Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

 

Als straks de wereld

Als straks de wereld dichtgeschreven is,
de plooien gladgestreken,
al de monden volgestort met zand,

waar zal hij schreeuwen? Waar scheurt de naad
en ettert de wonde?

Mens, vleesgeworden ladder
in gods panty,

vergeet de lange nacht niet die wij zijn.

 

Wijziging van uitzenduur

Doodstil wordt het, maar wees gerust,
genoegzaam voorzien wij in ademnood.

Ons streven blijft maatschappelijk: nergens nood
aan brillen waar de inkt verdampt.

Het vege lijf draagt onze grootste zorg.
Het slot van de amputatieshow

volgt om twintig over, iets later
dan gewoonlijk met die brand in dat warenhuis

en een massale sterfte van clowns
door wodka in Kazachstan – toevallig

in de armen van een man ter plaatse.

Ook werd een vijfling zonder navel gebaard,
mogelijk door straling ergens.

China schaft de lucht af en in Kiev
verdrinkt bij het legen van haar visbokaal

een kind in twee vingers water.

Dan een streep muziek en reclame
voor strakkere tepels. Demp zelf uw oren

mocht het vacuüm te snerpend
in uw vliezen zwijgen.

Blauw blijven wel de nacht en de kachels

meldt de weerman, en het blikkerend
messenspel onder de torens, de ivoren

torens van de lach van de laatste minister.

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Lees verder “Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig”

Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

 

Uit: Gestameld liedboek – Moedergetijden

“Ze is een spiegel geworden. Zien wij er opgewekt uit, dan is zij het ook–min of meer. Staan de zorgen en het verdriet op ons aangezicht te lezen, dan slaat ook bij haar de treurnis toe. Maar de laatste tijd, de laatste tijd verblijft ze steeds vaker in wat een permanente ontwrichting lijkt. Ik kan alleen maar hopen dat in haar geest nog maar weinig besef heerst van tijd, dat er in haar niets meer leeft dat weet dat het vroeger anders was, beter. De gedachte kan nooit lang troost bieden.
In een eeuwig nu van angst moeten leven is wellicht een even grote marteling – alleen maar heden, alleen maar paniek.
Soms, wanneer ze me met haar blik fixeert, denk ik dat in haar brein een of ander mechanisme naar alle tekenen van emoties speurt, in mijn gelaat, in mijn hele lichaam. Doe ik me opgewekter voor dan ik me voel, dan lukt het niet haar tot rust te brengen. Ergens in haar hersenen pikt een of ander circuit op dat ik me anders gedraag dan het gesteld is met mijn humeur. Een instinct misschien, dat nog min of meer intact is of wie weet sterker naar de voorgrond treedt nu de complexe functies van denken en spreken zo goed als ingestort zijn.

(…)

We zijn doodsbang. We zeggen er weinig over, maar we zijn doodsbang. Doodsbang voor wat komen gaat, hoe onvermijdelijk ook. Doodsbang voor de rouw, die we tegelijk vandaag nog zouden willen aanvatten om niet langer in deze schemerzone tussen leven en dood te moeten blijven hangen. Het is vis noch vlees, dag noch nacht, dood noch leven. De ziekte trapt haar de tijd uit en schopt ons uit de taal. Woorden, ze lijken me een soort van granenontbijt tegenwoordig: ongetwijfeld gezond, maar nogal smaakloos.”

 

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Lees verder “Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow”

Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2007 en ook mijn blog van 28 november 2008 en ook mijn blog van 28 november 2009.

 

Uit: Godenslaap

 

“Natuurlijk was ik jaloers, en ik ben het nog steeds. Jaloers op de schilders, op hun woordenschat van coloriet. Jaloers omdat ik de taal niet kan fijnstampen in een mortier en naar goeddunken vloeiend of pasteus kan maken door er olie doorheen te mengen, noch een nieuwe kleur kan scheppen door wat poeder van het ene woord aan wat poeder van het andere toe te voegen. Jaloers ook, omdat er geen taal bestaat waarmee je eerst een ondergrond kunt aanbrengen, die door het kleurenweefsel dat je erbovenop legt heen blijft schemeren. Jaloers omdat ik een taal zou willen die geen betekenis draagt, maar bovenal intensiteit, een betekenis die aan de betekenis ontstijgt, en die je niet zozeer zou moeten lezen, als wel bezien, met de geletterdheid van het oog, de eruditie van het netvlies.”

(…)

 

Het was zonder meer een vredig tafereel, en een even vredige, melancholieke septemberochtend, en voor de zoveelste keer verwonderde ik me erover hoe snel we, na slechts enkele uren voordien voor de vleugels van het noodlot te hebben geschuild de alledaagsheid als een taai kleed over de kraters en de doden wierpen- en ik weet nog steeds niet of ik zulks een vorm van genade vond, een teken van onverzettelijkheid, of een soort zelfverdoving, de kalmte van een schaap dat in de nabijheid van een roedel wolven te dichtbij om ze te kunnen ontvluchten, een glorieus fatalisme over zich afroept en zijn fatum kalm in de ogen blikt. “

(…)

 

“We hebben zerken nodig, iets tastbaars dat de dode toedekt, ons de toegang tot de Hades verspert, een offertafel of een wierookschaal waarin we het gevoelen van schuld kunnen verbranden nadat we de doden, die al een keer gestorven zij n, in de spelonken van onze geest nog een tweede keer in de rug hebben geschoten, om ver de kunnen. “(Dit is een metaforische manier van aanduiden hoe we met de doden uit een oorlog moeten omgaan.)

 

 

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

Lees verder “Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow”

Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow, Philippe Sollers, Hugo Pos

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2007 en ook mijn blog van 28 november 2008. en eveneens mijn blog van 11 november 2009.

Signalement van het lijf

Berispt mijn hekel aan geografie
met blauwe meanders, zeeëngtes,

havensteden op mijn benen. Herhaalt
in ademnood rampzalige tentamens

economie. Beheerst tal van richtingen.
Inzichten in ruimte, tijd in weefsels

uitgespreid. Sprint windingen. Zet
verdichtingen uiteen. Zucht

pneumatisch. Verdeelt hydraulisch
lust. Trekt zich lauter mechanisch

af. Niettemin zindelijk.
Lekt zelden. Braakt amper.

Doorgaans ongevaarlijk.
Tenzij men het voortijdig wekt..

 

 

Huis in mij

Het huis herademt mij, eindelijk.
Het legt zijn moederlijke muren

op de mijne. Behaagziek laat het deuren
in sloten vallen, slaat luiken open, klapt

ze weer dicht. Het diept vergeten licht
op uit zijn kelders, haalt op zolder bestofte

dromen uit het rag tussen de balken vandaan.
Vleermuizen of dode tantes worden wakker,

fladderen op, verschrikt maar koket.
Bij het raam kennen twee verschoten vitrages

plotseling hun vorige bestaan
als onderrok of voile, ooit om boezems

spelend, of, in hun strenge verbintenis
van gat en draad, panty’s die vrouwen-

kuiten ongenaakbaar maakten.
Het woelt zijn lege kamers om, het huis.

Het vouwt me zorgzaam op en slaat
zich ombekommerd dicht om mij.

 

Mortier

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

De Duitse schrijver Sherko Fatah werd geboren op 28 november 1964 in Oost-Berlijn. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Das Dunkle Schiff

Die Frauen hatten sich in der Ferne verteilt und mit dem Sammeln der Kräuter begonnen. Wie ein schwaches Echo, von den Felsen mehr verschluckt als zurückgeworfen, erhob sich das Geräusch. Es war ein Helikopter, angestrahlt vom späten Licht, das selbst seine Tarnfarbe fröhlich erscheinen ließ. Er beschirmte seine Augen mit der Hand und blickte hinauf. Er sah den Haupt- und den Heckrotor und vernahm das anschwellende Donnern. Doch nichts, auch nicht diese Maschine war fähig, den tiefen Frieden über den Hügeln zu stören. Der Helikopter flog vorüber, kam zurück und zog einen weiten Kreis über ihm. An der offenen Seitenluke kauerten zwei Soldaten, einer winkte ihm zu. Alles konnte geschehen an diesem Tag, und so winkte er ohne Furcht zurück. Der Helikopter zog seine Bahn und sank unwirklich langsam zur Erde nieder. Im Geheimen hatte er den Kinderwunsch verspürt, und nun wurde er wahr; er landete, weit entfernt zwar, aber er landete. Vielleicht nehmen sie mich mit, war sein nächster Gedanke, vielleicht kann ich mit ihnen fliegen.
Er lief los, winkend und rufend, scharfkantige Steine und spitze Distelsträucher waren in seinem Weg, doch nichts ließ ihn stolpern, und nichts stach ihn. Weit vor ihm wurde der Helikopter eingehüllt von aufgewirbeltem Sand, trockene Halme segelten durch die Luft. Es ist zu weit, ich schaffe es nicht, dachte er, als er die beiden Soldaten herausspringen und geduckt zu den Frauen hinüberlaufen sah. Diese hatten ihre Körbe abgestellt, die Hände in die Hüften gestützt oder an die Stirn gelegt und blickten den Männern entgegen. Er sah, wie die Soldaten sie zum Helikopter trieben, sah es undeutlich durch den Staub, und da blieb er stehen. Ich schaffe es nicht, dachte er noch einmal bedauernd, doch tröstete ihn, dass es überhaupt geschehen war, das ganz und gar Außergewöhnliche. Er stand und sah sie abheben, ruckartig erst, dann unaufhaltsam, wie in den Himmel gezogen, bis sie die Staubwolke unter sich ließen. Ganz leicht legte sich der Helikopter auf die Seite und flog erneut seine weite Kurve, schraubte sich allmählich höher und höher, bis er befreit im Himmel dahinschwamm. Er blickte ihnen nach und winkte wieder. Und tatsächlich kam die Maschine erneut heran, das Donnern wurde laut und lauter, bis er sich die Ohren zuhielt. Den Kopf im Nacken sah er die Frauen. Da fielen sie, eine nach der anderen stürzte aus der Luke, mit gebreiteten Armen glänzten sie auf im Licht, und wie um sie aufzuhalten, riss an ihren Gewändern der Wind.“

 

Fatah

Sherko Fatah (Oost-Berlijn, 28 november 1964)

 

De Italiaanse schrijver Alberto Moravia werd geboren in Rome op 28 november 1907. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: Römische Erzählungen (Vertaald door Jutta Eckes)

 

Der Dickschädel  Eines Morgens im Juli machte ich gerade ein Nickerchen auf der Piazza Melozzo da Forlì, im Schatten der Eukalyptusbäume in der Nähe des ausgetrockneten Brunnens, als zwei Männer und eine Frau auf mich zukamen und mich baten, sie an den Lido di Lavinio zu bringen. Während sie sich überlegten, was sie zahlen wollten, sah ich sie mir genauer an: Blond, groß und dick der eine, ein farbl
oses, fast graues Gesicht und Augen wie aus himmelblauem Porzellan, die tief in dunklen Höhlen lagen, ein Mann um die Fünfunddreißig; der andere jünger, dunkle, zerzauste Haare, Schildpattbrille, schlaksig, mager, ein Student vielleicht. Die Frau schließlich war geradezu spindeldürr, sie hatte ein langes, schmales Gesicht zwischen zwei Wogen lose herabfallender Haare und wirkte mit ihrem schlanken Körper und dem grünen Kleidchen wie eine Schlange. Doch ihr roter und voller Mund glich einer Frucht, und ihre schönen, schwarzen und leuchtenden Augen waren wie nasse Kohle; sie sah mich auf eine Weise an, daß ich Lust bekam, mich auf das Geschäft einzulassen. Tatsächlich akzeptierte ich den ersten Preis, den sie mir vorschlugen; darauf stiegen sie ein, der Blonde neben mir, die beiden anderen hinten, und los gings.  Ich durchquerte ganz Rom, um die Straße hinter der Basilika San Paolo zu erreichen, welche der kürzeste Weg nach Anzio ist. Bei der Basilika tankte ich voll und bog dann mit Vollgas in die Straße ein. Ich rechnete mir aus, daß es ungefähr fünfzig Kilometer sein müßten; es war halb zehn, wir wären also gegen elf dort, genau die richtige Zeit für ein Bad im Meer. Das Mädchen hatte mir gefallen, und ich hoffte, mit ihm Freundschaft zu schließen: Sie waren nicht besonders vornehm, die beiden Männer schienen dem Akzent nach Ausländer zu sein, Flüchtlinge vielleicht, wie sie in den Sammellagern rings um Rom leben. Das Mädchen dagegen war Italienerin, sogar Römerin, aber auch sie nichts Besonderes: sagen wir Zimmermädchen oder Büglerin oder etwas Ähnliches. Während ich darüber nachdachte, spitzte ich die Ohren und hörte das Mädchen und den Dunkelhaarigen hinten im Wagen miteinander plaudern und lachen. Vor allem das Mädchen lachte, denn es war, wie ich bereits bemerkt hatte, recht liederlich und schlüpfrig, geradezu wie eine betrunkene Schlange. Der Blonde zog angesichts dieses Gelächters unter seiner schwarzen Sonnenbrille die Nase kraus, sagte jedoch nichts, er drehte sich nicht einmal um.“

 

moravia1

Alberto Moravia (28 november 1907 – 26 september 1990)
Portret door Renato Guttuso

 

De Amerikaanse schrijfster Rita Mae Brown werd geboren in Hanover, Pennsylvania op 28 november 1944. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Claws and Effect

“Odd that Mim would own a Bentley for she was a true Virginian, born and bred, plus her family had been in the state since the early 1600s. Driving anything as flashy as a Bentley was beyond the pale. The only thing worse would be to drive a Rolls Royce. And Mim didn’t flaunt her wealth. Miranda, who had known Mim all of her life, figured this was a quiet rebellion on her friend’s part. As they both cruised into their sixties, not that they were advertising, this was Mim’s salvo to youth: Get Out Of My Way.
People did.
Mary Minor “Harry” Haristeen smiled when Mim pushed open the door. “Good morning.”
“Good morning, Harry. Did you have trouble driving in today?”
“Once I rolled down the driveway I was fine. The roads are clear.”
“You didn’t ask me if I had trouble.” Miranda walked up to the counter dividing the post office staff from the public. As she lived immediately behind the post office, with just an alleyway in between, she slipped and slid as she made her way to work on foot.
“You haven’t broken anything so I know you’re fine.” Mim leaned on the counter. “Gray. Gray. Cold. Hateful.”

“Four degrees Fahrenheit last night.” Miranda, passionate gardener that she was, kept close watch on the weather. “It must have been colder at Dalmally.” She mentioned the
name of Mim’s estate just outside of town. As some of Mim’s ancestors fled to America from Scotland they named their farm Dalmally, a remembrance of heather and home.
“Below zero.” Mim strolled over to her postbox, took out her key, the brass lock clicking as she turned the key.
Curious, Mrs. Murphy dropped off the windowsill, jumped onto the wooden counter, then nimbly stepped off the counter onto the ledge that ran behind the postboxes, dividing the upper boxes from the larger, lower boxes. She enjoyed peering in the boxes. If a day dragged on she might reach in, shuffle some mail, or even bite the corners.
Today she noticed that Susan Tucker’s mailbox had Cracker Jacks stuck on the bottom of it.

Brown

Rita Mae Brown (Hanover, 28 november 1944)

 

De Australische dichter en schrijver Julian Randolph Stow werd geboren in Geraldton in het westen van Australië op 28 november 1935. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: The Merry-Go-Round in the Sea

 

The merry-go-round had a centre post of cast iron, reddened a little by the salt air, and of a certain ornateness: not striking enough to attract a casual eye, but still, to an eye concentrated upon it (to the eye, say, of a lover of the merry-go-round, a child) intriguing in its transitions. The post began as a square pillar, formed rings, continued as a fluted column, suddenly bulged like a diseased tree with an excresence of iron leaves, narrowed to a peak like the top of a pepperpot, and at last ended, very high in the sky, with an iron ball. In the bulge where the leaves were, was an iron collar. From this collar eight iron stays hung down, supporting the narrow wooden octagonal seat of the merry-go-round, which circled the knees of the centre post rather after the style of a crinoline. The planks were polished by the bottoms of children, and on every one of the stays was a small unrusted section where the hands of adults had grasped and pulled and send the merry-go-round spinning.”

 

Stow

Julian Randolph Stow (Geraldton, 28 november 1935)

 

De Franse schrijver Philippe Sollers werd geboren op 28 november 1936 in Bordeaux. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Guerres secrètes

“Je me demande depuis un certain temps, alors que j’ai lu et relu Homère, L’Iliade et L’Odyssée, pourquoi ce vieux texte monte de plus en plus vers moi d’une façon fraîche, énigmatique et violente. Et pourquoi, dans le même temps, tout ce qui peut se dire en chinois, dans la stratégie chinoise en particulier, monte avec le même caractère d’urgence. Serait-ce que la Grèce et la Chine ont des choses à se dire Le grand stratège Sunzi a vécu entre Homère et Euripide. Ces figures précèdent de peu l’ère qu’on dit chrétienne, et qui méritait mieux que d’inaugurer un calendrier. Les Grecs et les Chinois ont failli se rejoindre après le Concile de Trente. Puis ces mondes se sont séparés, grosso modo depuis la Révolution française, avant d’être peu à peu oubliés de tous: la synthèse, ou plutôt la tenue de la contradiction, n’a pu être opérée longtemps. Les Chinois sont délibérément méconnus. Quant aux Grecs, on sait le sort d’oubli qui leur est maintenant réservé.

Philippe_Sollers

Philippe Sollers (Bordeaux, 28 november 1936)

 

De Surinaamse schrijver, dichter en jurist Hugo Pos werd geboren in Paramaribo op 28 november 1913. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: In Triplo

 

Zelfportret

 

Voor de joden

 

 Vraag niet: ‘Wat heb ik misdaan?’

 Wat kan het ze schelen

 Het enkele feit, dat je leeft,

 is een blaam voor de velen.

 

 Je bent zo oud en zo wijs

 geworden in het lijden.

 Bal nu je vuist en trek uit

 om hartstochtelijk te strijden.

 

 Want beter is het te sterven

 met een geweer in je handen,

 dan te leven in vrees

 en in grote schande.

 

 En ga je kapot

 zullen anderen strijden

 – want praten geeft geen moer –

 voor betere tijden.

 

Zoiets zou ik nooit meer kunnen schrijven. Het druist helemaal in tegen wat ik mijn natuur zou willen noemen. Het past niet bij mij. En toch. Daar ligt het, de woorden zijn uit mijn pen gevloeid. Bestrijd de barbaren, hoi polloi, de velen.

De meeste verzen die in de oorlog met hartebloed zijn geschreven hebben, hoe waarachtig ook verwoord, hun zeggingskracht verloren. Gedichten vlak na de oorlog geschreven, met de dauw van de herwonnen vrijheid nog op de lippen, houden daarentegen een schone belofte in. Vrede, vrouw, vrijheid, verlangen, het is de wereld van de zachte V die gaat opbloeien nadat het geweld is gekeerd.”

 

HugoPos

Hugo Pos (28 november 1913  – 11 november 2000)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e november ook mijn vorige blog van vandaag.

AKO Literatuurprijs 2009 voor Erwin Mortier

De Vlaamse schrijver Erwin Mortier heeft de AKO Literatuurprijs 2009 gewonnen met zijn roman Godenslaap. Dat maakte de organisatie dinsdagavond bekend. Mortier ontvangt een sculptuur van Eugène Peters en een cheque ter waarde van 50.000 euro. Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en mijn blog van 28 november 2007 en ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Godenslaap

‘Ik volg de cadans van mijn handschrift en zoek naar de in letters gestolde, kwezelachtige wellust van het meisje dat ik ooit geweest moet zijn, het wicht dat op de drempel van haar adolescentie haar schriftuur even strak aantrok als de dunne lederen veters waarmee ze haar laarsjes dichtreeg – hoe ze het vlees van het woord in de baleinen van de zinsbouw dwong, tot haar eigen lijf vol striemen stond en ze naar uitbraak verlangde.’

(…)

 

‘Jaloers op de schilders, op hun woordenschat van coloriet. Jaloers omdat ik de taal niet kan fijnstampen in een mortier en naar goeddunken vloeiend of pasteus kan maken door er olie doorheen te mengen, noch een nieuwe kleur kan scheppen door wat poeder van het ene woord aan wat poeder van het andere toe te voegen. Jaloers ook, omdat er geen taal bestaat waarmee je eerst een ondergrond kunt aanbrengen, die door het kleurenweefsel dat je erboven legt heen blijft schemeren. Jaloers omdat ik een taal zou willen die geen betekenis draagt, maar bovenal intensiteit, een betekenis die aan betekenis ontstijgt, en die je hier niet zozeer zou moeten lezen, als wel bezien, met de geletterdheid van het oog, de eruditie van het netvlies’

(…)

 

‘Alleen dieren konden de middag recht in de ogen zien, blind voor zijn smeltgloed, doof voor het doodstille tumult der dingen dat het midden van het etmaal ontketende en dat in mijn oren luider klonk dan het kanongebulder aan de horizon, dat we steeds vaker pas hoorden wanneer het luwde. De middag legde van de wereld de naaktheid bloot, hij liet zijn gat zien, de obscene – het woord blijft me bespoken – grimlach van zijn botte onverschilligheid. Hij tikte in de voegen van de stenen, ritselde op hagedissenpoten over de ranken van klimop tegen de zijgevel van het huis achter mijn rug..’

(…)

 

‘Een deur ging open, van de speelzaal die ik me vaag herinnerde uit vroeger jaren. Het rook er beslapen. De hoge ramen wierpen schuine balken van maanlicht op de vloeren, haalden uit de duisternis het plooienspel van dekens, een mouw, een hand, een hoofd tevoorschijn. Her en der lagen soldaten te slapen, alleen of tegen elkaar aan gekropen. Uit hun schoeisel, dat tegen de speeltafels aan lag waarop hun rugzakken rustten, steeg de lucht op van aarde, zomerse aarde, van tentzeil, geolied staan en gras op naar de zoldering met haar frivole stucwerk, dat sureëel boven de slapende gestalten hing.’

 

mortier

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Erwin Mortier, Philippe Sollers, Dennis Brutus, Sherko Fatah, Rita Mae Brown, Stefan Zweig, Alexander Blok

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2007.\

Uit: Godenslaap

‘Een deur ging open, van de speelzaal die ik me vaag herinnerde uit vroeger jaren. Het rook er beslapen. De hoge ramen wierpen schuine balken van maanlicht op de vloeren, haalden uit de duisternis het plooienspel van dekens, een mouw, een hand, een hoofd tevoorschijn. Her en der lagen soldaten te slapen, alleen of tegen elkaar aan gekropen. Uit hun schoeisel, dat tegen de speeltafels aan lag waarop hun rugzakken rustten, steeg de lucht op van aarde, zomerse aarde, van tentzeil, geolied staan en gras op naar de zoldering met haar frivole stucwerk, dat sureëel boven de slapende gestalten hing.’

 

 

Aan de dichters

 

Hangen wij nog aan zijden draden
aan een wereld zonder graden vast
en flakkert de lamp van taal

 

in onze knuisten nog altijd zwakke magie?

 

Zijn wij nog immer spreeuwen
die het vlees van krieken klieven
en onverantwoord kleurrijk

 

de bril dichtschijten van het journaille en al
wat maliënkolders of mijters draagt?

 

Wegen wij nog altijd de wereld af
tegen plukken wol, één vrouwenhaar,
gevederte, en noemen wij,

 

onverbeterbaar, de wereld het lichtste?

 

Al zijn tijd en al zijn slachtingen ten spijt:
schateren wij in kieren? Laten wij scharnieren
janken? Vouwen wij vliegers,

 

puntige vliegers uit formulieren?

 

Mortier

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

De Franse schrijver Philippe Sollers werd geboren op 28 november 1936 in Bordeaux. In 1959 debuteerde hij met de ontwikkelingsroman Une curieuse solitude die enthousiast werd ontvangen. In de jaren tussen 1960 en 1982 experimenteerde hij zowel op politiek als op literair gebied. (Maoïsme). In 1983 lukte hem met Femmes een bestseller, waardoor hij weer terugkeerde naar het meer traditionele vertellen.

 

Uit: Une vie divine

 

„Ludi est une merveilleuse menteuse. C’est d’ailleurs la phrase que je me suis murmurée au bout de trois ou quatre rencontres : “merveilleuse menteuse”. Mère en veilleuse, très bo
nne menteuse. Il suffit de la voir, là, bien blonde épanouie aux yeux noirs, cheveux courts, avec sa robe noire moulante, sur la terrasse de cet hôtel, en été. Elle est fraîche, bronzée, elle sait qu’elle se montre, elle laisse venir les regards vers elle, elle s’en enveloppe comme d’une soie. Oui, je sais, elle vous dira qu’elle a pris deux kilos et que c’est dramatique, mais non, justement, elle est parfaite comme ça, rebondie, ferme, ses seins, son ventre, ses cuisses évoquent aussitôt de grands lits ouverts. Ah, ce croisement de jambes, ses fesses lorsqu’elle va au bar, sa façon de sortir et de rentrer et de ressortir et de rerentrer son pied de son soulier gauche – la cheville, là, en éclair -, et puis de rester cinq secondes sur sa jambe droite, et de recommencer, rentrer-sortir, rentrer-sortir, comme pour dire j’ai trouvé chaussure à mon pied, et c’est moi, rien que moi, venez vous y frotter si vous croyez le contraire. Son corps se suffit à lui-même et elle n’a pas à s’en rendre compte. Il dit tout ce qu’il y a à dire, mais elle ne pourrait pas le parler“.

 

Philippe_Sollers

Philippe Sollers (Bordeaux, 28 november 1936)

 

De Zuidafrikaanse dichter en (oud-)verzetsstijder Dennis Brutus werd geboren op 28 november 1924 in Harare in Zimbabwe. Hij studeerde Engels en pedagogie aan de universiteit van Witwatersrand. Van 1947 tot 1961 was hij leraar Engels en Afrikaans in Port Elizabeth. Vanwege zijn verzetswerk kreeg hij een publicatieverbod en mocht hij ook geen les meer geven. In 1963 werd hij veroordeeld tot 18 maanden dwangarbeid op Robben Island. In 1966 kon hij naar Engeland en later naar de VS emigteren, waar hij aan verschillende universiteiten doceerde.

 

 

On The Beach

 

Seablue sky and steelblue sea

surge in cubist turbulence,

dissolve, reform in fluid light

and cadences of sandsharp breeze;

 

spindrift from sand-dunes tresses down

to inlets where rock-fragments shoal,

seaspray and statice distil the mood

salt-sweet, foamwhite, seaweed-brown.

 

All in this jagged afternoon

where rock, light, sand and sea-air sing,

brown hair and air-live skin complete

this transitory plenitude.

 

 

 

Their Behavior

 

Their guilt

is not so very different from ours:

— who has not joyed in the arbitrary exercise of

        power

or grasped for himself what might have been

        another’s

and who has not used superior force in the

moment when he could,

(and who of us has not been tempted to these

        things?) —

so, in their guilt,

the bare ferocity of teeth,

chest-thumping challenge and defiance,

the deafening clamor of their prayers

to a deity made in the image of their prejudice

which drowns the voice of conscience,

is mirrored our predicament

but on a social, massive, organized scale

which magnifies enormously

as the private dehabille of love

becomes obscene in orgies.

 

Brutus

Dennis Brutus (Harare,  28 november 1924)

 

De Duitse schrijver Sherko Fatah werd geboren op 28 november 1964 in Oost-Berlijn. Zijn vader kwam uit het Iraakse Koerdistan, zijn moeder is Duitse. Zijn jeugd bracht hij door in de DDR, maar hij verbleef ook vaker in het land van zijn vader. In 1975 verhuisde hij naar Wenen, later naar West-Berlijn. Ftah studeerde filosofie en kunstgeschiedenis.Voor zijn roman „Im Grenzland“ ontving hij in 2001 de Aspekte-Literaturpreis. In 2002 kreeg hij de „Ehrenpreis zum Deutschen Kritikerpreis“.

 

Uit: Das Dunkle Schiff

 

Es war ein Sommertag, heiß, aber doch so windig, dass man es nicht wirklich spürte. Wolkenschatten eilten dunkel über die Ebenen und Hänge, als schwebten Luftschiffe durch den tiefblauen Himmel. Vielleicht war es der schönste Tag seines Lebens, nicht des leichten Lichtes und des sanften Windes wegen, nein, an diesem späten, saumselig vergehenden Tag verspürte er ein erstes Mal die tiefe Ruhe, welche die Schönheit gewährt, und erfuhr zugleich ihre Vergeblichkeit.

Um diese Jahreszeit zogen die alten Frauen hinaus, um Heilkräuter zu sammeln. Sie wussten, wann sie für welches Gewächs an einen bestimmten Ort zu gehen hatten. Weit mußten sie nicht hinaufsteigen, nur auf die Hügel. Dort sah er sie, eine kleine Kolonne, die wie so oft schon den nie ganz überwucherten Pfaden folgte. Sie sprachen und lachten laut, hier draußen waren sie endlich ganz unter sich, für ein paar Stunden fern von Räumen und Regeln. Hätten sie umhergeschaut, auch ihnen wäre die Unberührbarkeit der wilden Gräser, der Dolden und der warmen Steine aufgefallen. Doch sie schwenkten ihre Körbe, und ihre farbenfrohen Gewänder wehten im Wind, sie waren zu sehr miteinander beschäftigt. Fast beneidete er sie darum, so selbstvergessen hineingestellt zu sein in den Tag, der wie ein riesiges, geöffnetes Fenster um sie stand. Er lief ihnen nach, als sie hinter den Hügeln verschwanden, nur einfach um sie weiterhin zu sehen, winzig, doch nicht verloren, und blieb auf dem Hügel stehen. Er fühlte nicht mehr die Abgeschiedenheit hier draußen, nicht mehr die rauhe Einöde, er sah die Landscha
ft wie eine geöffnete Hand. Er atmete schwer. Ich bin noch ein Kind, dachte er kurz, meine Lungen sind nicht weit genug für diesen Tag. Und selbst wenn sie es wären, so ahnte er, dann könnte ich doch niemals weit genug in ihn hineingehen.

 

Sherko_Fatah

Sherko Fatah (Oost-Berlijn, 28 november 1964)

 

De Amerikaanse schrijfster Rita Mae Brown werd geboren in Hanover, Pennsylvania op 28 november 1944 als dochter van een ongehuwde tienermoeder die haar ter adoptie opgaf aan Ralph en Julia Brown. Rita Mae was leergierig en kon op haar derde al lezen. Op haar elfde verhuisde het gezin naar Fort Lauderdale, Florida, waar Rita Mae de middelbare school bezocht.Na het behalen van haar diploma ging ze in 1962 naar de Universiteit van Florida waar ze politiek actief werd en gedreven campagne voerde voor gelijke rechten en tegen maatschappelijke segregatie van Afro-Amerikanen. Haar sympathie voor figuren als Martin Luther King werd haar niet in dank afgenomen en haar beurs werd ingetrokken. Dit had tot gevolg dat ze de universiteit moest verlaten. Ze vertrok naar New York City waar ze enige jaren in armoede doorbracht, maar uiteindelijk ging studeren aan de New York University.  Ze was actief in de beweging tegen de Vietnamoorlog en richtte in 1967 de Student Homophile League op. Dit was de eerste homoseksuele studentenvereniging in heel Amerika. Ze was bovendien als een van de weinige vrouwen betrokken bij de Stonewall-rellen op 27 juni 1969 in Greenwich Village in New York.  In 1973 publiceert ze haar eerste roman, het semi-autobiografische Rubyfruit Jungle. Het boek werd een groot succes. Het werd een wereldwijde bestseller en een klassieker, waardoor ze een belangrijke rol binnen de homobeweging kon gaan spelen. Nu er was bewezen dat lesbische romans goed konden verkopen, ging Rita Mae zich volledig op het schrijven richten.

 

Uit: Rubyfruit Jungle

 

No one remembers her beginnings. Mothers and aunts tell us about infancy and early childhood, hoping we won’t forget the past when they had total control over our lives and secretly praying that because of it, we’ll include them in our future.

I didn’t know anything about my own beginnings until I was seven years old, living in Coffee Hollow, a rural dot outside of York, Pennsylvania. A dirt road connected tarpapered houses filled with smear-faced kids and the air was always thick with the smell of coffee beans freshly ground in the small shop that gave the place its name. One of those smear-faced kids was Brockhurst Detwiler, Broccoli for short. It was through him that I learned I was a bastard. Broccoli didn’t know I was a bastard but he and I struck a bargain that cost me my ignorance.

One crisp September day Broccoli and I were on our way home from Violet Hill Elementary School.

“Hey, Molly, I gotta take a leak, wanna see me?.

“Sure, Broc.”

He stepped behind the bushes and pulled down his zipper with a flourish.

“Broccoli, what’s all that skin hanging around your dick?”

“My mom says I haven’t had it cut up yet.”

“Whaddaya mean, cut up?”

“She says that some people get this operation and the skin comes off and it has somethin’ to do with Jesus.”

“Well, I’m glad no one’s gonna cut up on me.”

“That’s what you think. My Aunt Louise got her tit cut off.”

“I ain’t got tits.”

“You will. You’ll get big floppy ones just like my mom. They hang down below her waist and wobble when she walks.”

“Notme, I ain’t gonna look like that.”

“Oh yes you are. All girls look like that.”

 

ritamaeBrown

Rita Mae Brown (Hanover, 28 november 1944)

 

De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig werd op 28 november 1881 in Wenen. Zie ook mijn blog van 28 november 2006.

 

Uit: Verwirrung der Gefühle

 

Ich weiß nicht, wie diese Geschichte zu mir kam. Ich bin nur, dessen entsinne ich mich, am frühen Nachmittage hier lang gesessen, habe in einem Buche gelesen und es dann sinken lassen, hindämmernd in Träumerei, vielleicht auch in leisen Schlaf Und plötzlich sah ich Gestalten hier, und sie glitten die Wand entlang, und ich konnte ihre Worte hören und in ihr Leben sehen.
Doch als ich den Entschwindenden nachblicken wollte, war ich schon wieder wach und allein. Zu meinen Füßen gesunken, lag das Buch. Nun ich es aufhob und nach den Gestalten frug, fand ich darin die Geschichte nicht mehr; es war, als sei sie aus den Blättern in meine Hände gefallen, oder sie war nie darin gewesen.
(…)
Wie soll ich beginnen? Ich fühle, ich muss einen Augenblick aus dem Dunkel herausheben, ein Bild und eine Gestalt, denn so beginnen auch in mir diese seltsamen Träume. Nun entsinne ich mich schon. Ich sehe einen schlanken Knaben, der die breitstufige Treppe eines Schlosses niedersteigt. Es ist Nacht und eine Nacht mit nur mattem Mondlicht, aber ich umfasse wie mit einem erhellten Spiegel jede Kontur seines geschmeidigen Körpers, sehe genau in seine Züge. Er ist außerordentlich schön. Kindhaft gekämmt fallen die schwarzen Haare glatt über die fast überhohe Stirne, und die Hände, die er im Dunkel verbreitet, um die Wärme der durchsonnten Luft tastend zu fühlen, sind sehr zart und edel. Sein Schritt zögert. Verträumt steigt er nieder zu dem großen, mit vielen runden Bäumen rauschenden Garten, durch den wie ein weißer Steg eine einzige breite Chaussee strahlt.

 

stefanzweig

Stefan Zweig (28 november 1881 – 22 februari 1942)

 

De Russische schrijver en dichter Alexander Blok werd geboren op 28 november 1880 in St. Petersburg. Zie ook mijn blog van 28 november 2006.

 

De blauwe cape

 

Ik heb naar grootheid, naar succes, naar glorie
op deze bitt’re aarde niet getaald,
zolang mij jouw gelaat op tafel voor me
in ’t simpel lijstje maar heeft toegestraald.

 

’t Uur kwam, en jij ging heen, het huis ontstolen.
In nacht wierp ik de ring van goed en kwaad.
In and’rer hand heb jij je lot bevolen,
en ik vergat het wonderschoon gelaat.

 

De dagen vluchtten, één vloek na de ander…
Van drank en hartstocht is mijn leven moe…
En plotseling zag ik jou weer bij het altaar,
en, evenals mijn jeugd, riep ik je toe.

 

Ik riep je, maar je hebt niet omgekeken,
ik huilde, maar je bleef onaangedaan. T
Terneergedrukt sloeg jij je blauwe cape om,
in kille nacht ben jij uit huis gegaan.

Ik weet niet waar je voor je trotse wezen,
jij liefste, tederste, een rustpunt vond…
In droom zie ik de blauwe cape herrezen,
waarin jij in de kille nacht verzwond.

 

Het is te laat voor tederheid, voor glorie,
voorbij is alles, jeugd is heengegaan!
‘k Heb jouw gelaat, in ’t simpel lijstje voor me
van tafel eigenhandig weggedaan.

 

 

 

Vertaald door Frans-Joseph van Agt

 

 

 

Those born in obscure times

 

Those born in obscure times

Do not remember their way.

We, children of Russia’s frightful years

Cannot forget a thing.

 

Incinerating years!, do you bring tidings

of madness or of hope?

The days of war, the days of freedom

Have left a bloody sheen on our faces.

 

There is a muteness – the tocsin bell

Has made us close our lips.

In our hearts, once so ardent,

There is a fateful emptiness.

 

Let the croaking ravens

Take flight above our deathbed –

O Lord, O Lord, may those more worthy than us,

Behold Thy kingdom!

 

September 8, 1914

 

Blok

Alexander Blok (28 november 1880 – 7 augustus 1921)

 

Zie voor meer schrijvers die geboren werden op 28 november ook mijn vorige bericht.

Erwin Mortier, Stefan Zweig, Alexander Blok, William Blake, Alberto Moravia

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006.

 

Uit: Les Femmes de Barbe-bleue

(Maeterlinck – variaties)

 

3.

Vroeg of laat zal Hij komen.
Zijn tred wakkert de onrust
en de toortsen aan.

Ons kuiken in Zijn stalen ei.
Ons kind in zilveren vliezen.

Hij die elders knapen onthoofdt
en zich tooit met hun bloed
en hun kreten drinkt.

Ons zanikende embryo.

U weet niet hoe zoet,
Mevrouw, het wachten uitvalt
tot Hij komt, vroeg of laat

als een geslagen hond hier
door Zijn ridderzalen dwaalt.

Hoe zoet het is Zijn wonden
af te binden, Zijn schrammen
schoon te spoelen,

Hem te omzwachtelen – onze Getergde
Zoon. Hij daalt de trap af,

Snuift onze lucht op, gromt, begraaft
Zijn hoofd in onze vacht

en jankt zich in slaap in onze rokken.

4.

Op een dag zal Hij zacht en glad
in onze handpalm rusten

— een kiezel, een opaal, een door
de golven gepolijste drenkeling,

doorzichtig als barnsteen
waarin Zijn doden roerloos grijnzen.

Hoop is alles, Mevrouw.
Ochtendzon en sterrennacht.

Aurora Borealis.

Hoop schittert. De dofheid
van de Hoop is nergens doffer

dan in het land van de Hoop.

Hoop grasgroene Hoop.
Hoop van zilver. Gouden Hoop.

De Nacht van de Hoop straalt
in zijn donker even triomfant

als een middag in juni.

Wat komt u ons hier verlokken,
Mevrouw, met uw stalen wilskracht,
het al bij al vulgaire metaal

van uw Trots?

5.

Hoop kent geen taal.
Zwijg ons over uw landerijen,
de dorst van de zee, de grote groene
weiden, het stralende land, de virulente
lente, het rijpende koren, de roestige
herfst, de jonge boerenknechten,
de talloze de talloze de talloze sterren

en de al te lieflijk kwinkelerende diertjes,
de vogeltjes de vlindertjes, de talloze de talloze
de talloze mieren.

U heeft niets gezien als u niet eerst
onze doodstille binnentuinen betreedt

— hun roerloze vegetatie,
waar het lover druipt van bloed
of dauw.

 

 

erwin_mortier

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 november 2006.

De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig werd op 28 november 1881 in Wenen.

De Russische schrijver en dichter Alexander Blok werd geboren op 28 november 1880 in St. Petersburg.

De Engelse schrijver, dichter en schilder William Blake werd geboren op 28 november 1757 in Londen.

De Italiaanse schrijver Alberto Moravia werd geboren in Rome op 28 november 1907.

 

Stefan Zweig, Erwin Mortier, Alexander Blok, William Blake, Alberto Moravia

Stefan Zweig werd (precies 125 jaar geleden) op 28 november 1881 in Wenen in een welgestelde joodse familie geboren. De familie was niet religieus en Stefan Zweig noemde zich later een “jood door toeval”. Al tijdens zijn studie gaf hij gedichten uit die invloed van Rainer Maria Rilke en Hugo von Hofmannsthal laten zien. In 1904 verscheen zijn eerste novelle, waarmee hij zijn grootste roem zou krijgen. Stefan Zweig meldde zich bij het begin van WO I vrijwillig bij de oorlogspers. Het verloop van de oorlog maakte hem echter steeds meer een oorlogstegenstander, wat nog eens versterkt werd door de invloed van zijn vriend, de Franse pacifist Romain Rolland. In 1917 werd Zweig bij zijn dienst bij de oorlogspers vrijgegeven, later helemaal ontslagen. Hij verhuisde naar Zürich, in het neutrale Zwitserland en werkte daar als correspondent voor de Weense Neue Freie Presse en publiceerde ook in de Hongaarse Duitstalige krant Prester Lloyd. Deze bezigheden gebruikte hij om o.a. zijn partijloze mening te uiten. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog keerde Zweig terug naar Oostenrijk en woonde in Salzburg. Als geëngageerde intellectueel trad Zweig tegen het nationalisme en revanchisme op en bracht zijn idee voor een geestelijk verenigd Europa naar voren. Hij schreef veel in zijn Salzburger tijd: verhalen, drama’s en novellen. De historische momentopname “Sternstunden der Menschheit” uit 1927 telt nog steeds als zijn succesvolste boek. Nadat de Nationaal-socialisten in 1933 in Duitsland de macht hadden gegrepen en ook hun invloed in Oostenrijk voelbaar werd, emigreerde Stefan Zweig naar Londen. Bij zijn uitgever in Leipzig mocht Zweig niet meer publiceren. Hij vond echter nog een uitgever in Wenen. In 1936 werden Zwiegs boeken verboden in Duitsland. Zijn eerste huwelijk eindigde in 1938 en in 1939 trouwde hij voor de tweede keer met Charlotte Altmann. Na het uitbreken van WO II nam hij de Engelse nationaliteit aan. Hij verliet Londen en kwam via New York, Argentinië en Paraguay in 1940 in Brazilie terecht. Samen met zijn tweede vrouw koos Zweig op 22 februari 1942 er voor om vrijwillig een einde te maken aan hun leven. Of zoals hij zelf schreef: “aus freiem Willen und mit klaren Sinnen” vanwege zijn treurigheid over de vernietiging van zijn “geistige Heimat Europa“.

Uit: Die Schachnovelle

„In dieser äußersten Not ereignete sich nun etwas Unvorhergesehenes, was Rettung bot, Rettung zum mindesten für eine gewisse Zeit. Es war Ende Juli, ein dunkler, verhangener, regnerischer Tag: ich erinnere mich an diese Einzelheit deshalb ganz genau, weil der Regen gegen die Scheiben im Gang trommelte, durch den ich zur Vernehmung geführt wurde. Im Vorzimmer des Untersuchungsrichters musste ich warten. Immer musste man bei jeder Vorführung warten: auch dieses Wartenlassen gehörte zur Technik. Erst riss man einem die Nerven auf durch den Anruf, durch das plötzliche Abholen aus der Zelle mitten in der Nacht, und dann, wenn man schon eingestellt war auf die Vernehmung, schon Verstand und Willen gespannt hatte zum Widerstand, ließen sie einen warten, sinnlos-sinnvoll warten, eine Stunde, zwei Stunden, drei Stunden vor der Vernehmung, um die Seele mürbe zu machen. Und man ließ mich besonders lange warten an diesem Donnerstag, dem 27. Juli, zwei geschlagene Stunden im Vorzimmer stehend warten; ich erinnere mich auch an dieses Datum aus einem bestimmten Grunde so genau, denn in diesem Vorzimmer, wo ich – selbstverständlich, ohne mich niedersetzen zu dürfen – zwei Stunden mir die Beine in den Leib stehen musste, hning ein Kalender, und ich vermag Ihnen nicht zu erklären, wie in meinem Hunger nach Gedrucktem, nach geschriebenem ich diese eine Zahl, diese wenigen Worte 27. Juli an der Wand anstarrte und anstarrte; ich fraß sie gleichsam in mein Gehirn hinein. Und dann wartete ich wieder und wartete und starrte auf die Tür, wann sie sich endlich öffnen würde, und überlegte zugleich, was die Inquisitoren mich diesmal fragen könnten, und wusste doch, dass sie mich etwas ganz anderes fragen könnten, als worauf ich mich vorbereitete.“

 

zweig_B

Stefan Zweig (28 november 1881 – 22 februari 1942)

 

Erwin Mortier werd geboren op 28 november 1965. Hij groeide op in Hansbeke, een dorpje aan de zuidergrens van het Meetjesland en deelgemeente van Nevele. Mortier studeerde kunstgeschiedenis in Gent en behaalde daarnaast het diploma van psychiatrisch verpleegkundige. Van 1991 tot 1999 was hij als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Dr. Guislain Museum, waar hij werkte aan de geschiedenis van de psychiatrie. In deze periode publiceerde hij in diverse tijdschriften als De Gids, De Revisor, Het nieuwe Wereldtijdschrift en Optima. Vanaf 1999 leeft hij uitsluitend van zijn pen. Hij debuteerde met de roman Marcel (1999), ondermeer bekroond met de Gerard Walschapprijs, de Van Der Hoogtprijs en het Gouden Ezelsoor voor het beste debuut. In 2000 verscheen zijn tweede roman, Mijn tweede huid, genomineerd voor onder andere de Libris Literatuurprijs en De Gouden Uil. De dichtbundel Vergeten licht (2001) ontving de C. Buddingh’-prijs. In 2002 volgde de derde roman Sluitertijd, genomineerd voor de AKO-literatuurprijs, en de essaybundel Pleidooi voor de zonde. Zijn werk verschijnt in vertaling in Duitsland, Frankrijk, Engeland en Bulgarije. Begin 2004 werd Mortier voor een periode van twee jaar als stadsdichter benoemd van de stad Gent. Hij geldt als een “postmodernist”.

Algemene Mobilisatie

Geef ten laatste maandag al uw namen af
bij de ambtenaar der ongeboorten.

Vergeet uw koosnaam niet, noch de naam
waarmee men u bespotte.

Meld de namen van uw zonen. De namen
op uw vaders graf. De namen die uw moeder

gaf aan dingen die niet werkten.

Tel de namen van de dagen, de namen
die in lagen de vergane mantels maken

van de doden slapend in uw vel.

Vergeet de namen niet voor morgen,
schrijf ze over en verbrand ze. Tel de namen

die nog resten op uw vingers,
tel uw vingers
af.

De naam van God, de naam die het lot
u verschafte. De naam van de hel

en van de hemel. De naam van uw armen.
Neus lippen buikvlies pancreas.

Sta al uw namen af.
Wacht dan, uitgeteld.

U krijgt van ons wat wisselgeld
en passend schoeisel.

ERWIN_MORTIER

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

Alexander Blok behoorde tot de dichters die zich ten tijde van het symbolisme meer toelegden op de eigen gevoelens. Hun poëzie kenmerkte zich door veel aandacht voor stemmingen, ‘beschrijvingen’ van gevoelens en indrukken en waren tegelijkertijd lyrisch en associatief van aard. Door deze benadrukking van het gevoel behoorden zij tot de voorlopers van het expressionisme, wat pas enkele jaren later (h)erkend werd. Alexander Blok werd geboren op 28 november 1880 in St. Petersburg in een academisch en literair milieu, studeerde rechten en letteren, en publiceerde regelmatig. Hij stierf in 1921.

Nacht

Nacht, straten, apotheek, lantaren,
Een zinloos schijnsel in de mist.
Al leef je nog eens twintig jaren –
Geen uitweg – alles is beslist.

Je sterft en wordt opnieuw geboren,
Alles herhaalt zich vroeg of laat:
Rimpels in het kanaal bevroren,
Nacht, apotheek, lantaren, straat
Vertaald door Marja Wiebes en Margriet Berg

 

Herfstelegie

Traag komt ook deze herfstdag weer ten einde,

Traag dwarrelen de gele blaren neer,

De dag is helder, fris, de hemel wonderteer –

De ziel ontkomt niet aan ‘t onzichtbare verkwijnen.

 

Zo wordt ze steeds wat ouder, elke dag,

En elk jaar met het vallen van de blaren

Komt het je voor alsof in vroeger jaren

Je nooit zo’n diep mistroostig najaar zag.

 

ABLOK~1

Alexander Blok (28 november 1880 – 7 augustus 1921)

 

De Engelse schrijver, dichter en schilder William Blake werd geboren op 28 november 1757 in Londen. Blake groeide op in een warm en onconventioneel middenstandsgezin in Londen. Zijn vader James was van Ierse afkomst en heette eigenlijk O’Neill. De jonge William was een obstinate jongen; hij ging niet naar school en ontving zijn opleiding grotendeels van zijn moeder. Hij las alles wat los en vast zat, waaronder Shakespeare, Milton, Ben Jonson en de bijbel en deed ook de nodige kennis op van Frans, Italiaans, Latijn, Grieks en Hebreeuws. Als spoedig werd zijn artistieke talent herkend en aangemoedigd. Ook bleek hij een mystieke inslag te hebben en zag visioenen, waardoor hij zich in zijn latere leven ook zou laten leiden. Hoewel zijn mystieke inslag leidde tot met veel symboliek beladen en vaak duister werk, waarin hij een eigen mythologie ontwikkelde, verscheen in 1789 zijn Songs of Innocence met eenvoudige lyrische gedichten. In 1794 werd hier in een heruitgave Songs of Experience aan toegevoegd. Zijn belangrijkste prozawerk, met gravures, The Marriage of Heaven and Hell ontstond in 1790. In dit werk uit zich zijn verlangen naar vrijheid. De erin opgenomen Proverbs of Hell bevatten een beknopte weergave van zijn levens- en kunstbeschouwing; zijn revolutionaire ideeën verwoordde hij in The French Revolution (1791), America (1793) en Visions of the Daughters of Albion (1793). In zijn latere werken als Milton (1804-1808) en Jerusalem (1804-1820) maakte zijn wanhoop plaats voor een filosofie waarin de redding wordt gezien in liefde en vergeving.

 

The Divine Image

 

To Mercy, Pity, Peace, and Love,
All pray in their distress,
And to these virtues of delight
Return their thankfulness.

 

For Mercy, Pity, Peace, and Love,
Is God our Father dear;
And Mercy, Pity, Peace, and Love,
Is man, His child and care.

 

For Mercy has a human heart;
Pity, a human face;
And Love, the human form divine:
And Peace the human dress.

 

Then every man, of every clime,
That prays in his distress,
Prays to the human form divine:
Love, Mercy, Pity, Peace.

 

And all must love the human form,
In heathen, Turk, or Jew.
Where Mercy, Love, and Pity dwell,
There God is dwelling too.

 

blake

William Blake (28 november 1757 – 12 augustus 1827)

 

De Italiaanse schrijver Alberto Moravia werd geboren in Rome op 28 november 1907. Hij kwam uit een welgestelde familie. Moravia slaagde er niet in zich regelmatig met school bezig te houden omdat hij op negenjarige leeftijd werd getroffen door een ernstige vorm van bottuberculose. Hierdoor was hij gedwongen zich meer dan vijf jaar lang roerloos en in bed te houden. Hij was een slimme jongen, en omdat hij niet het normale leven van jongens van zijn leeftijd kon leiden, had hij veel tijd om te lezen. Hij las met zeer veel toewijding en diepgewortelde passie en bouwde zo voor zichzelf aan een sterke literaire basis. Enkele van zijn favoriete auteurs waren Fjodor Dostojevski, James Joyce, Carlo Goldoni, Shakespeare, J.-B.P. de Molière en Mallarmé. Hij leerde zeer makkelijk Frans en Duits en begon met het schrijven van poëzie in het Frans en in het Italiaans. In 1929 is Moravia er zonder veel moeite in geslaagd zijn eerste roman uit te geven op zijn eigen kosten bij de Milanese uitgever Alpes. Deze roman heette Gli indifferenti (De onverschilligen). De roman werd direct goed ontvangen en kreeg goede recensies. Hij werd beschouwd als één van de meest interessante experimenten van het Italiaans verhalend proza van die tijd. Tijdens WO II schreef Moravia uit lijfsbehoud met name surrealistische en allegorische verhalen. Desalniettemin verviel hij in ongenade bij het fascistische regime. Na de val van Mussolini, in de roerige jaren 1943-1945, woonde hij met zijn vrouw in het dorpje Ciociaria, waarover hij later de roman La ciociara schreef.

Uit: De Onverschilligen (1929)

 

“Een ogenblik zat ze zo onbeweeglijk, met haar ogen naar de grond. ‘Nu begint er werkelijk een nieuw leven,’ dacht ze ten slotte, ze hief haar hoofd op, en het was of die rustige, nietsvermoedende kamer, die oude, domme gewoontes een levende, bijna menselijke aanwezigheid vormden, iets duidelijk omlijnds, dat ze nu op een ongehoorde manier ging verraden. ‘Binnenkort… nemen we afscheid, voorgoed,’ zei ze tegen zichzelf, met een droevige, zenuwachtige vreugde, en wuifde van haar bed af de dingen toe, als van een uitvarend schip. Wilde, onbestemde, dreigende fantasieen gingen door haar hoofd, een noodlotsketen scheen de gebeurtenissen te verbinden. ‘Is dat niet vreemd?’ dacht ze, ‘morgen zal ik me aan Leo geven en een nieuw leven beginnen, en morgen is de dag waarop ik geboren ben;’ Ze dacht aan haar moeder: ‘En het is met jouw man, mama, met jouw man dat ik dat zal doen.’ Ook dit verwerpelijke gegeven, de rivaliteit met haar moeder, was haar naar de z
in. Alles moest gemeen, laag, smerig zijn, zonder liefde of sympathie, niets dan doem en ondergang: ‘Een onhoudbaar schandaal van mijn leven maken,’ dacht ze, ‘mezelf kapot maken, eens voor al…’

 

Moravia

Alberto Moravia (28 november 1907 – 26 september 1990