Frans Kellendonk, Dionne Brand, Sofi Oksanen, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Marie Desplechin

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Frans Kellendonk op dit blog.

Uit: Mystiek Lichaam

“‘De medische ziekte sloeg een tweespalt in de jongen. Hij verhield zich tot zijn lichaam alsof hij het delen moest met een Siamese tweelingjongen die ziek was. Die ander moest maar verstandig zijn, vond hij, en het ervan nemen in het jaar dat hem restte, een wereldreis gaan maken of gaan vissen in Canada. Zelf wenste hij aan de ziekte geen concessies te doen.
Op één punt moest hij toch toegeven. Elke twee weken legde hij tegen heug en meug een bezoek af aan Klein-Transsylvanië, zoals hij de bloedkankerkliniek noemde. De deernis had bij de behandelende geneesheer het veld geruimd voor solidariteit met de zieke tweelingjongen, voor verraad dus. Wie door zijn eigen lichaam is verraden heeft geen medestanders meer. De arts geloofde even halsstarrig in de sterfelijkheid van zijn patiënt als de patiënt er zelf aan twijfelde. De controles waren veldslagen in een geloofsstrijd, waarbij de arts de werkelijkheid van de ziekte en de jongen die van de gezondheid verdedigde. Hij kwam elke keer deerlijk geblutst van het slagveld.’ (…) ‘Hij lag op bed in een pyjama, kledingstuk dat hij bij welzijn nooit had gedragen, uniform der moribunden. De dekens waren teruggeslagen en er was veel pyjama, weinig jongen.’

 

 
Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

Lees verder “Frans Kellendonk, Dionne Brand, Sofi Oksanen, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Marie Desplechin”

Frans Kellendonk, Dionne Brand, Sofi Oksanen, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Marie Desplechin

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Frans Kellendonk op dit blog.

Uit: De Nietsnut

“Ik vulde de schrale contouren van mijn herinnering met stukjes en beetjes van mezelf. […] Het werd, al met al, volstrekt onduidelijk waar hij ophield en ikzelf begon. Het probleem was niet zozeer dat hij mijn creatuur werd – dat zou bovendien een heel goede manier zijn geweest om me van hem te ontdoen -, maar dat hij in dezelfde mate waarin ik bezit nam van hem, bezit van mij nam.
(…)

‘Alles wat ik van mijn vader weet is even belangrijk of onbelangrijk. Ik moet een vorm vinden voor zijn leven, ik moet er een verhaal van maken. Zoals het nu is verdwijnt het tussen de omstandigheden.’
(…)

“Mijn speurtocht had geen enkel nieuw gezichtspunt opgeleverd. Weliswaar bungelde dat charivari van voor- en toevallen nu aan een deugdelijke causale ketting, maar een bewijsstuk of redenering om in te brengen tegen de visies van Willem Kieft en mijn oom Richard had ik niet kunnen ontdekken. Over wat mijn vader had bezield had ik alleen wat kunnen fantaseren, of liever projecteren. Ik had wat rondgestruind in zijn schoenen, met als enig gevolg dat hij, wat mij betrof, nu even onwerkelijk was als het monster van Loch Ness of de Verschrikkelijke Sneeuwman. Alsof ik hem zelf had uitgevonden. En heus niet bij gebrek aan feiten. Feiten te over! Stille en kletsgrage getuigen, sporen, een vuilnisbelt vol sporen. […] Een beetje detective zou daaruit allang een meedogenloos sluitende reconstructie hebben gewrocht, die geen enkele vraag onbeantwoord liet. Zo niet Frits Goudvis. Die zag alleen maar rommel en chaos, het gat in de hand van de werkelijkheid.”

 

 
Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

Lees verder “Frans Kellendonk, Dionne Brand, Sofi Oksanen, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Marie Desplechin”

Frans Kellendonk-prijs 2014 voor Esther Gerritsen

De Nederlandse schrijfster Esther Gerritsen heeft de Frans Kellendonk-prijs 2014 gewonnen, de driejaarlijkse literatuurprijs voor een auteur met originele kijk op maatschappelijke of existentiële problematiek. Esther Gerritsen werd op 2 februari 1972 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Esther Gerritsen op dit blog.

Uit: Dorst

“Het is de eerste keer in haar leven dat Elisabeth haar dochter onverwachts treft. Ze komt van de apotheek op de Overtoom, wil net oversteken naar de tramhalte als ze haar dochter ziet fietsen aan de andere kant van de straat. Haar dochter ziet haar ook. Elisabeth staat stil. De dochter stopt met trappen maar remt nog niet. De hele Overtoom zit tussen hen in, twee fietspaden, twee rijbanen en een dubbele trambaan. Elisabeth weet meteen dat ze haar dochter moet vertellen dat ze doodgaat en ze lacht als iemand die van plan is een grap te vertellen.
Vaak weet ze niet wat ze tegen haar dochter moet zeggen, maar nu heeft ze toch echt iets. Onmiddellijk daarna beseft ze dat zoiets niet te enthousiast gebracht mag worden en misschien ook niet nu. Ondertussen steekt ze de Overtoom al over en denkt aan haar huisarts, die almaar vraagt: ‘Deel je het wel met mensen?’ en hoe fijn het zou zijn als ze bij een volgend consult het goede antwoord kan geven. Ze loopt tussen twee auto’s door. Haar dochter remt en stapt van haar fiets.
Elisabeth houdt de plastic apotheektas met morfinepleisters en hoestdrank stevig vast. De tas is het bewijs van haar ziekte, alsof haar woorden het nooit alleen af kunnen, en de tas is ook al het excuus.Omdat ze het echt niet zo had willen zeggen, hier, zo ongepast op straat, maar de tas had haar al verraden. Toch? Ja? Ook steekt Elisabeth zo abrupt de Overtoom over, vlak achter een tram langs, omdat het niet hoort, haar kind aan de overkant en zij hier. Een dochter hoor je niet onverwachts te treffen.
Ooit was de dochter er doorlopend, en toen ze er later niet was, had Elisabeth haar zelf ergens afgeleverd. Nog later was er een bezoekregeling en de laatste jaren was er niet veel, maar in ieder geval bleven de verjaardagen. Altijd was het duidelijk en ze had zichzelf aangewend niet aan de dochter te denken als de dochter er niet was.”

 

 
Esther Gerritsen (Nijmegen, 2 februari 1972)

Frans Kellendonk, Dionne Brand, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Max Gallo

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Frans Kellendonk op dit blog.

Uit: Letter & Geest

“Een brein lijkt evenzeer op een bibliotheek. Zoals dit een opbergplaats is voor taal, is de taal zelf weer een opbergplaats voor gewaarwordingen. […]
Klip klap klip klap klip klap, gaat het jakobsladdertje. Een brein in een brein om een brein is hij, een bibliotheek in een bibliotheek om een bibliotheek, een ondoordringbaar solipsistisch systeem, een huiveringwekkende parodie op Plato’s grot, waar de schimmen die je ziet door jezelf geworpen worden, waar niets verwijst naar de zekerheid van transcendente ideeën, noch van de knie die over een straatsteen schaaft, de tong die, uitgesproken, in een kus een andere tong ontmoet. Inderdaad, Van Uffel, er is geen grotere eenzaamheid dan die van de taal.
(…)

Mandaat ziet zijn cycloop met teleurgestelde schokjes, snikkend als het ware, ineenkrimpen tot een dwerg, terwijl in het enige oog van de voormalige reus een dikke, heldere traan opwelt, een traan waarin het troosteloze hok een ogenblik binnenstebuiten wordt gekeerd, de tegelwanden de buitenmuren worden van een futuristisch bol gebouwtje, dat dan wordt uitgerekt tot een lange, ijle, naalddunne minaret.
(…)

Het [geheugen] is onverstoorbaar in de weer geweest met het schuurpapier der vergetelheid, met plamuur en beits, en wanneer zijn gedachten afdwalen naar al die mensen die hij nooit meer zal zien, tweeënhalf uur nadat hij voor het laatst zijn stoel onder zijn bureau heeft geschoven, merkt hij dat ze getransfigureerd zijn. Ze zijn verheerlijkt. Hij ziet ze als het ware in een kring zitten. Ze houden elkaar hun gezichten toegewend en Mandaat begrijpt dat ze iets met elkaar hebben, iets waar hij nooit bij zal kunnen en dat zich veruiterlijkt in een glimlach die niet slechts in elk van hen is, maar ook tussen en boven hen allen te zamen. […] Ze vormen een Gemeenschap der Heiligen. Ze maken allen deel uit van hetzelfde Mystieke Lichaam.”

 

Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

Lees verder “Frans Kellendonk, Dionne Brand, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Max Gallo”

Frans Kellendonk, Dionne Brand, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Max Gallo

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Frans Kellendonk op dit blog.

Uit: Mystiek Lichaam

“Hij was achter in de twintig toen hij naar New York was gekomen. Hij geloofde in de gezondheid van zijn smaak en meende er groots werk te kunnen verrichten. Maar hij had al snel ontdekt dat smaak overbodig was geworden in de hemel der ideeën. Smaak heeft de pad die naar de weegbree kruipt wanneer hij door een spin gebeten is. Smaak leidt het varken naar de truffel, de misselijke hond naar het gras, de bison over duizenden mijlen naar de zoutsteen. Smaak heeft de zwaluw die de blindheid van haar jongen wil genezen en vanzelf de weg vindt naar het sap van de stinkende gouwe. Smaak is weten wat goed voor je is, maar op de steenrots waar de hoogmoed zijn kerk had gebouwd waren alle functies van het instinct uitbesteed aan specialisten en hun technologie.
(…)

“De angst voor het niets vervalst zelfs het enige dat authentiek en oprecht is in de nicht, zijn liefde. Ook die wordt na-aperij in zijn mannenwereld. Nergens ontmoet je zoveel Don Juans en nymfomane hotemetoten als juist daar. Hofmakerij, echtverbintenissen compleet met trouw totterdood, jaloezie, gooi-en-smijtwerk, alle vormen van conventies die zijn voortgekomen uit de zorg om het kroost worden er zonder enige noodzaak en daarom lachwekkend geimiteerd. De homoseksualiteit, de buiten de geschiedenis staat en geen eigen vormen heeft, is tot imiteren en overdrijven gedoemd. Ze wordt door iedere homo opnieuw uitgevonden. Met iedere homo begint ze opnieuw. En omdat hij niemand is, een naakte adam, imiteert hij de man en wordt een Blauwbaard. Of hij imiteert de vrouw en wordt een grande cocotte. De homo schmiert, omdat hij nergens bestaat, behalve in het oog van de geschiedenismakende hetero. Wat in de heterowereld gebeurt als tragedie, herhaalt zich in de homowereld als klucht. De liefde daar is trouw aan de vorm van de rachtgeaarde liefde en verraderlijk naar de inhoud. Die liefde is parodie.”

 

Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)
Portret door Kees Knopper, rond 1980

Lees verder “Frans Kellendonk, Dionne Brand, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé, Max Gallo”

Frans Kellendonk, Dionne Brand, Henk van Zuiden, Nicholson Baker, Marie Desplechin

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008 en ook mijn blog van 7 januari 2009 en ook mijn blog van 7 januari 2010.

Uit: Mystiek Lichaam 

„Wees gegroet, zuster, vol van nijd, niemandsbruid […]. Je bent de gesjochtenste onder de vrouwen en gesjochten is ook de foet in je schoot. Maar je nijd is genade, je zelfzucht schepping, je buik de wieg der geschiedenis. Daarom, nijdige Magda, moeder van een hoerenkind, wend ik me tot jou, nu, in dit uur van mijn levenslange dood. Moeder modder, mater materia, heerseres over het rijk van geboorte, copulatie en dood, gegroet! Tot jou roep ik, eens kind van een vrouw, toen deserteur uit de vrouwendienst, nu balling, tot jou zucht ik, klaag ik, ween ik, vanuit mijn barre mannenwereld. Kwaadspreekster, kromspreekster, wees mijn voorspreekster. Die schele ogen van jou, sla ze op mij neer. Dochter van de Doornenhof, toren van vlees, toren van het vlees dat altijd het laatste woord heeft, voor jou buig ik.
(…)

Ze is wel zes meter hoog, die maagd, en ze is van vlees en bloed. Achter haar, door een doksaalboog, zie je twee engelen zingen, theologische schepselen, die toch niet groter zijn dan mensen. Ook achter haar, in een nis, staat een madonna van aardewerk, een kunstmaagd van mensenwerk, stukken kleiner dan levensgroot, die in het niet zinkt bij de toren van vlees ervoor. Dwaze pottenbakker! Uit het leem waaruit hij zelf gevormd is vormt hij broze beelden, nietige goden, en zijn hart wordt enkel as, zijn hoop geringer dan zand, zijn leven waardelozer dan het leem dat hij kneedt. Steen buigt voor vlees. De hoge ogiefbogen voegen zich naar de rondingen van het maagdenvlees. De kerk is dun en plooibaar, en zit het maagdenlichaam als gegoten.“

 

Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

 

 

Lees verder “Frans Kellendonk, Dionne Brand, Henk van Zuiden, Nicholson Baker, Marie Desplechin”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: Alle vrees is als glas (Over de romans en verhalen van Frans Kellendonk)

„Maar juist dat scheppende element raakt wel eens uit zicht, door die lawine van invloeden en verwijzingen die de bewonderaars van Kellendonk over zijn werk laten gaan. Nog meer dan bij andere schrijvers houden critici zich bij het werk van Kellendonk bezig met de vraag waar het allemaal vandaan komt, in plaats van de vraag waar het eigenlijk naartoe wilde. Wie afgaat op al die artikelen en scripties moet soms wel de indruk krijgen van een sublieme legpuzzel, een glorieus soort Ministeck, ingenieus en eigenzinnig – maar het is toch verdomd moeilijk om te zeggen wat het nu eigenlijk voorstelt. Deze schrijver worstelde, onderstrepen ze, maar waarmee blijft meestal akelig abstract. Van zijn ‘ideeënmuziek’ krijg je dan alleen de partituur te zien. Horen doe je niets.
Dit heeft Kellendonk de reputatie bezorgd van een cerebraal, moeilijk toegankelijk schrijver. Niets is minder terecht. De bronnen van deze schrijver bevonden zich niet alleen in de bibliotheek, maar ook op straat. ‘Niets van wat ik schrijf is verzonnen,’ verklaarde Kellendonk vaak genoeg. Dat was een provocatie, omdat hij zelf ook wel wist dat hij de feiten en waargebeurde anekdotes in zijn boeken volledig opnieuw verzon.
Toch schuilt er veel waarheid in. Romans als Bouwval en Letter en geest zijn geschreven door een schrijver met een sardonisch oog voor menselijk gedrag, dat eerder aan de blik van Balzac doet denken dan aan die van Borges. Het personage A.W. Gijselhart is een directe nakomeling van de vrekkige vader van Eugenie Grandet. In de beroemde scène in Mystiek lichaam waarin Gijselhart zijn dochter Magda (alias Prul) op een etentje trakteert en de rekening probeert te betalen met een aftandse acculader, is het niet moeilijk een echo van de ironische verteller Elsschot te horen. De manier waarop Kellendonk de burgerlijke dooddoeners uit de monden van zijn personages een komisch eigen leven weet te geven (Bouwval: ‘Wat zielig,’ zuchtte [Aapje]. ‘Mensen gaan toch niet echt dood, hè Opa? Of tenminste niet helemaal?’ ‘Nou, reken maar van yes,’ zei Tante, onverwacht heftig) verraden de invloed van Gerard Reve.
Wie wil laten zien waarom de meeste romans en verhalen van Frans Kellendonk bijna negen jaar na zijn dood springlevend zijn, moet ze benaderen als fictie, niet als essayistiek. Hier wordt niets beweerd, hier wordt iets ervaren. Hoe scherp hij buiten zijn fictie de vragen ook formuleerde, zijn personages zijn geen abstracties. Wat Tsjechov beweerde, geldt ook voor Kellendonk: ‘Naar mijn mening is het niet de taak van de schrijver om problemen als God, pessimisme, enzovoort op te lossen. Het is eenvoudigweg zijn taak om te beschrijven wie, onder welke omstandigheden, wat zei over God of pessimisme.’ Dit werk is in laatste instantie een kleine comédie humaine. Alleen zadelt de schrijver zijn personages op met vragen en obsessies die het sociale ver overschrijden. Levend in een wereld waarvan het dak op instorten staat, moeten ze niet opboksen tegen maatschappelijke krachten, maar tegen een universum dat ieder moment zijn zinloosheid aan hen dreigt te openbaren.
Ze worden er alleen maar menselijker door. Het is de onmogelijke opdracht die zij van hun schepper meekrijgen – zich teweerstellen tegen isolement, verval en dood – die hen zo deerniswekkend levend maakt.“

bas-heijne

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

 

Uit: Flug der Pelikane

 

»Warum denn?«, hatte ich gefragt.

»Ein klein bisschen mehr Freiheit. Er meinte, darauf kommt’s an, besonders an einem Tag in New York City.«

Bei Jimmy gab es nicht nur Pfannkuchen. Auf seiner Speisekarte standen über 150 Gerichte. Sie umfasste einfach alles, vom heißen Roastbeef mit geschmolzenem Mozzarella bis hin zum Deluxe-Burger für Vegetarier. Es gab den Hinweis: Breakfast all day, open seven days a week, free delivery. Eine ganze Seite widmete sich Jimmy’s famous creations, die Namen trugen wie Curios George und Notorious Nick. Wenn man nur diese Karte hatte, um sich ein Bild zu machen, sah man höchstwahrscheinlich eine ganze Heerschar von Kellnern und Köchen vor sich, die in weißen Schürzen herumwirbeln. Die Wahrheit sah anders aus. Jimmy’s Grill & Luncheonette in der 22sten Straße in Manhattan, zwischen sechster und siebter Avenue, war ein einziger, schwarz und weiß gekachelter Raum von höchstens 30 Quadratmetern, auf denen gekocht, gebraten, gegrillt, gegessen, gezahlt und geredet wurde. Die Wahrheit ist, es gab hier fünfzehnmal mehr Speisen als Sitzgelegenheiten. Exakt zehn Barhocker waren entlang der niedrigen, horizontal zum Eingang verlaufenden Theke aufgestellt, von der, egal, wie voll es gerade war, wie viele Pancake-Bestellungen durch die schwere Luft wirbelten und wie viele Bratkartoffeln gegenüber auf der verkrusteten Grillfläche lagen, immer eine angenehme Ruhe ausging. Diese blasse Theke, auf der ein paar Serviettenspender und Ketchup- und Senfflaschen aus Plastik platziert waren, vermittelte einem das Gefühl: »Setz dich hin, iss deine Eier. Was dann kommt, passiert sowieso.« Die Barhocker hatten silberne Gestelle und runde gepolsterte Sitzflächen, die mit schwarzem Kunstleder überzogen waren. Die Sitzflächen waren um 360° drehbar. Jimmy hatte darauf größten Wert gelegt. Das hatte mir der alte Francis, einer seiner drei Mitarbeiter, einmal erzählt. Mit seiner eindrucksvollen Stimme, die sich so anhörte, als hätte er Zeit seines Lebens immer wieder gegen die heftigsten Stürme anbrüllen müssen.

Aber mit diesem klein bisschen Freiheit war es, ehrlich gesagt, nicht so weit her. An der Theke sitzend konntest du dich genau genommen keinen Millimeter bewegen, ohne an das Knie deines Nebenmannes zu stoßen.“

 

benjamin_lebert

Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)

 

 

De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Zie ook m
ijn blog van 9 januari 2007
en ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

 

Uit: La Femme rompue

 

“« Chaque fois je crois avoir touché le fond. Et puis je m’enfonce plus loin encore dans le doute et le malheur. Luce Couturier s’est laissé avoir comme une enfant ; au point que je me demande si elle ne l’a pas fait exprès… Cette histoire dure depuis plus d’un an. Et Noëllie était avec lui à Rome en octobre ! Maintenant je comprends le visage de Maurice, à l’aérodrome de Nice : le remords, la honte, la crainte d’être découvert. On a tendance à se forger des pressentiments après coup. Mais là, je n’invente rien. J’ai flairé quelque chose puisque le départ de l’avion m’a arraché le cœur. On passe sous silence des gênes, des malaises pour lesquels on ne trouve pas de mots, mais qui existent.

    En quittant Luce, j’ai marché longtemps, sans savoir où j’allais. J’étais hébétée. Je m’en rends compte maintenant : apprendre que Maurice couchait avec une autre femme ne m’a pas tellement étonnée. Ce n’est pas tout à fait au hasard que j’ai posé la question : Il y a une femme dans ta vie ? Sans être jamais formulée, vague et fugitive, l’hypothèse s’indiquait en creux, à travers les distractions de Maurice, ses absences, sa froideur. Il serait exagéré de dire que je m’en doutais. Mais enfin je ne suis pas tombée des nues. Tandis que Luce me parlait, je tombais, je tombais et je me suis retrouvée complètement brisée. Toute cette année, il faut que je la revoie à la lumière de cette découverte : Maurice couchait avec Noëllie. Il s’agit d’une longue liaison. Le voyage en Alsace que nous n’avons pas fait. J’ai dit : « Je me sacrifie à la guérison de la leucémie. » Pauvre idiote ! C’était Noëllie qui le retenait à Paris. Au moment de dîner chez Diana, ils étaient déjà amants et Luce le savait. Et Diana ? J’essaierai de la faire parler. Qui sait si cette affaire ne remonte pas encore plus loin ? Noëllie était avec Louis Bernard, il y a deux ans ; mais peut-être cumulait-elle. Quand je pense que j’en suis réduite à des hypothèses ! Et il s’agit de Maurice et de moi ! Tous les amis étaient au courant évidemment ! Oh ! Qu’importe ? Je n’en suis plus à me soucier du qu’en-dira-t-on ! Je suis trop radicalement anéantie. L’image qu’on peut se faire de moi, je m’en fous. Il s’agit de survivre.

    « Rien n’est changé entre nous ! » Quelles illusions je me suis faites sur cette phrase. Voulait-il dire que rien n’était changé puisqu’il me trompait déjà depuis un an ? Ou ne voulait-il rien dire du tout ?

    Pourquoi m’a-t-il menti ? Il me croyait incapable de supporter la vérité ? Ou il avait honte ? Alors pourquoi m’a-t-il parlé ? Sans doute parce que Noëllie était fatiguée de la clandestinité ? De toute façon ce qui m’arrive est affreux. »

 

beauvoir

Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)
Hier met Jean Paul Sartre

 

De  Nederlandse schrijver, columnist, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Zie ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: Theo, Theo 

Ik opende de deur van het café
en zag hem staan: een provo, slank en blond.
Met inderdaad een cocktail aan zijn mond.
Het leek of hij het volle glas verslond.

Hij schreeuwde: “Vier cognac!” toen hij mij zag.
Kwam op mij af met brede gulle lach
en sprak: “Drink! Ik betaal het eindbedrag!”
Daarna: ” Ik ken je stukjes uit PC!”

Hij schoof mij twee cognac toe en riep : “Proost!”
Ad fundum ging glas ййn, daarna glas twee.
Ik had genipt. Daar zat Theo niet mee.

“Weer twee!” De kastelein knikte gedwee.
“Het drinken niet, de dronkenschap is troost.”
Maar wanneer kwam die “troost” , dat waanidee?

Holman

Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)
Hier met Theo van Gogh en Katja Schuurman

 

De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Zie ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: A Wooden Heart

„The boy was sitting on the small wall, a few feet opposite Stan who was on the steps of his backdoor tuning the strings on his guitar. The boy dragged his eyes away from Stan and looked down the rows of disordered back gardens through a composite haze of insects, then over the roofs of Bearnagh Drive, behind which was the Horsey Field where he caught bees in jam jars on sunny days.
Above the Horsey a circling bird high in the sky reminded the child of the westerns he had seen on his granny’s television. Vultures hovering, thought the boy, meant that they had spotted down below, in a canyon full of rattlesnakes, a lonely cowboy bleeding to death from bullet holes or dying of thirst because his canteen was empty or been sabotaged.
To the boy’s mind came motley impressions from the various films he had seen. The cowboy hadn’t eaten in days, had been looking forward to his first bath in three years, and had smashed his last bottle of liquor against a rock because he was trying to stop drinking and it was muddling his thinking. He was lying against a tree, seeing things in double and treble and talking to himself. And he was seeing Beth, his girlfriend from the saloon. He had just been double-crossed by a sleeked, so-called partner who had climbed on his horse and laughed before riding off with the cowboy’s only boots tied to his saddle and stolen his share of the gold. To crown things off the traitor said he was going to marry Beth and the cowboy banged his head against a tree shouting Oh no! and what he wasn’t going to do about if when he got out of this fix.
A Wells Fargo stagecoach, if this was the same film, didn’t know the cowboy was in just the next canyon and this was very sad and potentially the end of the story because the stagecoach only went through once a week. Every Thursday, to be precise, maam, said the driver to a woman in the back when she asked. In yet another canyon the cowboy’s horse was snorting like mad and looking for him but couldn’t smell him. The horse was limping because it had stood on a big cactus which the boy thought was poisonous and maybe slow-acting so time was running out.”

 

danny-morrison

Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

 

Frans Kellendonk, Dionne Brand, Henk van Zuiden, Nicholson Baker, Marie Desplechin

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008 en ook mijn blog van 7 januari 2009.

Uit: Bouwval

“De bebossing werd langzamerhand steeds dichter en de weg steeds duisterder, tot plotseling de bomen uiteenweken en men aan de overzijde van een open plek, op een lichte glooiing van het terrein, een betorend, negentiende-eeuws bouwwerkje zag liggen. Het telde drie verdiepingen en de helft van de smalle,hoge voorgevel werd ingenomen door een vooruitstekend trappenhuis, dat men na het beklimmen van een fors aantal halvemaanvormige treden kon binnengaan door brede openslaande deuren en dat naar boven toeliep in een sierlijk, uivormig dakornament waarop een zachtjes heen en weer wiegende windwijzer prijkte. Uit de flanken van dit trappenhuis staken twee stompjes van vleugels, ieder zo breed als de helft van de monumentale entree en elk drie hoge ramen bevattend, voor iedere verdieping één. Het houtwerk zat keurig in de witte verf die spookachtig helder afstak tegen het grauwe landschap. Aan de voorkant van het huis scheidde een brede vijver met zwart water de verwilderde tuin van het bos.”
(…)

“De lijst bevatte een met glas bedekte krijttekening, een portret van een volwassen jongeman die, half onderuitgezakt op een sofa, met vingers week als asperges tot in alle eeuwigheid blaadjes van een roos moest plukken en verpulveren. Alleen de gestalte van de jongeman was tot in details uitgewerkt; de rest van de tekening was bedekt met slordig aangebrachte, dofgroene krijtstrepen, waar het roomwit van het papier op meerdere plaatsen doorheen schemerde.
De beweging van het krijt was overal van onder naar boven, zodat de jongeman naar boven toe uitgerekt leek. Door die twee tegengestelde houdingen – het liggen en dat uitgerekt zijn – ontstond een merkwaardige spanning: het leek haast of de jongeman viel. Onder op de rand van de tekening was een titel geschreven: Langueur. Of misschien was het een signatuur, een schuilnaam. Langueur was in ieder geval de naam die de kroonprins voor zijn demon gebruikte.
Bij de eerste kennismaking al nam de slungelige gestalte van de jongeman plaats in een goed verlichte hoek van zijn gedachten en tot zijn ongenoegen werd de kroonprins sindsdien voortdurend aangestaard door Langueurs heldere, ironisch-verveelde blik. Dikwijls stond de jongen met zijn rug tegen de trapleuning het portret aandachtig te bekijken, aanvankelijk omdat hij het zo knap vond van de kunstenaar met krijt zoiets echts te maken, maar langzamerhand kreeg hij een wonderlijk aanzwellende afkeer van het portret, en die afkeer was een fascinatie op zichzelf.”

frans_kellendonck

Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Dionne Brand werd geboren op 7 januari 1953 op Trinidad. Zie ook mijn blog van 7 januari 2009.

 

Uit:Inventory

 

II

Observed over Miami, the city, an orange slick blister,
the houses, stiff haired organisms clamped to the earth, engorged with oil and wheat
rubber and metals, the total contents of the brain, the electrical
regions of the atmosphere, water

coming north, reeling, a neurosis of hinged
clouds, bodies thicken, flesh

out in embarrassing health,
six boys, fast food on their breath,
luscious paper bags, the perfume of grilled offal,
trough-like cartons of cola,
a gorgon luxury of electronics, backward caps,
bulbous clothing, easy hearts

lines of visitors are fingerprinted,
eye-scanned, grow murderous,
then there’s the business of thoughts
who can glean with any certainty,
the guards, blued and leathered, multiply
to stop them,
palimpsests of old borders, the sea’s graph on the skin,
the dead giveaway of tongues,
soon, soon, the implants to discern lies

from the way a body moves

there’s that already

she felt ill, wanted
to murder the six boys, the guards,
the whole line of the poor sick sad world
burning their beautiful eyes in the patient queue

Let’s go to the republic of homefrom
let’s forget all this then, this victorious procession
these blenching queues
this timeless march of nails in shoeless feet

what people will take and give,
the passive lines, the passive guards,
if passivity can be inchoate self loathing

all around, and creeping

self righteous, let’s say it, fascism,
how else to say, border,
and the militant consumption of everything,
the encampment of the airport, the eagerness
to be all the same, to mince biographies
to some exact phrases, some
exact and toxic genealogy

 

dionnebrand

Dionne Brand (Trinidad, 7 januari 1953)

 

 

De Nederlandse dichter, bloemlezer Henk van Zuiden werd geboren in Apeldoorn op 7 januari 1951. Zie ook mijn blog van 7 januari 2009.

Morgen maken we geen plannen

Misschien gaan we wel in schilderij,
zoeken hoe kleuren samenspannen
voelen hoe wolken ruimte maken
luisteren hoe licht water schept.
De nieuwe dag
verfris ik je met amandelbloesem,
wikkel je in kleed van bladeren,
maak boot van bed.
Boven water waait een stem
over lief hebben en houden van-
Is er verschil, maakt het éen lichter?
Is het ander tilbaar?

Als zeevlam verdwijnt chaos uit
ons denken,
dit is het-
we vragen ons nu niet af wat
of we zoeken, bedenken evenmin of
we iets zouden vinden.

Tot over de randen met leegte
gevulde handen, zo vol staat de maan.
Melieve verwen de glazen,
fuif dit bestaan.

HenkVanZuiden

Henk van Zuiden (Apeldoorn, 7 januari 1951)

 

De Amerikaanse schrijver Nicholson Baker werd geboren op 7 januari 1957 in Rochester.Zie ook mijn blog van 7 januari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008. en ook mijn blog van 7 januari 2009.

 

Uit: Vox

 

“I mean, just look at the drop in arousingness between Playboy magazine and the exact same women when they’re moving from pose to pose on the Playboy channel. It’s true that I don’t actually get the Playboy channel, so I see everything on it through those houndstooth and herringbone cycles of the scrambling circuit, and I keep flipping back and forth between it and the two channels on either side of it because sometimes for an instant the picture is startled into visibility just after you switch the channel, and you’ll catch this bright yellow torso and one full fran with a fire-engine-red nipple, and then it teeters, it falters, and collapses–and I’ve noticed that the scrambling works least well and you can see things when nothing is moving in the TV image, i.e., when it’s a TV image of a magazine image, sort of as if the scrambling cicuitry is overcome in the same way I am sometimes overcome by the power of fixed pictures. I once stayed up until two-thirty in the morning doing this, flipping.”

 

Nicholson_Baker

Nicholson Baker (Rochester, 7 januari 1957) 

 

De Franse schrijfster Marie Desplechin werd geboren op 7 januari 1959 in Roubaix. Zie ook mijn blog van 7 januari 2009.

 

Uit: La Vie sauve

 

Je crois nécessaire d’attendre la convocation du médecin du travail.J’imagine qu’il signera la déclaration officielle de longue maladie et que nous serons quittes.J’attends benoîtement un rendez-vous qui ne vient pas. Je finis par appeler. La secrétaire me répond Votre nom ? Ne quittez pas…
Je l’entends se lever de son siège. Fourrager dans des dossiers. Se rasseoir. Reprendre le combiné.
Tout est normal. Il n’y aura pas de convocation.
Pas de convocation ?
C’ est inutile. Vous êtes incurable.
Par chance, je suis assise. La première fois est rude, la première fois que l’on apprend que tout ce qui vous attend, désormais, c’est la mort.
Malade, on n’est pas privé de santé. Ce serait trop facile. On est interdit d’avenir. Interdit de projet. Vous n’avez plus rien à offrir. Plus personne ne vous invitera à cocher une date sur un agenda. Vous n’aurez plus à dessiner de perspectives dans le temps.”

(…)

 

Sans même savoir sij’en ai la version courte ou la version longue, je la vois, sur les clichés que me montre la neurologue de Bellan.
Tumeur infiltrante, dit-il en indiquant une masse grise du bout de l’index. Ici, ici et ici. Temporal, frontal et insula.
Elle n’est pas discrète, elle est étalée partout. Elle squatte tout le cerveau gauche. Au passage,j’apprivoise les trois mots. Temporal et frontal évoquent des marques sur un terrain de foot. Insula est plus mystérieux.
En gros, c’est Pac Man.J’ai la tête envahie de petites cellules à noyau rond, des pierres de go, des Dragibus, qui s’emploient à grignoter les autres. Elles sont arrivées pour un squat. Aujourd’ hui c’est une colonie. Le jour de leur victoire sera celui de ma défaite. Ce jour-là, je perdrai la mémoire, je perdrai le langage, la vue, je perdrai le mouvement. Ce jour sera mon apocalypse.”

 

marie_desplechin

Marie Desplechin (Roubaix, 7 januari 1959)

 

 Zie voor nog meer schrijvers van de 7e januari ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Frans Kellendonk, Roland Topor, Nicholson Baker, Pierre Gripari, Henk van Zuiden, Dionne Brand, Charles Péguy, Marie Desplechin, Shobhaa Dé, Robert Cormier, Max Gallo, Ludovic Massé, Zora Neale Hurston, Helen Darville

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008.

Uit: Beeld en gelijkenis

 

„Drie passen achter de bontjas van mijn moeder, op weg naar de kerk – het weerspannig stuk ellende waarin ik nog steeds moeiteloos mezelf herken. Scheve knoop in mijn stropdas. Schoenveter los. ‘Til je voeten op, jongen! En loop niet zo krom.’ Missaal en zakdoek vergeten.

Die bontmantels werden zondags gedragen tot het hoogzomer was en zodra de r in de maand zat weer uit de kast gehaald. De meeste dames waren te kort van hals om helder over de dikke jaskragen heen te kunnen bidden en daarom moesten ze elkaar in het oog houden met inquisiteursblik, de kinnen geheven, loensend langs de matglans van hun neuzen. Bij het massaal opstaan, knielen, gaan zitten veroorzaakten die jassen een geritsel en geruis alsof er storm op til was. Ik voelde me in de kerk alsof ik te vondeling was gelegd in een naargeestig woud en daar ontwaakt was temidden van een kudde ogenschijnlijk goedmoedige, maar in werkelijkheid zeer kwaadaardige herkauwers.

Vlak voor het Woord verkondigd ging worden kwam het ogenblik dat mijn vader, lid van het college van collectanten, een functie die hem een verbouwing had opgeleverd aan het koor van de kerk, waar het altaar in die tijd naar voren moest worden geplaatst, met zijn zwarte handschoenen en een gezicht dat lijkbleek zag van schijnheiligheid snel de collectezak aan mijn moeder en mij voorbijduwde. Dat scheelde weer een paar centen. Er was nog iemand die angstvallig door hem werd overgeslagen, een buurvrouw die jaren daarvoor eens een klap onder de zak had gegeven, niemand heeft me ooit willen vertellen waarom. De munten waren over de tegels van het middenpad gerinkeld, onder de banken, in de kieren tussen de planken gerold. ‘Stof zul je vreten!’ had die buurvrouw geschreeuwd, terwijl mijn vader op zijn knieën dubbeltjes had moeten rapen en lospeuteren.“

 

Frans_Kellendonk

Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

 

De Franse schrijver, illustrator, filmmaker en schilder Roland Topor werd geboren op 7 januari 1938 in Parijs. Zie ook mijn blog van 7 januari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008.

 

Topor_l'homme-a-la-cape

Topor : L’homme à la cape

 

Uit : Journal in Time

 

Je regarde autour de moi.

Mon appartement est vaste, lumineux.

Il règne un certain désordre apparent, mais il s’agit bien entendu d’un ordre supérieur.

Beaucoup de livres, de bouteilles vides.

Des objets d’art témoignent d’amitiés déjà anciennes.

Des photos. Des morceaux de biscotte.

Des insectes qu’on devine plutôt qu’on ne les voit.

Un rouleau de papier hygiénique entamé. Est-ce que je vis seul ?“

 

Roland_Topor

Roland Topor (7 januari 1938 – 14 november 1997)

 

De Amerikaanse schrijver Nicholson Baker werd geboren op 7 januari 1957 in Rochester.Zie ook mijn blog van 7 januari 2007 en ook mijn blog van 7 januari 2008.

Uit: The Fermata

 

“Several hours later, at the Ritz Carlton bar, guided by a will greater than my own, I substituted several of the international textile care-labeling symbols for key variables in the original, and changed the equal sign to a less-than-or-equal-to sign. I felt as if I were speaking in tongues as I watched my possessed hand draw a crossed-out iron and a crossed-out triangle (‘no bleach’) and a stylized half-filled washtub with a large hand in it (‘hand wash’). When I had finished with the substitutions and the Strine Inequality stood complete on the page, there came a sound, a sound of distant chronic liposuction, of fine cosmetic work being done on the cosmos, nips and tucks tactfully taken, infinitesimal hairplugs of time removed from distant star-systems, where they wouldn’t be missed, and arranged in quantity serially for me to live through. I was free once again to roam the Fold. To return to time I only had to erase the inequality sign, disabling its potency.”

 

nicholson_baker

Nicholson Baker (Rochester, 7 januari 1957)

 

De Franse schrijver Pierre Gripari werd geboren in Parijs op 7 januari 1925 als zoon van een Griekse vader en een Franse moeder.  Pierre Gripari schreef talloze sprookjes, verhalen, toneelstukken en gedichten, zowel voor volwassenen als voor kinderen. In 1959 publiceerde hij zijn autobiografie Pierrot-la-lune. In 1962 volgde een succesvol toneelstuk Lieutenant Tenant. Hij bleef schrijven, maar het succes ebde weg, om pas in de jaren zeventig terug te keren. Zijn sprookjesbundel Contes de la rue Broca uit 1967 behoort tot zijn bekendste werken en wordt ook buiten Frankrijk veel gelezen. De homoseksuele atheïst Gripari had een afkeer van religieus fanatisme en elke vorm van censuur.

 

Uit: Frère Gaucher ou le voyage en Chine

 

„Les Arabes, au contraire, valent infiniment mieux que leur réputation. Ils sont bêtement cupides, parfois voleurs, et ne savent pas faire l’amour, mais en revanche ils sont propres, courtois, et souvent pleins de gentillesse. Il ne peut rien t’arriver de vraiment grave en leur compagnie. Truands, mais pas vicieux…

Quand tu sors pour courir, n’emporte pas plus d’argent qu’il ne t’est nécessaire. Laisse tomber immédiatement quiconque te fait marcher, ou marchande. Réfléchis longuement avant de faire entrer quelqu’un chez toi. Surtout n’en fais pas plus, par crainte de manquer, que tu n’as réellement besoin d’en faire.

La chasteté, de toute façon, est une excellente chose, et qui n’a jamais tué personne. On la confond avec le refoulement, et l’on a tort. Le refoulé, c’est celui qui ne veut pas voir clair, et qui nie l’existence de ses instincts, au lieu de lutter contre à visage découvert. Dans Les femmes savantes, Armande est une refoulée.

Si tu te sens malheureux, songe qu’il y a des sadiques, des coprophiles, des amateurs de fruits verts… Ceux-là sont encore plus malheureux que toi !

Pour ce qui est de la pratique, tu auras vite compris. Ça change tous les jours, et c’est toujours la même chose.

Un mot encore : si ta mère t’interroge, réponds-lui franchement. Tout vaut mieux que de s’embarquer dans des mensonges. Mais si elle ne t’interroge pas, ne dis rien. Elle n’est pas bête, loin de là, mais, ce qu’elle accepte chez moi, elle n’est peut-être pas disposée à l’admettre chez son fils… Et puis, un garçon qui a de la tenue mène sa vie privée à ses périls et risques, et ne va pas s’amuser à en parler à sa famille, sauf en cas de coup dur… Si la crise se déclare, eh bien, mon Dieu, tu prendras patience. Tant que tu manges le pain de ta mère, il est bien évident que tu dépends d’elle… C’est pourquoi, encore une fois, travaille, gagne ta vie, impose le respect, deviens majeur. Dès lors, tu n’auras plus de comptes à rendre à personne.“

 

Gripari

Pierre Gripari (7 januari 1925 – 23 december 1990)

 

De Nederlandse dichter, bloemlezer Henk van Zuiden werd geboren in Apeldoorn op 7 januari 1951. Zij vader had een klein granito- en terrazzo-bedrijf. Op 25-jarige leeftijd vertrok Van Zuiden naar Den Haag. Daar woont hij nog altijd, in Loosduinen met zijn partner en hond Dalai. Naast zijn parttime werk bij Proefdiervrij is hij sinds 2005 redacteur van Poëziereeks De Windroos (Uitgeverij Holland). In 1981 verscheen de eerste door hem samengestelde bloemlezing met proza en poëzie: Bericht voor de kalme wandelaar. Twee jaar later werd zijn poëziedebuut gepubliceerd: Monument voor moeder.

 

CIUFFOLOTTO
Voor M.K.

Breng de jongen naar Brissago Porta
waar koele pils wacht en twee flessen
Primitivo zijn ontkurkt. Maak voor hem
een lentesoepje en landverse spargelrisotto.
Daal bijna 700 traptreden tot het dorp, haal
daar een beker stracciatella-ijs. Plan dit zo,
dat je snel met de postauto weer terug bent.
Ondertussen ziet hij de maan boven het
Lago verschijnen, branden berkblokken in
de haard en wacht de divan met vierbenige
Diva op zijn slaap.
Voor de ochtend daarna spreek je niets af.
Vertel hem geen sprookjes, deze jongen
met liefdesverdriet. Hij heeft ’n briefje
onder de palm gelegd. Zwaluwen hebben
hem al gezien, de goudvink is onderweg.

 

ZuidenHenk

Henk van Zuiden (Apeldoorn, 7 januari 1951)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Dionne Brand werd geboren op 7 januari 1953 op Trinidad. Zij ging in 1970 naar Canada om Engels en filosofie te studeren. Naast gedichten en romans schrijft zij ook nonfictie en maakt zij documentaire films. Ook zet zij zich in voor minderheden en vrouwen. In 1997 ontving zij de Governor General`s Award for Poetry. Tegenwoordig woont zij in de buurt van Toronto.

 

This city is beauty

This city is beauty
unbreakable and amorous as eyelids,
in the streets, pressed with fierce departures,
submerged landings,
I am innocent as thresholds
and smashed night birds, lovesick,
as empty elevators

let me declare doorways,
corners, pursuit, let me say
standing here in ey
elashes, in
invisible breasts, in the shrinking lake
in the tiny shops of untrue recollections,
the brittle, gnawed life we live,
I am held, and held

the touch of everything blushes me,
pigeons and wrecked boys,
half-dead hours, blind musicians,
inconclusive women in bruised dresses
even the habitual grey-suited men with terrible
briefcases, how come, how come
I anticipate nothing as intimate as history

would I have had a different life
failing this embrace with broken things,
iridescent veins, ecstatic bullets, small cracks
in the brain, would I know these particular facts,
how a phrase scars a cheek, how water
dries love out, this, a thought as casual
as any second eviscerates a breath

and this, we meet in careless intervals,
in coffee bars, gas stations, in prosthetic
conversations, lotteries, untranslatable
mouths, in versions of what we may be,
a tremor of the hand in the realization
of endings, a glancing blow of tears
on skin, the keen dismissal in speed

 

brand_dionne

Dionne Brand (Trinidad, 7 januari 1953)

 

De Franse dichter en schrijver Charles Péguy werd geboren op 7 januari 1873 in Orléans. Péguy kwam uit armoedige omstandigheden en werd opgevoed door zijn moeder en grootmoeder. Zijn vader was kort na zijn geboorte overleden. In 1891 sloot hij de middelbare school af en ontving een beurs, maar werd niet toegelaten, omdat hij de toelatingstest niet doorstond. Hij diende vervolgens als dienstplichtige een jaar in het 131ste infanterieregigment in Orléans. Péguy probeerde het daarna opnieuw, ditmaal succesvol, en begon in 1894 zijn studie aan de École normale supérieure in Parijs, waar hij in contact kwam met Romain Rolland en de filosoof Bergson, die bijzonder veel invloed op hem uitoefende. Zijn literaire loopbaan verliep met drie grote golfbewegingen. De eerste liepvan 1897 – 1900 en was vooral socialistisch en atheïstisch geaard. Hij schreef zijn levenswerk “Cahiers de la Quinzaine” en werd beheerst door de zaak Dreyfuss. Jeanne d’Arc was  ondanks zijn atheïsme zijn voorbeeld en zijn inspiratiebron, aan wie hij verschillende literaire uitgaven wijdde, waaronder een drama, in 1897. De periode 1900 – 1910 werd gekenmerkt door een groei naar een nieuwe levensovertuiging, die leidde tot zijn overgang naar het christendom. Rond 1908 bekeerde hij zich tot het katholicisme. De periode 1910-1914 was de periode van overgang naar een mystieke wereldbeschouwing, gebaseerd op het lijden van Christus, dat Péguy zag als de menselijke basis van het haast mystiek verbond tussen het tijdelijke en het eeuwige. Hierop steunde zowel zijn tijdskritiek als zijn houding tegenover Kerk en Socialisme. Hij stierf in de eerste dagen van de Slag aan de Marne op 5 september 1914. Hij werd in de buurt van Villeroy, dichtbij Neufmontiers-lès-Meaux, door een kogel in zijn hoofd getroffen.

 

De kleine hoop

Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.

Geloof, dat verwondert me niet.
Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig,
in de zon en de maan en de sterren aan de hemel
en in ’t gewemel
van de vissen in rivieren,
en in alle dieren,
en in het hart van de mens, zegt God,
dat het diepste is
en het meest in het kind
dat het liefste is
dat ik ooit heb geschapen.
In alles wat boven en onder is
ben ik zo luisterrijk aanwezig,
dat geloven, zegt God, in mijn ogen
geen wonder is.

Ook liefde verwondert me niet, zegt God.
Er is onder de mensen zoveel verdriet,
soms niet te stelpen,
dat je toch vanzelf ziet
hoe ze elkaar moeten helpen.
Ze zouden wel harten van steen
moeten hebben als ze voor een
die tekort heeft het brood
niet uit hun mond zouden sparen.
Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet.

Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop.
Daar ben ik van ondersteboven.
Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat
en ze geloven
dat het morgen allemaal omslaat.
Wat een wonder is er niet voor nodig
dat zij dat kleine hoopje hoop
nooit als overbodig
ervaren
maar met voorzichtige gebaren
in hun hand en in hun hart bewaren,
een vlammetje dat keer op keer weer
wankelt en dreigt neer te slaan
maar altijd weer weet op te staan,
en nooit wil doven.
Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.

Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt: die vrouwen houen
haar bij de hand,
die wijzen de weg.
Maar daarvan heb ik meer verstand,
zegt God, ik zeg:
het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft
en al hun heen en weer geloop
licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop
– je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms dat het zo onooglijk is –
het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.

Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou,
de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Liefde, dat is geen wonder.
Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven.
Ikzelf zegt God, ik ben ervan ondersteboven.

 

Peguy2

Charles Péguy (7 januari 1873 – 5 september 1914)

 

De Franse schrijfster Marie Desplechin werd geboren op 7 januari 1959 in Roubaix. Desplechin schreef na haar letterenstudie kinder- en jeugdboeken. In 1995 verscheen ‘Trop Sensibles’, een verhalenbundel voor volwassenen. Internationale bekendheid verwierf zij met de roman ‘Sans moi’ (1999), die ook in het Nederlands vertaald is: ‘Zonder mij’

Uit: Sans moi

 

„Le soir nous jouons au Monopoly. Suzanne triche sans malice. Thomas est exaspéré. Je m’ennuie, je lance les dés trop fort, ils roulent sur la table et tombent par terre. Il n’y a qu’Olivia pour s’intéresser au jeu . Elle tient la banque, elle engueule les enfants, elle ramasse les dés. Elle se demande si elle doit acheter la rue de la Paix. Elle fronce le nez. Je la regarde. Elle me fait rire.

Les enfants sont couchés, je leur rapporte ma conversation avec Etienne Varlat.

Ah ouais, dit-elle, ce pauvre Etienne, il n’en revenait pas, j’étais dans son bureau, je tremblais sur mes pieds, il faut dire que j’avais des brûlures sur tout le corps, en plus ils m’avaient brûlée, et tout ce que je savais faire, c’était me tordre de rire. Tu aurais vu sa tête à Etienne, même toi tu aurais rigolé. Enfin, le principal c’est qu’il m’a emmenée me faire soigner à l’hôpital, il a été gentil, je ne peux pas dire, j’ai toujours les traces des brûlures sur les seins.

Je refuse de penser que cette personne à qui je parle porte des cicatrices de brûlures sur les seins.

Tu as porté plainte ?

Elle me regarde atterrée.

Pour un viol ?

Olivia, ma voix est très calme, je suis en train de mesurer combien notre pratique de l’organisation sociale est différente. Olivia, dis-je avec une manière de componction, la brûlure est un acte de barbarie, le viol est un crime.

Oui, acquiesce Olivia aimablement, et après ?

Après, les types passent aux assises, ils prennent quinze ou vingt ans de taule, c’est la loi.“

 

marie-desplechin
Marie Desplechin (Roubaix, 7 januari 1959)

 

De Indiaase schrijfster en columniste Shobhaa Dé werd geboren op 7 januari 1947 in Maharashtra. Zij behaalde een graad in psychologie aan het St. Xavier’s College in Mumbai. In 1970 begon zij aan een loopbaan als journaliste en werd ze uitgeefster en redacteur van drie tijdschriften. Tegenwoordig is zij freelance schrijfster en columniste voor verschillende bladen en tijdschriften.

 

Uit: Surviving Men — The Smart Woman’s Guide To Staying On Top

 

“Some wives prefer denial. They like pretending they don’t have a mother-in-law even when the old biddy is sitting right across them, stuffing her face with murgh masallam and glaring evilly. Women learn how to blank out unpleasant sights. And odours. Mothers-in-law exude a particular smell that is quite, quite distinctive to their breed. It doesn’t matter whether they come from, all of them send out the same scent. I believe it can be successfully bottled under an appropriate brand name, such as ‘Hostility’ or ‘Suspicion’.

Do sons smell what the world smells? Naturally not. They fill their nostrils with the world’s headiest fragrance each time Mummyji walks into the room. ‘Ecstasy?’ ‘Bliss?’ ‘Embrace?’ All three. They call their wives ‘paranoid’ and insist they suffer from a persecution complex even when there is a full-fledged attack on their person in the man’s presence. “Calm down,” advises the beta. “The way you’re carrying on, one would think you were being nuked or something.” So you scream back, “It’s worse than nuking. At least there are bomb shelters around when wars break out. Where do I go?”

 

De

Shobhaa Dé (Maharashtra, 7 januari 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Robert Cormier werd geboren in Leominster, Massachusetts, op 7 januari 1925. Nog tijdens zijn schooltijd begon hij met schrijven. Een docent van hem stuurde een kort verhaal van hem naar een tijdschrift en zo volgde een eerste publicatie al toen hij negentien was. Cormiers loopbaan begon met het schrijven van reclameteksten voor de radio. Dertig jaar lang werkte hij als journalist en columnist. Na het succes van zijn eerste roman The Chocolate War wijdde hij zich geheel aan het schrijven. Een hoofdthema in zijn werk zijn jongeren in de moderne maatschappij.

 

Uit: The Chocolate War

 

„As he turned to take the ball, a dam burst against the side of his head and a hand grenade shattered his stomach. Engulfed by nausea, he pitched toward the grass. His mouth encountered gravel, and he spat frantically, afraid that some of his teeth had been knocked out. Rising to his feet, he saw the field through drifting gauze but held on until everything settled into place, like a lens focusing, making the world sharp again, with edges.
The second play called for a pass. Fading back, he picked up a decent block and cocked his arm, searching for a receiver – maybe the tall kid they called The Goober. Suddenly, he was caught from behind and whirled violently, a toy boat caught in a whirlpool. Landing on his knees, hugging the ball, he urged himself to ignore the pain that gripped his groin, knowing that it was important to betray no sign of distress, remembering The Goober’s advice, “Coach is testing you, testing, and he’s looking for guts.”
I’ve got guts. Jerry murmured, getting up by degrees, careful not to displace any of his bones or sinews. A telephone rang in his ears. Hello, hello, I’m still here. When he moved his lips, he tasted the acid of dirt and grass and gravel. He was aware of the other players around him, helmeted and grotesque, creatures from an unknown world. He had never felt so lonely in his life, abandoned, defenseless.
On the third play, he was hit simultaneously by three of them: one, his knees; another, his stomach; a third, his head – the helmet no protection at all. H
is body seemed to telescope into itself but all the parts didn’t fit, and he was stunned by the knowledge that pain isn’t just one thing – it is cunning and various, sharp here and sickening there, burning here and clawing there. He clutched himself as he hit the ground. The ball squirted away.“

 

robert_cormier

Robert Cormier (7 januari 1925 – 2 november 2000)

 

De Franse schrijver, historicus en politicus Max Gallo werd geboren in Nice op 7 januari 1932. Gallo schreef een groot aantal historische romans, biografieën en andere boeken over zeer uiteenlopende personen en periodes uit de geschiedenis.Na de Tweede Wereldoorlog was Max Gallo aanvankelijk communist, maar schoof langzaam maar zeker op in de richting van de Franse socialisten, bij wie hij zich halverwege de jaren zeventig aansloot. In de jaren tachtig en negentig bekleedde hij diverse politieke functies, onder meer als volksvertegenwoordiger en als regeringswoordvoerder. Aan het begin van de jaren negentig verliet hij samen met Jean-Pierre Chevènement de Franse Socialistische Partij. Max Gallo geldt nog altijd als een links denker, maar met name sinds de publicatie van zijn spraakmakende boek Fier d’être français (“Trots om Frans te zijn”) begin 2006 is zijn populariteit bij een deel van links Frankrijk enigszins tanende. In mei 2007 werd hij verkozen tot lid van de Académie française.

Uit: Robespierre (Vertaald door Pierre Bertaux en Bernd Witte)

„In der bis zum letzten Platz gefüllten Kapelle der Jakobiner, in der gespanntes Schweigen herrscht, verwirft Maximilien mit einem Satz die These von der Entführung. »Nicht meiner Person«, beginnt er, »müßte die Flucht des obersten Beamten als katastrophales Ereignis erscheinen. Der heutige Tag könnte der schönste der Revolution sein, er kann es immer noch werden.« Dann ruft er zum Handeln auf, womit er sich der Initiative der Cordeliers anschließt, und schleudert seine Anklagen heraus: »Der König hat, um seinen Posten im Stich zu lassen, einen Augenblick gewählt . . .« Und er läßt eine lange Liste von Umständen folgen, die es dem König erlauben werden, »die Nation auszuhungern«. Dennoch fürchtet Maximilien nicht so sehr, daß »alle Briganten Europas sich gegen uns zusammentun«. »Mitten unter uns jedoch, in dieser Hauptstadt, hat der flüchtige König seine Helfer zurückgelassen, auf die er rechnet, um seine Rückkehr zum Triumphzug zu machen.« Es sind diese Helfer, die Maximilien in Unruhe versetzen. Er möchte »seinen Schrecken mitteilen«, denn, und dieser Satz zielt auf La Fayette, die Truppen haben Anführer, die »es fertiggebracht haben, daß man einem Bouillé für die Bartholomäusnacht unter den Patrioten von Nancy eine öffentliche Danksagung beschlossen hat«. Schließlich kündigt er die Ankunft der Abgeordneten an und ruft aus: »Die Nationalversammlung, so behaupte ich heute, hat in zwanzig Dekreten vorgegeben, die Flucht des Königs eine Entführung zu nennen. Wollt ihr noch mehr Beweise dafür, daß die Nationalversammlung die Interessen der Nation verrät?«

 

max_gallo

Max Gallo (Nice, 7 januari 1932)

 

De Franstalige, Catalaanse, schrijver Ludovic Massé werd geboren op 7 januari 1900 in Évol. Na zijn schooltijd werkte hij eerst als journalist en in het onderwijs. De dood van zijn vader in 1927 vormde de basis van zijn eerste romans Le Livre des bêtes familières en Fièvre au village chronique. In 1934 verscheen zijn beroemde Ombres sur les champs. Zijn vrijzinnige en pacifistische opvattingen leverden hem in 1940 nog
al wat tegenstand op. .

 

Uit: Pip et la liberté

 

„Ils avancent et, bientôt, Pip se heurte à un mort. La plaine en est tout entière peuplée. Beaucoup sont aux trois-quarts enfouis dans la glèbe. De loin en loin, un coup de feu éclate dans cette désolation et ce silence. C’est un mort qui a tiré ; l’arme s’est détachée de ses doigts pourris et elle est partie toute seule.
– Prenez garde ! dit l’âne. Rien n’est plus mal récompensé que de recueillir une balle égarée !
Il n’en peut plus, mais il s’essaie à rire.
Des camions, des batteries, des convois entiers se sont embourbés ; ils forment de longs tertres funèbres. Ci et là, une coupole d’acier jette un éclair ; un gros canon, arc-bouté sur ses pattes de métal, tente d’échapper aux boues qui l’aspirent ; partout, des avions gisent, fracassés, calcinés, leurs équipages et leurs boulons éparpillés comme une semence.
Ils ont traversé des villages sans se douter que c’étaient des villages. Ils ont reconnu une ville à quelques murs dressés au milieu du plâtras. Il n’y a plus de rues, ni de places ; dans ce qui fut un square, une statue couchée regarde le ciel. Les palais se sont agenouillés sur les avenues ; la ville s’est refermée sur ses enfants.“

ludovic

Ludovic Massé (7 januari 1900 – 24 augustus 1982)

 

De Amerikaanse schrijfster en anthropologe Zora Neale Hurston werd geboren op 7 januari 1891 in Notasulga, Alabama. Haar moeder overleed toen zij negen was. In 1925 ging zij naar New York en kwam er in contact met de schrijvers van de Harlem Renaissance. Zij begon haar eerste essays en korte verhalen te publiceren. Dankzij een beurs kon zij anthropologie studeren. Tijdens haar veldstudies in Florida, Alabama, Louisiana en op de Bahamas verzamelde zij verhalen, liederen en gebeden van de zwarte bevolking. Uiteindelijk koos Neale Hurston voor de literatuur. In de jaren dertig was zij een van de belangrijkste afro-amerikaanse schrijvers.

 

Uit: Their Eyes Were Watching God

 

„Ships at a distance have every man’s wish on board. For some they come in with the tide. For others they sail forever on the horizon, never out of sight, never landing until the Watcher turns his eyes away in resignation, his dreams mocked to death by Time. That is the life of men.

Now, women forget all those things they don’t want to remember, and remember everything they don’t want to forget. The dream is the truth. Then they act and do things accordingly.

So the beginning of this was a woman and she had come back from burying the dead. Not the dead of sick and ailing with friends at the pillow and the feet. She had come back from the sodden and the bloated; the sudden dead, their eyes flung wide open in judgment.

The people all saw her come because it was sundown. The sun was gone, but he had left his footprints in the sky. It was the time for sitting on porches beside the road. It was the time to hear things and talk. These sitters had been tongueless, earless, eyeless conveniences all day long. Mules and other brutes had occupied their skins. But now, the sun and the bossman were gone, so the skins felt powerful and human. They became lords of sounds and lesser things. They passed nations through their mouths. They sat in judgment.“

 

zora-neale-hurston

Zora Neale Hurston (7 januari 1891 – 28 januari 1960)

 

Zie voor onderstaande schrijfster ook mijn blog van 7 januari 2008.

 

De Australische schrijfster en journaliste Helen Darville werd geboren op 7 januari 1971 in Brisbane.

Connie Palmen, Maarten ’t Hart, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Joseph Zoderer, Augusta de Wit, Ba Jin, Isaac Rosenberg, José Eça de Queiroz, Lope de Vega

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2007.

Uit: Die Freundschaft (Vertaald door Hanni Ehlers)

 

“Unzählige Male habe ich meine Mutter von meiner Geburt erzählen lassen. Ich fand diese Geschichte schrecklich und schön zugleich. Schrecklich, weil ich meiner Mutter von Anfang an so viel zu schaffen gemacht hatte, das ich mir, wenn ich das hörte, immer inständig wünschte, ich könne meine Geburt nocheinmal machen, normal, an einem milden Maitag, an dem es weder zu kalt noch zu warm war um mich zur Welt zu bringen, und daß ich noch einmal aus ihr herauskommen könnte, ohne daß irgend jemand davon krank werden könnte.
Das schönste an der Geschichte war, zu hören, wie sehr meine Mutter mich damals geliebt hatte, so sehr, daß sie aus Angst, mich zu verlieren, tagelang wirres Zeug redete……

 

(…)
Wer zuviel ist oder trinkt, macht sich abhängig von etwas, das immer greifbar ist und ihm nicht im Stich lassen kann . Es ist eine bewusst gewählte Gesellschaft mit dem Versprechen auf Ewigkeit.
In einer Sucht verbirgt sich die Sehnsucht nach dem Schicksal der Familie, danach, der Aufgabe zu entrinnen, vor die man durch ein Leben in Freiheit gestellt ist.
Ein Süchtiger will das unmögliche, nämlich Bindung und Unabhängigkeit zugleich, und das Verrückte ist, dass ihm das auch noch gelingt…….”

 

Palmen

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: Frans Kellendonk in dispuut met Maarten ’t Hart

„Kellendonk: Heel beknopt zou je kunnen zeggen dat voor jou literatuur op de eerste plaats zelfexpressie is, terwijl voor schrijvers in de traditie van Joyce, Nabokov, waaronder wellicht de Revisorauteurs, literatuur een vorm is van onderzoek, onderzoek door middel van de verbeelding. Voor schrijvers die zich met dat laatste bezighouden is het materiaal waarmee ze werken, de taal, natuurlijk uiterst belangrijk. Je hebt gezegd dat je weinig voelt voor een ‘wereld-in-woorden’-opvatting van kritiek, die een roman beschouwt als een autonoom taalbouwsel. Daaraan gepaard gaat een zekere geringschatting van stijl…

’t Hart: Nou ja, geringschatting. Stijl is wel erg belangrijk, maar precies voor zover het de schrijver lukt om zichzelf daarin uit te drukken, voor zover hij die zelfexpressie maximaal dient. Dat geldt ook voor vorm. Alle literaire middelen die je ten dienste staan om die zelfexpressie zo groot mogelijk te maken en zo eerlijk mogelijk – hoewel ‘eerlijk’ hier een moeilijk begrip is, want schrijven is liegend de waarheid vertellen
– zijn verschrikkelijk belangrijk. Maar als Flaubert, met al zijn literaire vermogen, want dat was natuurlijk enorm groot, tóch in zijn romans kans ziet om zichzelf helemaal te verstoppen, terwijl hij juist in zijn brieven, waarin hij lang niet zoveel aandacht aan de stijl besteedt, waarin die literaire expressiemiddelen lang niet zo gepolijst en verfijnd zijn, veel meer van zichzelf prijsgeeft, dan vind ik op dat moment de stijl waarin die romans zijn geschreven blijkbaar eer een hinderpaal voor een maximale zelfexpressie.

Hart

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Australische (Aboriginal) schrijfster Alexis Wright werd geboren op 25 November 1950 in de Gulf of Carpentaria. Zij behoort tot het Waanyi volk en is een activiste voor het recht op land. Haar vader stierf toen zij drie jaar was en zij groeide op met haar moeder en grootmoeder in Cloncurry, Queensland. Haar eerste boek Plains of Promise uit 1997 werd voorgedragen voor verschillende prijzen en diverse keren herdrukt. In 2006 ontving zij de Miles Franklin Award voor haar roman Carpentaria. Zij schreef er zes jaar aan en werd door alle grote uitgeverijen geweigerd totdat het door een onafhankelijke uitgever in 2006 uitgebracht werd. Het won ook nog de 2007 Fiction Book award in the Queensland Premier’s Literary Awards, de 2007 ALS Gold Medal en de  2007 Vance Palmer Prize for Fiction

 

Uit : Carpentaria

 

Mozzie saw visions when he drifted off with the hot temperatures or the silence and began speaking to himself. The men would overhear him saying things like ‘The skies have become a sea of hands.’ ‘There are too many, everything moving too fast and thick like a nest of worms twisting, hands turning, convulsing hands, attacking the place like missiles.’ Nobody claimed they ever saw what the Fishman was watching, while looking where he looked, following his eyes glinting in the sun. Some old wise men moved closer behind the Fishman in case, they said, ‘We might capture his line of vision.’ They were determined people the old wise men. There was also a lot of nervousness in the convoy. But the more inquisitive wanted to know what he saw. So, Fishman explained. He said it was hard to keep up with all the hands sliding everywhere, created by a special luminance caught in the fractures of light. He described how he saw hands touching everything in the community. ‘Hands too many,’ he whispered, coughing, ‘running like mice all over every dwelling, trying to reshape, push, mould, trying to make things different. White hands.’…Sometimes he could see thousands of these hands at work. He could see them killing Aboriginal people…“

 

Alexis_Wright

Alexis Wright (Gulf of Carpentaria, 25 November 1950)

 

De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Hij is tegenwoordig de best verkopende en meest vertaalde auteur van Spanje. Enkele van zijn boeken werden verfilmd. Hij begon zijn carrière als journalist en was oorlogscorrespondent in verschillende Afrikaanse landen voor Pueblo , en later voor de Spaanse nationale televisie. Hij schreef onder andere De koningin van het zuiden en De club Dumas .De film Ninth Gate van Roman Polanski is gebaseerd op een van zijn verhalen. Het bekendst is zijn reeks boeken over kapitein Alatriste, een soort musketier die in de 17de eeuw met het zwaard tekeer ging tegen de Spaanse inquisitie.

 

Uit: Captain Alatriste

 

“He was not the most honest or pious of men, but he was courageous. His name was Diego Alatriste y Tenorio, and he had fought in the ranks during the Flemish wars. When I met him he was barely making ends meet in Madrid, hiring himself out for four maravedís in employ of little glory, often as a swordsman for those who had neither the skill nor the daring to settle their own quarrels. You know the sort I mean: a cuckolded husband here, outstanding gambling debts there, a petty lawsuit or questionable inheritance, and more troubles of that kind. It is easy to criticize now, but in those days the capital of all the Spains was a place where a man had to fight for his life on a street corner lighted by the gleam of two blades.

In all this Diego Alatriste played his part with panache. He showed great skill when swords were drawn, even more when with ­left-­handed cunning he wielded the long, narrow dagger some call the vizcaína, a weapon from Biscay that professionals often used to help their cause along. If a knife will not do it, the vizcaína will, was the old saying. The adversary would be concentrating on attacking and parrying, and suddenly, quick as lightning, with one upward slash, his gut would be slit, so fast he would not have time to ask for confession. Oh yes, Your Mercies, those were indeed harsh times.

Captain Alatriste, as I was saying, lived by his sword. Until I came into the picture, that “Captain” was more an honorary title than a true rank. His nickname originated one night when, serving as a soldier in the king’s wars, he had to cross an icy river with ­twenty-­nine companions and a true captain. Imagine, Viva España and all that, with his sword clenched between his teeth, and in his shirtsleeves to blend into the snow, all to surprise a Hollandish contingent.’

 

Arturo_Perez-Reverte_autor_saga[1]

Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)

 

De Duitstalige (Italiaanse) schrijver Joseph Zoderer werd geboren op 25 november 1925 in Meran in Zuid-Tirol. In 1940 trok zijn familie naar het Zwitserse Graz en het gymnasium bezocht hij in Widnau. Van 1957 tot 1963 studeerde Zoderer rechten, filosofie, theaterwetewnschappen en psychologie in Wenen, maar deze studies maakte hij niet af. Hij werkte in dezelfde tijd als journalist voor verschillende kranten. Ein jaren vijftig verscheen zijn eerste literaire werk, zowel poëzie als proza. Zijn romandebuut kwam in 1976 met Das Glück beim Händewaschen. De schrijver ziet zich zelf als een „deutschsprachiger Autor mit österreichischer kultureller Prägung mit italienischem Pass“.

 

Uit: Der Schmerz der Gewöhnung

 

„Bald nach Natalies Tod hatte dieses Kopfweh begonnen, eigentlich mit dem Knarren des Friedhofstors, als es ins Schloß fiel. Vor vielen Jahren jedenfalls schon. Ein dumpfer Druck, der plötzlich einsetzte, wenn er alles wieder vor sich sah. Auch mitten in der Nacht. Obwohl er nicht dabei gewesen war, eine Woche vor ihrem neunten Geburtstag. Aber er sah alles vor sich, als ob er zugeschaut hätte, sah auch das durchsichtige, leicht chlorisierte bläuliche Wasser.
Durch das offenstehende Fenster drang die kühle Nachtluft ins Zimmer, aber noch nicht genug Dämmerlicht, daß er Maras Gesicht auf dem Kissen neben sich hätte betrachten können. Er hörte eine Weile ihrem leisen Atmen zu, dann streckte er den Rücken durch, legte die Hände flach auf den Bauch, dachte sich als Embryo, halb eingerollt in se
inem Bauch. Das Kopfweh ließ nicht nach, es mußte schon im Schlaf da gewesen sein und war stärker und stärker geworden, bis es ihn geweckt hatte. Ein dumpfes Drücken, von innen gegen sein Schädeldach. Ohne die Lampe anzuknipsen, schob er die Beine zum Bett hinaus, tastete nach der Tür. Im Bad machte er Licht, sah auf die Armbanduhr: halb vier. Sein Gesicht sah ihn im Spiegel forschend an, er hatte nicht getrunken, seit Wochen, Monaten hatte er nicht mehr getrunken. Jetzt, da er vor dem Spiegel stand, ließ der Kopfdruck nach; er trat auf die Terrasse hinaus: durch einen dichten Hochnebelschleier schimmerte ein halber Mond. Es würde ein sonniger Tag werden, ein heißer Spätsommertag. Langsam gewöhnte sich sein Blick an das Dämmergrau, er atmete tief durch. Die Kopfschmerzen waren verschwunden – die frische Luft, sagte er sich, aber als er wieder im Bett lag, auf dem Rücken, war der Druck erneut da.“

 

Zoderer

Joseph Zoderer (25 november 1935)

 

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Haar vader Jan Carel de Wit was op Sumatra werkzaam als resident. Haar vroege jeugd bracht ze door in Indië. Na in Utrecht de HBS te hebben doorlopen studeerde ze Engels in Londen en Cambridge. In 1894 keerde ze weer naar Indië terug om in Batavia aan de HBS les te gaan geven. Haar werk en woonomgeving in Batavia vergden veel van haar gezondheid. Na twee jaar werkzaam te zijn geweest in het onderwijs, ging ze in 1896 voor de Engelstalige krant Singapore Straits Times schrijven. De artikelen die ze schreef werden gebundeld onder de titel Facts and fancies about Java (1898 ). Hiermee was haar debuut in het Engels een feit. De Wit wordt beschouwd als een schrijfster uit de literaire stroming der ethici. Met name in haar vroege werk is beïnvloeding van de Tachtigers terug te vinden, zoals in Gods goochelaartjes uit 1932. Haar natuurbeschrijvingen zijn veel geprezen. Haar bekendste werk is Orpheus in de dessa uit1903.

 

Uit: Orpheus in de dessa

 

„In de stilte en de eenzaamheid van den nacht was het een enkele toon geweest – een klare helder-hooge toon, die aangestreken kwam op de lamplichte galerij en trilde, en al weder voorbij was, weg over de rivier en de blank-beglinsterde suikerriet-velden, de verte in.

Nu was het weer stil.

De jonge man zag op van zijn boek.

Wat was dat geweest? Een vogel? Het klonk bijna als wielewaal-geroep.

Een wielewaal in den middernacht! Waarom niet, hier in Indië, waar alles zoo vreemd was en verrassend, dat het gewone niet van het onmogelijke onderscheiden kon worden?

Alles was stil nu.

Alleen in het bamboe-boschje, op het maanlichte grasveld, tjilpte en kriekte een krekel. En vanwaar de rivier opschemerde tusschen blauwig-beglansd riet, kwam een kabbelend gemurmel, bijna onhoorbaar.

Anders niet.

Hij hervatte den zin in het boek.

‘…. zoodat met de dus veranderde constructie, de machine, ah ja, – een besparing van arbeidskracht – hier, de tabel….’

Hij ging de reeksen cijfers na.

‘Ja, dat geeft dus….’

– Daár! weer!

Weer zulk een klare, helderhooge toon, opzingend door de wijde stilte. En nu nog een, en een derde, het werd een lange vlucht van geluiden, die éen voor éen voorbijzweefden die eerstelingen achterna. Éen voor éen, zuivere volle tonen.

Hij luisterde, de lippen een weinig openend in zijne aandacht, als om het geluid in te ademen. En nu herkende hij het, dat was de toon van een soelingan, een inlandsche fluit, als des avonds wel door de dessa klinkt, waar een jonge man zijn meisje, opgesloten bij haar ouders in

’t nauwe huis, naar buiten lokt met een minnedeuntje.“

 

De_Wit

Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939) 

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: A Battle For Live

 

„A battle to save life has recently been waged at the Kwangtze Hospital in Shanghai. This battle is not yet over, but it has already caused a great sensation in the whole city. The producers of the local film studio came over to make a film of it. The writer of the scenario was in the hospital gathering material, and in talking to a young doctor he asked incidentally, “When I write the scenario, which person should I make the hero?” The doctor was the assistant secretary of the Party branch of the medical department, who had taken an active part in this battle. After a moment’s thought he replied, “Really I can’t say, but if you want to write this story correctly, you’d better mention everybody, by that, I mean all the people.” He was correct when he said, “Every time I talk about this case I can’t help leaving out some people and facts, but the basis of the story and most worthy of mention are the masses. The Party linked up the hearts of all these people like a string of pearls, connecting them together into one whole and it was this whole that saved the life of our comrade Chiu Tsai-kang.”

Nevertheless the writer of the scenario did finally find one outstanding character for the film. In going in and out of the hospital everyday he heard the name of one person being constantly repeated, that name was Chiu Tsai-kang, more intimately called, “Lao Chiu.” This patient attracted numberless people to his side, who encircled him and offered him all available resources. So many people cared for him and loved him! The writer knew that if he could interpret the drama which was performed in the Kwangtze Hospital through the character of this one man, it would surely move the heart of every audience.

bajinold

Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005)

 

 

De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

 

Through These Pale Cold Days

  

Throu
gh these pale cold days

What dark faces burn

Out of three thousand years,

And their wild eyes yearn,

 

While underneath their brows

Like waifs their spirits grope

For the pools of Hebron again–

For Lebanon’s summer slope.

 

They leave these blond still days

In dust behind their tread

They see with living eyes

How long they have been dead. 

 

 

In the Trenches

  

I snatched two poppies

From the parapet’s ledge,

Two bright red poppies

That winked on the ledge.

Behind my ear

I stuck one through,

One blood red poppy

I gave to you.

 

The sandbags narrowed

And screwed out our jest,

And tore the poppy

You had on your breast …

Down – a shell – O! Christ,

I am choked … safe … dust blind, I

See trench floor poppies

Strewn. Smashed you lie. 

 

Isaac_Rosenberg_-_Selfportrait

Isaac Rosenberg (25 november 1890 – 1 april 1918)
Zelfportret

 

 

De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: The Maias

 

„The house in Lisbon to which the Maias moved in the autumn of 1875 was known in Rua de São Francisco de Paula, and in the surrounding area of Janelas Verdes, as the Casa do Ramalhete, the House of the Bouquet of Flowers, or, more simply, as Ramalhete. Despite that fresh green name worthy of some rural retreat, Ramalhete was a large stern house of sober walls, with a line of narrow wrought-iron balconies on the second floor, and, above that, a row of timid little windows sheltering under the eaves, a house which, as befitted a building dating from the reign of Queen Maria I, had the gloomy appearance of an ecclesiastical residence, and indeed, to complete its resemblance to a Jesuit college, it needed only a bell and a cross. The name, Ramalhete, doubtless came from the square panel of decorative tiles placed in the spot intended for a coat of arms that had never materialised, and which depicted a large bunch of sunflowers tied with a ribbon on which one could still just make out the letters and numbers of a date.

For long years, Ramalhete had remained empty; cobwebs appeared on the grilles on the ground-floor windows, and the house slowly took on the grim look of a ruin. In 1858, the Papal Nuncio, Monsignor Buccarini, had visited it with a view to establishing his residence there, seduced by the building’s clerical gravity and by the sleepy peace of the neighbourhood: he liked the interior of the house too, with its palatial rooms and coffered ceilings, the walls covered in frescos on which the roses on the garlands and on the cheeks of the little cupids were already fading. However, the Monsignor, accustomed to life as a rich Roman prelate, also wanted a house with a fine garden full of groves of trees and fountains, and Ramalhete, beyond its tiled terrace, boasted only a poor uncultivated plot, abandoned to the weeds, with a cypress, a cedar, a dried-up waterfall, a choked pond, and, in one corner, a marble statue (which the Monsignor immediately identified as Aphrodite) growing ever blacker beneath the encroaching dankness of untamed vegetation. Apart from that, the rent proposed by old Vilaça, the Maia family’s administrator, seemed to the Monsignor so extortionate that he asked, with a smile, if Vilaça thought the Church was still living in the age of Pope Leo X. Vilaça retorted that the Portuguese nobility were likewise no longer living in the age of King João V. And so Ramalhete remained empty.“

 

B_EcaQueiros

José Maria Eça de Queiroz (25 november 1845 – 16 augustus 1900)

 

De Spaanse dichter en schrijver Lope de Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

 

The Good Shepherd

 

Shephed! who with thine amorous, sylvan song

Hast broken the slumber that encompassed me,

Who mad’st Thy crook from the accursed tree

On which Thy powerful arms were stretched so long!

Lead me to mercy’s ever-flowing fountains;

For Thou my shepherd, guard, and guide shalt be;

I will obey Thy voice, and wait to see

Thy feet all beautiful upon the mountains.

 

Hear, Shepherd Thou who for Thy flock art dying,

Oh, wash away these scarlet sins, for Thou

Rejoicest at the contrite sinner’s vow.

Oh, wait! to Thee my weary soul is crying,

Wait for me: Yet why ask it, when I see,

W
ith feet nailed to the cross, Thou’rt waiting still for me!

 

 

Vertaald door Henry Longfellow 

 

De_Vega

Lope de Vega (25 november 1562 – 27 augustus 1635)