate like a bullet.
You lay a kiwi muddler out there—best white or yellow. In the water, it appears to be a minnow. Strip in line, more line, more line. In a swirl as audible as it is visible, the lake seems to explode. You need at least a twelve-pound leader, because this fish has teeth like concertina wire. I tried a braided steel tippet once, of a type made for fish of this family, but casting it was clunky and I gave it up in favor of monofilament thick enough to win the contest between the scissoring teeth and the time it takes to net the fish. I’ve been doing this for more than forty years, always in the fall in New Hampshire with my friend George Hackl, whose wife owns an undeveloped island in Lake Winnipesaukee. Chain pickerel are sluggish and indifferent in the warmer months. In the cold dawns and the cold dusks of October, they hit like hammers, some days on the surface, some days below it, a mass idiosyncrasy that is not well understood.
Thoreau understood—more than most, anyway—this “swiftest, wariest, and most ravenous of fishes … stately, ruminant … lurking under the shadow of a pad at noon … still, circumspect … motionless as a jewel set in water.” He said he had “caught one which had swallowed a brother pickerel half as large as itself, with the tail still visible in its mouth,” and he noted that “sometimes a striped snake, bound to greener meadows across the stream, ends its undulatory progress in the same receptacle.”
Men who pass us on the lake in bass boats, sitting on their elevated seats and sweeping the water with spinning gear, are less impressed. They think of chain pickerel as trash, call them names like “slime darts,” and actually laugh when we tell them what we are fishing for. They also tend to thank us. They want bass in their nets, not pickerel, and pickerel can not only outrace bass to the lures but also wreck the lures with their teeth. We are out there neither to trash them nor admire them but to catch them for breakfast. A sautéed young pickerel is more delicious than most fish. The paradox of pickerel fishing is that a pickerel’s culinary quality is in inverse proportion to its size. The big ones taste like kiln-dried basswood, and are also full of bones. The Y-shaped, intermuscular bones of the very young ones go down soft. Pickerel grow like bamboo. Ichthyologists have watched them grow an inch in two days.”

 


John McPhee (Princeton, 8 maart 1931)
Cover

 

De Noorse dichter en journalist Rolf Jacobsen werd geboren op 8 maart 1907 in Kristiania. Zie ook alle tags voor Rolf Jacobsen op dit blog.

 

Tijd genoeg

Tijd genoeg.
De man met de witte stok heeft tijd genoeg. Hij is blind.
Hij kent de wereld van de binnenkant. Hamerslagen
op de muur en sneeuwvlokjes in het haar als het herfst wordt.
Hij weet waarvan de dromen zijn gemaakt.

Hij hoort niet bij de nacht maar bij de dag.
Hij merkt aan je stem of je hart vredig is.
Het licht legt de vinger op zijn mond.
Vraag niet. Hij weet meer dan jij.

Er is een wereld achter de ogen.
Groter dan de onze. Het is de zijne.
Krijgt hij je hand, dan voelt hij de beentjes erin
als vogelvlerken.

 

Vertaald door Lisette Keustermans

 

Landschap met graafmachines

Ze eten mijn bos op.
Zes graafmachines kwamen om mijn bos op te eten.
God beware me, wat zien ze er uit. Koppen
zonder ogen en ogen in hun kont.

Ze zwenken met hun bekken op een lange steel
en hebben paardebloemen in hun mondhoeken.

Ze vreten en spuwen uit, ze spuwen uit en vreten,
want ze hebben geen strot meer, alleen een reusachtige
bek en een rommelende maag.
Is dit een soort hel?

Voor waadvogels. Voor de al te wijze
pelikanen?

Ze hebben blindgestoken ogen en boeien aan hun voeten.
Ze moeten eeuwenlang zwoegen en de blauwklokjes tot asfalt
kauwen, hen bedekken met een vette wolk van uitlaatgas
en een koude zon van projectoren.

Zonder strot, zonder stembanden en zonder klagen.

 

Vertaald door Amy van Marken

 


Rolf Jacobsen (8 maart 1907 – 20 februari 1994)

 

De Schotse schrijver Eric Robert Russell Linklater werd geboren op 8 maart 1899 in Dounby, Orkney. Zie ook alle tags voor Eric Linklater op dit blog.

Uit: A Terrible Freedom

“For two reasons—no, three—I resented the order bitterly. It was imperative, it came in a way that seemed to preclude any escape from the absurdity it com-manded. It was anonymous, like most of the rules and ordinances that govern us, and though I hadn’t heard the man’s voice—nor indeed could I see him—I imag-ined it coarsened by vocational stupidity. And finally, it made stark nonsense when applied to me. To a man of my age, temperament, and figurel But though unwilling, and more than a little frightened, I obeyed him, as did all who stood with me in the enormous, dark gymnasium. With shuffling feet and a convulsive, untidy movement we formed ranks, of a sort, and side-stepped to the left to make room for others who were still arriving. Many of those who stood near were no younger than I, and some who had already stripped—who wore only sin-glets and trousers clumsily belted with their knotted braces—showed the white and flabby arms of their desk-bound kind, and round basin-bellies that had been filled too often and too punctually. They were going to be under-engined and overburdened on the horizontal bar. The gymnasium was a vast, echoing chamber, and very badly lighted. It was, I realised, an old abandoned hangar, hurriedly adapted for a sinister new purpose. The curious smell that pervaded it might be an amalgam of the ghostly odours of oil and petrol and the metal frames of Wellington bombers. There was also a smell of fear. As in a great railway station—a station in war-time, an endless gloom full of whispering and menace and an indistinguishable multitude—the majority of those who had already come were invisible, or hardly visible, but I could see the move-ment of late arrivals and the shape of the interminable, narrow crowd, six or seven deep, that stood against a long wall of the hangar. The roof-lights illuminated only the centre of the building, and there, in a cone of shimmering radiance, were two men circling at the full extent of their arms, and in contrary movement, a horizontal bar. Behind them were others who somersaulted in procession over a gymnasium horse, and one who, on muscular stiff arms and with feet precisely pointed to the roof, marched slowly, upside-down, on parallel bars. In their white vests and navy-blue trousers they showed a strong family resemblance, if one could imagine a procreation of whalebone and steel and india-rubber; and I had immediately recognised them as sergeants from the Army School of Physical Training. For the present they were demonstrating their strength and dexterity, and we were safe, huddled in the darkness. But not for long would we be allowed to stand and watch. At any moment now we would be told to fall in and follow an appointed leader. A barking imperative voice—a voice that might not be resisted—would issue commands, and we would follow, or try to follow, a leader who from a spring-board leapt with wide legs the brown length of the horse, and swung on iron wrists to this side and the other on the parallel bars, and jack-knifed for momen-tum to twirl impossibly round the horizontal bar.”

 


Eric Linklater (8 maart 1899 – 7 november 1974)
Portret door Stanley Cursiter, 1933

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e maart ook mijn blog van 8 maart 2017 en ook mijn blog van 8 maart 2015 deel 2.

Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Uruguayaanse dichteres en schrijfster Juana de Ibarbourou werd geboren op 8 maart 1892 als Juana Fernández Morales in Melo, Cerro Largo. Zie ook alle tags voor Juana de Ibarbourou op dit blog.

 

The hour

Take me now while it’s early
and because I have dahlia buds in my hands.

Take me now while my tumbling locks
are still shadow-black.

Now, while I have fragrant flesh
and clear eyes and skin like a rose.

Now, while I wear on my light feet
the living sandals of spring.

Now, while on my lips a smile chimes
like a bell struck suddenly.

Afterwards… Ah, I know
that what I have now, I won’t have later!

That then your desire will be useless
as flowers on a tomb.

Take me now while it’s early
and while I have plenty of lilies in my hands!

Today, not later. Before night falls
and the fresh petals wither.

Today, not tomorrow. Oh beloved, don’t you see
that the morning-glory becomes the grave cypress?

 

Vertaald door Liz Henry

 

 
Juana de Ibarbourou (8 maart 1892 – 15 juli 1979)

Lees verder “Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch”

Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Uruguayaanse dichteres en schrijfster Juana de Ibarbourou werd geboren op 8 maart 1892 als Juana Fernández Morales in Melo, Cerro Largo. Zie ook alle tags voor Juana de Ibarbourou op dit blog.

 

The four wings of the bee

I’ve come back from our date with four bee-wings
pressed on my lips. Four bee-wings
gilded and red-hot.

Miracle like that of the beard of Dionysus,
The sweet-voiced god! The beard of Dionysus
that has four bee-wings instead of curls.

Your lips on my lips spill their honey
and the wings burst out. They spill their honey
and you have the sweetness of honeycomb on your skin.

Don’t laugh. The four wings of the bee can’t be seen
but they are felt on the mouth. The wings can’t be seen,
but sometimes – amazing! – they buzz right into my head.

And yet still further inside. The sweet wings hum
right into my heart. The sweet wings hum
and free my soul of all anguish and care.

But if one day they stopped flying and buzzing…
If they turned to ash … If it ceased, the hum
of wings that made my lips flower…

How sad death is! What lamenting black wings
then will bud forth! What black wings of grief
would replace the transparent wings of the bee!

 

Vertaald doorLiz Henry

 

 
Juana de Ibarbourou (8 maart 1892 – 15 juli 1979)

Lees verder “Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch”

Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Zie ook mijn blog van 8 maart 2010.

 

Uit: Journal 1955-1962

 

“N’ai-je pas écrit tout ceci au jour le jour, selon mon état d’âme, mon humeur, selon les circonstances, l’atmosphère créée par l’événement et le retentissement qu’il a pu avoir dans mon cœur ? Et pourquoi ai-je ainsi écrit au fur et à mesure si ce n’est pour témoigner, pour clamer à la face du monde la souffrance et le malheur qui ont rôdé autour de moi ? Certes, j’ai été bien maladroit, bien téméraire, le jour où j’ai décidé d’écrire, mais autour de moi qui eût voulu le faire à ma place et aurais-je pu rester aveugle et sourd pour me taire et ne pas risquer d’étouffer à force de rentrer mon désespoir et ma colère ? Et maintenant que c’est fait, que tout est là, consigné, bon ou mauvais, vrai ou faux, maintenant que nous entrevoyons la fin du cauchemar, faudra-il garder tout ceci pour moi ?
(…)Je sais combien il est difficile d’être juste, je sais que la grandeur d’âme consiste à accepter l’injustice pour éviter soi-même d’être injuste, je connais, enfin, les vertus héroïques du silence. Bonnes gens, j’aurais pu mourir, depuis bientôt dix ans, dix fois j’ai pu détourner la menace, me mettre à l’abri pour continuer de regarder ceux qui meurent. Ceux qui ont souffert, ceux qui sont morts pourraient dire des choses et des choses. J’ai voulu timidement en dire un peu à leur place. Et ce que j’en dis, c’est de tout cœur, avec ce que je peux avoir de discernement et de conscience” (17 août 1961).
 

 


Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)

 

Lees verder “Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch”

Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Hij debuteerde in 1952 met de roman Le Fils du pauvre, gevolgd door La Terre et le sang en Les Chemins qui montent. In dit drieluik verwerkte hij zijn herinneringen aan zijn jeugd in een dorp in Kabilië. Daarbij was hij een van de eerste schrijvers die de aandacht vroegen voor het lot van de Noord-Afrikaanse immigranten in Frankrijk. Feraouns laatste roman verscheen tijdens de onafhankelijksoorlog en is duidelijk militanter van toon dan de voorgaande. In 1962 werd Feraoun vermoord door leden van de ondergrondse organisatie oas (Organisation Armée Secrète) die voor het behoud van een Frans Algerije streed.

 

Uit: La Terre et le Sang

 

« Le village est assez laid, il faut en convenir. On doit l’imaginer plaqué au haut d’une colline, telle une grosse calotte blanchâtre et frangée d’un monceau de verdure. La route serpente avec mauvaise grâce avant d’y arriver. Elle part de la ville, cette route, et il faut deux heures pour la parcourir quand l’auto est solide. On roule d’abord sur un tronçon caillassé, bien entretenu, puis après, c’est fini : on change de commune. On s’engage, selon le temps, dans la poussière ou la boue, on monte, on monte, on zigzague follement au-dessus des précipices. On s’arrête pour souffler, on cale les roues, on remplit le réservoir. Puis on monte, on monte encore. Ordinairement, après avoir passé les virages dangereux et les ponts étroits, on arrive enfin. On fait une entrée bruyante et triomphale au village d’Ighil-Nezman. »

(…)

 

« Je ne critique pas ta situation actuelle, lui dit l’amin [le chef du village], parce que tu viens à peine d’arriver et ton passé, loin de nous, ne regarde que toi. Tu es un fils de famille, tu hérites d’un nom dans le village. C’est un héritage que tu as dédaigné longtemps mais qui est inaliénable, qui reste là à t’attendre. Maintenant que te voilà parmi nous, tu ne peux pas t’en débarrasser. » 

 

Mouloud-Feraoun

Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)

 

 

De Uruguayaanse dichteres en schrijfster Juana de Ibarbourou werd geboren op 8 maart 1892 als Juana Fernández Morales in Melo, Cerro Largo. Al op 17-jarige leeftijd publiceerde zij “Derechos femeninos” (De rechten van de vrouw)wat haar meteen beroemd maakte als feministe. Haar eerste gedichtenbundel “Las lenguas de diamante” verscheen in 1919, in 1920 gevolgd door “El cántaro fresco”. Zij oogsten internatione erkenning en werden in verschillende talen vertaald. Juana de Ibarbourou publiceerde nog zeker dertig andere werken.

 

Running Water

 

This water that comes

through the dark nerves of piping,

to give its pure freshness to my house

and the gift of cleanliness every day.

 

This bubbling water

that the faucet bestows,

this swelling of deep mystery

from the river bed, the wind and grass.

 

I view with envious impatience

this traveling wave that is my sister,

that has come to the big city

from some distant unknown meadow.

 

And halted before this open faucet

sprinkling my apron with beads,

I feel upon me the loving look

of a thousand clear eyes of water.

 

 

Vertaald door Carlos Reyes

 

juana-de-ibarbourou2

Juana de Ibarbourou (8 maart 1892 – 15 juli 1979)

 

De Schotse schrijver Eric Robert Russell Linklater werd geboren op 8 maart 1899 in Dounby, Orkney. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en en ook mijn blog van 8 maart 2009.

 

Uit: Tiefseepiraten (Vertaald door Gabriele Haefs)

 

„Drei Tage lang hatte von Westen her ein Sturm getobt, jetzt aber war es fast wieder still und das Meer war blau. Die Atlantikwellen brachen sich noch immer an den Felsen, sie donnerten und wogten und jagten hohe Fontänen in die Luft, in der Bucht aber war dasWasser ruhig.

Es war Ebbe, und Timothy, Hew und Sam Sturgeon suchten nach Schätzen. Der Meeresboden war ein fremdes, geheimnisvolles Land, das noch niemand erforscht hatte, aber manchmal legte das Meer selbst einige der seltsamen Dinge bloß, die in seinen Höhlen oder in Wäldern aus Seetang oder zwischen den grünen Brettern längst gesunkener Schiffe versteckt waren. Oder ein Sturm brachte alte Knochen, Goldmünzen und Kanonenkugeln an Land. In der Nordbucht lag angeblich das Wrack eines Piratenschiffes und in der Inneren Bucht das Skelett eines großenWals, den einst einWintersturm

ans Ufer geworfen hatte.

Hoch über der Wasserkante und um die gesamte Bucht zog sich ein kleiner Wall aus entwurzeltem und vom Sturm an Land getriebenem Seetang. Timothy und Hew und Sam Sturgeon trampelten, barfuß und mit überaus ernster Miene, darauf herum, zerrten den Tang auseinander und betasteten ihn mit ihren Zehen. Oben war er trocken, er knackte und war mit Sand belegt, weiter unten jedoch war er kalt und glitschig. Sie waren nun schon seit einer Stunde auf Schatzsuche und hatten noch nichts gefunden, als Timothy plötzlich wie ein erschrockener Hund aufheulte, auf seinem rechten Fuß

herumhüpfte und den linken mit beiden Händen umfasste.

Er war auf eine Kanonenkugel gestoßen, weshalb sein großer Zeh plötzlich schrecklich wehtat. Timothy war ein schmaler, gelenkiger Junge, nicht groß für sein Alter, nämlich elf, aber er hatte flinke Füße und seine Gedanken waren ebenfalls rasch. Sein Bruder Hew war zwei Jahre jünger und neun Zentimeter größer.“

 

ericlinklater

Eric Linklater (8 maart 1899 – 7 november 1974)

 

De Poolse schrijver, geschiedkundige en ontdekkingsreiziger graaf Jan Nepomucen Potocki werd geboren op 8 maart 1761 in Pikov. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en ook mijn blog van 8 maart 2009.

 

Uit: Voyage en Turquie et en Égypte

 

„À Bukawaya, le 9 avril 1784.
Nous avons quitté hier à Mirgorod, les frontières de la Pologne : aujourd’hui nous nous trouvons au milieu du pays habité jadis par les Zaporoviens ; j’y ai donné quelques regrets à cette nation belliqueuse, détruite par la simple volonté de l’impératrice de Russie. C’étaient sans doute des voisins incommodes ; mais l’association de ces flibustiers célibataires offrait un phénomène singulier, et peut-être unique dans l’ordre civil. Ils ont été remplacés depuis par les Russes et des Valaches, dont les maisons éparses ne forment point encore de villages.
Nous avons été suivis, pendant plus d’une heure, par une troupe de chèvres sauvages qui semblaient nous observer avec curiosité, sans vouloir cependant se laisser approcher. On trouve dans le même pays, vers l’embouchure du Bog, des chevaux sauvages, qui passent pour être indomptables. Vous voyez que mes lettres prennent déjà un air de relation. Je souhaite qu’elles vous intéressent assez pour me faire pardonner mon voyage.“

 

Jan_Potocki

Jan Potocki (8 maart 1761 – 2 december 1815)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Duitse schrijver Dominic Angeloch werd in 1979 in Stuttgart geboren.  Hij studeerde filosofie, romanistiek en vergelijkende literatuurwetenschap in Heidelberg, Parijs en Berlijn. Hij publiceerde in diverse tijdschriften (o.a. Belletristik, Podium, Dichtungsring). In 2008 verscheen zijn roman Blinder Passagier.

 

Uit: Blinder Passagier

 

„Gerade ist es ruhig. Vielleicht schlafen sie. Oder haben sie sich zurückgezogen? Wahrscheinlich hat sich gar nichts verändert, und sie warten noch immer draußen, auf dem Hof, oder im Keller.
Worauf warten sie, Pablo?

Das Telefon zuerst, früh am Morgen, ich öffnete die Augen, kaum halb fünf auf dem Wecker. Ich blieb liegen und hörte dem Klingeln zu. Als es abbrach, stand ich auf und ging ins Bad, zog mich aus und wusch mich.
Zurück im Zimmer, begann ich mich einzucremen; das Gefühl, nicht allein zu sein, ließ mich innehalten. Da bemerkte ich den Mann, der bewegungslos auf der Straße vor meinem Fenster stand und mich anstarrte. Ich war von seinem Anblick so erschrocken, daß ich sogar vergaß, mich zu bedecken. Sein aufgedunsenes Gesicht war von langen, schmutzigen Haaren und einem rotbraunen Vollbart verdeckt; in seinen kleinen Augen lag etwas Brutales.
Nur kurz, nachdem ich den Vorhang zugezogen hatte, begann das Telefon wieder zu läuten. Diesmal hob ich den Hörer ab. Am anderen Ende zuerst nur Stille – nein, ganz still war es nicht, bei genauerem Hinhören war da leise Orgelmusik im Hintergrund, unwillkürlich dachte ich an Musik, die auf den Jahrmärkten gespielt wird, während man mit dem Kettenkarussell durch die Luft fliegt. Dann kreischte der Anrufer den Anfang eines Geburtstagsliedes und wünschte mir “Alles Gute”,
was er vor Lachen schon kaum mehr herausbekam. Ich sagte, er müsse sich verwählt haben, daß heute nicht mein Geburtstag sei. Aber statt einzuhängen horchte ich weiter in das Rauschen der Leitung hinein, wahrscheinlich wartete ich auf etwas, irgendeine Erklärung. Als die Musik verstummte, lachte der Anrufer wieder, anders diesmal: ein schnarrendes, obszönes Lachen platzte aus dem Hörer und lief mir, zu einem Schauder geworden, den Rücken hinunter.“

 

dominic-angeloch

Dominic Angeloch (Stuttgart, 1979)

Jeffrey Eugenides, John McPhee, Hafid Bouazza, Harry Thürk, Eric Linklater, Jan Potocki

De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en ook mijn blog van 8 maart 2008.

Uit: The Virgin Suicides

“On the morning the last Lisbon daughter took her turn at suicide-it was Mary this time, and sleeping pills, like Therese-the two paramedics arrived at the house knowing exactly where the knife drawer was, and the gas oven, and the beam in the basement from which it was possible to tie a rope. They got out of the EMS truck, as usual moving much too slowly in our opinion, and the fat one said under his breath, “This ain’t TV, folks, this is how fast we go.” He was carrying the heavy respirator and cardiac unit past the bushes that had grown monstrous and over the erupting lawn, tame and immaculate thirteen months earlier when the trouble began.

Cecilia, the youngest, only thirteen, had gone first, slitting her wrists like a Stoic while taking a bath, and when they found her, afloat in her pink pool, with the yellow eyes of someone possessed and her small body giving off the odor of a mature woman, the paramedics had been so frightened by her tranquillity that they had stood mesmerized. But then Mrs. Lisbon lunged in, screaming, and the reality of the room reasserted itself: blood on the bath mat; Mr. Lisbon’s razor sunk in the toilet bowl, marbling the water. The paramedics fetched Cecilia out of the warm water because it quickened the bleeding, and put a tourniquet on her arm. Her wet hair hung down her back and already her extremities were blue. She didn’t say a word, but when they parted her hands they found the laminated picture of the Virgin Mary she held against her budding chest.”

Jeffrey_eugenides

Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960)

 

De Amerikaanse schrijver John Angus McPhee werd geboren op 8 maart 1931 in Princeton. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en ook mijn blog van 8 maart 2008.

Uit: Annals of the Former World

The poles of the earth have wandered. The equator has apparently moved. The continents, perched on their plates, are thought to have been carried so very far and to be going in so many directions that it seems an act of almost pure hubris to assert that some landmark of our world is fixed at 73 degrees 57 minutes and 53 seconds west longitude and 40 degrees 51 minutes and 14 seconds north latitude–a temporary description, at any rate, as if for a boat on the sea. Nevertheless, these coordinates will, for what is generally described as the foreseeable future, bring you with absolute precision to the west apron of the George Washington Bridge. Nine A.M. A weekday morning. The traffic is some gross demonstration in particle physics. It bursts from its confining source, aimed at Chicago, Cheyenne, Sacramento, through the high dark roadcuts of the Palisades Sill. A young woman, on foot, is being pressed up against the rockwall by the wind booms of the big semis–Con Weimar Bulk Transportation, Fruehauf Long R
anger. Her face is Nordic, her eyes dark brown and Latin–the bequests of grandparents from the extremes of Europe. She wears mountain boots, blue jeans. She carries a single-jack sledgehammer. What the truckers seem to notice, though, is her youth, her long bright Norwegian hair; and they flirt by air horn, driving needles into her ears. Her name is Karen Kleinspehn.“

 

John McPhee

John McPhee (Princeton, 8 maart 1931)

 

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en ook mijn blog van 8 maart 2008.

 Uit: Een beer in bontjas

 

„Als ik de meeste critici mag geloven, dan ben ik een Marokkaanse schrijver. Maar ik geloof de meeste critici niet. Volgens andere, welwillende mensen ben ik een Marokkaans-Nederlandse schrijver. Deze aanduiding klinkt echter ongemakkelijk. Zij loopt tegelijkertijd op muil en klomp – en dat loopt verdomd moeilijk.
Dan heb je nog de voorzichtige mensen met een hang naar volledigheid (die zijn in de minderheid),
voor wie ik de titel N.S.M.A.N.N. (Nederlandse schrijver van Marokkaanse Afkomst met Nederlandse Nationaliteit) heb verzonnen.
Dit is, maatschappelijk gezien, de enige juiste aanduiding, maar je maakt er geen vrienden mee.
Het klinkt als een zeldzame ziekte. Het N.S.M.A.N.N.-syndroom.
Je komt er de kroeg niet mee in.“

 

hafid-bouazza

Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

 

De (Oost)Duitse schrijver Harry Thürk werd geboren op 8 maart 1927 in Zülz, Oberschlesien. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007.

Uit: Taifun. Aufzeichnungen eines Geheimdienstmannes

“Die goldene Regel“, doziere ich wieder einmal, während ein halbes Dutzend Augenpaare mich erwartungsvoll anblickt, „man bleibt für Chinesen stets ein Ausländer, so gut man auch mit ihnen auskommt. Man bemühe sich also nie, sich ihnen durch Nachahmung ihrer Sitten anzubiedern. Respektiert wird man, wenn man ihre Sitten achtet, sich nicht über sie b
elustigt zeigt, so eigenartig sie auch sein mögen, die eigenen aber beibehält, und zwar unverschleiert. Weil wir Amerikaner – und das begreift jeder Chinese schnell – die höhere Zivilisation haben, die stärkere Macht, das tiefere Wissen, die bessere Technik, und weil wir allein den Weg kennen, auf dem auch die Chinesen zu allen diesen Dingen kommen können …“

Ich spreche über Eßgewohnheiten und Hygiene, über das Verhältnis der Geschlechter zueinander, die Rolle der Familie und den Ahnenkult, die Bereitschaft der Chinesen, zuzuhören, wenn Geschichten erzählt werden, ihren Humor, den wir als primitiv empfinden, ihre Sensibilität, mit der sie spüren, wenn ein Fremder nicht ehrlich sagt, was er denkt.

„Versucht nie, ihnen etwas vorzumachen“, warne ich. „Ihr geht bewaffnet nach dem Norden, um dafür zu sorgen, dass der Norden ein Vorposten Amerikas bleibt und die Kommunisten dort nicht allein schalten können, wie es ihnen beliebt: ihr seid die Vorhut der Vereinigten Staaten, was ihr tut, das tut ihr, damit China eine Demokratie wird und nicht ein kommunistisches Pseudoparadies!“

Gut“, meldet sich Captain Birch, ein junger Mann, der einige Zeit Baptistenprediger gewesen ist, und dann als Aufklärer bei General Chennaults „Flying Tigers“ diente, jener Gruppe von Abenteurern des Luftkrieges, die in der Art einer Fremdenlegion für Tschiang Kai-shek flogen, bevor die Vereinigten Staaten in den pazifischen Krieg verwickelt und sie schließlich als 14. Luftflotte in die US-Streitkräfte eingegliedert wurden.

Thuerk

Harry Thürk (8 maart 1927 – 24 november 2005)

 

De Schotse schrijver Eric Robert Russell Linklater werd geboren op 8 maart 1899 in Dounby, Orkney. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007.

Uit: Sealskin Trousers

We have some advantages over human beings, you know. Human beings have to carry their own weight about, and they don’t know how blissful it is to be unconscious of weight: to be wave-borne, to float on the idle sea, to leap without effort in a curving wave, and look up at the dazzle of the sky through a smother of white water, or dive so easily to the calmness far below and take a haddock from the weed-beds in a sudden rush of appetite.”

Linklater

Eric Linklater (8 maart 1899 – 7 november 1974)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 8 maart 2007.

De Poolse schrijver, geschiedkundige en ontdekkingsreiziger graaf Jan Nepomucen Potocki werd geboren op 8 maart 1761 in Pikov.

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, John McPhee, Eric Linklater, Jan Nepomucen Potocki, Harry Thürk

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007.

Uit: Paravion

‘Een amandelboom stond als eerste in bloesem.De bomen in de vallei begonnen op aanwijzing van de wind te spreken, schudden hun bladeren als een menigte wasvrouwen hun wasgoed, de beek stroomde vastberaden en bracht verkoeling, de vijgen rijpten. In het water dreven de gouden vruchten die de zon liet vallen. De geiten waren welgevoed en een droevig vibrato klonk door in hun gemekker. Het voorhoofd van Baba Baloek was mooi rond, hij had de mond van zijn moeder, de bovenlip ietwat opgekruld bij de snijtanden, de onderlip hing lichtelijk en vormde een kleine bekken waarin speeksel glinsterde en die het tandvlees blootgaf. Hij had een charmante, ronde wipneus, zijn wimpers krulden trots op als de bladen van een lelie in volle bloei. In het wit van zijn oogbollen lag een verre, heiige hemel begraven.

(…)

Fruitverkopers, ijscomannen, verkopers van gekoelde Orangina en orgeade, staande achter kleine karretjes, en venters van van alles en nog wat zongen de lof en de prijs van hun waar. Gendarmes, de baret op het hoofd of in de broekzak, liepen rond met zwarte knuppels die tegen het dijbeen zwaaiden en verjoegen nu en dan een arme marskramer om een parodie van dienstbetrachting op te houden. Gehurkte negers, geroosterd door de zon, in scharlaken kledij en met zwarte mutsen versierd met venusschelpen, roosterden pinda’s. Kiosken boden kranten, tijdschriften, sigaretten en ansichtkaarten te koop aan. Een bij werd misleid door de afbeelding van een roos op een kaart en botste ertegenaan, op zoek naar een ingang tot die dimensie.’

 

bouazza

Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007.

 

Uit: Middlesex

 

“I was born twice: first, as a baby girl, on a remarkably smogless Detroit day in January of 1960; and then again, as a teenage boy, in an emergency room near Petoskey, Michigan, in August of 1974. Specialized readers may have come across me in Dr. Peter Luce’s study, “Gender Identity in 5-Alpha-Reductase Pseudohermaphrodites,” published in the Journal of Pediatric Endocrinology in 1975. Or maybe you’ve seen my photograph in chapter sixteen of the now sadly outdated Genetics and Heredity. That’s me on page 578, standing naked beside a height chart with a black box covering my eyes.

My birth certificate lists my name as Calliope Helen Stephanides. My most recent driver’s license (from the Federal Republic of Germany) records my first name simply as Cal. I’m a former field hockey goalie, longstanding member of the Save-the-Manatee Foundation, rare attendant at the Greek Orthodox liturgy, and, for most of my adult life, an employee of the U.S. State Department. Like Tiresias, I was first one thing and then the other. I’ve been ridiculed by classmates, guinea-pigged by doctors, palpated by specialists, and researched by the March of Dimes. A redheaded girl from Grosse Pointe fell in love with me, not knowing what I was. (Her brother liked me, too.) An army tank led me into urban battle once; a swimming pool turned me into myth; I’ve left my body in order to occupy others — and all this happened before I turned sixteen.“

 

Eugenides

Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960)

 

 

 

De Amerikaanse schrijver John Angus McPhee werd geboren op 8 maart 1931 in Princeton. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007.

Uit: A Sense of Where You Are

“My father, for fourteen years or so, has served as physician to United States Olympic teams. And for more than forty years, before his retirement in June of 1964, he was a physician to college athletes, almost all of that time at Princeton. I know that he greatly admires excellence in athletes, and that he would regularly become quite caught up in the evolution of a Princeton team’s season, its hopes for a championship, and the kind of performance an individual might be sustaining; but these things were discernible only in highly indirect ways. He has a taciturnity celebrated in his circle, and he can watch, say, a Princeton halfback go ninety-eight yards for a touchdown without even faintly showing on the surface the excitement he feels within him. In fact, from the late thirties, which is as far back as I can remember, until the winter of 1962, I had never heard him actually make a direct statement of praise about any athlete, let alone make high claims, proud or otherwise, for an athlete’s abilities. Then the phone rang one day in my apartment in New York, where I had been living for some years, and my father was on the other end, saying, “There’s a freshman basketball player down here who is the best basketball player who has ever been near here and may be one of the best ever. You ought to come down and see him.” 

I remember being so surprised that I felt more worried about my father than interested in the basketball player. Finally, I said, “What’s his name?” 

“What difference does that make? They’re playing Penn tomorrow night at six-thirty.” 

 

decoration

John McPhee (Princeton, 8 maart 1931)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 8 maart 2007.

De Schotse schrijver Eric Robert Russell Linklater werd geboren op 8 maart 1899 in Dounby, Orkney.

De Poolse schrijver, geschiedkundige en ontdekkingsreiziger graaf Jan Nepomucen Potocki werd geboren op 8 maart 1761 in Pikov.

De (Oost)Duitse schrijver Harry Thürk werd geboren op 8 maart 1927 in Zülz, Oberschlesien.

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, John McPhee, Eric Linklater, Jan Potocki, Harry Thürk

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Hij kwam in oktober 1977 naar Nederland. Hij is opgegroeid in Arkel en heeft in Amsterdam de studie Arabische taal- en letterkunde gevolgd. Hij debuteerde als schrijver in 1996 met de roman De voeten van Abdullah, waarin hij het leven in een Marokkaans dorpje neerzet, dat ondanks de surrealistische tinten volstrekt natuurlijk aandoet. Zijn bloemrijke taalgebruik is beïnvloed door zowel de sprookjes van 1001 Nacht en Nederlandse literatuur uit de 19e eeuw, w.o. het werk van Frederik van Eeden. In 2003 won hij de Amsterdamprijs voor de Kunsten. In 2004 won hij De Gouden Uil voor zijn roman Paravion. In 2003 was Bouazza een van de gasten in het programma Zomergasten, dat jaar gepresenteerd door Joost Zwagerman. Bouazza staat bekend om zijn heftige kritiek op de islam en de Marokkaanse gemeenschap in Nederland.

Uit: Indrukken van Marokko

“Fijne zonneraggen kleefden aan de wimpers en een windvlaag streek af en toe een glanzende lok los uit de duinkruinen. Zand stroomde als water langs de beschaduwde luwten neer.

In de deluwte ontwaarden we plotseling een hurkende man, bijna ononderscheidbaar van de zandkrinkels. Hij wendde zijn bijzonder bitter gelaat naar ons toe en de kap van vodden gleed in zware zandstromen over zijn achterhoofd neer. Zijn verweerde gezicht was doorkorven met ontelbare rimpels en gleuven – striemen van zon en seizoenen: van seizonnen -, waaruit, als hij zich bewoog, fijne iriserende korrels vielen. Bij elke wimperslag en elke windvlaag vielen zijn haren in fraaie stippellijnen uiteen. Hij verstuivelde onophoudelijk in fijne korreltjes, de wind ontwond hem als een suikerspin. Uiteindelijk slaakte hij een kreet die hem geheel uiteen blies en hij sproeide weg, in een zanderige zog gelikt door het kwijlende licht van de witte zon.

In Tanger, op de eerste dag van onze reis, bezochten wij de Amerikaanse schrijver wiens naam ik niet hoef te noemen. Daar, in een kleine kamer, geheel afgesloten door gordijnen en slechts karig verlicht, oud en statig, lag hij in bed, de uitvinder van Marokko, uitgekeken op zijn uitvinding, wachtend op de dood, alsof hij zich niet bewust was van zijn onsterfelijkheid.

Hij sprak met ons over de woestijn, hij sprak over “de doop van de eenzaamheid” die men ondergaat na een lang verblijf alleen in de Sahara. Voor die term gebruikte hij het Frans, de taal van poëzie en filosofie, maar niet van de luwte daartussen, nl. de werkelijkheid. Hij sprak langzaam terwijl hij stukjes crackers met jam at en thee dronk van een dienblad dat op zijn schoot lag en waaraan nog zand kleefde.”

Bouazza

Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Jeffrey Eugenides werd geboren op 8 maart 1960 in Detroit. Hij studeerde Engels en creative writing. Tegenwoordig woont hij in Berlijn.Jeffrey Eugenides leverde bijdragen aan The New Yorker, The Paris Review, The Yale Review, Best American Short Stories and Granta’s Best of Young American Novelists. Hij kreeg onder andere de Berlin Prize Fellowship van de Amerikaanse Academie in Berlijn en de Henry D. Vursell prijs. Zijn debuutroman, De zelfmoord van de meisjes, werd verfilmd door Sofia Coppola.

Uit: Early music

“As soon as he came in the front door, Rodney went straight to the music room. That was what he called it, wryly but not without some hope: the music room. It was a small, dogleg-shaped fourth bedroom that had been created when the building was cut up into apartments. It qualified as a music room because it contained his clavichord.

There it stood on the unswept floor: Rodney’s clavichord. It was apple-green with gold trim and bore a scene of geometric gardens on the inside of its lifted lid. Modelled on the Bodechtel clavichords built in the seventeen-nineties, Rodney’s had come from the Early Music Store, in Edinburgh, three years ago. Still, resting there majestically in the dim light—it was winter in Chicago—the clavichord looked as though it had been waiting for Rodney to play it not only for the nine and a half hours since he’d left for work but for a couple of centuries at least.

You didn’t need that big a room for a clavichord. A clavichord wasn’t a piano. Spinets, virginals, fortepianos, clavichords, and even harpsichords were relatively small instruments. The eighteenth-century musicians who’d played them were small. Rodney was big, however—six feet three. He sat down gently on the narrow bench. Carefully he slid his knees under the keyboard. With closed eyes he began to play from memory a Sweelinck prelude”

 

EUGENIDES

Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960)

 

De Amerikaanse schrijver John Angus McPhee werd geboren op 8 maart 1931 in Princeton. Hij is een van de pioniers, samen met Tom Wolfe en Hunter Thompson, van de “new journalism” in de 1960s, die het schrijven van non-fictie veranderden door gebruik te maken van romantechnieken en andere
vormen van fictie. McPhees loopbaan begon bij Time magazine en bij The New Yorker in 1965 en duurt tot op heden. Veel van zijn 29 boeken bevatten materiaal dat oorspronkelijk voor deze bladen is geschreven.

Uit: They’re in the River (2002)

“I hadn’t been a shad fisherman all my days, only seven years, on the May evening when this story begins — in a johnboat, flat and square, anchored in heavy current by the bridge in Lambertville, on the wall of the eddy below the fourth pier. I say Lambertville (New Jersey) because that’s where we launch, but the Delaware River is more than a thousand feet wide there, and, counting west- ward, the fourth of the five stone bridge piers is close to New Hope, Pennsylvania. Yet it rises from the channel where the river is deepest. 

American shad are schooling ocean fish, and when they come in to make their run up the river they follow the deep channels. In the estuary toward the end of winter, they mill around in tremendous numbers, waiting for the temperature in the cold river current to rise. When it warms past forty Fahrenheit, they begin their migration, in pulses, pods — males (for the most part) first. Soon, a single sentence moves northward with them — in e-mails, on telephones, down hallways, up streets — sending amps and volts through the likes of me. The phone rings, and someone says, “They’re in the river.” 

 

McPhee

John McPhee (Princeton, 8 maart 1931)

 

De Schotse schrijver Eric Robert Russell Linklater werd geboren op 8 maart 1899 in Dounby, Orkney. Tijdens zijn jeugd verbleef hij op de Orkney eilanden. Zijn studies medicijnen en Engelse literatuur moest hij tijdens WO I afbreken. Na de oorlog studeerde hij af in Engelse literatuur en werkte hij een aantal jaren in Bombay voor de Times of India. Hij vertrok daarna naar de VS, waar hij de roman schreef die hem beroemd zou maken: Juan in America (1931), gebaseerd op eigen ervaringen. Naast romans publiceerde Linklater ook essays, biografieen, toneelstukken, satire en kinderboeken.

Uit: Private Angelo

`The trouble with you, Angelo,’ said the Count severely, `is that you lack the dono di coraggio.’

`That is perfectly true,’ said Angelo, `but am I to blame? Courage is a gift indeed, a great and splendid gift, and it is idle to pretend that any ordinary person can insist on receiving it; or go and buy it in the Black Market. We who have not been given the dono di corragio suffer deeply, I assure you. We suffer so much, every day of our lives, that if there were any justice in the world we should receive sympathy, not reproof.’

With the back of his hand he rubbed a tear from his cheek, and turned away to look through the tall window at the splendid view of Rome on which it opened. In the westering sun the walls of the buildings were the colour of ripe peaches; the domes of several churches rose serenely, firmly round and steeply nippled like the unimpaired and several breasts of a Great Mother whose innumerable offspring, too weak to drain them, had even lacked sufficient appetite to use them much; while in half a dozen places, within easy reach of sight, Victory in a four-horsed chariot drove superbly through the golden air. Soft green foliage clothed the river-bank, and somewhere a military band was playing a gallant march. How beautiful was Rome, how beautiful all the land of Italy!

LINKLATER

Eric Linklater (8 maart 1899 – 7 november 1974)

 

De Poolse schrijver, geschiedkundige en ontdekkingsreiziger graaf Jan Nepomucen Potocki werd geboren op 8 maart 1761 in Pikov. Hij stamde uit een oude Poolse adelijke familie. Zijn excentrieke leven, vol avontuur en spanning bracht de legerkapitein en ingenieur door heel Europa, Azië en Noordamerika, waar hij deelnam aan politieke intriges, flirt met geheime genootschappen en zelfs de eerste hete luchtballon bestuurde die ooit boven Polen opsteeg. Veel van zijn werk is vergeten, maar zijn oorspronkelijk in het Frans geschreven roman Le manuscrit trouvé à Saragosse, waaraan hij van 1797 tot aan zijn dood in 1815 werkte verheugt zich na de herontdekking van de originele tekst in de 20e eeuw in een groeiende belangstelling.

 

Uit: Die Abenteuer in der Sierra Morena, oder Die Handschriften von Saragossa

 

“Als Offizier der französischen Armee nahm ich an der Belagerung von Saragossa teil. Einige Tage nach der Eroberung der Stadt schweifte ich ein wenig abseits und sah vor mir ein kleines wohlgebautes Häuschen, von dem ich annehme, daß kein Franzose es je zuvor besucht hat.

Neugier trieb mich, einzutreten. Ich klopfte an die Tür, bemerkte jedoch, daß sie nicht verschlossen war, stieß sie auf und trat ein. Ich rief und suchte, niemand war da. Es schien mir, als daß man schon alles Wertvolle fortgeschafft hatte: auf den Tischen und dem sonstigen Mobiliar war nichts von Belang zurückgeblieben. Nur auf dem Boden, in einem Winkel, bemerkte ich mehrere Hefte beschriebenen Papiers. Ich warf einen Blick hinein. Es war ein spanisches Manuskript; ich verstand von dieser Sprache nicht allzuviel, doch immerhin genug, um zu erkennen, das Buch könnte amüsant sein: von Räubern war die Rede, von Gespenstern, von Kabbalisten, und nichts konnte besser geeignet sein, mich von der Langeweile des Feldzuges abzulenken, als ein bizzarer Roman. überzeugt, das Buch würde sowieso nicht zu seinem rechtmäßigen Besitzer zurückfinden, nahm ich es ohne zu zögern an mich.

In der Folge waren wir genötigt, Saragossa zu räumen. Durch ein Mißgeschick vom Gros der Armee getrennt, geriet ich mit meinem Detachement in Gefangenschaft; ich glaubte, es sei um mich geschehen. An dem Ort, wohin sie uns geführt hatten, begannen die Spanier, sich unseres Hab und Guts zu bemächtigen. Ich bat, einen einzigen für sie wertlosen Gegenstand behalten zu dürfen: das Buch, das ich gefunden hatte. Daraus ergaben sich zunächst einige Schwierigkeiten. Endlich fragten sie einen Hauptmann um Rat; er warf einen Blick in das Buch, kam zu mir, und dankte mir, daß ich ein Werk, das für ihn von höchstem Wert sei, da es die Geschichte eines seiner Vorfahren enthalte, unversehrt aufbewahrte. Ich erzählte ihm, wie es in meine Hände gefallen war; er nahm mich mit sich, und während des recht langen Aufenthaltes in seinem Hause, wo ich gut behandelt wurde, bat ich ihn, mir dieses Werk ins Französische zu übersetzen. Nach seinem Diktat schrieb ich es nieder.”

 

Potocki

Jan Potocki (8 maart 1761 – 2 december 1815)

 

De (Oost)Duitse schrijver Harry Thürk werd geboren op 8 maart 1927 in Zülz, Oberschlesien. Met zijn eind 2004 verschenen boek Treffpunkt Wahrheit pubkiceerde hij meer dan 60 werken, waaronder romans, documentaires, reportages, detectives, kinderboeken en draaiboeken. Zijn onderwerpen en zijn spannende manier van vertellen maakten hem vooral  in de DDR populair. Hij verkocht meer dan 9 miljoen exemplaren in 13 talen en was een van de meest gelezen naoorlogse schrijvers. In het westen is hij echter tamelijk onbekend gebleven.

 

Uit: Stationen und Erfahrungen

 

„Der Mann an der Maschine machte ein ernstes Gesicht. Ich hatte bereits begriffen, daß er wortkarg war; nun hielt er mir eine für sein Naturell längere Rede.

„Siehst du“, sagte er, „das waren diese braunärschigen Knochenköppe, die in Deutschland viel zu lange solche Burschen wie dich so mit Unsinn vollgestopft haben, daß ihr es schließlich noch als Heldentod empfunden hättet, wenn ihr in irgendeinem Dreckloch krepiert wärt. Die Sorte jagen wir jetzt davon. In unseren Schulen gibt’s ab sofort neue Lehrer. Andere. Welche, die aus der Arbeiterklasse kommen. Damit in Deutschland endlich mal Vernunft einzieht.“

Dagegen hatte ich nichts. Als Gegenleistung für das Wurstbrot setzte ich mich an die Maschine und tippte ihm ein Dutzend Urkunden, denn ich hatte Maschineschreiben gelernt, und ich schaffte sein Dreistundenpensum in einer halben Stunde.

Er merkte es und murmelte etwas von geschickten Fingern, während er Zigaretten für uns beide drehte. Wir rauchten sie nach dem Dreistundenpensum. Eine Pause war zu verantworten. Ich erfuhr, daß der Mann elf Jahre als Kommunist in Erfurt in Einzelhaft gesessen hatte. Seine Frau war unterdessen gestorben. Die Wurstbrote machte seine Tochter. Sie war in meinem Alter, und sie harrte bis zur Befreiung ihres Vaters in der Wohnung im Gassenviertel um den Dom aus. Das Zellenfenster, hinter dem der Vater saß, konnte sie täglich sehen.

Ich war einem jener Schicksale der damaligen Zeit begegnet, einem Mann, den wir heute als „Aktivisten der ersten Stunde“ zu bezeichnen pflegen. Damals sah ich ihn nicht so. Für mich war er einfach ein ehrlicher, alter Mann mit einer Weltanschauung, für die er einiges eingesetzt hatte. Verglichen mit allem, was ich während meiner Schulzeit und später in der faschistischen Armee an „Persönlichkeiten“ kennengelernt hatte, gehörte er in eine völlig andere Kategorie. Manchen Tag konnte er sehr schlecht gehen. Er hatte als Andenken an den ersten Weltkrieg noch ein Holzbein. Ich bestaunte ihn, wenn er sich früh am Treppengel
änder zu seinem Stockwerk hinaufhangelte. Er hätte zu Hause bleiben können, niemand hätte ihm Vorhaltungen gemacht. Er aber schüttelte eigensinnig den Kopf und meinte: „Nichts spielt sich ab, die Neulehrer müssen ernannt werden! Wenn du mal genug von der Welt verstehst, gehe ich auf Rente. Dann kannst du meinen Posten haben. Tippst sowieso besser als ich!“

 

Thuerk

Harry Thürk (8 maart 1927 – 24 november 2005)