Geert van Istendael, R. S. Thomas

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Zevenmaal James Ensor

Salons bourgeois

Twee mensen rustig bezig, thuis, aan tafel.
De krullen van een burgerlijk salon.
Hij kent dat. Maar zijn licht pleegt al verraad,
schijnt vlekkerig, rusteloos. De vorm verwordt.

Mos op de mat, bloed aan de stoel. Hij rafelt
zelfgenoegzaamheden uit. Paniek alom.
Zijn licht is vol gevaar. Het ding verlaat
zijn randen net voor het salon instort.

 

Natures mortes

En groene kool is een gebeurtenis,
een rog een lijk, een perzik open wonde.
Hij maakt de gaven Gods te schande. Dit
leeft niet in stilte. Het schreeuwt een rauw gebod:

verafgood kleur. De felheid van de kleuren is
Gods glanzend aanschijn. Duisternis is zonde.
Tomaat, rabarber, bokking, het aanbidt
goud, purper, rood: een goddelijk genot.

 

Une boutique au 27, Rue de Flandre

Hij was al dood toen hij dit huis betrok.
De winkel werd gesloten. Maskers, conchae
verkleurden en vergingen in het stof.
Hij, zwarte kever, raakte hier ingesponnen
in schemering en pluche. Hij bleef verstokt
zichzelf herhalen. Van de muren lonken
nu foto’s van zijn werk, herhaalde straf.
Dit huis heeft hem stilzwijgend overwonnen.

 

Bal du rat mort

Het varken is geslacht, de darmen dampen,
de ratten sterven nooit, dit is hun feest.
Muziek en maskers, nachtverlichting, dansen,
de vettigheid beveelt, bier triomfeert.

Bezwete ratten springen onder lampen,
haast menselijk is de tooi van ieder beest.
Maar in de maskers blijven snuiten schransen.
In maskers is de rat tot mens verweesd.

 

Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

 

De Welshe dichter Ronald Stuart Thomas werd geboren op 29 maart 1913 in Cardiff. Zie ook alle tags voor R. S. Thomas op dit blog.

 

De Afwezigheid

Het is deze grote afwezigheid
die is als een aanwezigheid, die me dwingt
om hem zonder hoop op een antwoord
aan te roepen. Het is een kamer die ik binnenkom

waaruit iemand net is weg-
gegaan, de vestibule voor de aankomst
van iemand die nog niet is gekomen.
Ik moderniseer het anachronisme

van mijn taal, maar hij is niet meer hier
dan voorheen. Genen en moleculen
hebben niet meer kracht om hem op
te roepen dan de wierook van de Hebreeën

bij hun altaren. Mijn vergelijkingen falen
zoals mijn woorden doen. Welke middelen heb ik
behalve de leegte zonder hem van mijn gehele
wezen, een vacuüm dat hij misschien niet verafschuwt?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

R. S. Thomas (29 maart 1913 – 25 september 2000)
Portret door Jack Jones, 1979

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e maart ook mijn blog van 29 maart 2020 en eveneens mijn blog van 29 maart 2019 en ook mijn blog van 29 maart 2015 deel 2.

125 jaar Bertolt Brecht

 

125 jaar Bertolt Brecht

 

De Duitse dichter en schrijver Bertolt Brecht werd op 10 februari 1898 in de Zuid-Duitse stad Augsburg geboren. Zie ook alle tags voor Bertolt Brecht op dit blog. Dat is vandaag precies 125 jaar geleden.

 

Lied der Galgenvögel

Dass euer schlechtes Brot uns nicht tut drunken
Spüln wir’s hinab mit eurem schlechten Wein-
Dass wir uns ja nicht schon zu früh verschlucken.
Auch werden einst wir schrecklich durstig sein.

Wir lassen euch für eure schlechten Weine
Neidlos und edel euer Abendmahl…
Wir haben Sünden. – Sorgen han wir keine.
Ihr aber habt dafür eure Moral.

Wir stopfen uns den Wanst mit guten Sachen
Das kost’ euch Zähren viel und vielen Schweiß.
Wir haben oft das Maul zu voll zum Lachen
Ihr habt es oft zu voll vom Kyrieleis.

Und hängen wir einst zwischen Himmel und Boden
Wie Obst und Glocken, Storch und Jesus Christ
Dann, bitte, faltet die geleerten Pfoten
Zu einem Vater Eurer, der nicht ist.

Wir haun’ zusammen wonnig eure Frauen
Und ihr bezahlt uns heimlich eure Schmach…
Sie werden mit Wonne zusammengehauen
Und laufen uns noch in die Kerker nach.

Den jungen Weibern mit den hohen Busen
Sind wir viel leichter als der Herr Gemahl
Sie liebt den Kerl, der ihr vom Bett weg Blusen
Die ihr Gemahl bezahlt, beim Abschied stahl.

Sie heben ihre Augen bis zum Himmel
Und ihre Röcke bis zum Hinterteil.
Und ist er frech, so macht der Dümmste Lümmel
Bloß mit dem Adamsapfel sie schon geil.

Dein Rahm der Milch schmeckt schließlich nicht ganz übel
Besonders wenn du selbst ihn für uns kaufst
Wir tauchen dir das Schöpflein in den Kübel
Dass du in der entrahmten Milch versaufst…

Konnt in den Himmel uns der Sprung nicht glücken
War eure Welt uns schließlich einerlei.
Kannst du herauf schauen, Bruder mit dem krummen Rücken?
Wir sind frei, Bruder, wir sind frei!

 

Bertolt Brecht monument voor het Berliner Ensemble (Theater am Schiffbauerdamm)

 

Terzinen over de liefde

Kijk ginds die kraanvogels in grote bogen!
De wolken die hun mee werden gegeven
Trokken al mee met hen van toen ze vlogen
Van het ene leven naar een ander leven.
Op eendere hoogte en met eender ijlen
Leek het of beiden maar bijkomstig bleven.
Laat van die twee geen langer hier verwijlen,
Laat kraanvogels en wolken zo verdelen
De mooie hemel waar zij kort in vliegen.
En laat geen een iets anders zien dan het wiegen
Van de ander in de wind die beide voelen
Die nu al vliegend bij elkander liggen.
Dat zo de wind hen naar het niets ontvoere,
Als zij maar niet vergaan en bij elkander blijven,
Zolang kan geen van beide iets beroeren,
Zolang kan men hen overal verdrijven
Waar regens dreigen of waar schoten knallen.
Zo, onder zon en maan, welhaast verwante schijven,
Vliegen zij weg, elkaar zo welgevallig.
Waarheen dan?
Nergens heen.
Van wie vandaan?
Van allen.
Jullie vragen hoelang die twee al bij elkaar zijn?

Sinds kort.
Wanneer zij uit elkaar gaan?
Gauw.
Zo komt geliefden liefde voor als trouw.

 

Vertaald door Koen Stassijns & Geert van Istendael

 

Liefdesgewoonten

Het is niet zo dat het genot zomaar beklijft.
Vaak dient geconsumeerde kus zich nogmaals aan.
Het nog een keer te doen, al hebben we ’t net gedaan
Dat is wat ons zo naar elkander drijft.

Die kleine beving van je kont, zo lang
Verwacht al! O, jouw sluwe vlees!
Hoe aangenaam, wanneer je hees
Opnieuw te kennen geeft je geile drang!

Hoe jij je knieën buigt! Hoe jij mij weet te geven!
Jouw beven dan, waardoor mijn vlees herkent
Dat je in al je lust nog niet bevredigd bent!
Dat lome draaien! het achteloze naar mij tasten
Terwijl je al glimlacht!
Ach, steeds als je het doet:
Was ’t niet al vaak gedaan, was ’t niet zo goed!

 

Vertaald door Gerda Meijerink

 

Bertolt Brecht (10 februari 1898 – 14 augustus 1956)
Portret door Shubnum Gill, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn blog van 10 februari 2022 en ook mijn blog van 10 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Geert van Istendael, R. S. Thomas

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Zevenmaal James Ensor

‘…Ostende, fée souveraine…’

De stad had zoute benen, zoete armen.
Toen kwam de vorst met wondere geschenken:
een stad die openkrulde als een blad,
een koningin, een zilveren oord, Oostende.

Al bouwend sloopt de stad zichzelf. Erbarmen.
Het jonge masker kan niet eens meer denken:
ooit was dit mooi. Een schilder huilde, vrat
zich op. Na hem komt, lomp en plat, ellende.

 

‘…Un piètre amoureux…’

Zij zei: hij was een armetierig minnaar.

Hij zegt: zij lokt en doodt. Zij heet Sirene.
Hij vreest haar huwbaarheid. Toch waakt hij jaren
bij haar. Nooit kruipt de waakhond op de meesteres.

Hij draagt de bloemen van de overwinnaar
als hij de kleur bevrucht. Hij is verdwenen
in verf. Die neemt hij, heftig, lang. Zo paren
de kuise schilder en de minnares.

 

…On le surnommait Pietje de Dood…

Het geraamte draagt een pak. Het schildert. Dat
kan zelfs niet op een schilderij. Want ogen
heeft een doodshoofd nooit. Met lege kassen
weet je van licht en schaduw niets. Je bent een dode.

Hij heeft zijn ogen in naakt been gevat,
verwijdert uit pupillen mededogen,
behoudt de koude aandacht. Hem verrassen
kan nooit. Dit ziende doodshoofd breekt een oude code.

 

Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

 

De Welshe dichter Ronald Stuart Thomas werd geboren op 29 maart 1913 in Cardiff. Zie ook alle tags voor R. S. Thomas op dit blog.

 

De dood van een dichter

Op zijn zachte bed gelegd nu,
Voor de laatste keer, met een doffe blik
Door zware oogleden op de kleur van de dag,
Weduwe de lucht, wat kan hij zeggen
Dat waard is te vermelden, de boeken zijn allemaal geopend,
Pennen klaar, de gezichten, droevig,
Somber wachtend tot de vermoeide lippen
Een keer bewegen – wat kan hij zeggen?

Zijn tong worstelt om één woord te forceren
Voorbij het dikke slijm; geen toespraak, geen woorden
Voor het nieuws van de dag, alleen dat ene woord ‘sorry’;
Sorry voor de leugens, voor de lange mislukking
In de oorlog van de dichter; dat hij de voorkeur gaf aan
De gemakkelijkere ritmes van het hart
Boven het scanderen van de geest; dat hij nu sterft
Zonder testament, met niets achter te laten
Dan een paar liedjes, koud als stenen
In de dunne handen die om brood vroegen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

R. S. Thomas (29 maart 1913 – 25 september 2000)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e maart ook mijn blog van 29 maart 2020 en eveneens mijn blog van 29 maart 2019 en ook mijn blog van 29 maart 2015 deel 2.

Geert van Istendael, R. S. Thomas

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Stationsbuurt. avond

De treinen op de brug, de klok, signalen,
een spoorstation. Gestuurde regelmaat,
die mij niet baat. Ik zal de weg verliezen,
mijn wegen zijn niet recht, ik wil de straat.
Haar sporen wisselen altijd, vervagen,
een steeds weer onberekenbare raad
van steen aan schoenen.
Ramen zullen dof,
gevels lepreus en deuren verveloos zijn.
Die deur hier staat niet dicht. Ze pleegt verraad.
Het koude lokken van een lege gang,
herhaalde vragen van een kale trap.
Daarbinnen woekeren gedempt de talen.
Buiten wordt iets geroepen. Het wordt donker.
Zomer. Ik weet niet wat me te wachten staat.

 

Centrum

Lopen dus maar, de stad door. Zien wat komt,
een mengsel van vermoeidheid en verlangen.
Bij kunstlicht zijn gebouwen rijke vrienden,
de duisternis vermomt ze als despoten.
Maar zwijgen is een plicht van steen. Een mond
is ons, niet hun gegeven. En ik zwijg.
Mijn oren vullen zich met stad, mijn vel
betast de warmte. Ik loop. Toch is er wachten
in mijn hoofd. Op wat? ’s Nachts, zomers, gromt
de stad. Op wat? Ik weet het niet. Het komt.

 

Bar

Licht binnen is verlokking. Luxe dreigt.
Een stem klinkt elektronisch laag. Ze vleit.
Iets broeierigs, iets zieks waakt daar. Iemand
staat tussen flessen, lampen, duur te kijken.
Zijn pak is nacht, zijn overhemd is krijt.

Warm is het hier. Je ziet het vast tapijt.
Muziek likt giftig, lucht is gas, mijn glas
een dosis dood. De gladde binnenkant
van steden ademt onherbergzaamheid.
Ik kijk. Moet slikken. Tranen? Misselijkheid?

 

Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

 

De Welshe dichter Ronald Stuart Thomas werd geboren op 29 maart 1913 in Cardiff. Zie ook alle tags voor R. S. Thomas op dit blog.

 

Bosbewoners

Mannen die nauwelijks aan hun houding
in de baarmoeder
zijn ontrold. Naakt. Hoofden gebogen, niet
in gebed, maar in contemplatie
over de aarde waar ze vandaan kwamen,
die hen zoogde met de bruine
melk die bot opbouwt, geen hersenen.

Wie riep hen weg om in het groene licht,
te lopen, hun gedachten
bij duisternis? Hun vrouwen,
die geen Madonna’s zijn, hebben baby’s
aan de borst met het wijze,
door de tijd geteisterde gezicht van het Christus
kind in een schilderij van een Florentijnse

meester. De krijgers bereiden met liefdevolle zorg
gif voor de Sebastiaans
van hun pijlen. Zij hebben geen
God, maar volgen de tegenstrijdigheden
van een ritueel dat zegt
dat het leven moet sterven opdat het leven
kan doorgaan. Ze dragen bloemen in hun haar.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

R. S. Thomas (29 maart 1913 – 25 september 2000)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e maart ook mijn blog van 29 maart 2020 en eveneens mijn blog van 29 maart 2019 en ook mijn blog van 29 maart 2015 deel 2.

Geert van Istendael, Yvan Goll

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Absolutie

De sparren zijn de donkerste der zwijgers
ondanks de vreemde sneeuwlast die hen drukt.
Sneeuw is bij uitstek liggen. Dooi
tikt van de takken, steuntjes voor de stilte.
Het landschap is een oude zondaar,
hoogmoedig in zichzelf gekeerd.
Ik loop, doe het verlossend wonder.

 

Wet

De rechterlat sluit vriendschap met
de rechterschoen, de linker sluit
verbonden met de linker. Zo,
verzoener, is de wet. Zo niet
volgt dadelijk de straf, de val,
de chaos, armen, benen, geen
verband, de zonde en de schaamte.

Voor wie de wet volgt van de lat:
het lange lopen, harmonie van wat
in sneeuw in eeuwigheid betaamde.

 

Natures mortes

En groene kool is een gebeurtenis,
een rog een lijk, een perzik open wonde.
Hij maakte de gaven Gods te schande. Dit
leeft niet in stilte. Het schreeuwt een rauw gebod:

verafgood kleur. De felheid van de kleuren is
Gods glanzend aanschijn. Duisternis is zonde.
Tomaat, rabarber, bokking, het aanbidt
goud, purper, rood: een goddelijk genot.

 

Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

 

De Duits-Franse dichter en schrijver Yvan Goll (eig. Isaac Lang) werd geboren in Saint-Dié-des-Vosges op 29 maart 1891. Zie ook alle tags voor Yvan Goll op dit blog.

Vaders graf

Je lichaam was een boom
Reuze vader van de aarde
Je gezicht een bemoste baard
Vader van dieren, vader van winden
En je ogen van heraldische vruchten
Die mensen schudden in de menselijke herfst

Je graf is veranderd in een vogelnest
Reuze vader van de hemel
Ik kies een nest in het skelet van de klimop
Een zacht nest van veldnevel
en droomgras
Kleine vader van het gelach van leeuweriken

Uit je grafzuil groeide
De wieg van een gedicht
Voor de vriend van vrienden

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Yvan Goll (29 maart 1891 – 27 februari 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e maart ook mijn blog van 29 maart 2019 en ook mijn blog van 29 maart 2015 deel 2.

Geert van Istendael, Wim Brands, Eric Walz, Georg Klein, Ernst Jünger, Yvan Goll, R. S. Thomas, Jacques Brault, Denton Welch

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Randgebied

Ik slenter door industriële straten.
Gras vult bij wijze van natuur de gaten
in schuttingen. Onder de spoorwegbruggen
verrichten kalk en water drup voor drup
hun pegelvormig werk. Een godverlaten
baggerboot heeft bloempotten van ijzer
en vette grond voor kattestaart en lis.
Aken zijn vastgeroest in doelloos water.
Aan de overkant staat keurig nieuw bedrijf.
Japanse naam, kort gras, het mag niet baten.
De stad is warm, kapot. Gij zult niet haten.

 

Voor wie na ons komt

We lopen ruggelings de toekomst tegemoet.
Wie stilstaat, sterft. Wie omkijkt, breekt zijn nek. We wijzen
op wolfsklemmen, op slangen. In de paradijzen
die nog vergrendeld zijn voor ons komt alles goed.

We struikelen, we vallen. Knielen. Vatten moed,
we liegen vleugels aan onze hielen. We herrijzen
om zonder gids of licht het duister in te reizen
naar nevel wakend bij een berg van overvloed.

Elk pad is een vertakking van een ouder pad
en ooit loopt iedere vertakking dood.
Het zand is grijs. Kom, treuzel niet. Bekijk de kleuren,

hoor, de vogels. Zij zijn eeuwig. Als moorden,
als woorden. Mooie. Valse. Weiger trots te treuren.
Geniet. Vandaag. De toekomst heeft al vlam gevat.

 

Veebel

Schor. Aardewerk dat breekt, verbruikt, versleten.
Veel scherven na en door elkaar, een spraak
door vee gestuurd al doende. Stappen, eten.
Heuvel en berg weerkaatsen tegenspraak,
de galm, de tik behoeden voor vergeten.

Geen geit of koebeest mag verloren gaan,
door waterval of boomkruin overstemd.
Kras op het ruisen. Luister. Melk die stremt.

 

 
Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

 

De Nederlandse dichter, journalist en presentator Wim Brands werd geboren in Brummen op 29 maart 1959. Zie ook alle tags voor Wim Brands op dit blog.

 

Ze hangt als een lege boodschappentas

Ze hangt als een lege boodschappentas
aan mijn arm en ik bedenk me
wat er met haar
uit mijn leven verdwijnt: Buisman,
een stoof, de theemuts.
Niets houdt haar trouwens
nog warm.
Bevelend wijst ze naar de supermarkt
en vraagt me wat ik zie: ik noem
een naam.
Nee idioot, dat is de overkant
en hoe komen wij daar?
Ik wil haar nooit meer ontstemmen,
zeg me hoe.
Maak je maar klaar,
we zullen moeten zwemmen.

 

Dichterlijke vrijheid

De draaimolen staat stil
in het geelgeworden weiland

vogels en sombere heren van
stand bekijken het voorwerp

met ingehouden woede/

Is dit nu de beloofde
dichterlijke vrijheid?

aarzelend trekken ze hun
messen

 

 
Wim Brands (29 maart 1959 – 4 april 2016)

 

De Duitse schrijver Ernst Jünger werd geboren in Heidelberg op 29 maart 1895. Zie ook alle tags voor Ernst Jünger op dit blog.

Uit: Kriegstagebuch 1914-1918

“27. I. 15.
Heute, an Kaisers Geburtstag waren wir im Graben. Um 12 Uhr wurde geblasen und wir schrieen den Franzosen 3 Hurrahs entgegen. Dann sangen wir die erste Strophe von »Heil Dir im Siegerkranz.«

28. I. 15.
Die beiden Nächte waren sehr klar und kalt. Ich taxiere mindestens auf 5–6 unter Null. Jedenfalls viel besser als Regen. Der Kaffee fror in den Feldpullen und das Essen in den Kochgeschirren. Mein Freund, der Orion leuchtete in wundervoller, regelmäßiger Klarheit. Ein Pullchen mit Rum und eins mit Cognak taten gute Dienste. Wir gossen den Alkohol in Löffel mit feinem Zucker und hatten so einen großen Genuß.

30. I. 15.
Wir hatten heut Stellung ganz am linken Flügel unsrer Gräben. Des Nachts hatten wir Wache neben dem Feldgeschütz und unterhielten uns sehr gut mit den Artilleristen. Ich ging 3 mal zum Wasserholen nach der zerschossenen Mühle im Bachgrunde, ein unheimliches Stimmungsbild à la Böcklin. Vollmond, zerschossenes Gemäuer, ein Gewirr niedergestürzter Erlen, im Wasser ein zerfallender Kahn, das rauschende Wasser, überall tiefe Granatlöcher, ein mitelalterliches Bild der Verwüstung. Am nächsten Morgen kochten wir bei den Artilleristen Kakao, Tee und Krebssuppe.

31. I. 15.
Stellung in Graben 5a ganz vorn. Ich stand ganz allein auf Posten im Schilf und war so müde, daß ich einpennte. Als ich aufwachte (ich hatte im Stehen gedöst) war mein Gewehr weg. Seffers hatte sich ganz leise herangeschlichenund es geklaut. Zur Strafe wurde ich nur mit einem Beile bewaffnet von einem Unteroffizier vor unsre Posten geführt und mußte dort 3 Stunden stehen. Als wir hingingen, bekamen wir 2 Salven. Der Unteroffizier, der nachher den Familienvater markieren wollte, verschwand, als er das Pfeifen hörte, mir schlugen noch einige Kugeln am Kopf vorbei, eine schlug grade über mir einen Zweig von der Weide. Meinetwegen hätten sie mich auch direkt in den franz. Posten setzen können, mich ärgerte nur der gemeine Kerl, der äußerte: Wenn ihm was passiert, ist es ihm recht. Nach 2 Stunden schlichen 3 Kerls karikaturenmäßig nach vorn als Patrouille, darunter Lang und Wiesenburg. Sie gingen am Bach entlang, an einer Zuavenleiche vorbei und verschwanden. Bald darauf knallte es und dann pfiff noch eine Salve in meine Gegend. Die beiden kamen zurück, Lang war geblieben. Vor Angst schissen die beiden Feiglinge, die ihren Kameraden liegen lassen hatten, sich fast die Hose voll: Sie mußten wieder zurück, behaupteten aber, ihn nicht finden zu können, wahrscheinlich sind sie im nächsten Gebüsch liegen geblieben.“

 


Ernst Jünger (29 maart 1895 – 17 februari 1998)
Cover

 

De Duitse schrijver Eric Walz werd geboren op 29 maart 1966 in Königstein im Taunus. Zie ook alle tags voor Eric Walz op dit blog.

Uit: Schwule Schurken (Alexander der Große, der Besessene)

„Zu jener Zeit zeichnete sich bereits Alexanders künftige, ein wenig widersprüchliche Statur ab: schlank war er, drahtig und standfest, obwohl er den Sport oft vernachlässigte; seine Augen dagegen glänzten melancholisch und blickten gerne in den Himmel, und seine wallenden blonden Haare gaben ihm sogar etwas Androgynes. Hephaistion, der Schöne, hatte einige Züge mit ihm gemeinsam. Ein einziger Blick in seine makellos hellen Gesichtszüge genügte Alexander, um zu erkennen, dass dieser Junge immer loyal zu ihm sein würde, ja, ihn einmal mit aller Kraft lieben würde. Und Alexander wusste, dass er schon deshalb nicht anders konnte als ihn widerzulieben. Kleitos dagegen war robust, schon damals ein Athlet Seine Muskulatur begann sich auszuprägen, und seine tiefliegenden, dunklen Augen leuchteten von innerem Widerstand. Oh, Kleitos mochte Alexander, aber er unterwarf sich nicht gerne, wi-dersprach, korrigierte, und zeigte stets nur das Mindestmaß an Respekt für den Thronfolger und spöttische Verachtung für den fügsamen Hephaistion. Alexander hätte Kleitos fortschicken oder maßregeln lassen können, aber er freute sich darauf, Kleitos eines Tages zu zähmen, ihn zu besiegen und sich von ihm lieben zu lassen, und so nutzten diese beiden die letzten Jahre der Kindheit mit unschuldigem Kräftemessen, hinter dem sich bereits eine schwer kontrollierbare Leidenschaft verbarg. Philipp sah nur, dass sein Sohn sich mit Kleitos im Schwertkampf übte und im Reiten maß, und dass Hephaistion der treueste Vertraute war, den ein künftiger König sich wünschen konnte; daher nickte er diesem in unsichtbarer, verworrener Hassliebe verbundenen Trio arglos und beifällig zu, wann immer er ihm begegnete. Dieser Esel, denkt Alexander und hustet vor Belustigung und Aufregung. Konnte Philipp diese nur schlecht verborgenen Be-ziehungen der heranwachsenden Knaben nicht durchschauen?“

 


Eric Walz (Königstein im Taunus, 29 maart 1966)
Jared Leto als Hephaistion en Colin Farrell als Alexander in de film “Alexander” uit 2004

 

De Duitse schrijver Georg Klein werd geboren op 29 maart 1953 in Augsburg. Zie ook alle tags voor Georg Klein op dit blog.

Uit: Miakro

“Es war ein fremder Wind. Die fünfte Nacht in Folge holte ihn dieses Wehen, als strichen ihm kühle Fingerspitzen über Wangen, Stirn und Lider, aus traumlos blindem Schlummer in die Finsternis seiner Koje. Nettler richtete sich auf. Seine Linke stach durch die weichen Stränge seines Schlafnetzes, die Rechte stemmte sich an die hornig festen Deckenrippen. Er fühlte sich mehr als bloß wach. Denn mit einer Gewalt, die ihm jenseits der letzten Nächte unbekannt gewesen war, hatte seine Vorstellung erneut damit begonnen, über Geschautes, über in vielen Jahren Glasarbeit Gesehenes, hinwegzujagen. Alles, was unter seinen Händen, mehr oder minder tief, mehr oder minder günstig übereinandergeschichtet, durch das weiche Glas geglitten war, schien nun in diesem Strom enthalten. Nichts hatte an Glanz, Transparenz oder Schärfe eingebüßt. Aber unabhängig davon, wie prächtig in den zurückliegenden Nächten eine Fülle bekannter Bilder aufgeflammt war, wie leuchtend sich nun erneut Bild über Bild schob, der frische Binnenwind, der Nettler hierbei ins Gesicht blies, duldete kein Verharren, das zur Besinnung eingeladen hätte, sondern nötigte das Auferstandene zur Eile. Und während es gleichmäßig schnell, ohne trödeliges Langsamerwerden, ohne Stocken und ruckartiges Beschleunigen heranrückte, dahinfloss und verschwand, erwarb es sich, befreit von den eigenwüchsigen Widrigkeiten des weichen Glases, eine neue Vertrautheit. Erst derart flugs und stetig geworden, schien Nettler das Erkannte wirklich alt und vollends gewesen. Gleichzeitig spürte er, dass draußen vor seiner Ruhenische, unter der hohen, nächtlich dunklen Kuppel des Mittleren Büros, dessen Leiter er war, Unbekanntes bevorstand. Etwas Ungesehenes wollte Gestalt annehmen. Und die von rechts nach links flottierende Buntheit, der wärmeraubende Luftstrom auf seinem Gesicht und das lauernde Grau des Kommenden schwangen in ihm zu einem unsinnig lustigen Dreiklang zusammen. Als Nettler den Kopf aus seiner Koje in die laue Luft des Büros hinausschob, war dort draußen, in dessen weitem Rund, über den vielen in den allnächtlichen Ruhemodus gefallenen Tischen, nicht die geringste Luftbewegung zu spüren. Auch die Erscheinungen erloschen im Nu, allein seine Anspannung dauerte fort und suchte nach irgendeinem Hinweis. Wie immer gegen Winterende war das Band der Wandbeleuchtung schmal geworden und weit nach unten gesunken. Die magere blaue Linie verlief gerade mal handhoch über dem Boden und verdickte sich nur noch an wenigen Stellen zu pulsierenden, vor- und zurückzuckenden Knoten. Das Licht, das sie abstrahlten, reichte hin, einen bescheidenen Streifen bleiche Wand zu erhellen, war aber nicht mehr stark genug, um eines der Arbeitsrechtecke einen Schatten werfen zu lassen.“

 


Georg Klein (Augsburg, 29 maart 1953)

 

De Duits-Franse dichter en schrijver Yvan Goll (eig. Isaac Lang) werd geboren in Saint-Dié-des-Vosges op 29 maart 1891. Zie ook alle tags voor Yvan Goll op dit blog.

 

Death-chemistry

In the alembic of the dream
You turn yellow red yellow
Fever blossom
And belladonna of anxiety
On the slopes of darkness

Blood’s night-chemistry
Reeling puss-cup
Dewy with tears
That drain her worn-out sleep

Breathe slowly you sick ones
At the wounded wall
Birds from ashes settle themselves on your hands
On your fragile fingers
The last day crumbles

Hours
Stern queens of an afternoon
Anointed with gold
How you laugh at me
Shame me with palms
Your son

What sorrow if I don’t drag you from your wagon
down into my nettles
Your eyes your wheels
Rattle me in dark dust
Hours
Worn-out wanderers near evening

 

Your body was a tree

Your body was a tree
Giant father earth
Your visage of bearded moss
Father of animals, father of winds
And your eyes with the heraldic power of fruits
That people shake in human autumn

Your grave was built by birds
Giant father of heaven
I made a nest in the ivy stock
A soft nest of field mist and dream grass
Small father of the laughter of larks

From your soul grew
The cradle of a poem

 

Vertaald door Donald Wellman

 


Yvan Goll (29 maart 1891 – 27 februari 1950)
Cover

 

De Welshe dichter Ronald Stuart Thomas werd geboren op 29 maart 1913 in Cardiff. Zie ook alle tags voor R. S. Thomas op dit blog.

 

The Absence

It is this great absence
that is like a presence, that compels
me to address it without hope
of a reply. It is a room I enter

from which someone has just
gone, the vestibule for the arrival
of one who has not yet come.
I modernise the anachronism

of my language, but he is no more here
than before. Genes and molecules
have no more power to call
him up than the incense of the Hebrews

at their altars. My equations fail
as my words do. What resources have I
other than the emptiness without him of my whole
being, a vacuum he may not abhor?

 

A Marriage

We met
under a shower
of bird-notes.
Fifty years passed,
love’s moment
in a world in
servitude to time.
She was young;
I kissed with my eyes
closed and opened
them on her wrinkles.
`Come,’ said death,
choosing her as his
partner for
the last dance, And she,
who in life
had done everything
with a bird’s grace,
opened her bill now
for the shedding
of one sigh no
heavier than a feather.

 

 
R. S. Thomas (29 maart 1913 – 25 september 2000)
Cover biografie

 

De Canadese dichter, schrijver en vertaler Jacques Brault werd geboren op 29 maart 1933 in Montreal. Zie ook alle tags voor Jacques Brault op dit blog.

 

Suite fraternelle (Fragment)

Nous
    les bâtards sans nom
    les déracinés d’aucune terre
    les boutonneux sans âge
    les demi-révoltés confortables
    les clochards nantis
    les tapettes de la grande tuerie
    les entretenus de la Saint-Jean-Baptiste

Gilles mon frère cadet par la mort ô Gilles dont le sang épouse
    la poussière

Suaires et sueurs nous sommes délavés de grésil et de peur
La petitesse nous habille de gourmandises flottantes

Nous
    les croisés criards du Nord
nous qui râlons de fièvre blanche sous la tente de la Transfiguration
nos amours ombreuses ne font jamais que des orphelins
nous sommes dans nos corps comme dans un hôtel
nous murmurons une laurentie pleine de cormorans châtrés
nous léchons les silences d’une papille rêche
et les bottes du remords

Nous
les seuls nègres aux belles certitudes blanches
     ô caravelles et grands appareillages des enfants-messies
nous les sauvages cravatés
nous attendons trois siècles pêle-mêle
                       la revanche de l’histoire
                       la fée de l’occident
                       la fonte des glaciers

Je n’oublie pas Gilles et j’ai encore dans mes mots la cassure
    par où tu coulas un jour de fleurs et de ferraille

 

 
Jacques Brault (Montreal, 29 maart 1933)
Cover

 

De Engelse schrijver en schilder Maurice Denton Welch werd geboren op 29 maart 1915 in Sjanghai. Zie ook alle tags voor Denton Welch op dit blog.

Uit: Good Night, Beloved Comrade: The Letters of Denton Welch to Eric Oliver

“Monday Jan 10th 1944
My dear Eric,
Thank you so much for nice letter. Yes, do come over, either on Sunday 23rd or this coming Sunday, whichever suits you best. I shall so look forward to seeing you. I thought my last letter rather preposterous and almost decided not to send it, then I thought as an antidote to the Christmas one which (although you may not remember) you told me at the time was chilly, indefinite, and altogether vague and unsatisfactory; I don’t seem to be able to strike the happy medium, do I! For heaven’s sake, if you haven’t already torn the last letter up, bring it with you when you come over. I will keep it here, if you want it preserved. I hate to think of your inquisi-tive landlady going thro’ your pockets and cackling at my extravagances! and I won’t have it, so please remember what I say!7 I have been thoroughly enjoying the book you lent me. I read it all in one day or two. Very sound I think, but not much solution offered for general difficult problems. I shall be going up to London soon to see another doctor about myself, but I think that very little can really be done about these high temperature attacks. I must simply lead a very quiet life, then they are less frequent.’ Come to lunch about t o’clock if you can, otherwise I’ll expect you in the early afternoon.
Love D.

Sunday, January t6th, 1944
My dear Eric,
Thank you so much for sending the book, for your letters, and for doing what I asked you so punctually. I will keep them here for you, if you should ever want to lay your hands on them again. I have found an excellent place for them. I wonder if you had a nice time with your mother this weekend; or whether it was hell; or whether it all fell thro’ at the last moment as it did the last time. 9 I have just been here quietly writing a new book.10 Yester-day Rosemary appeared with her mother. She was rather self-conscious and hardly dared mention your name. This amused me. I think she thought I’d be thoroughly annoyed and put out.” Do you still work at Mereworth or have you moved on somewhere else?12 I was over there the other evening. I bicycled, and went and walked about the churchyard in the moonlight. It is lonely there except for all those wretched bombers circling overhead and those peculiar lights which flash from the hillside.13 I have your book here for you when you come over. Come as early as you can won’t you, then there’s no rush. Marvellous about not going into the pub this year! You really seem able to do what you say you’ll do, when you make up your mind. Next Sunday it will be exactly a month since we’ve met, as you ar-ranged! Looking forward to seeing you. To lunch 1 o’clock if you can manage it.
Much love D.”

 


Denton Welch (29 maart 1915 – 30 december 1948)
Harvest door Denton Welch, ca. 1940

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e maart ook mijn blog van 29 maart 2015 deel 2.

Georg Trakl, Paul Auster, Jan Willem Holsbergen, Richard Yates, Henning Mankell, Katja Petrovskaya, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz, Else Kemps

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog.

 

Im roten Laubwerk voll Guitarren…

Im roten Laubwerk voll Guitarren
Der Mädchen gelbe Haare wehen
Am Zaun, wo Sonnenblumen stehen.
Durch Wolken fährt ein goldner Karren.

In brauner Schatten Ruh verstummen
Die Alten, die sich blöd umschlingen.
Die Waisen süß zur Vesper singen.
In gelben Dünsten Fliegen summen.

Am Bache waschen noch die Frauen.
Die aufgehängten Linnen wallen.
Die Kleine, die mir lang gefallen,
Kommt wieder durch das Abendgrauen.

Vom lauen Himmel Spatzen stürzen
In grüne Löcher voll Verwesung.
Dem Hungrigen täuscht vor Genesung
Ein Duft von Brot und herben Würzen

 

Musik im Mirabell

Ein Brunnen singt. Die Wolken stehn
Im klaren Blau, die weißen, zarten.
Bedächtig stille Menschen gehn
Am Abend durch den alten Garten.

Der Ahnen Marmor ist ergraut.
Ein Vogelzug streift in die Weiten.
Ein Faun mit toten Augen schaut
Nach Schatten, die ins Dunkel gleiten.

Das Laub fällt rot vom alten Baum
Und kreist herein durchs offne Fenster.
Ein Feuerschein glüht auf im Raum
Und malet trübe Angstgespenster.

Ein weißer Fremdling tritt ins Haus.
Ein Hund stürzt durch verfallene Gänge.
Die Magd löscht eine Lampe aus,
Das Ohr hört nachts Sonatenklänge.

 

Transformatie van het kwaad (Fragment)

Wat dwingt je stil te staan op de vermolmde trap, in het huis van je vaders? Loden zwartheid. Wat til je met zilveren hand naar je ogen; en sla je je oogleden neer als dronken van papaver? Maar door de muur van steen zie je de sterrenhemel, de mellcweg, Saturnus; rood. Razend tegen de muur van steen klopt de kale boom. Jij op vermolmde treden: boom, ster, steen! Jij, een blauw dier dat zacht beeft; jij, de bleke priester die het slacht op het zwarte altaar. 0 je glimlach in het donker, treurig en kwaad, zodat een kind in zijn slaap verbleekt. Een rode vlam ontsprong aan je hand en een nachtvlinder verbrandde erin. 0 de fluit van het licht; o de fluit van de dood. Wat dwong je stil te staan op de vermolmde trap, in het huis van je vaders? Beneden aan de poort klopt een engel met een vinger van kristal. 0 de hel van de slaap; donkere steeg, bruin tuintje. Zachtjes klinkt in de blauwe avond de gestalte van de doden. Groene bloemetjes fladderen om hen heen en hun gezicht heeft hen verlaten. Of het buigt zich verbleekt over het koude voorhoofd van de moordenaar in het donker van het voorhuis; aanbidding, purperen vlam van de wellust; wegstervend stortte de slaper over zwarte treden het donker in. Iemand verliet je op het kruispunt en jij kijkt lang terug. Zilveren stap in de schaduw van vergroeide appelboompjes. Purper schittert de vrucht in het zwarte takwerk en in het gras vervelt de slang. 0! het duister; het zweet, dat op het ijzige voorhoofd verschijnt en de treurige dromen in de wijn, in de dorpsherberg onder zwartgerookte balken. Jij, nog wildernis, die rozige eilanden tovert uit de bruine tabakswolken en uit je binnenste de wilde schreeuw van een griffioen haalt, wanneer die om zwarte klippen jaagt in zee, storm en ijs. Jij, een groen metaal en van binnen een vurig gezicht dat wil weggaan en zingen over de beenderheuvel van sombere tijden en de vlammende val van de engel. 0! vertwijfeling, die met stomme schreeuw op de knieën valt.

Een dode bezoekt je. Uit het hart stroomt het zelfvergoten bloed en in zwarte wenkbrauw nestelt een onuitsprekelijk ogenblik; donkere ontmoeting. Jij — een purperen maan, wanneer die in de groene schaduw van de olijfboom verschijnt. Dan volgt onvergankelijke nacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Paul Auster werd geboren op 3 februari 1947 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor Paul Auster op dit blog.

Uit: City of Glass

“It was a wrong number that started it, the telephone ringing three times in the dead of night, and the voice on the other end asking for someone he was not. Much later, when he was able to think about the things that happened to him, he would conclude that nothing was real except chance. But that was much later. In the beginning, there was simply the event and its consequences. Whether it might have turned out differently, or whether it was all predetermined with the first word that came from the stranger’s mouth, is not the question. The question is the story itself, and whether or not it means something is not for the story to tell.
As for Quinn, there is little that need detain us. Who he was, where he came from, and what he did are of no great importance. We know, for example, that he was thirty-five years old. We know that he had once been married, had once been a father, and that both his wife and son were now dead. We also know that he wrote books. To be precise, we know that he wrote mystery novels. These works were written under the name of William Wilson, and he produced them at the rate of about one a year, which brought in enough money for him to live modestly in a small New York apartment. Because he spent no more than five or six months on a novel, for the rest of the year he was free to do as he wished. He read many books, he looked at paintings, he went to the movies. In the summer he watched baseball on television; in the winter he went to the opera. More than anything else, however, what he liked to do was walk. Nearly every day, rain or shine, hot or cold, he would leave his apartment to walk through the city—never really going anywhere, but simply going wherever his legs happened to take him.
New York was an inexhaustible space, a labyrinth of endless steps, and no matter how far he walked, no matter how well he came to know its neighborhoods and streets, it always left him with the feeling of being lost. Lost, not only in the city, but within himself as well.
Each time he took a walk, he felt as though he were leaving himself behind, and by giving himself up to the movement of the streets, by reducing himself to a seeing eye, he was able to escape the obligation to think, and this, more than anything else, brought him a measure of peace, a salutary emptiness within. The world was outside of him, around him, before him, and the speed with which it kept changing made it impossible for him to dwell on any one thing for very long.”

 

 
Paul Auster (Newark, 3 februari 1947)

 

De Nederlandse schrijver Jan Willem Holsbergen werd geboren in Rotterdam op 3 februari 1915. Zie ook alle tags voor Jan Willem Holsbergen op dit blog.

Uit: Bij de Huzaren

Paarden? Siekreten. Je heb mensen, die er sentimenteel over doen. Prachtige, edele dieren zeggen ze dan. D’r zijn natuurlijk wel mooie onder. Aan de manier waarop ze hun po, hun benen neerzetten en hun hals rekken zien de lui die d’r verstand van hebben of er wat in zit of niet. Ras bijvoorbeeld. Mooie krengen zeg ik, al kon ik er vroeger best mee opschieten.
En ik weet er van mee te praten, ik heb vroeger bij de huzaren gediend. Onder ritmeester Strooman, een fijne kerel. Ik heb nog meegemaakt, dat hij grootmajoor werd. In het rijden had ik wel aardigheid. Later nooit meer gedaan. Gek hè, daar kom je dan nooit toe.
Eerst denk je en dat ik ook, d’r is niks aan. Je gaat er op zitten en dat paard loopt wel. U hebt misschien als kind ook wel eens op een paard gezeten. Dat kan toch iedereen. Dat hebben ze ons daar even gauw afgeleerd. Dat was aantreden in de manege. Paard zonder zadel en dan risee en draven en maar zorgen, dat je d’r op bleef zitten. Later met een deken en weer later een engels zadel met stijgbeugels, dan een echt zadel en weer later met sporen. Daarmee prik je zogezegd dat beest in zijn flanken. Je moet ze wel gebruiken, want je brengt ‘m d’r alles mee aan zijn verstand, zeker, wanneer je in kolonne rijdt.
Pikee riep je leermeester en dan had je maar model te zitten. Tenleste kreeg je er wel lol in. Zelfs in het stalwerk. Je maakte wat mee. Als zo’n kreng er geen zin in had en je zadelde ‘m, dan liet ie zijn buik zakken. Dan kon je halen wat je wou. Maar als je erop zat, draaide het zadel mooi rond en dan kon je opnieuw beginnen. Daar hadden we een kunstje op, hoewel het verboden was. Je gaf ‘m een knietje, dan trok die zijn buik in en jij trok meteen die buikriem aan. Weet u, zo met je knie in z’n pens. Even een weet, dat leer je van mekaar. Zo moet je altijd kletsen of vloeken als je met ‘m bezig ben. Hij moet horen, dat je er ben. Anders schrikt-ie. Altijd dicht langs de benen en altijd van kop naar kont. Vanwege het trappen. Als je tegen z’n achterbenen aan gedrukt staat, kan die je alleen maar wegdouwen en da’s nooit zo gevaarlijk als trappen. Dan versplintert je eigen poot. En maar kletsen, vleien of schelden, dat doet er niet toe.
Ja, van die grootmajoor, die ritmeester eerst, speet het me wel, zoals die man behandeld is geworden. Hij mocht me wel. Toen-ie hoorde dat ik kapper was ben ik al snel zijn oppasser geworden. Elke morgen om half negen schoor ik ‘m en om de veertien dagen knippen. Engels model, op zij gedekt, niet zo kort en een brede scheiding. Zo dragen ze ’t niet veel meer, maar ’t is toch een goed model. Ik moest daar in huis komen wonen, in een villa, niet ver van de kazerne, waar het weiland in bos overgaat. Ik hoefde geen stalwerk meer te doen.”

 


Jan Willem Holsbergen (3 februari 1915 – 20 mei 1995)
Ansichtkaart van Rotterdam met de Kaasmarkt en de RTM Tram, 1915

 

De Amerikaanse schrijver Richard Yates werd geboren op 3 februari 1926 in Yonkers, New York. Zie ook alle tags voor Richard Yates op dit blog.

Uit: Young Hearts Crying

“By the time he was twenty-three, Michael Davenport had learned to trust his own skepticism. He didn’t have much patience with myths or legends of any kind, even those that took the form of general assumptions; what he wanted, always, was to get down to the real story.He had come of age as a waist-gunner on a B-17, toward the end of the war in Europe, and one of the things he’d liked least about the Army Air Force was its public-relations program. Everybody thought the Air Force was the luckiest, happiest branch of the service–better fed and quartered and paid than any other, given more personal freedom, given good clothes to be worn in a “casual” style. Everybody understood, too, that the Air Force couldn’t be bothered with the petty side of military discipline: Flying and daring and high comradeship were esteemed over any blind respect for rank; officers and enlisted men could pal around together, if they felt like it, and even the regulation Army salute became a curled-up, thrown-away little mockery of itself in their hands. Soldiers of the ground forces were said to refer to them, enviously, as fly-boys.And all that stuff was probably harmless enough; it wasn’t worth getting into any arguments about; but Michael Davenport would always know that his own Air Force years had been humbling and tedious and bleak, that his times in combat had come close to scaring the life out of him, and that he’d been enormously glad to get out of the whole lousy business when it was over.Still, he did bring home a few good memories. One was that he had lasted through the semifinals as a middieweight in the boxing tournament at Blanchard Field, Texas–not many other lawyers’ sons from Morristown, New Jersey, could claim a thing like that. Another, which came to take on philosophical proportions the more he thought about it, was a remark made one sweltering afternoon by some nameless Blanchard Field gunnery instructor in the course of an otherwise boring lecture.”Try to remember this, men.The mark of a professional in any line of work–I mean any line of work–is that he can make difficult things look easy.”And even then, brought awake among the sleepy trainees by that piercing idea, Michael had known for some time what line of work it was that he wanted eventually to make his mark in as a professional: he wanted to write poems and plays.As soon as the Army set him free he went to Harvard, mostly because that was where his father had urged him to apply, and at first he was determined not to be taken in by any of the myths or legends of Harvard, either: he didn’t even care to acknowledge, let alone to admire, the physical beauty of the place. It was “school,” a school like any other, and as grimly eager as any other to collect its share of his GI Bill of Rights money.

 


Richard Yates (3 februari 1926 – 7 november 1992)

 

De Zweedse schrijver Henning Mankell werd geboren in Stockholm op 3 februari 1948. Hij woont afwisselend in Mozambique en in zijn vaderland Zweden. Zie ook alle tags voor Henning Mankell op dit blog.

Uit: A Bridge to the Stars

“The dog.
That was what started it all.
If he hadn’t seen that solitary dog, nothing might have happened. Nothing of what later became so important that it changed everything. Nothing of what was so exciting at first, but became so horrible.
It all started with the dog. The solitary dog he’d seen that night last winter when he’d suddenly woken up, got out of bed, tiptoed out to the window seat in the hall and sat down.
He had no idea why he’d woken up in the middle of the night.
Maybe he’d had a dream?
A nightmare that he couldn’t recall when he woke up. Or maybe his dad had been snoring in the bedroom next to his own? His dad didn’t often snore, but sometimes there might be an occasional one, a bit like a roar, and then it would be all quiet again.
Like a lion roaring in the winter’s night.
But it was when he was sitting by the window in the hall that he saw the solitary dog.
The window had been covered in ice crystals, and he’d breathed onto the glass so that he could see out. The thermometer showed nearly thirty degrees below zero. And it was then, as he sat looking out of the window, that he’d caught sight of the dog. It ran out into the road, all on its own.
It stopped underneath the streetlamp, looked and sniffed in all directions, and set off running again. Then it vanished.
It was a familiar kind of dog, common in northern Sweden. A Norwegian elkhound. He’d managed to see that much. But why was it running around just there, all alone in the wintry night and the cold? Where was it heading? And why? And why did it look and sniff in all directions?
He’d had the impression that the dog was frightened of something.
He’d started to feel cold, but he stayed in the window, waiting for the dog to come back. But nothing happened. “

 

 
Henning Mankell (3 februari 1948 – 5 oktober 2015)

 

De Oekraïens-Duitse schrijfster, literatuurwetenschapster en journaliste Katja Petrovskaya werd geboren op 3 februari 1970 in Kiev. Zie ook alle tags voor Katja Petrovskaya op dit blog.

Uit: Vielleicht Esther

„Die Landschaft jedoch, die Namen der Orte und ein Gestüt für Araberpferde, das seit Anfang des neunzehnten Jahrhunderts existiert, gegründet nach dem Napoleonischen Krieg und in Fachkreisen die erste Adresse, das alles sei noch da, erzählten sie mir, das hätten sie alles gegoogelt. Ein Pferd könne dort gut eine Million Dollar kosten, Mick Jagger habe bei einer Auktion schon Pferde aus diesem Gestüt angeschaut, sein Drummer habe drei gekauft,und nun würden sie dorthin fahren, fünf Kilometer von der weißrussischen Grenze entfernt, Google sei Dank. Sogar einen Pferdefriedhof gebe es dort, nein,der jüdische Friedhof sei nicht erhalten geblieben, auch das stehe im Internet. I’m a Jew from Teheran, sagte der alte Mann, als wir noch am Bahnsteig standen, Samuel ist mein neuer Name. Ich bin aus Teheran nach New York gekommen, sagte Sam, er könne Aramäisch, habe vieles studiert und sei immer mit seiner Geige unterwegs. In den USA hätte er eigentlich Nuklearphysik studieren sollen, habe sich jedoch beim Konservatorium angemeldet, sei bei der Aufnahmeprüfung durchgefallen, und so sei er Banker geworden, und auch das sei er nicht mehr. Noch nach fünfzig Jahren, sagte seine Frau, als wir schon im Zug saßen und der metallene Regenbogen Bombardier Willkommen in Berlin nicht mehr auf unsere Köpfe drückte, da sagte seine Frau, egal ober Brahms, Vivaldi oder Bach spielt, alles klingt iranisch. Und er sagte, es sei Schicksal, dass sie mich getroffen hätten, ich sähe aus wie die iranischen Frauen seiner Kindheit, er hatte iranische Mütter sagen wollen, vielleicht wollte er sogar wie meine Mutter sagen, hielt sich aber zurück, und er fügte hinzu, es sei auch eine Schicksalsfügung, dass ich mich in der Familienforschung besser auskenne als sie und dass ich mit dem gleichen Ziel und dem gleichen Zug nach Polen fahre – falls man den Drang, nach Verschwundenem zu suchen, überhaupt als Ziel definieren dürfe, erwiderte ich.“ 

 

 
Katja Petrovskaya (Kiev, 3 februari 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Gertrude Stein werd geboren op 3 februari 1874 in Allegheny (Pennsylvania). Zie ook alle tags voor Gertrude Stein op dit blog.

 

Daughter

Why is the world at peace.
This may astonish you a little but when you realise how
easily Mrs. Charles Bianco sells the work of American
painters to American millionaires you will recognize that
authorities are constrained to be relieved. Let me tell you a
story. A painter loved a woman. A musician did not sing.
A South African loved books. An American was a woman
and needed help. Are Americans the same as incubators.
But this is the rest of the story. He became an authority.

 

America

Once in English they said America. Was it English to them.
Once they said Belgian.
We like a fog.
Do you for weather.
Are we brave.
Are we true.
Have we the national colour.
Can we stand ditches.
Can we mean well.
Do we talk together.
Have we red cross.
A great many people speak of feet.
And socks.

Cézanne

The Irish lady can say, that to-day is every day. Caesar can say that
every day is to-day and they say that every day is as they say.
In this way we have a place to stay and he was not met because
he was settled to stay. When I said settled I meant settled to stay.
When I said settled to stay I meant settled to stay Saturday. In this
way a mouth is a mouth. In this way if in as a mouth if in as a
mouth where, if in as a mouth where and there. Believe they have
water too. Believe they have that water too and blue when you see
blue, is all blue precious too, is all that that is precious too is all
that and they meant to absolve you. In this way Cézanne nearly did
nearly in this way. Cézanne nearly did nearly did and nearly did.
And was I surprised. Was I very surprised. Was I surprised. I was
surprised and in that patient, are you patient when you find bees.
Bees in a garden make a specialty of honey and so does honey. Honey
and prayer. Honey and there. There where the grass can grow nearly
four times yearly.

 

 
Gertrude Stein (3 februari 1874 – 27 juli 1946)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ferdinand Schmatz werd geboren op 3 februari 1953 in Korneuburg. Zie ook alle tags voor Ferdinand Schmatz op dit blog.

 

ja und neun

er führt, wenn lust ihn – trieb

ziert sich, wicht hin oder her,
keines falls vor macht –

zwar nichts, vielmehr gibt er an,
das ja, wohl, zu hören: nicht nein,

wenn er, in gier, aufs neue
verbötlich drängt – hin, eins mit sich,

die scheu, einst ihr mal, wich aus –
und er, erweicht, versteht es,

sich auf neun und noch mehr zehn, zu stützen
– um zu hören: ja, komm rein, zu zweien

sein facht sie an, macht er sich’s fein, gar raus?

 

psalm 150
(wie alles heeft, prijst graag)

1 ja, het schalt, zingt in den hogen het geprezene, vult de tent met blauw,
maar zingt het in slaap, als het maar het grote beklemtoont, als het in den
hogen wijst, wijdte die nooit nadert en juist die volledig is.

2 zingt in den hogen, wat zich in lofprijzing verzamelt, is altijd slechts
één, iedere daad heerlijk, draagt (op) en steekt (niet) omhoog, wat
het verschil uitmaakt: de schepping, de macht (binnen hem).

3 zingt in den hogen, de mond niet alleen, alles wat dient, blik,
letter, papier, snaar – bazuint, schrijft, citeert, klinkt
voort, het.

4 zingt in den hogen, op trommel of mond, alles draait om
zijn zij in het rond, fluit en slag.

5 zingt in den hogen, ook het donkerste staal, wordt licht, klinkt
goed (bombamdebimbam).

6 zingt in den hogen, alles wat ademt, lang en houdt aan (hem),
schalt, maar zingt het in slaap!

 

Vertaald door Geert van Istendael

 


Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres Else Kemps werd geboren in Malden in 1995. Zie ook alle tags voor Else Kemps op dit blog.

 

Playbackshow

I: voorprogramma

Freeks verkering met Nirvana
revalideerde na het ongeluk niet,
zijn verhalen waren onbeschadigd.

we hingen op de grond van de zaal
als serpentineslierten, bekeken
haar optreden met de dansmariekes.

tijdens de excursie naar het planetarium
hadden ze gekust achter Saturnus, zei hij.
ze smaakte naar schoolvijverwater.

we bespraken hoe haar vader haar ballettrofeeën
in het gootsteenkastje bewaarde,
bij elk familiediner
zijn gig in de dorpskroeg oplepelde.

vanwaar de songtekst van ‘Chasing Cars’
in zijn MSN-naam, vroeg ik.

vanaf het podium klonk afmarsmuziek.

 

 
Else Kemps (Malden, 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Geert van Istendael, Wim Brands, Eric Walz, Georg Klein, Ernst Jünger, Yvan Goll, R. S. Thomas, Jacques Brault, Denton Welch

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Brievenweger

Jij kunt niets anders dan geheimen wegen,
één per keer, verzegeld in papier.
De benen open, even. Overwegen.
De prijs bepalen. Dun, metalig dier,
wie meet exacter, wie heeft meer verzwegen?

Jij weet van niets. Jij bent getal van alles.
Een kleine sprong en het gewicht kan gaan.
Jij wacht, onaangedaan, op nieuw bericht.

 

Rachida

De was is stijf bevrozen.
’t Is zeker weer min tien.
‘k Moet zien da’k er geen stukken afbreek.
Da’s hier zijn schoonste hemd.
Ik was er nog zo fier op
toen ik het gekocht heb in de solden.
Min zeventig procent, ’t is gene prijs,
dan kan ‘ne mens
zich een folieke permitteren.
Amai, het is hier koud,
koud in dat windgat hier.

Die handdoeken,
dat zijn juist plankskes.
Maar droog, dat wel,
de zon staat er vlak op.
in de zomer
hangt uwe was nog niet goed op of
ge kunt de lakens er al af pakken.
Ze zijn dan nog niet helegans droog,
maar ‘k heb dat feitelijk liever,
zo’n beetje vochtig,
dat strijkt veel beter.
Vooruit, Rachida,
een beetje rapper, maske,
ge krijgt hier anders nog
een dubbel fleurus seffens.

 

Wie schrijft vergeet

Dit zal ik van de steden ’s zomers leren.
Op lanen stoeten auto’s in de zon
en, met dik potlood ver geschetst,
flanerend, opgetogen, meisjes, heren.

Wat willen steden ’s zomers aan mij kwijt?
Van zenuwknoop tot zenuwknoop verdwalen
en telkens het verschil: lijdzame straten,
terrassen, schelle pleinen, vuiligheid.

Maar tussen wat daar is en mij staat glas. Ik weet
dat wat ik zie, ruik, hoor, hermetisch is.
Een stad blijft onvoltooid. Op dit papier
staat orde, dus bedrog. Wie schrijft vergeet.

 

 
Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

Lees verder “Geert van Istendael, Wim Brands, Eric Walz, Georg Klein, Ernst Jünger, Yvan Goll, R. S. Thomas, Jacques Brault, Denton Welch”

Geert van Istendael, Wim Brands, Eric Walz, Georg Klein, Ernst Jünger, Yvan Goll, R. S. Thomas, Jacques Brault, Denton Welch

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Klokje boven de keukendeur

Je halswervels draaien, een fractie van een seconde
zoeken, je ogen vinden de wijzerplaat,
rond en wit, blauw de cijfers, de rand. Het is toch een wonder,
dat email, geërfd, afgesopt, al negentig jaar,
en heel die tijd heeft geen enkele kras het geschonden.

Hoeveel keer per dag kijk ik op, keek een voormoeder op
naar de zwarte wijzers daarboven? Aardappels koken,
gebraad in de oven. Wij hebben exactheid geroken.

 

Dit is het sprookje van de beuk

Dit is het sprookje van de beuk,
de kathedralenbouwer, de vertrouwde,
dit is het sprookje van een oeroud woud,
van kolenbranders, stropers
en jachtstoeten en hoorns.
Koopman van stères en aristocraat,
zij beiden schiepen schoonheid,
zij richtten zuilen op die wolken torsen,
wijnrood de toppen, schouders onder lucht,
zij dwongen zonnestralen
in schuine, fonkelende banen naar
de zure grond,
Verlichting,
rationaliteit uit een ver Oostenrijk
aan bijziend Brabant klaarziend opgedrongen.
Beuk, collectieve reus,
vermenigvuldiging van verticalen,
beuk, heer van Zoniën,
tweehonderd jaar nu al,
grijs, ongeschubd, sacraal,
vervallen edelman,
aftandse kardinaal,
één storm,
het halve bos ligt kaal.

 

Rode bloempot

Wat eerst was. Klei, brein, water. Wiel, hand, brand.
Wat, steeds herhaald, gestapeld wacht in hokken.
Een conisch lijf, rond bodemgat, de rand.
Wat steeds verschilt. Mosgroen, kalkwit, de korsten,
geëtst door anonieme meesterhand.

Hij draagt de schunnigste, de reinste planten,
hij wordt met eigen grondstof volgestort,
hij is wat duldt. Wat breekt maar nooit verdort.

 

 
Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

Lees verder “Geert van Istendael, Wim Brands, Eric Walz, Georg Klein, Ernst Jünger, Yvan Goll, R. S. Thomas, Jacques Brault, Denton Welch”

Geert van Istendael, Wim Brands, Eric Walz, Georg Klein, Ernst Jünger, Yvan Goll

De Vlaamse schrijver, dichter en essayist Geert van Istendael werd geboren in Ukkel op 29 maart 1947. Zie ook alle tags voor Geert van Istendael op dit blog.

 

Groot boerderijdak

Het dak ligt op zijn buik. Nee, haar buik, dak
is moederlijk. Dak mompelt ‘ons’ tot kepers
en vee en kind. Damast of voddenbak,
dak houdt ze droog. Een dak torst zon en regen,
blij en venijn verleent het onderdak.

Gebinte vouwt de vingers tot gebeden.
Als eik zo hard is de arbeid van de boer.
Hij dekt zijn dak. Zijn moeder. Dikke hoer.

 

Mand

Van knot gekapt op griend. Geschild. Gekloven.
Gespreid. Geweekt. Door dauw en mist gekust.
Wis laat zich willig buigen, wacht met drogen
tot hij, gevlochten om een leegte, rust
en beidt wat komt. Pak koffie. Uien. Boter.

Kijk toch hoe onze taal dit ding bemint:
korf, mars, ben, paander, gondel, kaar, karbies.
Mand draagt meer namen dan een koningskind.

 

De man die naast het frietkot woont

Ik heb het al wel duizend keer gezegd,
tegen de Geoffrey van het frietkot.
Uw afsluiting, da’s niet genoeg,
een plaat beton, dat moet daartegen
of avanceerstenen, ’t is eendert, als ’t maar toe is.
Maar peinst gij dat die luistert?
Hij hoort u nog allengs niet.
Altijd die écouteurs op zijne kop.

Pas op, ’t is nu nog redelijk proper rond zijn kot.
Ge zoudt ‘ne keer de vrijdag moeten komen,
als de jong’ gasten met hun brommers uitgaan,
dan ligt hier ’t een pak friet neffest ’t ander.
Ik ben al zeker drie keer uitgeschoven,
ja, op de mayonaise, op wat anders?
De vierde keer was ’t op een curryworst,
da’s nog te smerig voor een rat mee dood te doen.
En weet ge wat de Geoffrey doet als hem dat ziet?
Die lacht ‘ne keer gelijk als ‘nen onnozele.
Zie, als ’k ik niet zo ‘ne stille mens was,
ik peins da ’k ik zijn tanden uit zijn frank bakkes had geslagen,
dat hem een nieuw salle à manger kost installeren.
Ik wil maar zeggen . . . 
Kom nee, ik zeg niks meer.

 

 
Geert van Istendael (Ukkel, 29 maart 1947)

Lees verder “Geert van Istendael, Wim Brands, Eric Walz, Georg Klein, Ernst Jünger, Yvan Goll”